Verg. Discografieën

BRUCH: VIOOLCONCERT NR. 1

BRUCH: VIOOLCONCERT NR. 1 IN g OP. 26

 

Bruch had eigenlijk een heel bijzondere loopbaan. Hij werd in 1838 geboren en leefde tot 1920 zonder zich iets aan te trekken van de muzikale ontwikkelingen gedurende zijn lange leven. Hij schreef zijn Eerste vioolconcert in 1868 toen hij bijna dertig was en bleef zijn leven lang in dezelfde trant componeren. Zijn misschien overgrote populariteit heeft het werk te danken aan het soms gesentimentaliseerde langzame deel.

 

Achtergronden

 

Hoewel het concert vrijwel onmiddellijk succes had, vergde het van Bruch wel vier jaar harde arbeid. Raad op viooltechnisch gebied kreeg hij van Joseph Joachim; deze zorgde verder voor veel aanmoediging. Minder positief was de dirigent Hermann Levi die vooral structurele bezwaren tegen het werk had. Bruchs oorspronkelijkste gedachte was om als eerste deel een Prelude te schrijven die dan meteen zou worden gevolgd door een Adagio dat dus niet moest worden beschouwd als een zelfstandig deel.

Het begint met een aantal uitwisselingen van ideeën tussen orkest en solist, waarbij de viool eerst een aarzelende houding toont, maar dan meer geldingsdrang laat merken in het hoofdthema. Dat wordt duidelijk hoorbaar gemaakt boven een gespannen orkestaandeel op de achtergrond van pauken en tremolo strijkers.

Zo ontstond een pakkend begindeel dat wisselt tussen de lieflijke en quasi ontspannen inbreng van de viool in het tweede thema en een terugkerende spanning die wordt opgewekt door het interval van een kleine terts en een rusteloos kort-lang ritmisch motief.

Een moment van kalmte leidt naar het Adagio waarin de invloed van Mendelssohn duidelijk hoorbaar is in de getemperde, maar duidelijk hoorbare emotie van het hoofdthema.

Net zoals Brahms dat tien jaar later zou doen, sluit Bruch het concert af met een energiek Allegro in Hongaarse stijl. Misschien als vriendelijk gebaar jegens Joachim die in Hongarije was geboren. Aan hem is het concert ook opgedragen.  

 

De opnamen

 

Vanaf de eerste opname uit 1925 tot op heden ontstond een regelmatige, ware (stort)vloed aan opnamen zoals uit onderstaande discografie blijkt. Het is onmogelijk ze alle, stuk voor stuk van commentaar te voorzien zonder in clichés en herhalingen te vervallen, ook al omdat ze onmogelijk alle ter beschikking te krijgen zijn.

Met excuses voor mogelijk verborgen wonderen beschouwen we maar het veelbelovendste materiaal.

De oudste opnamen zullen waarschijnlijk weinig belangstelling meer trekken, hoewel er natuurlijk best interessante onder zijn. Het aantrekkelijke van die oudere is dat ze deels, keurig gerestaureerd, heel goedkoop bij Naxos verkrijgbaar zijn. Boeiender zijn Milstein in topvorm in 1942 (de opname met Barbirolli) en Gitlis. Interessanter bij die wat oudere opnamen is vooral Heifetz met zijn welkome onsentimentele benadering. Maar ja, dan zijn we al in 1962. Opvallend is vooral de prachtige frasering. De bewuste opname is een prachtige herinnering aan zijn grote gaven. Het orkest zorgt bij Heifetz’ wat afstandelijke aanpak voor sensuele gloed. De opname klinkt eigenlijk nog opvallend fris, zeker in zijn SACD gedaante.

Daarna kan een eerste schifting plaatsvinden waarbij we ons het beste tot de interessantste en maatgevende opnamen beperken. Behalve voor doorgewinterde Menuhin bewonderaars dient gezegd dat feitelijk geen van zijn vele in de loop der tijd gemaakte opnamen de toets van de strengste kritiek doorstaat. De oudste uitgaaf, met Süsskind als dirigent, is relatief het mooist.

Bij de oudere solisten mogen we zeker Stern niet vergeten. Hij speelt met veel passie en engagement en de begeleiding van Ormandy klinkt warmbloedig.

Iemand als Grumiaux was ook duidelijk meer in zijn element in de concerten van Mozart, Beethoven en Brahms dan in dat van Bruch. Een Taschner, ooit concertmeester onder Furtwängler in het Berlijns filharmonisch orkest, komt bij enige pogingen niet boven routine uit. Bijzonder en zeker vermeldenswaard is Rabin, een neuroot met vaak fantastische prestaties en een heel groot talent die helaas 35 jaar jong in 1972 stierf.

Suk zorgde ook een bijzondere aflevering die frappeert door de zangerige toon en een fluwelige klank. Ancerl begeleidt ideaal. De nog jonge Kennedy toonde op 18-jarige leeftijd aan over een groot poëtisch gevoel te beschikken. De bewuste opname dateert uit zijn beste tijd.

Perlman was natuurlijk altijd goed voor prestaties op het hoogste niveau. Vastgelegd in zijn beste dagen, spelend met een breed vibrato. Van zijn diverse opnamen is die met Haitink het mooist geslaagd. 

In 1972 was het Kyung-Wha Chung die voor het eerst met een in alle opzichten fraaie uitvoering de aandacht trok; in 1990, ouder en rijper geworden herhaalde ze die prestatie met nog meer overtuigingskracht en op een manier die vrijer aandoet in Londen bij een eveneens heel geëngageerde Tennstedt. De jongere Midori, als ex wonderkind, wist tijdens een ‘live’ opname in Berlijn ook voor een boeiende lezing te zorgen. Ook Mutter was pas net de Wunderkind leeftijd gepasseerd toen ze onder zeer nadrukkelijke hoede van Karajan haar opname maakte. Daar moet nog steeds niet gering over worden gedacht, want het getoonde romantisch gevoel klinkt oprecht en de begeleiding s fraai, maar niet dominant.

Van de jongere Russische solisten is het vooral Vengerov die op 19-jarige leeftijd met zijn eerste concertopname meteen heel hoge ogen gooide.

Wie eens afstand neemt van de bekende grote namen moet beslist luisteren naar de Amerikaan Robert McDuffie wiens interpretatie wordt gekenmerkt door een vooral tere aanpak die dankzij de prachtige Telarc opname volledig tot zijn recht komt.

Dan komen we aan de nieuwere opnamen, dus ook aan de jongere solisten. Hier manifesteert zich duidelijk – en terecht – de opmars van de dames. Tasmin Little maakte als eerste na Chung een vrij overtuigende indruk, maar is in het geweld der volgenden wat weggevallen. Hanslip zet de frasering wat te zwaar aan en had over het geheel een frisser indruk mogen maken. Sympathiek als altijd is natuurlijk Van Keulen. Van Chang hadden we meer mogen verwachten dan de risicoloze, in uiterlijke schoonheid bijna stervende voordracht. Uit een heel ander, veel overtuigender vaatje tapten zowel Jansen als Benedetti. Jansen, altijd op haar best voor publiek, is het viooldier pur sang. Met vrij lichte, maar steeds heldere, zuivere toon begint ze meditatief om over te gaan op een tamelijk atletische aanpak. Ze besteedt alle aandacht aan dynamische contrasten, laat het tere langzame deel in andantesfeer verlopen en levert een virtuoos-snelle finale af.

Net als destijds Taschner ontstijgt Braunstein de concertmeesterrol niet.

Fischer zorgde opnieuw voor een opname die grote bewondering wekt door de zuivere, precieze, spontaan aandoende interpretatie. De expressie is steeds juist, de toon fraai. Deze lof kan haast in dezelfde mate worden toegezwaaid aan Steinbacher. Waarbij komt dat beide dames puik worden begeleid en dat de opnamekwaliteit die hen is gegund tot de beste behoort

 

Bij de video dvd opnamen is het nog vrij droef gesteld. De oude zwart/wit opname van Menuhin overtuigt niet bijster, de recentere  van Shaham is onbekend en de nieuwere van Repin valt nogal tegen. Dat ligt zeker niet aan de vertolking, maar aan de letterlijk afstandelijk en dodelijk voor iedere intimiteit werkende grote zaal van het Moskou’s Conservatorium waar de opname tijdens een tournee van het Berlijns filharmonisch orkest werd gemaakt.

Zo zijn het op dvd toch Shaham en Zukerman die de beste indrukken nalaten

 

Conclusie

 

Bij een dusdanige veelheid opnamen waarvan vele op het hoogste niveau, is het onmogelijk een uitgesproken ‘winnaar’ aan te wijzen. Laten we voor deze keer de eer eens gunnen aan het damestrio Chung (EMI), Fischer, Steinbacher, Jansen en Benedetti, met bij de mannen als heel markant geldend Heifetz, McDuffie en in tweede instantie Perlman en Mintz. De momentele eigen voorkeur van uw scribent? Julia Fischer.

 

Discografie

 

1924/5. Fritz Kreisler met het Royal Albert Hall orkest o.l.v. Eugene Goossens. Biddulph LAB 009/10, Naxos 8.110925.

 

1925. Albert Sammons met het Hallé orkest o.l.v. Hamilton Harty. Hallé Concert Society CD HLT 8002.

 

1931. Yehudi Menuhin met het Londens symfonie orkest o.l.v. Landon Ronald. Biddulph LAB 031, Avid AMSC 590, Naxos 8.110902.

 

1936. Georg Kulenkampff met het Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Joseph Keilberth. Teldec 9031-76443-2, Dutton CDBP 9804.

 

1937. Nathan Milstein met het New York filharmonisch orkest o.l.v. John Barbirolli. Dutton CDSJB 1027, Past Perfect 205636-303 (2 cd’s).

 

1937. Alfredo Campoli met Symfonie orkest o.l.v. Walter Goehr. Pearl GEMMCD 9151.

 

1940. Guila Bustabo met het Concertgebouworkest o.l.v. Willem Mengelberg. History 205255-3-3 (2 cd’s), Music & Arts 780 (4 cd’s), Q-Disc 97016.

 

1942. Nathan Milstein met het New York filharmonisch orkest o.l.v. John Barbirolli. Biddulph LAB 096, Pearl GEMMCD 9259, GEM 0051, Naxos 8.110977.

 

1942. Heinz Stanske met het Weens filharmonisch orkest o.l.v. Carl Schuricht. Archipel ARPCD 0313.

 

1944. Nathan Milstein met het New York filharmonisch orkest o.l.v. Arthur Rodzinsky. Doremi DHR7706.

 

1945. Yehudi Menuhin met het San Francisco symfonie orkest o.l.v. Pierre Monteux. Biddulph LAB 129.

 

1945. Zino Francescatti met het NBC symfonie orkest o.l.v. Frank Black. Music & Arts CD 1118.

 

1947. David Oistrakh met het SSR Staatsorkest o.l.v. Alexander Gauk. Date LYS 353/6 (4 cd’s).

 

1948. Ida Haendel met Philharmonia orkest o.l.v. Rafael Kubelik. Testament SBT 1083.

 

1949. Igor Oistrakh met het Royal philharmonic orkest o.l.v. David Oistrakh. DG 477.7479.

 

1951. Zino Francescatti met het New York filharmonisch orkest o.l.v. Dmitri Mitropoulos. Sony MH2K 62339 (2 cd’s).

 

1951. Andre Wolf met het Deens Omroeporkest o.l.v. Erik Tuxen. Danacord DACOCD 714/5 (2 cd’s).

 

1951. Jascha Heifetz met het RCA Victor symfonie orkest o.l.v. Izler Solomon. Istituto discografico Italiano IDIS 6433.

 

1952. Hansheinz Schneeberger met het Omroeporkest Stuttgart o.l.v. Carl Schuricht. Hänssler 93.140.

 

1952. Yehudi Menuhin met het Boston symfonie orkest o.l.v. Charles Munch. Naxos 8.110991.

 

1953. Ivry Gitlis met het Weens Pro Musica orkest o.l.v. Jascha Horenstein. Vox CDX25505 (2 cd’s), Brilliant Classics 9145 (3 cd’s).

 

1953. Nathan Milstein met het Pittsburgh symfonie orkest o.l.v. William Steinberg. EMI 566.551-2.

 

1953. Johanna Martzy met het RIAS orkest Berlijn o.l.v. Ferenc Fricsay. DG 463.651-2.

 

1953. Gerhard Taschner met het WDR Symfonie orkest Keulen o.l.v. Georg Ludwig Jochum. EMI 566.524-2 (2 cd’s).

 

1954. Gerhard Taschner met het SDR symfonie orkest o.l.v. Hans Müller-Kray. MDG 642.1443-2.

 

1954. Gerhard Taschner met het Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Hermann Abendroth. Archipel APR 0232.

 

1954. Ivry Gitlis met het Weens symfonie orkest o.l.v. Jascha Horenstein. Vox CDX2 5505 (2 cd’s).

 

1955. Mischa Elman met het Londens filharmonisch orkest o.l.v. Anatole Fistoulari. Testament SBT 41343.

 

1955. Herman Krebbers met het Brabants orkest o.l.v. Hein Jordans. Philips 462.087-2, 438.774-2.

 

1956. Yehudi Menuhin met het Philharmonia orkest o.l.v. Walter Süsskind. EMI 566.906-2, 769.003-2, 767.310-2 (3 cd’s).

 

1957. Ruggero Ricci met het Londens symfonie orkest o.l.v. Pierino Gamba. Decca 417.793-2, Belart 461.369-2.

 

1957. Wolfgang Schneiderhan met het Bambergs symfonie orkest o.l.v. Ferdinand Leitner. DG 477.5263 (5 cd’s). 

 

1958. David Oistrakh met het Londens symfonie orkest o.l.v. Lovro von Matacic. EMI 769.261-2.

 

1958. Christian Ferras met het Philharmonia orkest o.l.v. Walter Süsskind. Andromeda ANDRCD 5140.

 

1960. Nathan Milstein met het Philharmonia orkest o.l.v. Leon Barzin. EMI 253.657-2.

 

1962. Jascha Heifetz met het Nieuw Symfonie orkest o.l.v. Malcolm Sargent. RCA RD 86214, 09026-61745-2, 82876-71622-2 (SACD).

 

1962. Jaime Laredo met het Schots kamerorkest. Regis RRC 1152, Pickwick PCD 829.

 

1964. Michael Rabin met het Berlijns omroeporkest o.l.v. Thomas Schippers. Doremi DHR 7951-3 (3 cd’s).

 

1964. Ion Voicou met het Londens symfonie orkest o.l.v. Rafael Frühbeck de Burgos. Castle CCD 110.

 

1965. Josef Suk met het Tsjechisch filharmonisch orkest o.l.v. Karel Ancerl. Supraphon SU 3663-2. SU 1939-2, 110.639-2.

 

1966. Erica Morini met het Musica Aeterna orkest o.l.v. Frederic Waldman. Arbiter ARBITER 106.

 

1967. Isaac Stern met het Philadelphia orkest o.l.v. Eugene Ormandy. CBS MPK 4555,  Sony 66830.

 

1968. Joan Field met het Berlijns symfonie orkest o.l.v. Rudolf Albert. Teldec 8.44265.

 

1969 Michael Rabin met het RIAS symfonie orkest Berlijn o.l.v. Thomas Schippers. Audite AUDITE 95.607.

 

1969. Pinchas Zukerman met het Los Angeles filharmonisch orkest o.l.v. Zubin Mehta. Sony SBK 48247.

 

1969. Leonid Kogan met het Radio symfonie orkest Berlijn o.l.v. Lorin Maazel. Arlecchino ARL 129.

 

1971 Yehudi Menuhin met het Londens symfonie orkest o.l.v. Adrian Boult. EMI 568.524-2 (2 cd’s), 762.519-2.

 

1971. Young Uck Kim met het Bambergs symfonie orkest o.l.v. Okko Kamu. DG 427.207-2.

 

1972. Itzhak Perlman met het Londens symfonie orkest o.l.v. André Previn. EMI 569.863-2.

 

1972. Kyung-Wha Chung met het Royal philharmonic orkest o.l.v. Rudolf Kempe. Decca 417.707-2, 448.597-2, 460.976-2, 421.449-2 (3 cd’s).

 

1973. Arthur Grumiaux met het Philharmonia orkest o.l.v. Heinz Wallberg. Philips 420.703-2, 478.4116, 475.7825 (6 cd’s),  Pentatone PTC 5186-120.

 

1976. Takayoshi Wanami met het Philharmonia orkest o.l.v. Anatole Fistoulari. Chandos CHAN 6558.

 

1977 Pinchas Zukerman met het Los Angeles symfonie orkest o.l.v. Zubin Mehta. CBS MYK 44717, Sony SBK 48274.

 

1977. Salvatore  met het Gewandhausorkest Leipzig o.l.v. Kurt Masur. Philips 426.639-2, 478.4774, 432.282-2 (3 cd’s), 462.167-2 (2 cd’s).

 

1978. Shizuka Ishikawa met het Brno Staats filharmonisch orkest o.l.v. Jirî Belohlávek. Supraphon 2 SUP 0002.

 

1980. Shlomo Mintz met het Chicago symfonie orkest o.l.v. Claudio Abbado. DG 449.091-2.

 

1982. Anne-Sophie Mutter met het Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Herbert von Karajan. DG 400.031-2, 459.042-2.

 

1982. Ulf Hoelscher met het Bambergs symfonie orkest o.l.v. Bruno Weil. EMI 769.103-2, 573.251-2, 478.354-2, 953.825-2.

 

1982. Uto Ughi met het Londens symfonie orkest o.l.v. Georges Prêtre. RCA RD 70111.

 

1983. Itzhak Perlman met het Concertgebouworkest o.l.v. Bernard Haitink. EMI 747.074-2, 941.194-2 (2 cd’s).

 

1983. Jean-Jacques Kantorov met het Nederlands kamerorkest o.l.v. Antoni Ros-Marba. Denon DC 8123, 28C37-6123.

 

1986. Joshua Bell met de Academy of St. Martin-in-the-fields o.l.v. Neville Marriner. Decca 421.145-2.

 

1986. Cho-Liang Lin met het Chicago symfonie orkest o.l.v. Leonard Slatkin. CBS MK 42315.

 

1987. Nigel Kennedy met het Engels kamerorkest o.l.v. Jeffrey Tate. EMI 749.663-2.

 

1988. Mariko Honda met het Slowaaks filharmonisch orkest o.l.v. Keith Clark. Naxos 8.550111.

 

1988. Lydia Mordkovitch met Londens symfonie orkest o.l.v. Neeme Järvi. Chandos CHAN 8667.

 

1988. Nadja Salerno-Sonnenberg met het Minnesota orkest o.l.v. Edo de Waart. EMI 749.429-2.

 

1988. Anne Akiko Meyers met het Royal philharmonic orkest o.l.v. Christopher Seaman. Pickwick CDPRO 5002.

 

1988. Michael Guttman met het New York Film orkest o.l.v. James Sinclair. Empire SBCD 7500.

 

1989 Gil Shaham met het Philharmonia orkest o.l.v. Giuseppe Sinopoli. DG 427.656-2.

 

1989. Xue Wei met het Philharmonia orkest o.l.v. Kees Bakels. ASV CD DCA 680.

 

1989. Tasmin Little met Liverpool filharmonisch orkest o.l.v. Vernon Handley. Classics for Pleasure CFP 4566.

 

1989. Takako Nishizaki met het Slowaaks filharmonisch orkest o.l.v. Stephen Gunzenhauser. Naxos 8.550195.

 

1989. Hideko Udagawa met het Londens symfonie orkest o.l.v. Charles Mackerras. Chandos CHAN 8974.

 

1990 Kyung-Wha Chung met het Londens filharmonisch orkest o.l.v. Klaus Tennstedt. EMI 754.072-2.

 

1990 Uto Ughi met het Londens symfonie orkest o.l.v. Georges Prêtre. RCA VD 60479.

 

1990. Miklos Szenthelyi met het Boedapest filharmonisch orkest o.l.v. János Sándor. Laser 15615.

 

1991. Roland Daugareil met het Nationaal orkest Bordeaux Acquitaine o.l.v. Alain Lombard. Forlane UCD 16665.

 

1992. Frédéric Pélassy met het Jeugdsymfonie orkest Bonn o.l.v. Wolfgang Badun. Nandi BNL 112827.

 

1993. Maxim Vengerov met het Gewandhausorkest Leipzig o.l.v. Kurt Masur. Teldec 4509-90875-2.

 

1993. Arne Tellefsen met het Londens filharmonisch orkest o.l.v. Vernon Handley. Simax PSC 1171,

 

1994. Leland Chen met het Gelders orkest o.l.v. Roberto Benzi. Upbeat Classics URCD 115.

 

1994. Yayoi Toda met het Residentie orkest o.l.v. Leonid Grin. Akzo Nobel

 

1994. Boris Belkin met het Royal philharmonic orkest o.l.v. Jun-Ichi Hirokami. Denon CO 78951. 

 

1994. Pinchas Zukerman met het Londens filharmonisch orkest o.l.v. Zubin Mehta. RCA 09026-6846-2.

 

1997. Akiko Suwanei met de Academy of St. Martin-in-the-Fields o.l.v. Neville Marriner. Philips 454.180-2.

 

1998. Robert McDuffy met het Schots kamerorkest o.l.v. Joseph Swensen. Telarc CD 80507.

 

1998. Ittal Shapira met het Engels kamerorkest o.l.v. Charles Hazlewood. EMI 573.501-2.

 

1999. Nikolaj Znaider met het Londens filharmonisch orkest o.l.v. Lawrence Foster. EMI 341.421-2, 556.906-2. 

 

2000. Aaron Rosand met het NDR symfonie orkest Hannover o.l.v. Christoph Wyneken. Vox VXP 7906.

 

2000. Isabelle van Keulen met het Bambergs symfonie orkest o.l.v. Gilbert Varga. Koch 36522-2.

 

2000. Pamela Frank met de Academy of St. Martin-in-the-Fields o.l.v. Neville Marriner. Hänssler 98390.

 

2001. Chloë Hanslip met het Londens symfonie orkest o.l.v. Martin Brabbins. Warner 0927-45664-2.

 

2001. Frank Peter Zimmermann met het Royal philharmonic orkest o.l.v. Paavo Berglund. Sony SK 93129.

 

2003. Midori met het Berlijns filharmonisch orkest o.l.v, Mariss Jansons. Sony SK 87740.

 

2003. Torsten Janicke met het Gürzenich orkest Keulen o.l.v. Markus Stenz. EBS 6143.

 

2004. Katrin Scholz met het Berlijns kamerorkest o.l.v. Michael Sanderling. Berlin Classics BC 1771-2.

 

2004. Maxim Fedotov met het Russisch filharmonisch orkest o.l.v. Dmitri Yablonsky. Naxos 8.557689.

 

2006. Janine Jansen met het Gewandhausorkest Leipzig o.l.v. Riccardo Chailly. Decca 475.769-2.

 

2007. Evgeny Bushkov met het BRT omroeporkest Brussel o.l.v. Alexander Rahbari. Discover DICD 920.208. 

 

2008. Benjamin Schmid met het Staatsorkest Rheinische Philharmonie o.l.v. Daniel Raiskin. Oehms OC 725.

 

2009. Alexandre da Costa met het Symfonie orkest Bienne o.l.v. Thomas Rössner. Guild GMCD 7338.

 

2009. Vadim Guzman met het Bergen filharmonisch orkest o.l.v. Andrew Litton. BIS CD 1852.

 

2009. Sarah Chang met het Dresdens filharmonisch orkest o.l.v. Kurt Masur. EMI 967.004-2.

 

2009. Nicola Benedetti met het Tsjechisch filharmonisch orkest o.l.v. Jakub Hrúsa. DG 476.409-2.

 

2010. Daniel Hope met Stockholm filharmonisch orkest o.l.v. Sakari Oramo. DG 477.9301.

 

2011. Charlie Siem met het Londens symfonie orkest o.l.v. Andrew Gourley. Warner 2564-66661-2.

 

2011. Philippe Quint met het Mineria symfonie orkest o.l.v. Carlos Miguel Prieto. Avanti Classics 5414706-1036-2.

 

2012. Julia Fischer met het Tonhalle orkest o.l.v. David Zinman. Decca 478.3544.

 

2012. Guy Braunstein met het Bambergs symfonie orkest o.l.v. Ion Marin. Tudor TUDOR 7188.

 

2012. Arabella Steinbacher met het Gulbenkian orkest o.l.v. Lawrence Forster. Pentatone PTC 5186-503.

 

Met onbekende opnamedatum

(op alfabetische volgorde van de solistnaam)

 

…. Oleg Klimov met het Philharmonia orkest o.l.v. Igor Ivanenko. Prism Classics PLD 1242.

 

…… Herman Krebbers met het Frysk orkest o.l.v. Libor Pesek. EMI CL 50001, 252.540-2.

 

…… Stoika Milanova met het Bulgaars nationaal omroeporkest o.l.v. Vasil Stefanov. Fidelio CD 1865.

 

…. Tibor Varga met Festival orkest o.l.v. Jean-Marie Auberson. Claves 50-9313.

 

Video

 

1956. Yehudi Menuhin met het RIAS symfonie orkest, Berlijn o.l.v. Ferenc Fricsay. EMI 492.844-9 (dvd).

 

2002. Gil Shaham met het Israel filharmonisch orkest o.l.v. Dan Ettinger. Fivetone 90007 (dvd).

 

2006. Pinchas Zukerman met het Israël filharmonisch orkest o.l.v. Zubin Mehta. Euro Arts 205587-8, 2059458 (dvd).

 

2008. Vadim Repin met het Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Simor Rattle. Medici Arts 205-6978 (dvd).