Verg. Discografieën

BRAHMS: PIANOKWARTET NR. 1 EN BEWERKING SCHÖNBERG

BRAHMS: PIANOKWARTET NR. 1

 

Op dieet gezet werkt de bezetting van het pianokwartet met piano en getalsmatig dominerende viool, altviool en cello niet zoveel anders dan bij een pianoconcert, hoewel de pianist daar natuurlijk is omgeven met de aura van een solist. In he oeuvre van Brahms nemen de drie pianokwartetten en het pianokwintet een bijna met zijn beide pianoconcerten vergelijkbare plaats in. 

 

Achtergronden

 

Brahms voltooide zijn Pianokwartet nr. 1 in g op. 25 in 1861. De ontstaansgeschiedenis van dit werk loopt van de turbulente periode halverwege de jaren vijftig van de negentiende eeuw tot de meer overwogen klassieke benadering van de componist een tiental jaar later. Het is daardoor een combinatie van een lichtelijk getroebleerd romantisch vocabulaire en een evenwichtig, bijna symfonisch meesterschap over muzikale structuren.

Toch laat Brahms in de finale met de ongeremde zigeunermuziek zijn voorkeur voor muzikaal geravot horen. Het hele kwartet lijkt voortdurend buiten de gekozen vorm te willen treden, in de richting van een orkestrale benadering op kleur, bereik, expressie en ontwikkeling. Er is deels sprake van grootse muziek met grootse gebaren.

Geen wonder dat dit werk een kolfje naar de hand van Schönberg was om het als zodanig te bewerken. De drie pianokwartetten ontstonden in Brahms’ middenperiode en bezitten de kracht en de lyriek die we met zijn muziek associëren, maar naast een weelde aan melodische en harmonische inventiviteit zijn er ook wat schaduwen. We weten dat Brahms vrijwel nooit een echt gelukkig mens was. Maar zelfs wanneer dat doorklinkt, zoals hier, blijft alles keurig proportioneel en van grote zielsontladingen is geen sprake.

 

De opnamen

 

Anno 2015 is het meer een sport om zoveel mogelijk opnamen van een bepaald werk op te sporen dan om te trachten deze ook uitgebreid alle te beluisteren. Het aantal is dermate groot, dat zelfs al stonden de financiële middelen en de tijd daarvoor ter beschikking, daaraan letterlijk geen beginnen is. Wat dus te doen?

Op basis van in de loop der jaren opgedane ervaring een selectie maken die op het noemen van bekende grote namen neerkomt, is wat al te simpel. Toch komt het daarop wel aardig neer wil men een veilige keuze maken.

Een enkel woord over de historische opnamen. Het opvallendst aan de realisatie van Rudolf Serkin en Adolf Busch c.s. in niet dat ze de muziek sentimentaliseren, maar dat ze zo vals en ongecoördineerd spelen. De opname is als een studie in grijs en bruin. 

Allereerst dient zich de vraag aan: is het niet het zinvolst om meteen de drie pianokwartetten samen te nemen? Waarschijnlijk ja. In dit geval dienen zich een paar belangrijke kandidaten aan. Om te beginnen zijn dat Victor Aller met leden van het Hollywood kwartet. Tot op zekere hoogte zijn ze nog steeds onovertroffen, vol vurige lyriek, maar helaas gaat het om monomateriaal en klinkt het hoog vrij schril.

Dan zijn daar Emanuel Ax & Co. Zij zorgen voor een pittige, uitgesproken exuberante lezing vol vaart en zorgen als individualisten voor een hecht geïntegreerde samenwerking. Zij verdienen en krijgen heel veel waardering.

Logisch dat ook Murray Perahia met drie leden uit het Amadeus kwartet tot grootse prestaties komt. Het is goed dat ook Menahem Pressler met zijn Beaux Arts trio en altist Trampler nog in twee vormen van de oorspronkelijke Philipsopname bij Decca en Pentatone voortleeft. Het gaat om uitvoeringen die haast zichzelf aanbevelen: bedachtzaam, gevoelig in de langzame delen, levendig in de snelle en steeds met een zekere spontaniteit. 

Een vloeiende, subtiele frasering in combinatie met veel gevoel voor Brahms’ lange melodielijnen vormen de sterke kanten bij Christophe Gaugué c.s. Ook aan passie mankeert het niet.

 

Dan de éénplaats bijdragen

 

Een enkel woord over de historische opnamen. Het opvallendst aan de realisatie van Rudolf Serkin en Adolf Busch c.s. in niet dat ze de muziek sentimentaliseren, maar dat ze zo vals en ongecoördineerd spelen. De opname is als een studie in grijs en bruin. 

Niet zozeer de Russische opname, maar die met leden van het Amadeus kwartet maakt de uitgaven van Emil Gilels bijzonder. Er wordt spontaan en met romantische gloed gemusiceerd. Zo werd voor een nog steeds respectabele bijdrage gezorgd.

Wanneer Martha Argerich en Gidon Kremer samenkomen, vliegen in musicis de vonken er meestal af. Ook hier en nemen we de aanwezigheid van Mischa Maisky maar op de koop toe.

Aan de opname van de Engelse groep Domus zijn goede, dankbare herinneringen gekoppeld. De twee dames en twee heren laten hun rijke ervaring klinken in een frontale confrontatie met de muziek.

Wie had gehoopt op een wezenlijke bijdrage van de in 1996 nog jonge Isabelle Faust en de ervaren Bruno Giuranna bij Derek Han in de Brilliant opname, zal een lichte teleurstelling voelen want hoewel in technisch opzicht alles in orde is, ontbreekt het teveel aan spanning en kracht. Iets dergelijks overkwam de ook jonge Julia Fischer bij Lars Vogt in 2001; hier is het ad hoc karakter van het viertal merkbaar.

Ian Brown en drie leden van het Nash ensemble zorgen voor een keurige, traditionele en best effectieve interpretatie zonder keurig uitgelichte hoogtepunten.

Vrij bescheiden en ontwapenend welsprekend zonder de dramatiek buiten beschouwing te laten zorgt het Engelse Schubert ensemble voor een aangename inbreng met zinvolle tempi en goed gearticleerde fraserng.

Dat er best ruimte is voor interessante niet teutoonse inzichten, laten Nicholas Angelich en zijn Franse partners mooi horen. Ze laten inderdaad een nuttig nieuw licht schijnen op deze materie en blinken met name uit in het intermezzo.

Maar deze groep wordt op zijn beurt weer overtroffen door Marc-André Hamelin en het Leopold trio. Aan het razende tempo van de finale is het even wennen. Maar verder krijgt elke nuance van het complexe werk de volle aandacht. 

Met een Oekraïns-Frans-Zwitsers-Hongaars stel musici is Milana Chernyavska het Milander kwartet een waarlijk internationaal ensemble. Er wordt met veel gevoel gespeeld, maar anderen zijn net iets beter om de dramatische structuren van Brahms te onthullen. 

 

Bewerking Schönberg

 

Op grond van een mogelijk verkeerde inschatting van Brahms over de balans tussen piano en strijkers en Brahms’ neiging om zijn orkestwerken graag telkens opnieuw te willen orkestreren om ‘goed alles te kunnen horen’ hercomponeerde Schönberg het eerste pianokwartet tot zoiets als de vijfde symfonie van Brahms.

Simon Rattle waagde zich tweemaal aan dit avontuur, eerst vrij bescheiden in Birmingham, later (te) groots uitpakkend in Berlijn. Veel bescheidener, sympathieker, zij het wat zakelijk is Robert Craft die ook twee pogingen waagde. Die uit Chicago is de beste van beide.

Neeme Järvi zowel als Christoph von Dohnanyi zorgen voor krachtige verklankingen die enthousiasme wekken en het beste klankgemiddelde bezitten.

De beide opnamen van Jun Märkl stonden mogelijk model voor een concert van het Residentie orkest in februari 2015: heel gedegen werk.

 

Conclusie

 

Houvast bieden voor wat betreft het complete drietal pianokwartetten voor de ouwe getrouwen Ax c.s., Perahia en Pressler c.s c.s. en voor een wat Gallischer kijk Angelich c.s.

Bij de losse opnamen triomfeert Hamelin op enige afstand gevolgd door Gilels (DG) en Argerich.

 

Discografie

 

1932. Arthur Rubinstein met leden van het Pro Arte kwartet.  Documents A.R. 220050,  RCA 09026-63003-2, 09026-63065-2, Biddulph LAB 027.

 

1941. Edwin Fischer, Vittorio Brero, Rudolf Nel, Theo Schürgers. Koch 377012.

 

1948. Emil Gilels met leden van het Beethoven kwartet. Doremi DHR 7785, Dante HPC 099, Andromeda ANDRCD 5046 (3 cd’s).

 

1949. Rudolf Serkin, Adolf en Hermann Busch, Hugo Gottesmann. EMI 565.190-2, Archipel ARPCD 0331.

 

1951. Artur Balsam met leden van het Boedapest kwartet. Bridge BRIGDE 9110.

 

1956. Victor Aller met leden van het Hollywood kwartet. Testament SBT 3063 (3 cd’s).

 

1966. Ralf Gothoni met het Münchens strijktrio. Ophelia OPCD 67105.

 

1967. Arthur Rubinstein met het Guarneri kwartet. RCA 88697-76099-2 (9 cd’s), GD 85677.

 

1971. Emil Gilels met leden van het Amadeus kwartet. DG 447.407-2.

 

1972. Lyobov Yedlina met leden van het Borodin kwartet. Melodiya MEL 10010010 (2 cd’s).

 

1973. Walter Trampler met het Beaux Arts trio. Philips 454.017-2, Decca 454.017-2,  Pentatone PTC 5186-151 (2 cd’s).

 

1980. Musiciens. Harmonia Mundi HMC 90.1062.

 

1982. Tamás Vasary, Thomas Brandis, Wolfram Christ, Ottomar Borwitzky. DG 439.856-2 (2 cd’s).

 

1983. Vassili Lobanov, Oleg Kagan, Diemut Poppen, Natalia Gutman. Live LCL 124.

 

1986. Murray Perahia, Norbert Brainin, Peter Shidlof, Martin Lovett. Sony 63380 (4 cd’s), CBS MK 42361.

 

1987. Domus pianokwartet. Virgin 561.615-2, 790.709-2, 759.248-2.

 

1988. Villiers Pianokwartet. Et’cetera KTC 1072.

 

1988. Rivka Golani met het Borodin trio. Chandos CHAN 8809/10 (2 cd’s).

 

1989. Emanuel Ax, Isaac Stern, Jaime Laredo, Yo-Yo Ma. Sony S2K 45846 (2 cd’s), SM3K 64520 (3 cd’s).

 

1990. Elyséen pianokwartet. Arion ARN 268205 (2 cd’s).

 

1991. Kandinsky pianokwartet. FNAC 592094.

 

1991. Csilla Szabó, Sándor Falvai, Péter Komlós, Géza Németh, Károly Botvay. Hungaroton HCD 11597/8 (2 cd’s).

 

1992. Filharmonisch ensemble Berlijn. Audiomax AUD 7030464, MDG MDG L 3464.

 

1993. Parc pianokwartet. Wijnand van Hooff WVH 081.

 

1993. Beethoven Pianokwartet Rome. Dynamic CDS 71.

 

1994. Ralf Gothoni, Peter Csaba, Matti Hirvikangas, Frans Helmerson. Ondine ODE 843-2.

 

1994. Italiaans Pianokwartet. Symphonia SY 94D26 (2 cd’s).

 

1994. Zürichs pianokwartet. Wiediscon WD 9456.

 

1996. Derek Han, Isabelle Faust, Bruno Giuranna en Alain Meunier. Brilliant Classics 93040 (2 cd’s).

 

1996. Schubert ensemble Londen. Nimbus NI 6279 (2 cd’s), Resonance CDRSN 3079.

 

1997. Alexander Schneider, Walter Trampler, Leslie Parnas, Stephanie Brown. Vanguard ATMCD 1228.

 

1997. Jean-Claude Pennetier, Jean-Jacques Kantorow, Bruno Pasquier, Truls Mørk. Lyrinx LYR 165/6 (2 cd’s).

 

1997. Menuhin Festival pianokwartet. Claves 50-9701-2 (2 cd’s).

 

1998. Viardot. Querstand VKJK 9813. 

 

2001. Lars Vogt, Julia Fischer, Tatjana Masurenko, Gustav Rivinius. EMI 557.377-2.

 

2002. Martha Argerich, Gidon Kremer, Yuri Bashmet, Mischa Maisky. DG 463.700-2, 479.0359.

 

2005. Christophe Gaugué met het Wanderer trio. Harmonia Mundi HMC 90.1915/6 (2 cd’s).

 

2005. Marc-André Hamelin met het Leopold trio. Hyperion CDA 67471/2 (2 cd’s).

 

2007. Nicholas Angelich, Renaud en Gatier Capuçon, Gérard Caussé. Virgin 519.310-2 (2 cd’s).

 

2007. Fauré pianokwartet. DG 476.6323.

 

2007. Ian Brown en leden van het Nash Ensemble. Onyx ONYX 4029.

 

2008. Prisca Benoit, Roland Daugareil, Michel Michalakakos, Roland Pidoux. BNL BNL 112943.

 

2008. Ames Pianokwartet. Dorian DOR 90194.

 

2008. Pro Arte pianokwartet. Quartz OTZ 2105 (2 cd’s).

 

2010. Milana Chernyavska met leden van het Milander kwartet. Avie AV 2203.

 

2010. Primrose piano kwartet. Meridian CDE 84599.

 

2010. Mozart Pianokwartet. MDG MDG 943-1712-6.

 

2012. Tilo Widenmeyer met het Münchens pianotrio. Genuin GEN 12246.

 

Met onbekende opnamedatum

 

….. Cantilena pianokwartet. Arabia Z 6553-2 (2 cd’s).

 

Bewerking Schönberg

 

1983. Baltimore symfonie orkest o.l.v. Sergiu Comissiona. MMG MCD 10018.

 

1990. Londens filharmonisch orkest o.l.v. Gennady Rozhdestvensky. Collins CC 1175.

 

2005. Chicago symfonie orkest o.l.v. Robert Craft. Sony 82876-78746-2.

 

1979. Junge Deutsche Philharmonie o.l.v. Hans Zender, Berlin Classics BC 2158-2.

 

1984. Birmingham symfonie orkest o.l.v. Simon Rattle. EMI 747.301-8 (2 cd’s).

 

1988. Londens symfonie orkest o.l.v. Neeme Järvi. Chandos CHAN 8825.

 

1989. WDR Omroeporkest Keulen o.l.v. Hiroshi Wakasugi. Schwann 311034, Altus ALT 204.

 

1990. Londens symfonie orkest o.l.v. Geoffrey Simon. Cala CACD 1006.

 

1996. Sydney Symfonie orkest o.l.v. Edo de Waart. ABC 877.003-2.

 

1995. Weens filharmonisch orkest o.l.v. Christoph von Dohnanyi. Decca 452.050-2.

 

1998. NHK Omroeporkest Tokio o.l.v. Jun Märkl. Altus 2CD ALT 006-7 (2 cd’s).

 

1998. Philharmonia orkest o.l.v. Robert Craft. Koch 37493-2.

 

2000. Norrköping symfonie orkest o.l.v. Lü Jia. BIS CD 1140.

 

2007. MDR Symfonie orkest o.l.v. Jun Märkl. Querstand VKJK 0724.

 

2007. Rheinische Philharmonie o.l.v. Daniel Raskin. CPO 777.356-2. 

 

2009. Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Simon Rattle. EMI 457.815-2.

 

2009. Gran Canaria filharmonisch orkest o.l.v. Pedro Halffter. Warner 2564-68607-2.

 

….. Symfonie orkest van de Beierse omroep o.l.v. Michael Tilson Thomas. CBS MK 42129.

 

Video

 

2004. Daniel Barenboim met het Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Simon Rattle. Euro Arts 2053658 (dvd).

 

Bewerking voor piano 4-handig

 

2003. Silke-Thora Matthies en Christian Köhn. Naxos 8.55412.