Verg. Discografieën

BACH, J.S.: KLAVIERCONCERT NR. 5

BACH: KLAVECIMBELCONCERT NR. 5 IN f BWV 1056

 

In een Vergelijkende Discografie van december 2012 zijn de opname  van alle 14 Concerten voor 1, 2, 3 en 4 al klavecimbels behandeld. Van het Vijfde en kortste met dat prachtige largo dat slechts ongeveer 3 minuten duurt, is nog een apart verhaal te vertellen. Mede omdat daarvan een aantal alternatieven voor andere solo-instrumenten bestaat. 

 

Achtergronden

 

Pas enige jaren nadat Bach was benoemd tot Kantor aan de Thomasschule in Leipzig schreef Bach zijn veertien concerten voor klavecimbel(s). Deze ontstonden voor informele uitvoeringen door hemzelf, zijn zonen Wilhelm Friedemann en Carl Philipp Emanuel en zijn leerling Ludwig Krebs tidens een collegium musicum dat al in 1702 was opgericht door Telemann en dat elke vrijdag concerten gaf in het koffiehuis Café Zimmermann aan de Catharinenstrasse. Van 1729-1741 had Bach daar de leiding.

Zover Bach zelf wist had nog niemand eerder een concert geschreven waarin het klavecimbel werd geoorloofd om uit zijn bescheiden, doch belangrijke rol als continuo instrument op de voorgrond te treden. Dat hij veel materiaal uit vroegere werken hergebruikte is niet zo verwonderlijk.

Dit onderhavige Concert in f BWV 1056 uit 1736 schijnt te zijn gebaseerd op een vioolconcert in g dat ooit in het bezit was van Bachs oudste zoon, Wilhelm Friedemann. Andere bronnen beweren dat het was gebaseerd op twee delen van een verloren geraakt hoboconcert.

Zoals gezegd is dit het kortste werk uit de hele reeks. Opvallend in het begindeel is de nadruk op een trioolfiguurtje in de solopartij. Dit contrasteert sterk met het hoekige motief dat telkens terugkeert bij elke tutti inzet van de strijkers

Het largo in As is het eenvoudigste, teerste deel uit de hele serie en bestaat in feite uit een lange cantilene van het solo instrument dat tot aan de laatste twee maten slechts wordt begeleid door een pizzicato ondersteuning van de strijkers. Een ritornello is er niet. 

Dit deel is ook zo interessant omdat het de grote belangstelling toont die Bach had voor het versieren van de melodielijn. Het is fascinerend om dit te vergelijken met de inleidende Sinfonia van de Cantate nr. 156 Ich stehe mit einem Fuß im Grabe uit 1729, waar de melodie is getoonzet voor solohobo en zonder de versieringen die normaal essentieel waren voor een in vergelijking nauwelijks expressief klavecimbel.

De finale is een levendig rondo met vier episodes. Opmerkelijk is ook de actieve deelname van de strijkers aan de levendige interactie en de echo effecten tussen solo en tutti.

 

De opnamen

 

Voor een algemene beschouwing over dit veertiental werken inclusief BWV 1056 kan worden verwezen naar de desbetreffende Vergelijking. Daarvan worden de meeste in de discografie opnieuw genoemd. Het lijkt logisch om meteen de concerten voor 1 klavecimbel die het interessantst zijn samen op 2 cd’s aan te schaffen. Doch waarom altijd die logica volgen? 

Maar er is tenslotte van dit concert meer in andere combinaties op cd uitgebracht wat in de ‘totaal’ fobie dreigde onder te gaan en het is daarom goed om dat ook nog even in vogelvlucht de revue te laten passeren.

Bovendien zijn er die bewerkingen, waarvan die voor oboe d’amore en viool redelijk ver tot het origineel teruggaan. De directe aanleiding tot deze discografie gaf een uitzending van Arte TV waar in juli 2014 een programma passeerde van een concert door het Orchestre de Paris onder Riccardo Chailly met Maria João Pires als soliste in het Pianoconcert nr. 2 van Beethoven. Heel mooi, terugkerend tot het wezen van dat werk,  zonder enige opsmuk. Maar het mooiste kwam onverwacht toen ze op één lijn met het pizzicato spelende orkest in diezelfde wezenlijke stijl als toegift dat largo speelde. Gelukkig heb ik dat concert op dvd opgenomen, het is weliswaar nog herhaald, maar een handels-dvd daarvan heb ik niet aangetroffen. Wel is dat deel gelukkig separaat op YouTube geplaatst. 

Natuurlijk is de oudere Erato opname van deze pianiste ook bijzonder, maar toch minder ontroerend. Ook zal hij steeds lastiger verkrijgbaar zijn. Verder geldt helaas onvermijdelijk weer dat niet alle opnamen ter beschikking stonden. Een aansporing om zelf eens op nader onderzoek te gaan.

Aan het andere uiterste van de stilistische scala van Pires bij de pianisten treffen we Agi Jambor in samenwerking met Willem Mengelberg aan. Een schoolvoorbeeld van hoe het tegenwoordig echt niet meer ‘mag’. Aanzienlijk minder verouderd que stijl en opvatting klinken dan Clara Haskil en Sviatoslav Richter. Iets adelijks toont ook Alicia de Larrocha. Bij de uit de vorige discografie bekende namen doen zich geen nieuwe verrassingen voor.

Bij de klavecinisten stuiten we allereerst op de grote stilist George Malcolm en de eigenzinnige Rosalyn Tureck. Dan in het voorbijgaan op de mechanische Karl Richter, de verdienstelijke Zuzana Ruzicková en de wat brave Raymond Leppard. Een veel positiever beeld geeft Kenneth Gilbert.

Bij Bernhard Lohr en Paul Nicolson stuiten we als bijzonderheid op een tot het uiterste minimum gereduceerde begeleiding. Bij de overigen is het vooral Ottavo Dantone die voor een verrassend Italiaans perspectief zorgt.

 

Conclusie

 

Ten opzichte van het selectieresultaat van de totale concertenreeks is niet zoveel veranderd in de voorkeuren. Wel heb ik intussen veel meer waardering gekregen voor Angela Hewitt. 

Het ging er hier meer om nog wat aparte opnamen die daar niet aan bod kwamen te belichten. Houdt dus Pires in de gaten voor dat largo en hoop dat ze ooit nog eens het hele concert opneemt. 

Bij de pianisten blijft Perahia op de eerste plaats met voorlopig naast zich Angela Hewitt. Bij de klavecinisten zijn het nog steeds Pinnock, Levin, Mortensen, Egarr en Van Asperen die om de voorrang strijden.

 

Discografie

 

Als klavecimbelconcert

 

1959. George Malcolm met het Menuhin Festival orkest o.l.v. Yehudi Menuhin. EMI 565.332-2.

 

1961. Rosalyn Tureck met de Tureck Bach Players. VAI VAIA 1192-2.

 

1967 Igor Kipnis met het Stuttgarts kamerorkest o.l.v. Karl Münchinger. Intercord INT 820.738.

 

1967. Zuzana Ruzicková met de Praagse Kamersolisten o.l.v. Václav Neumann. Supraphon SU 110673-2.

 

1972. Karl Richter met het Münchens Bachorkest. DG/Belart 461.090-2.

 

1972. Gustav Leonhardt met het Leonhardt Consort. Teldec 8.43033, 4509-97452-2, 8.35778 (3 cd’s).

 

1973. Raymond Leppard met het Engels kamerorkest. Philips 478.8066.

 

1980. Trevor Pinnock met The English Concert. Archiv 415.992-2.

 

1988. Igor Kipnis met de London String Players o.l.v. Neville Marriner. CBS M2YK 45616 (2 cd’s).

 

1988. Kenneth Gilbert met het Engels kamerorkest o.l.v. José-Luis Garcia. Novalis 150034-2.

 

1990. Ton Koopman met het Amsterdam Barokorkest. Erato 4509-91930-2 (2 cd’s), 2292-45644-2.

 

1990. Christiane Jaccotet met het Kamerorkest Mainz o.l.v. Günter Kehr. Vox CD5X 3608 (5 cd’s). 

 

1992. Bob van Asperen met Melante Amsterdam. EMI 754.874-2.

 

1992. Christine Schornsheim met het Nieuwe Bach Collegium Leipzig o.l.v. Burkhard Glätzner. Brilliant Classics 99360/7. 

 

1995. Bernhard Lohr met Musica Alta Ripa. MDG MDG 309.0681-2.

 

1995. Paul Nicholson met het Purcell kwartet e.a. Chandos CHAN 0595.

 

1996. Christophe Rousset met de Academy of ancient music o.l.v. Christopher Hogwood. Oiseau Lyre 448.178-2.

 

1998. Harald Hören met het Keuls Kamerorkest o.l.v. Helmut Müller-Brühl. Naxos 8.554604.

 

1999. Robert Levin met het Bach Collegium Stuttgart o.l.v. Helmuth Rilling. Hännsler 92.128.

 

1999. Byron Schenkman met Seattle Baroque o.l.v. Ingrid Matthews. Centaur CRC2497.

 

2001. Richard Egarr met de Academy of ancient music o.l.v. Andrew Manze. Harmonia Mundia HMU 90.72283/4 (2 cd’s).

 

2005. Jeannette Sorrell met Apollo’s Fire. Avie AV 2207 (2 cd’s).

 

2005. Lars Ulrik Mortensen met Concerto Kopenhagen. CPO 777.248-2.

 

2007. Olivier Fortin met Masques. Analekta AN 29915.

 

2007. Ottavo Dantone met de Accademia Bizantina. Oiseau Lyre 475.9355.

 

2007. Francesco Cera met I Barocchisti o.l.v. Diego Fasalis. Arts 47729-B.

 

2008. Bertrand Cuiller met Stradivaria o.l.v. Daniel Cuiller. Mirare MIR 085.

 

2009. Béatrice Martin met de Folies françoises o.l.v. Patrick Cohén-Akenine. Cypres CYP 1661. 

 

2010. Céline Frisch met Café Zimmermann o.l.v. Pablo Valetti. Alpha 168.

 

2010. Aapo Häkkinen met het Helsinki Barokorkest. Aeolus AE 10057.

 

Als pianoconcert

 

1938. Edwin Fischer met het Edwin Fischer Kamerorkest. EMI 629.499-2 (12 cd’s), 763.039-2, Philips 456.777-2 (2 cd’s).

 

1938. Alexander Borowsky met het Lamoureux orkest o.l.v. Eugène Bigot. Pearl GEMMCDS 59235 (2 cd’s).

 

1939. Agi Jambor met het Concertgebouworkest o.l.v. Willem Mengelberg. Q Disc 97016 (10 cd’s), 97016.

 

1950. Clara Haskil met het Prades festival orkest o.l.v. Pablo Casals. Cascavelle VEL 3061 (5 cd’s), Sony SMK 58982.

 

1957. Glenn Gould met het CBS symfonie orkest o.l.v. Nicolas Goldchmidt. West Hill Radio Archives WHRA 6038 (6 cd’s), Music & Arts CD 654.

 

1957. Glenn Gould met het Columbia symfonie orkest o.l.v. Vladimir Golschmann. CBS M2K 42270 (2 cd’s), Sony 88725-42393-2 (2 cd’s), Sony SM2K 52591 (2 cd’s), MS 7001, SK 66532.

 

1964. Sviatoslav Richter met het Nationaal orkest van de Franse omroep o.l.v.Lorin Maazel. Doremi DHR 7872.

 

1974. Zoltán Kocsis met het Ferenc Liszt academie orkest o.l.v. Albert Simon. Hungaroton HCD 31696/6 (2 cd’s).

 

1974. Maria João Pires met het Gulbenkian kamerorkest o.l.v. Michel Corboz. Erato 4509-96949-2.

 

1979. Alicia de Larrocha met London Sinfonietta o.l.v. David Zinman. Decca 473.813-2 (7 cd’s).

 

1979. András Schiff met het Engels kamerorkest o.l.v. George Malcolm. Denon 35C37-7236.

 

1980. Michèle Boegner met de Solistes de France o.l.v. Jean-Claude Hartemann. Calliope CAL 6629.

 

1984. Abdel Rahman El Bacha met het Ensemble nstrumental de Grenoble o.l.v. Kurt Redel. Forlane UCD 16537.

 

1985. Cyprien Katsaris met het Franz Liszt Kamerorkest o.l.v. Janós Rolla. Teldec 0927-40819-2. 

 

1985. Gabriel Tacchino met het Ensemble instrumental de Paris o.l.v. Jean-Pierre Wallesz. EMI 749.336-2.

 

1986. Andrei Gavrilov met de Academy of St. Martin-in-the-Fields o.l.v. Neville Marriner. EMI 747.629-8 (2 cd’s), Ariola 610.350 (2 cd’s).

 

1989. András Schiff met het Europees kamerorkest. Decca 425.676-2 (2 cd’s).

 

1990. Hae Won Chang met Camerata Cassovia o.l.v. Robert Stankovky. Naxos 8.550423.

 

1993. Vladimir Feltsman met het St. Luke’s orkest. Nimbua NI 2541/2 (2 cd’s).

 

1996. Algis Donavichius met het Baltisch festival orkest o.l.v. Vitas Antonovichius. Prism Classics PLD 1225.

 

1999. Andrea Padova met het Kamerorkest Mainz. Stradivarius STR 33566.

 

2001. Murray Perahia met de Academy of St. Martin-in-the-Fields. Sony SK 89690.

 

2005. Angela Hewitt met het Australisch kamerorkest o.l.v. Richard Tognetti. Hyperion CDA 67308, CDA 67607/8 (2 cd’s).

 

2006. Vesko Stambolov, Zefira Valova e.a. Meta Records META 042.

 

2008. Hilda Huang met het Cincinnati Pops orkest o.l.v. Erich Kunzel. Telarc CD 80745.

 

2008. David Fray met de Duitse Kamerfilharmonie Bremen. Virgin 213.064-2.

 

2009. Ramin Bahrami met het Gewandhausorkest Leipzig o.l.v. Riccardo Chailly. Decca 478.2956, 476.4041 (2 cd’s).

 

2010. Alexandre Tharaud met de Violonsdu Roy o.l.v. Bernard Labadie. Virgin 087-109-2.

 

2010. Simone Dinnerstein met het Kamerorkest van de Berlijnse Staatskapel. Sony 88697-72728-2.

 

Als fluitconcert

 

…… James Galway met de Solisti di Zagreb. Sony 88697-828122-2 (12 cd’s).

 

2005. Stéphane Réty met de Zwitserse baroksolisten o.l.v. Andrés Gabetta. Naxos  8.557755/6 (2 cd’s).

 

Als panfluitconcert

 

1993. Simion Stanciu met het Normandisch orkestensemble o.l.v. Jean-Pierre Berlingen. Erato 4509-96021-2.

 

Als hoboconcert

 

2005. John Abberger met Four centuries of Bach. Analekta AN 29910.

 

2010. Ramón Ortega Quero met de Kammerakademie Potsdam o.l.v. Peter Rainer. Genuin GEN 11209.

 

Als oboe d’amore concert

 

1996. Christian Hommel met het Keuls kamerorkest o.l.v. Helmut Müller-Brühl. Naxos 8.554602, 8.554169.

 

Als klarinetconcert

 

1998. Eli Heifetz met de Israelische Blazers virtuozen. Meridian CDE 84405.

 

Als accordeonconcert

 

Richard Galliano en ensemble. DG 480.3341.

 

Als vioolconcert

 

1940 Joseph Szigeti met orkest o.l.v. Walter Goehr. Naxos 8.110979.

 

2010 Rachel Podger met Brecon baroque. Channel Classics CCS SA 30910.

 

Als celloconcert

 

1996. Kirill Rodin met ensemble o.l.v. Nicolai Grigorov. Arte Nova 74321-51631-2.

 

Als gitaarconcert

 

2013. Kaori Muraji met het Leipzigs Bach Collegium o.l.v. Christian Funke. DG 478.14085.

 

Video

 

2008. David Fray met de Duitse Kamerfilharmonie Bremen. Virgin 213.064-9 (dvd).