Verg. Discografieën

BEETHOVEN: CELLOSONATES NR. 1-5; VARIATIEWERKEN

BEETHOVEN: CELLOSONATES NR. 1-5

 

De combinatie van cello en piano is door Beethoven als een der eersten met groot succes op zijn mogelijkheden beproefd. Hij was daarmee meteen het experimenteerstadium te boven met werken die een stevige basis hebben.

 

Achtergronden

 

De vijf celllosonates plus de drie variatiewerken van Beethoven vertellen een interessant verhaal en ze omspannen Beethovens vrijwel gehele creatieve leven en onthullen daarbij zijn experimenten met het medium, zijn vernieuwingen, zijn blakende ambitie en zijn oplossingen voor het balansprobleem.

De beide eerste sonates, opus 5, dateren uit 1796 en hebben een onconventionele, gecomprimeerde tweedelige vorm. Ze worden gedreven door een dramatisch aandoende dynamiek en verschuiving, met name in de tweede sonate in g, waarin de turbulente razernij in het rondo plaats maakt voor een glorieuze stroom van licht.

De sonate in A op. 69 uit  1807/8 is de geliefdste en populairste van het stel. Een groots, zonovergoten werk waarin de partners volkomen elkaars gelijken zijn en wederzijds melodieën uitwisselen. In het werk valt vooral het syncopische scherzo op – een hunkerend traag intermezzo dat oplost in een van Beethovens uitbundigste finales.

Het laatste tweetal sonates uit 1815 is boeiend, bondig en uiterst origineel. Beethoven noemde de eerste in C een ‘vrije sonate’ vanwege de ongebruikelijke structuur. Het werk schakelt plotseling tussen etherische lyriek en dwingende marsritmen. Nummer 2 in D bevat een heel expressief adagio en een ingenieuze dubbele fuga.

En dan zijn er de drie variatiereeksen, waarin Beethoven zich richtte op twee ‘hits’ uit Mozarts Zauberflöte en eentje uit Händels Judas Maccabeus. Hier kon hij blijken van humor botvieren. Lang niet alle hieronder genoemde opnamen bieden deze extra’s. Maurice Gendron en Jean Françaix voeren nu juist alleen deze uit op Philips, nu Decca 442.565-2 (2 cd’s) samen met de sonates door Rostropovitch/Richter. 

De nauwelijks bekende Sonate in Es op. 64 die in 1807 werd gepubliceerd, is niet anders dan een bewerking van het strijktrio op. 3. Dit werk komen we op cd nauwelijks tegen, behalve bij Anssi  Karttunen en Tuia Hakkila op Finlandia 0630-17698-2 en Warner 0927-45595-2 en bij Maria Kliegel en Nina Tichman (Naxos 8.555786).

 

De opnamen

 

Welkom bij de meer dan twee handen volle stapel opnamen van deze werken die maar zeer ten dele konden worden (her)beluisterd. Met excuses voor het regiment onbekend geblevenen. Toch komen ook hier weer haast als vanzelf de belangrijke, interessantere interpreten bovendrijven.

Bij wat we langzamerhand de historische uitgaven kunnen noemen, zijn dat natuurlijk vooral Pablo Casals met afwisselend Mieczyslav Horszovsky en Otto Schulhof. Kenmerkend voor Casals waren vooral zijn muzikale communicatievermogen en zijn gevoelige frasering waarmee hij ook voor grote dynamische contrasten wist te zorgen. Het vernieuwende karakter van op. 5 zowel als het onderzoekend-explosieve van op. 102 komen bij hem mooi naar voren. Vooral Horszovsky toont zich een ideale begeleider. De door Andrew Walters fraai gerestaureerde opnamen klinken nog heel aanvaardbaar.

De opnamen van Pablo Casals en Rudlolf Serkin vormen een dankbare herinnering aan het Prades festival 1953. Het gaat om stevige, kernachtige interpretaties waarin de pianist soms wat agressief lijkt. De opname is keurig gerestaureerd.

Vooral door de inbreng van de onvolprezen Cutner Solomon is de bijdrage van Gregor Piatigorsky zeker nog het aanhoren waard.

Van de evenmin te versmaden Pierre Fournier staan twee opnamen ter beschikking, de ene met de verbeeldingsvolle Friedrich Gulda, de andere met de Beethoven ervaringsdeskundige Wilhelm Kempff

Natuurlijk was Janós Starker ook een grote celloreus en in Gyorgy Sebök vond hij een gedegen begeleider, toch zijn deze nagelaten vertolkingen wat uit de topposities weggevallen en bovendien nooit door Warner overgenomen, dus moeilijk verkrijgbaar.

De twee grootste reuzen waren natuurlijk Mstislav Rostropovich en Sviatoslav Richter. Ze hebben deze werken maar eenmaal opde plaat gezet (plus wat later ‘live’ op de videoband). Hun uitvoeringen zijn heel indringend en veelzijdig en ze weerstonden de tand des tijds heel goed. Gelukkig zijn ze op Decca ng mooier heruitgeven, bovendien voorzien van de variatiewerken met Maurice Gendron en Jean Françaix. Daardoor valt het mooie verschil tussen ware en lichte aanpak extra op.

De eerste interpretaties van Jacqueline du Pré en haar toen nog echtgenoot Daniel Barenboim werden ‘live’ door de BBC gemaakt gedurende het Edinburgh festival. Het spel mag dan niet de glans hebben van de latere EMI studio opnamen, maar getuigt wel van een grote concentratie en intensiteit. 

Heel gedistingeerd, met een duidelijk lichtere inslag laten Paul Tortelier en Eric Heidsieck de sonates klinken. Een mooi alternatief van Fourner/Kempff.

Ook Lynn Harrell en Vadimir Ashkenazy vormden een hecht team, maar als deze twee langer en hechter hadden samengewerkt zou het resultaat nog mooier zijn geweest.

Op het duo Yo-Yo Ma en Emanuel Ax valt natuurlijk niets aan te merken. Met hun hechte samenwerking, fraaie expressieve dialogen treffen ze telkens de kern van de muziek.

Dat Mischa Maisky en Martha Argerich een goed op elkaar ingespeeld team vormen, is goed hoorbaar. Aan temperament en differentiatievermogen daarom geen gebrek. Met name de jonge Beethoven past deze vitaliteit. Gelukkig houdt Maisky zijn neiging tot sentimentaliseren in toom.

Van Pieter Wispelwey staan twee opnamen ter beschikking, de eerste met Paul Komen als begeleider, de nog net wat mooier klinkende tweede met Dejan Lazič. In beide gevallen is interpretatief veel moois te verwachten. Op de eerste speelde Wispelwey op darmsnaren en Komen op een Broadway vleugel uit 1823, op de tweede de cellist op zijn gewone instrument en Lazič op een moderne Steinway D. De aanpak is plooibaarder, romantischer geworden in de dertien jaar tussentijd.

De eerste indruk bij Heinrich Schiff en Till Fellner is van een verrassende lichte, zangerige en mooi gedetailleerde aanpak. Die is bovendien fraai en rijk gekleurd zodat men er met plezier bij herhaling naar luistert. Mede omdat Schiff erg elegant voordracht en Fellner voor pit zorgt.

Een onverwacht opkomende verrassing leveren Maria Kliegel en Nina Tichman. Hun beider toon is stevig, hun samenwerking perfect, het resultaat klinkt op de man af. Hooguit mankeert het wat aan verbeeldingskracht, aan geheimzinnigheid.

De twee Hongaarse veteranen Miklós Perényi en András Schiff zorgen voor uiterst verhelderende vertolkingen. Ze brengen daarbij een gevoel van frisse verrassing en onweerstaanbaar genot over en hebben tegelijk het gemak van de natuurlijkheid van mannen die al geruime tijd spontaan en gekend door Beethovens muziek communiceren.

Vader Alfred en zoon Adrian Brendel waren hoorbaar heel gemotiveerd toen ze deze opname maakten. Of de familieband ook veel bijdroeg tot de getoonde eenheid van opvatting? Veel stimulerende werking schijnt van de pianist uit te gaan, geen wonder misschien met zijn rijke ervaring. Het is een puur genoegen om naar dit tweetal te luisteren. Ook de humor van de Mozartvariaties komt niets tekort.

Heel hoge ogen gooien hierna ook Antonio Meneses en Menahem Pressler omdat ze zo onopgesmukt voordragen als gold het intieme discussies waarnaar we mee mogen luisteren. Het mooie is dat de muziek volkomen natuurlijk klinkt. Iets meer geconcentreerde kracht had hooguit geen kwaad gekund op de momenten waarop dat wordt gevraagd.

Levendig en heel gedifferentieerd in interpretatief opzicht is wat Daniel Müller-Schott en Angela Hewitt laten horen. De afwerking is behoorlijk precies, de dynamiek gul. Soms had iets minder rubato gekund, ook iets minder verdroomdheid van de pianiste. Maar boeiend en interessant is de uitkomst zeker.

Alles in de vertolkingen Jean Guihen Queyras en Alexander Melnikov wijst erop dat deze musici goed op de hoogte zijn van de historische uitvoeringspraktijk. Queyras gaat spaarzaam met vibrato om en zet de toon alleen krachtig aan waar dat vereist is. Melnikov laat horen dat hij vaak op een fortepiano speelt. Voeg daarbij dat de tempi aan de snelle kant zijn. Zo is hier enigszins sprake van een ‘Beethoven light’ die heel mooie kanten heeft en wat zeker uitzonderlijk is.

 

Dan hebben we in de ‘authentieke’ hoek nog een paar mooie versies

Anner Bijlsma nam in twee etappes met wisselende partners Malcolm Bilson en Melvyn Tan de serie op. Opvallend is niet alleen de bijzondere toon van Bijlsma’s Gofriller uit de jaren 1690 en de Graff fortepiano uit 1825 van Bilson, maar ook de ruime mate aan interpretatieve vrijheid die beiden tonen. Vrijheid naar de geest en naar de letter. De muziek gaat zo heel levendig ademen al vertoont de erg direct klinkende opname wel nogal wat bijgeluiden.

Eigenlijk hoort de eerste opname van Wispelwey (met Komen) ook in deze categorie.

Ook de beide Finnen Anssi Kartunen en Tuija Hakkila kozen voor de oude muziek benadering met de cellist op een Benjamin Banks cello uit 1770 en de pianist op een Walter kopie uit 1795. Beide musici laten hun voordracht zo fris klinken als gold het nieuwe ontdekkingen. Het resultaat klinkt energiek en verbeeldingsvol met goed gevoel voor de juiste tempi. Grappig dat Warner deze Finlandia opnamen overnam.

De nieuwste aanwinst in deze sector komt van Steven Isserlis en Robert Levin. Isserlis bespeelt een Stradivarius uit 1726, Levin een McNulty kopie van een Walter & Sohn uit 1805. Samen neemt dit tweetal de luisteraar mee op een boeiende onderzoektocht waarin ze op tal van interessante details wijzen. Veel esprit, behoorlijk wat contrast, veel gevoel voor details kenmerken deze tocht die zeer de moeite waard is. 

 

Bij de dvd opnamen moge het duidelijk zijn dat de tijdens het Edinburgh Festival 1964 gemaakte opname van Mstistav Rostropovitch en Sviatoslav Richter bij verre de voorkeur verdient. Het is prachtig hier ook te zien hoe hecht de samenwerking van dit tweetal Russen is.

 

Conclusie

 

Bij zo’n groot aantal fantastisch mooie opnamen wordt het aanwijzen van een favoriet onmogelijk en moeten persoonlijke sym- en antipathieën mee de doorslag geven.

Onbetwist is de unieke grootsheid van Rostropovitch/Richter (liefst de Decca heruitgave). Verder gaat het waarschijnlijk vooral tussen Perényi/Schiff, de Brendels, Meneses/Pressler en Kliegel/Tichman, alle inclusief de variatiewerken; in de quasi oude instrumenten groep vooral om Kartunen/Hakkila en Isserlis/Levin. Maar onderzoek zelf vooral verder om tot mogelijk andere voorkeuren te komen!

 

Discografie

 

1927/9. Pablo Casals en Mieczyslaw Horszowski, Otto Schulhof. Arkadia 2 CD 78593, Naxos 8.110949/50 (2 cd’s).

 

1951/3. Pablo Casals en Rudolf Serkin. Sony MD2K 0058985 (2 cd’s).

 

1953. Gregor Piatigorsky en Cutner Solomon. Testament SBT 2158 (2 cd’s).

 

1958/61. Pablo Casals en Wilhelm Kempff. Philips 438.520-2 (3 cd’s).

 

1959. Pierre Fournier en Friedrich Gulda. DG 477.6266, Membran 233075 (2 cd’s).

 

1959. Janos Starker en György Sebök. Erato 4509-97237-2 (2 cd’s).

 

1961/3. Mstislav Rostropovitch en Sviatslav Richter. Philips 412.256, Decca 442.565-2 (2 cd’s).

 

1965. Pierre Fournier en Wilhelm Kempff. DG 423.297-2 (2 cd’s).

 

1970. Jacqueline du Pré en Daniel Barenboim. EMI 763.015-2, 586.242-2 (2 cd’s).

 

1972. Paul Tortelier en Eric Heidsieck. EMI 769.196-2 (2 cd’s).

 

1983. Evzen Rattay en Stanislav Bogunia. Calliope CAL 9693/4 (2 cd’s).

 

1984. Erling Bløndal Bengtson en Anker Blyme. Danacord DACOCD 333/4 (2 cd’s).

 

1986. Lynn Harrell en Vladimir Ashkenazy. Decca 417.628-2 (2 cd’s).

 

1986. Yo-Yo Ma en Emanuel Ax. CBS M2K 42446 (2 cd’s).

 

1986/1990. Anner Bijlsma en Malcolm Bilson c.q. Melvyn Tan. Nonesuch 7559-79152-2, 7559-79236-2 (2 cd’s).

 

1987. Anthony Pleeth en Melvyn Tan. Hyperion CDA 66281/2 (2 cd’s).

 

1989. Christoph Henkel en Georges Pludermacher. Lyrinx LYR 096/7 (2 cd’s).

 

1991. Ivan Monighetti en Vadim Sakharov. Harmonia Mundi LDC 2781061/2 (2 cd’s).

 

1991. Pieter Wispelwey en Paul Komen. Channel Classics           CCS 3592 (2 cd’s).

 

1991. Dimitry Markevitch en Daniel Spiegelberg. Gallo 672/3 (2 cd’s).

 

1992. Natalia Gutman en Elisso Virsaladze. Live Classics LCL 207/8 (2 cd’s).

 

1992. Mischa Maisky en Martha Argerich. DG 439.934-2 (2 cd’s).

 

1994. Arto Noras en Bruno Rigutto. Finlandia 4509-98887-2 (2 cd’s).

 

1995. Anssi Karttunen en Tuija Hakkila. Finlandia 4509-95584/5-2 (2 cd’s).

 

1996. Mario Brunelli en Alessandro Lucchetti. Agora AG 158/9 (2 cd’s).

 

1998. Heinrich Schiff en Till Fellner. Philips 462.601-2 (2 cd’s).

 

1998. Guido Schiefen en Alfredo Perl. Oehms OC 111 (2 cd’s).

 

1998. Troels Svane en Morten Mogensen. Kontrapunkt 32290/1 (2 cd’s).

 

1999. Hidemi Suzuki en Yoshiko Kojima. Duitse Harmonia Mundi 05472-77519-2 (2 cd’s).

 

2000. Simca Heled en Simone Dinnerstein. Classico CLASSCD 344/5 (2 cd’s).

 

2000. Jean-Marie Gamard en Agnès Postec. Pierre Verany PV 730118 (2 cd’s).

 

2002. Maria Kliegel en Nina Tichman. Naxos 8.555785/6 (2 cd’s).

 

2002. Miklós Perényi en András Schiff. ECM 472.401-2 (2 cd’s).

 

2004. Pieter Wispelwey en Dejan Lazič. Channel Classics            CCS SA 22605 (2 cd’s).

 

2004. Dominique de Williencourt en Emile Naoumoff. Integral EA 0406/1-2 (2 cd’s).

 

2004. Adrian en Alfred Brendel. Philips 475.379-2 (2 cd’s). 

 

2004. Herwig Tachezi en Iwan König. Gramola 98801/2 (2 cd’s).

 

2005. Zuill Bailey en Simone Dinnerstein. Telarc CD 80740 (2 cd’s), Delos DE 3368/9 (2 cd’s).

 

2006. Csaba Onczay en Jenö Jandó. Naxos 8.550479/50 (2 cd’s).

 

2006. Martin Rummel en Gerda Guttenberg. Paladino PMR 0011 (2 cd’s). 

 

2007. António Meneses en Menahem Pressler. Avie AV 2103 (2 cd’s).

 

2008. Daniel Müller-Schott en Angela Hewitt. Hyperion CDA 67633/4 (2 cd’s).

 

2008. Friedrich Kleinhapl en Andreas Woyke. Ars ARS 38035….

 

2009. Peter Martens en Luis Magalhães. Two Pianists TP 1039053 (2 cd’s).

 

2010. David Geringas en Ian Fountain. Hänssler CD 93272 (3 cd’s).

 

2011. Rainer Zipperling en Boyan Vodenitcharov. Accent AC 24237/8 92 cd’s).

 

2012. France Springuel en Jan Vermeulen. Et’cetera KTC 1496 (3 cd’s). 

 

2012. Steven Isserlis en Robert Levin. Hyperion CDA 67981/2 (2 cd’s).

 

2013. Timora Rosler en Klára Würtz. Brilliant Classics 2 CD 94624 (2 cd’s).

 

2013. Jean-Guihen Queyras en Alexander Melnikov. Harmonia Mundi HMC 90.2183 (2 cd’s).

 

2014. Duo Leonore (Maja Weber en Per Lundberg). Solo SM 210.

 

Video

 

1964. Mstislav Rostropovitch en Sviatslav Richter. EMI 492.848-9 (dvd).

 

2004. Henri Demarquette en Michel Dalberto. Armide ARM 001 (dvd).