BERG: LULU
Lulu is deel van een persoonlijke ‘Moraliteit’, een soort Rake’s Progress van een femme fatale: ze beleeft een maatschappelijke carrière tot de moord van haar weldoener Dr. Schön, daarna de onvermijdelijke neergang van haar sociale positie tot een erbarmelijk bestaan als prostitué in Londen.
Achtergronden
Drie jaar na de première van Wozzeck in 1925 begon Berg aan zijn tweede en laatste opera, Lulu. Het werk is gebaseerd op de tragedies Erdgeist en Büchse der Pandora van Wedekind. Laatstgenoemd werk had in 1905 al een enorme indruk op hem gemaakt. Het libretto volgt de op- en ondergang van een danseres die als femme fatale een reeks mannen verleidt en een lesbische bewonderaar, gravin Geschwitz tot zich aantrekt. Uiteindelijk gaat ze haar ondergang tegemoet in handen van Jack the Ripper.
Berg was een nauwgezette, langzame werker en toen hij in 1935 stierf, had hij wel de eerste 390 maten van de orkestratie van de eerste scène van de derde akte die in totaal 1326 maten lang moest worden voltooid, maar was de rest in particel gebleven. Die heel substantiële schetsen waren door zijn weduwe Hélène als een bijna heilig reliek verborgen. Daarom werden bij de première in 1937 in Zürich slechts de beide eerste aktes opgevoerd, gevolgd door een soort pantomime als enige episode van de ontbrekende derde akte.
Veertig jaar lang bestond het werk als een torso in twee aktes, maar toen Hélène in 1976 overleed, ondernam de Oostenrijkse componist Friedrich Cerha een poging om het werk af te maken. Die poging vereiste minder interventies dan Bergs weduwe had gesuggereerd. In 1979 ging het voltooide werk in Parijs in première. Die mijlpaal in de geschiedenis van deze opera is gelukkig meteen in beeld en geluid vastgelegd.
Deze derde akte was cruciaal in het kader van Bergs plan om de opera als een soort palindroom vorm te geven, waarbij het kantelpunt voorkomt in het eerste tafereel van de tweede akte waar een zwijgende film de arrestatie van Lulu laat zien en vervolgens haar rechtszaak en gevangenschap. Pierre Boulez was de eerste die het nu complete werk in Parijs uitvoerde in 1979.
Waar Richard Strauss’ Salome de fantasie van de destructieve krachten van de vrouwelijke seksualiteit belichaamt, is Bergs Lulu een complexer en menselijker uitbeelding van het schoolvoorbeeld van de femme fatale aan het fin du siècle.
Lulu is zowel een vastbesloten, heel autonome moderne vrouw die haar seksualiteit als wapen inzet, als tegelijkertijd het slachtoffer van de mannen en vrouwen die haar objectiveren (zelfs misbruik als kind wordt gesuggereerd in de teksten van Wedekinds Erdgeist en Büchse der Pandorra). In de derde akte vinden we haar verzwakt in de straten van Londen terug waar ze slachtoffer wordt van Jack the Ripper.
Bergs flexibele twaalftoon techniek zorgt voor een muziek die vrij ruw, maar ook lyrisch is, expressionistisch èn dramatisch. De harmonieën zijn rijker dan in Wozzeck; de muzikale en dramatische vorm zijn makkelijker te volgen, grotendeels dankzij het thema dat in verband staat met Lulu zelf: een duidelijk referentiepunt.
De opnamen
Wie de fonografische geschiedenis van Lulu ter harte gaat, moet zeker eens proberen de oudste opnamen, beide met Ilona Steingruber in de titelrol beluisteren om te horen hoe onbevredigend het werk anno 1949 onder Herbert Hafner en tien jaar later onder Bruno Maderna recht werd gedaan.
Het was Karl Böhm die in 1968 met maar liefst twee opnamen kort na elkaar de volgende, best waardevolle bijdragen leverde. Het gaat om een Weense zaalopname en een Berlijnse studio opname, opvallend beide met een heel verschillende rolbezetting. Achteraf bezien kan men de dirigent hooguit het verwijt maken dat hij de expressionistische muziek ietwat romantiseerde, mogelijk om deze voor een onervaren publiek toegankelijker te maken, maar bezien in het licht van de intenties van de componist niet echt gerechtvaardigd. Dat een saxofoon en een piano een hint geven van door de jazz geïnspireerde decadentie blijkt hier niet duidelijk.
Van zijn beide uitgaven is die uit Berlijn met enige afstand de beste, al was het maar vanwege de fascinerende Dr. Schön van Dietrich Fischer-Dieskau, maar ook Evelyn Lear weert zich heel goed in de titelrol.
Om te beginnen moet worden vastgesteld dat een aantal onbekendere opnamen niet beschikbaar was. Of dat in het geval van de Siciliaanse uitgave van Stefan Anton Reck en Leopold Ludwig een groot gemis is, valt te betwijfelen. Lorin Maazel en zijn team zijn in menig opzicht met een degelijke Weense achtergrond wel de moeite. Maar of Julia Migenes een ideale Lulu is? Jammer dus eigenlijk.
Ook de andere Weense opname van Christoph von Dohnanyi schijnt alleen nog maar via internet leverbaar te zijn. In die uitgave is een glansrol weggelegd voor Anja Silja.
De studio opname van Boulez die grotendeels overeenkomt met de theateropvoering uit 1979 is nog steeds een hoogtepunt uit Boulez’ loopbaan als dirigent. Het is goed even uitgebreider stil te staan bij deze uitvoering die eigenlijk een verrassende mate aan vrijheid en spontaniteit kent welke het verloop van de handeling tot het onvermijdelijke einde prachtig tot uiting laat komen. Kan zijn dat het werk hier wat afstandelijk wordt bezien. Böhm had meer gevoel voor de emotionele opwellingen.
Teresa Stratas is een voorbeeldige neurotische, insinuerende, maar ook kwetsbare titelheldin. Ze stond kort voor het einde van haar loopbaan, maar brengt hier nog een keer een soort metarealiteit in haar rol; ze is niet alleen een verleidster en een heldin, maar weerspiegelt beide karakters in elkaar.
Franz Mazura toont als Dr. Schön een typisch onoprecht karakter dat tegen zijn dood veranderd in humorloze kwetsbaarheid. Toni Blankenheim is een kille, astmatische Schigolch en Yvonne Minton zet een heel menselijke, maar ook best sensuele gravin Geschwitz neer. Ze is duidelijk meer dan de lesbienne in stripverhaal geest van Wedekind.
Klein minpuntje: het zwakke Duits van de tenoren Robert Tear, verder welluidend als een fataal naïeve schilder en Kenneth Riegel (Alwa), de gevoelige componist, die als gevoelig iemand hulpeloos zijn vernietiging tegemoet gaat en heel ironisch klinkt in zijn ‘Hymne’ voor Lulu.
Maar na ruim vijfenveertig jaar (in 2015) hebben uitvoering en opname nauwelijks aan glans verloren. Dat heeft vooral te maken met de geweldige inzet van de zangers en het orkest.
De vrij recente uitgave van Jeffrey Tate, ook uit Parijs, zou een aardig goedkoop alternatief voor Boulez kunnen zijn geworden, ware het niet dat de dirigent een slappe interpretatie leidt. De dirigent volgde natuurlijk wel de completring van Cerha. Lichtpuntje is Patricia Wise in de titelrol met prachtige coloraturen en een heel gave technische afwerking als Lulu. De oude Hans Hotter zorgde voor een nog meer dan redelijke Schigolch, Graham Clark en Wolfgang Schöne zijn bovenmodaal goed als de beide ongelukkige echtgenoten van de heldin.
De Deense Chandos opname ontstond na een aantal opvoeringen en laat derhalve een goed ingespeeld ensemble horen. De leiding is in handen van de doelbewuste en energieke Ulf Schirmer. Verder horen we een enerzijds meisjesachtige en kwetsbare, anderzijds egoïstische Lulu als ‘streber’. Ze zingt heel precies maar wordt in het hoogste hoog wat schril. Monte Jappe, de Dr. Schön blijft wat veel steken in toonloos Sprechgesang maar hij karakteriseert wel fraai. Dat geldt ook voor de kernachtige Peter Straka (Alwa) en de opvallend treffende rijpe Geschwitz van Julia Juan.
De Engelstalige versie op Chandos zal voor niet Angelsaksen een curiosum blijven. Maar zelfs in Engeland kreeg de opname van Paul Daniel geen warm onthaal. Hij werd kort maar krachtig omschreven als: ‘Lulu in het naakt – een Rosenkavalier zonder ondergoed’.
Hoe goed en interessant de productie van de New Yorkse Met onder James Levine ook ontleent zijn grote attractie aan Christine Schäfer in de titelrol. Toen het werk als klein deel van een veertig jarig jubileum verscheen, zal haast niemand in Europa hebben overwogen om daarvoor de 19 andere cd’s op de koop toe te nemen.
Beeldopnamen
Bij de beeldopnamen wacht ons een teleurstelling in de op papier veelbelovende realisatie van Antonio Pappano. Dat ligt allerminst aan de dirigent en de meeste van zijn zangers, maar het is weer eens de povere, kale vormgeving op het toneel van Christof Loy. Trouwens ook niet alle zangers overtuigen. Agneta Eichenholz is een nogal bordkartonnen Lulu met een verkeerd soort glamour, Michael Volle overtuigt redelijk als Dr. Schön, Jennifer Larmore (Geschwitz) en Gwynne Howell (Schigolch) presteren bovenmodaal, maar Klaus Florian Volle lijkt niet zo goed raad te weten met zijn rol als Alwa, zodat het verder vooral de goed overtuigende Will Hartmann (schilder) is die positief de aandacht op zich vestigt.
Nu de beeldopname van James Levine uit de New Yorkse Metropolitan Opera is losgeweekt uit de doos met 32 dvd’s maakt hij een redelijke kans op een belangrijke rol in het breed bezette veld.
Andere koek is de mooi verfilmde opvoering onder Andrew Davis uit 1996 in Glyndebourne. Het toneelbeeld van Graham Vick is sober maar adequaat, de aankleding dito. Een bijzonder plaatsje kreeg het verfilmde tussenspel uit de tweede akte.
Momenteel is Christine Schäfer één van de best zingende en acterende Lulu’s en het is vocaal en acterend vrijwel een genoegen om haar te volgen in de maatschappelijk neerwaartse spiraal. Wolfgang Schöne bezit de juiste soort holle autoriteit als Dr. Schöne. Als Alwa toont David Kuebler de nodige verbeelding en Kathryn Harries geeft gravin Geschwitz enige noblesse mee. De Schigolch van veteraan Norman Baily wordt een uitermate sluw karakter. Gelukkig doet Andrew Davis niet alleen de orkestpartij, maar het hele werk stijlvol recht wedervaren.
In de voorlopig nieuwste opname uit Brussel zien en horen we in de titelrol een geweldig ingeleefde Barbara Hannigan die niet alleen vocaal, maar ook acterend overtuigt als vrijwel niemand voor haar. Een topprestatie (zie uitgebreidere bespreking in de rubriek CD Recensies). Paul Daniel doet meer dan het verloop krachtig ondersteunen en in het gareel houden. Bijzonder is verder de dieptepsychologische tot een nachtmerrie aanzien leidende regie van Warlikowski. Gelukkig zijn ook de overige rollen naar behoren bezet: Dietrich Henschel als mooi nuancerende, kleurrijke Dr. Schön en Jack the Ripper, Natasha Petrinsky als sensuele Geschwitz, Tom Randle als treffende neger en schilder, Charles Workman als bovengemiddelde Alwa en Pavlo Hunka als goede Schigolch. Maar het is duidelijk Hannigan die de voorstelling draagt.
Conclusie
Met afstand is het nog steeds de DG opname van Boulez die in de cd sector het peloton aanvoert. Hij wordt op enige afstand gevolgd door Böhm (DG, maar zonder derde akte!) en Schirmer.
Onbetwist zijn de dvd opnamen van Daniel (dankzij Hannigan), Boulez en Davis de beste en boeiendste voor wie beeld en geluid wil combineren wat hoogst wenselijk en aanbevelenswaardig is.
Discografie
1949. Ilona Steingruber, Maria Cerny, Friedl Riegler, Claus Logau, Waldemar Kmennt, Otto Wiener, Hans Libert e.a. met het Weens symfonie orkest o.l.v. Herbert Hafner. Archipel ARPCD 0540 (2 cd’s).
1959. Ilona Steingruber, Eugenia Zareska, Luisa Ribacchi, Maria Teresa Massa Ferrero,Dimitri Lopatto, Ratko Delorko, Heinz Rehfuss e.a. met het Omroeporkest Rome o.l.v. Bruno Maderna. Stradivarius STR 10030/1 (2 cd’s).
1968. Anja Silja, Ernst Gutstein, Martha Mödl, Gerd Nienstedt, Hans Hotter, Waldemar Kmennt, Heinz Zednik, Manfred Jungwirth, Oskar Czerwenka e.a. met het Ensemble van de Weense Staatsopera o.l.v. Karl Böhm. Andante AND 3050 (2 cd’s).
1968. Evelyn Lear, Dietrich Fischer-Dieskau, Patricia Johnson, Donald Grobe, Josef Greindl, Lauren Driscoll e.a. met het Ensemble van de Deutsche Oper, Berlijn o.l.v. Karl Böhm. DG 435.705-2 (3 cd’s).
1968. Anneliese Rothenberger, Elisabeth Steiner, Maria von Ilosvay, Gerhard Unger, Erwin Wohlfahrt e.a. met het Ensemble van Hamburgse Staatsopera o.l.v. Leopold Ludwig. EMI 566.619-2, 912.330-2 (2 cd’s).
1976. Anja Silja, Brigitte Fassbänder, Walter Berry, Alfred Szramek, Hans Hotter e.a. met het Ensemble van de Weense Staatsopera o.l.v. Christoph von Dohnanyi. Decca 430.415-2 (2 cd’s).
1979. Teresa Stratas, Franz Mazura, Yvonne Minton, Hanna Schwarz, Toni Blankenheim, Robert Tear, Kenneth Riegel en Gerd Nienstedt met het Operaorkest Parijs o.l.v. Pierre Boulez. DG 415.489-2, 463.617-2, 476.2524 (3 cd’s).
1983. Julia Migenes, Gall, Brigitte Fassbänder, Ryszhard Karczykowski, Theo Adam, Hans Zednik, Kurt Rydl e.a. met het Ensemble van de Weense Staatsopera o.l.v. Lorin Maazel. RCA 74321-57734-2 (3 cd’s).
1991. Patricia Wise, Graham Clark, Brigitte Fassbänder, Hans Hotter e.a. met het Ensemble van de Opera Parijs o.l.v. Jeffrey Tate. EMI 509.400-2, 754.622-2 (3 cd’s).
1996. Monte Jaffe, Peter Traka, Daniel Viklund, Julia Juon, Constance Hauman e.a. met het Ensemble van de Deense omroep o.l.v. Ulf Schirmer. Chandos CHAN 9540 (3 cd’s).
2001. Anat Efraty, Doris Soffel, Monica Minarelli, Adalbert Walter, Claude Pia e.a. met het Ensemble van het Teatro Massimo, Palermo o.l.v. Stefan Anton Reck. Oehms OC 949; Arte Nova 74321-87070-2 (2 cd’s).
2001. Christine Schäfer, James Courtney, Hanna Schwarz e.a. met het Ensemble van de Metropolitan Opera, New York o.l.v. James Levine. Met Opera Shop (21 cd’s), Sony .
In het Engels
2002. Lisa Saffer, Robert Hayward, John Graham Hall, Susan Parry, Gwynne Howell, Graeme Danby e.a. met het Ensemble van de English National Opera o.l.v. Paul Daniel. Chandos CHAN 3130 (3 cd’s).
Video
1979. Teresa Stratas, Franz Mazura, Yvonne Minton, Hanna Schwarz, Toni Blankenheim, Robert Tear, Kenneth Riegel en Gerd Nienstedt met het Operaorkest Parijs o.l.v. Pierre Boulez. Dreamlife DLVC 1069 (dvd).
1980. Julia Migenes, Franz Mazura, Evelyn Lear Kenneth Riegel, Franz Mazura, Frank Little e.a. met het Ensemble van de Metropolitan Opera, New York o.l.v. James Levine. Sony 88697-91009-9 (2 dvd’s).
1996. Christine Schäfer, Wolfgang Schöne, David Kuebler, Kathryn Harries, Stephan Drakulich, Norman Bailey e.a. met het Londens filharmonisch orkest o.l.v. Andrew Davis. Warner 0630-15533-2 (dvd).
2002. Laura Aikin, Cornelia Kallisch, Peter Keller, Alfred Muff, Steve Dasvislim, Peter Straka, Guido Götzen e.a. met het Ensemble van de Opera Zürich o.l.v. Franz Welser-Möst. TDK DV-OPLULU (dvd).
2009. Agneta Eichenholz, Michael Volle, Klaus Florian Vogt, Jennifer Larmore, Gwynne Howell, Philip Langridge e.a. met het Ensemble van Covent Garden Londen o.l.v. Antonio Pappano. Opus Arte OA 1034D (dvd).
2010. Patricia Petibon, Julia Juon, Ashley Holland, Paul Groves e.a. met het ensemble van het Liceu theater Barcelona o.l.v. Michael Boder. DG 073-463-7 (2 dvd’s).
2010. Patricia Petibon, Tanja Ariane Baumgartner, Pavol Breslik, Michael Volle, Franz Grundheber e.a. met het Ensemble van de Weense Staatsopera o.l.v. Marc Albrecht. Euro Arts 207256-8 (2 dvd’s).
2012. Barbara Hannigan, Natasha Petrinsky, Frances Bourne, Tom Randle, Charles Workman, Dietrich Henschel e.a. met het Ensemble van de Muntschouwburg Brussel o.l.v. Paul Daniel. Bel Air BAC 109 (2 dvd’s).