Verg. Discografieën

BEETHOVEN: GESCHÖPFE DES PROMETHEUS, DIE

BEETHOVEN: DIE GESCHÖPFE DES PROMETHEUS

 

In 1801 schreef Beethoven zijn eerste en enige grootschalige balletmuziek in opdracht van het keizerlijke hof en vooral dankzij  de bemoeienis van de gevierde dansmeester Salvatore Viganò die daar de choreografie bij bedacht.

 

Achtergronden

 

Het ging Viganò primair om het element mime en niet om de explicieter decoratieve stijl van het ballet waarbij de muziek nogal ondergeschikt werd aan de dans. Maar Viganò was wel erg succesvol in het verkrijgen van de medewerking van een belangrijke componist.

De muziek voor Prometheus behoorde tot Beethovens eerste successen. In 1801 en 1802 kwam het werk in Wenen ruim twintig maal tot opvoering. Helaas raakten later de details van de choreografie verloren en bleek de context van Beethoven 17 nummers na de ouverture minder duidelijk dan normaal was. Gelukkig werd op een theaterrekening van een opvoering op 28 maart 1802 een soort schetsmatige synopsis van de handeling te staan.

“Dit allegorische ballet is gebaseerd op de mythe van Prometheus. De Griekse filosofen, die van hem wisten, lichtten het verhaal als volgt toe: ze stellen Prometheus voor als een verheven, maar ook arrogante figuur die zijn tijdgenoten onwetend vond en ze dus beschaving bijbracht met behulp van kennis en kunst en door ze wetten te geven om goed gedrag te bevorderen.

Overeenkomstig dit bericht, stelt het ballet met behulp van de krachten der harmonie twee levende standbeelden voor die daardoor ontvankelijk zijn gemaakt voor alle passies van het menselijk bestaan. Prometheus neemt de mensen mee naar Apollo om deze god der kunsten die Amphion, Arion en Orfeus beveelt om hen muziek te leren en Melpomene en Thalia tragedie en komedie. Terpsichore helpt Pan die hen bekend maakt met de pastorale dans die deze uitvond en tenslotte ook met Bacchus om diens uitvinding, de heroïsche dans te leren kennen. De muziek is van de heer Beethoven.”

Een uitgebreider verslag werd jaren later gegeven door een zekere Carlo Ritorni, een danshistoricus en commentator op de balletten van Viganò. Maar daarin werd niet gerept over Beethovens muziek.

Duidelijker gezegd gaat het om de titaan Prometheus die het vuur van de goden steelt om dat aan twee uit klei gevormde menselijke gestalten te geven. Lichtelijk wanhopig brengt hij hen naar de Parnassus opdat ze door de goeden en de muzen aldaar in de kunsten kunnen worden onderwezen. Een Prometheus van de eenentwintigste eeuw lijkt niet zo’n gek idee trouwens.

Verdere informatie kan worden ontleend aan de eigen schetsen van Beethoven uit 1800 toen hij op bepaalde plaatsen toneelaanwijzingen in het Duits, Italiaans of Frans gag om zich de precieze context te herinneren waarvoor hij muziek schreef. Maar niet al deze schetsen bereikten de eindversie.

Zoals Kinderman vaststelde is Prometheus een scheppingsmythe op zichzelf, maar in wezen illustratieve programmamuziek naar een van buiten opgelegd scenario. De Eroica symboliseerde later veel duidelijker Prometheus. Dat wordt duidelijk door de overeenkomst van de finale van het ballet met het laatste deel van die symfonie nr. 3. En het Prometheus thema is gehaald uit de zevende Contradans WoO 14.

Na verloop van tijd begon deze balletmuziek in vergetelheid te raken en alleen de ouverture keert nog regelmatig in concertprogramma’s terug.

Het gaat om de volgende delen:

1. Ouverture

2. Introduzione. La tempesta.

3. Poco adagio 

4. Adagio – Allegro con brio

5. Allegro vivace

6. Maestoso – Andante

7. Adagio – Andante quasi Allegretto

8. Un poco Adagio - Allegro

9. Grave

10. Allegro con brio

11. Adagio

12. Pastorale. Allegro

13. Coro di gioja. Andante

14. Solo di Gioja – Adagio

15. Terzettino. Grotteschi. Allegro

16. Solo della signora Cassentini. Andante – Adagio

17. Coro (e) solo di Viganò. Andantino – Adagio

18. Finale. Allegretto

 

De opnamen

 

Als men zich dan voor dit werk interesseert, dan volstaat de ouverture al dan niet vergezeld van wat fragmenten natuurlijk niet, maar is het zaak om het hele werk te genieten.

Het aantal complete opnamen is overzichtelijk beperkt. 

De eerste die daarbij vanzelfsprekend opvalt is Nikolaus Harnoncourt met een gedreven, rijk genuanceerde vertolking.

Vrijwel op hetzelfde hoge niveau en vermoedelijk makkelijker verkrijgbaar is de uitgave van Charles Mackerras die de dansdelen een nog wat lichter, gracieuzer karakter geeft. 

Frans Brüggen was de eerste die succesvol het werk fraai historiserend aanpakte, maar zijn Philipsopname wordt steeds lastiger verkrijgbaar. Wat Michael Halász in Australië tot stand bracht, klinkt ook bevallig, maar verderop ietsje minder dynamisch en energiek, De orkestsolisten leveren wel mooie bijdragen.

Wat Karl Anton Rickenbacher en Peter Ustinov van de compositie maken is een waar fantasmagorisch werk. Op zijn typische wijze bood Ustinov aan om een handeling bij de muziek te bedenken waarin het geheel wordt verduidelijkt. Hier gaat het echter niet alleen om Prometheus en de goden, maar ook om mensen, oorlog en vrede, Napoleon en Beethoven. Maar ook thema’s als gentechniek, een sensatiebelust publiek ontbreken niet in de belerende teksten in het Engels. Maar er is teveel met de haren bijgesleept: zelfs Moesorgsky die licht dronken met Stasov discussieert over zijn keuze van Hartmanns schilderijen.

Oorspronkelijk werd het werk daardoor opgerekt tot ruim twee uur, maar hier is een bekorte versie vastgelegd zodat de verhouding tussen tekst en muziek in theorie aardig klopt. Maar zeker in het eerste Tempesta gedeelte klopt de geest van Ustovs teksten niet met de muzikale realisatie van Rickenbachter; verderop wordt de integratie beter. Interessant voor een keertje, maar niet zo goed tegen herhaald beluisteren bestand.

De opnamen van Louis Lane (onpraktisch in een groot album), David Grimal en Roy Goodman zijn mogelijk best de moeite waard, maar stonden niet ter beschikking.

In de voorlopig nieuwste opname wordt een dicht benaderd ideaalbeeld van het theaterstuk onthuld. George Petrou houdt een ideale middenkoers aan tussen het licht diverterende en het echt symfonische. Getraind als hij is in de vertolking van barokmuziek met historisch instrumentarium, weet hij ook hier steeds het karakter van de muziek raak te treffen: lieflijk waar nodig, met fraaie solbijdragen van cello en harp, maar indien vereist ook met dreigend koper. De klank van het ensemble is niet super verfijnd, maar ook dat heeft wat passends. Verder is sprake van groot engagement en veel levendigheid. 

 

Conclusie

 

Erg veel is ervoor te zeggen om tenslotte Petrou de ereplaats te geven, een klein trapje lager omringd door dirigenten als Harnoncourt, Mackerras en Halász.

Neem ook eens van de bewerkingen kennis. En wie meent aan de ouverture genoeg te hebben, kan kiezen voor een echt filharmonische afwikkeling van Böhm, Chailly, Karajan of Klemperer op een cd met andere ouvertures van Beethoven of voor de kleinschaliger opvatting van Norinton, Harnoncourt of Van Immerseel. 

 

Discografie

 

1957. Residentie orkest o.l.v. Willem van Otterloo. Challenge CC 72142 (13 cd’s).

 

1986. Orpheus kamerorkest. DG 419.608-2. 

 

1993. Europees kamerorkest o.l.v. Nikolaus Harnoncourt. Teldec 4509-90876-2. 

 

1993. Schots kamerorkest o.l.v. Charles Mackerras. Hyperion CDA 66748. 

 

1995. Orkest van de Achttiende eeuw o.l.v. Frans Bruggen. Philips 446.702-2.

 

1995. Melbourne symfonie orkest o.l.v. Michael Halász. Naxos 8.553404.

 

2000. Peter Ustinov (spr) met het Litouws kamerorkest o.l.v. Karl Anton Rickenbacher. RCA 74321-82163-2. 

 

2003. Cleveland orkest o.l.v. Louis Lane. Sony SX10K 92480 (10 cd’s).

 

2010. Dissonances o.l.v. David Grimal. Harmonia Mundi AP 023.

 

2011. Västeras sinfonietta o.l.v. Roy Goodman. dB Productions DBCD 148.

 

2013. Armonia Atena o.l.v. George Petrou. Decca 478.6755.

 

Gedeelten

 

1942. Concertgebouworkest o.l.v. Willem Mengelberg. Pearl GEMS 0074, Naxos .

 

1952. Londens filharmonisch orkest o.l.v. Eduard van Beinum. Decca 473.110-2 (5 cd’s).

 

1992. Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Claudio Abbado. Sony SK 53978.

 

1994. Omroeporkest Stuttgart o.l.v. Neville Marriner. Capriccio 10.548.

 

2009. Radio kamerfilharmonie o.l.v. Philippe Herreweghe. Challenge CC 72611 (3 cd’s).

 

Ouverture

 

1933. Royal philharmonic orkest o.l.v. Felix Weingartner. Naxos 8.110913.

 

1934. BBC Symfonie orkest o.l.v. Bruno Walter. Naxos 8.111032.

 

1939. NBC Symfonie orkest o.l.v. Arturo Toscanini. Naxos 8.110813.

 

1939. Weens filharmonisch orkest o.l.v. Felix Weingartner. Naxos 8.110856.

 

1942. Concertgebouworkest o.l.v. Willem Mengelberg. Opus Kura OPK 2067.

 

1943. BBC Symfonie orkest o.l.v. Adrian Boult. BBC BBCRD 9114.

 

1953. New York filharmonisch orkest o.l.v. Dimitri Mitropoulos. Archipel ARPCD 0303.

 

1954. Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Eugen Jochum. DG 474.018-2.

 

1957. Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Rudolf Kempe. Testament SBT 1271.

 

1958. Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. André Cluytens. EMI 648.303-2 (5 cd’s).

 

1958. Boston symfonie orkest o.l.v. Charles Munch. West Hill Radio Archives WHRA 6035.

 

1958. Boston symfonie orkest o.l.v. Pierre Monteux. West Hill Radio Archves WHRA 6034 (11 cd’s).

 

1960. Gewandhausorkest Leipzig o.l.v. Franz Konwitschny. Berlin Classics BC 1252-2.

 

1960. Philharmonia orkest o.l.v. Otto Klemperer. Music & Arts CD 886/890 (5 cd’s), EMI 763.358-2, EMI 769.183-2.

 

1964. Utah symfonie orkest o.l.v. Maurice Abranavel. Vanguard 891847-2 (2 cd’s).

 

1965. Moskou’s filharmonisch orkest o.l.v. Kyrill Kondrashin. Melodiya MEL CD 10.01007.

 

1968. Weens filharmonisch orkest o.l.v. Claudio Abbado. Decca 478.53657 (….. cd’s).

 

1969. Hallé orkest o.l.v. John Barbirolli. BBC Legends BBCL 4186-2.

 

1971. Weens filharmonisch orkest o.l.v. Karl Böhm. DG 479.1949 (6 cd’s).

 

1972. Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Rudolf Kempe. EMI 762.623-2.

 

1972. Münchens filharmonisch orkest o.l.v. Rudolf Kempe. EMI 252.114-2.

 

1974. Gewandhausorkest Leipzig o.l.v. Kurt Masur. Philips 438.706-2 (2 cd’s), Pentatone PTC 518-6148.

 

1977. Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Herbert von Kasrajan. DG 429.089-2, 477.757-8 (6 cd’s).

 

1983. Hanover band o.l.v. Roy Goodman. Nimbus NIM 5007, NI 5205.

 

1984. Londens filharmonisch orkest o.l.v. Klaus Tennstedt. EMI 747.086-2.

 

1985. Bambergs symfonie orkest o.l.v. Eugen Jochum. Ariola 610.520

 

1985. Weens filharmonisch orkest o.l.v. Leonard Bernstein. DG 477.6690 (6 cd’s).

 

1986. Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Herbert von Karajan. DG 415.833-2.

 

1986. Londens symfonie orkest o.l.v. Gerard Schwarz. Delos DE 3013.

 

1987. Slowaaks filharmonisch orkest o.l.v. Stephen Gunzenhauser. Naxos 8.550072.

 

1987. Symfonie orkest van de Beierse omroep o.l.v. Colin Davis. CBS MK 42103, 44790.

 

1987. London Classical players o.l.v. Roger Norrington. EMI 749.101-2.

 

1990. Birmingham symfonie orkest o.l.v. Walter Weller. Chandos CHAN 6521.

 

1993. Europees kamerorkest o.l.v. Nikolaus Harnoncourt. Warner 2564-63779-2 (14 cd’s).

 

1994. Atlanta symfonie orkest o.l.v. Yoel Levi. Telarc CD 80358.

 

1999. Duitse Kamerfilharmonie Bremen o.l.v. Daniel Harding. Virgin 545.364-2.

 

2001. Israël sinfonietta o.l.v. Mendi Rodan. Stereplay CD 697-011.

 

2004. Keuls kamerorkest o.l.v. Helmut Müller-Brühl. Naxos. 8.551229.

 

2004. Tonhalle orkest Zürich o.l.v. David Zinman. Arte Nova 82876-57831-2.

 

2005. Anima Aeterna o.l.v. Jos van Immerseel. Zig Zag Territoires ZZT 080402.6 (6 cd’s).

 

2007. Gewandhausorkest Leipzig o.l.v. Riccardo Chailly. Decca 478.2721 (5 cd’s), 478.3493.

 

2008. Pools Omroeporkest o.l.v. Lukasz Borowicz. Dux DUX 0709.

 

2009. Israël filharmonisch orkest o.l.v. Zubin Mehta. Helicon 02-9628.

 

2010. Montréal symfonie orkest o.l.v. Kent Nagano. Sony 88697-85737-2.

 

2011. Cercle de l’harmonie o.l.v. Jérémie Rhorer. Ambroise AM 204.

 

2012. Simón Bolivar symfonie orkest o.l.v. Gustavo Dudamel. DG 479.0250.

 

2012. Zweeds kamerorkest Örebrö o.l.v. Thomas Dausgaard. Simax PSC 1284.

 

2013. Tafelmusik o.l.v. Bruno Weill. Tafelmusik TMK 1023 (2 cd’s).

 

Met onbekende opnamedatum

 

1957. Suisse romande orkest o.l.v. Ernest Ansermet. Decca 480.0379.

 

…… Londens symfonie orkest o.l.v. Yondani Butt. Nimbus NI 6144.

 

…… Pro Musica symfonie orkest Wenen o.l.v. Jascha Horenstein. Vox VOX 27808 (2 cd’s).

 

…… Royal philharmonic orkest o.l.v. André Previn. RCA RD 87748.

 

….. Slowaaks filharmonisch orkest o.l.v. Alexander Rahbari. Naxos 8.553262.

 

…… Boedapest symfonie orkest o.l.v. Tamás Vásáry. Hungaroton HCD 31720.

 

Video

 

(gedeelten)

 

1958. Boston symfonie orkest o.l.v. Charles Munch. ICA Classics ICAD 5016 (dvd).

 

1985. Weens filharmonisch orkest o.l.v. Leonard Bernstein. DG 073-4501 (dvd).

Blaaskwintet versie

 

2006. Ma’alot kwintet. MDG 345-1476-2.

 

Pianoversie:

 

1998. Cyprien Katsaris. Piano 21-21001.

 

1999. Steven Samuel Beck. Monument 00.01.99.

 

Pianoversie (ouverture of gedeelten)

 

2007. Risto-Matti Marin. Alba ABCD 240.

 

2012. Jan Michels. Fuga Libera FUG 716.