BEETHOVEN: SYMFONIE NR. 7
Voor de vertolker van Beethovens Zevende is het de kunst om dit werk dat op een enkel motief als basisgedachte is gebaseerd, maar dat zijn constructieve moment echter verbergt achter een haast bacchantisch uitdijende, punctueel ontketende muziek zodanig uit te voeren dat deze beide aspecten gelijkwaardig tot uiting komen.
Achtergronden
De autograaf van deze symfonie heeft als datum 13 mei 1812. 1812 was een bijzonder jaar met Napoleons laatste grootschalige optreden bij de tocht naar Rusland, maar ook voor Beethoven die in aanraking was gekomen met de ondernemende Bettina Brentano en met Goethe. Hij moet toen ook zijn ‘Unsterbliche Geliebte’ zijn tegengekomen, wie dat ook geweest moge zijn. Die liefde was weer gedoemd ongelukkig te blijken, maar daar is in deze symfonie niets van te merken.
Het werk staat in een monter A-groot en wijkt af van het gangbare symfonietype doordat het geen wezenlijk langzaam deel bevat, doch een allegretto: hier mysterieus, daar speels. De poco sostenuto inleiding is de machtigste die Beethoven ooit voor een symfonie schreef, ook die van de vierde symfonie is in vergelijking bleker.
In het vivace worden de krachten gebundeld en wordt het profiel aangescherpt. Het hoofdthema is veel meer ritmisch dan melodisch en dat gepuncteerde 6/8 ritme zelf is de kern van deze symfonie. Het maakt zich meester van ieder motief, overbrugt de verschillen tussen eerste en tweede thema, stort zich van de expositie naar de doorwerking en van de doorwerking naar de reprise met de dansende rusteloosheid die de orgie van de finale al lijkt aan te kondigen.
Schaars zijn de pauzes, men vindt ze in de fermates vóór de prachtige hobosolo in mineur en daarna als voorbereiding op de coda. Maar daar suggereren ze minder rust dan angst. Ook deze coda met de haast adembenemende uitwijking naar As en de voortdurende stamelingen van de lage strijkers maken dit weer tot de beste coda uit Beethovens oeuvre.
Het volgende allegretto gold lang als populairste deel van deze symfonie. In Beethovens tijd moest het vaak worden gebisseerd. Menigeen kon toen nog weinig aan met de snelle delen die als uitlatingen van een krankzinnige of tenminste als pure dronkemansjool werden beschouwd. Veel waren het niet, want de Zevende is van begin af aan stormachtig bewonderd.
Overigens is dat allegretto allesbehalve conventioneel want ook al is het thema eenvoudig, het blijkt ideaal om tegenmelodieën, figuraties en fugatische bewerkingen te ondergaan. Het ritmische profiel is krachtig als steeds.
Het derde deel, presto, staat in F en laat de danswoede meteen weer uitbarsten; schijnbaar speels, in werkelijkheid bezeten. Het voortdurend herhalen van kleine motiefjes, van enkele tonen zelfs, geeft dit scherzo op den duur een haast hypnotische kracht. De rudimentaire melodie van het trio zou Beethoven hebben ontleend aan een processielied uit Neder-Oostenrijk. Dat trio heeft inderdaad een hymneachtig karakter, maar lijkt meer impressie dan citaat. Overigens is ook dit scherzo weer geen scherzo in de eigenlijke betekenis van het woord, al was het maar omdat het trio tweemaal volledig wordt gespeeld en omdat dit deel van geen ophouden weet totdat vijf stevige akkoorden er een krachtdadig einde aan maken.
En dan de finale, allegro con brio. Deze verenigt alle aanduidingen en aandoeningen van de voorafgaande delen in een tomeloze dithyrambe. Alles raakt in een roes. Mousserende souplesse wordt tot zwaar stampen, sforzati beuken op zwakke maatdelen, een razend eerste en een nerveus tweede thema laten zich door alle regionen heenzwepen tot aan het drievoudig forte in de coda. Ze nemen nu eens de gedaante aan van een triomfantelijke mars, dan weer van een tragikomische uitsmijter. Men kan deze finale opvatten als een vertegenwoordiger van de klassieke sonatevorm, maar ook, met zijn vele herhalingen, als een dans.
Alle vier de delen dansen op hùn manier en wat dat betreft is de Zevende meer suite dan symfonie. Maar de omschrijving ‘Apotheose des Tanzes’ van Wagner lijkt wat overdreven want een apotheose en een bacchanaal zijn verschillende dingen, hoe dionysisch het werk ook is (en Beethoven las Homerus!). Opus 92 is dus de bandeloze, bacchantische dithyrambe die ook in zijn roes nog troebel en aardgebonden blijft.
De opnamen
Wie de lange lijst met opnamen hieronder beziet – een lijst die zeker niet volledig is, met name ontbreken wat opnamen op zeer onbekende, niet- of nauwelijks leverbare labels – zal meteen begrijpen dat geen sterveling deze alle heeft gehoord, gehoord kan hebben.
Alleen het uitzoeken en samenstellen kostte uren; om ook nog precies uit te zoeken wanneer al die opnamen werden gemaakt, ontbrak me de animo, mijn excuses….
Interessanter en vruchtbaarder dan te trachten om toegespitste beschrijvingen te geven van de meeste of zelfs belangrijkste, wel makkelijk beschikbare opnamen, is het om eens na te gaan wat de belangrijkste orkesten uit Berlijn, Wenen, Londen en Amsterdam en dan vooral de dirigenten die meer dan één opname maakten te bieden hebben.
Beginnen we met de pure geluidsopnamen. Kwantitatief wint Berlijn het, met zestien opnamen, waarvan alleen al van Karajan zes op cd en 2 op dvd (met verder 2 uit Wenen 1 uit Londen en 1 uit Luzern). Op de voet gevolgd door Wenen het met liefst 10 opnamen, interessant genoeg onder heel verschillende dirigenten. Maar het Concertgebouworkest laat zich ook niet onbetuigd met acht opnamen van respectievelijk Mengelberg, Erich Kleiber, Klemperer, Jochum, 2x Sawallisch, Krips en – de nog niet officieel verkrijgbare uitvoering uit februari 2009 – tweemaal Haitink, waarvan dus 1x als videoversie. Voeg daarbij de dito van Carlos Kleiber om letterlijk het beeld compleet te maken.
Dat kan tussen interessante vergelijkingen van een eventueel wijzigende orkestcultuur leiden en beslist tot het volgen door de jaren heen van de opnametechniek. Maar het hoeft met deze beperking tot een paar wereldberoemde ensembles niet noodzakelijkerwijs te leiden tot het vinden van de waardevolste opnamen. Dat vergt namelijk een gedifferentieerder aanpak. Wat een lastige selectieprocedure lijkt te zijn, blijkt tenslotte erg mee te vallen.
Mijn eigen fonografische avontuur begon met de Berlijnse Zevende van Van Kempen in 1953 als één van m’n eerste lp’s. Sindsdien passeerden vele andere de revue
Laten we wel het totale bestand splitsen in historische opnamen (van 1926- 1952), semi-historische (1953-1980) en nieuwere (na 1981) en daaruit meteen de beste selecteren. Dan belanden we meteen in de Conclusie.
Interessant zijn als alternatief of voor een enkel keertje de bewerkingen voor blaasorkest.
Conclusie
Het meest de moeite waard onder de echte historische opnamen zijn die van R. Strauss, Toscanini (en dan liefst zijn Londense Naxos heruitgave ter vermijding van de gortdroge klank uit de RCA H8 studio in New York; Verder verdient zeker ook Furtwängler (1954) de aandacht, bij voorkeur de opname uit.
Bij de semi-historische springen die van Erich Kleiber en Otto Klemperer (Naxosversie) er nadrukkelijk uit. Maar ook de Karajanversie uit 1962 doet nog goed mee als beste van zijn pogingen.
Bij de ‘moderne’ is de keuze veel royaler. Denk om te beginnen aan Vänskä, Boyd, Haitink (LSO Live) en Davis (Philips). Maar wanneer het principe van baas boven baas in de praktijk wordt gebracht, komen we eerst bij Fischer en Abbado (Berlijn) om aan het eind van de rit gefascineerd uit te komen bij Carlos Kleiber als nog onovertroffen primus inter pares, zowel wat zijn Weense cd opname als wat de Amsterdamse dvd uitgave betreft.
Bij hem zijn de laatste anderhalve minuut een van de prikkelendste passages uit alle opgenomen muziek. Vanaf een punt van grote opwinding daalt de muziek geleidelijk af en verzacht deze naar een orgelpunt dat nieuwe verwachting en spanning oproept. Intussen zijn de violen verwikkeld in een zeer geanimeerde dialoog, een effect dat wordt versterkt doordat ze echt als eerste en tweede violen antifoon worden ingezet. Naarmate de spanning toeneemt, komt de muziek bij een thema dat tegenwicht krijgt van een nieuw orgelpunt, zodat de climax wordt uitgesteld. Als de golf tenslotte omslaat, horen we achter de gejaagde activiteit een grote verstilling die de muziek een transfigurerende grootsheid geeft. De vakkundigheid en de bezieling van deze uitvoering in zijn geheel zijn in dat moment van catharsis meer dan waard gebleken.
Bij de ‘authentieke’, historiserende zijn vooral de semi’s van Harnoncourt en Gardiner de moeite, aangevuld met de ‘ware’ van Van Immerseel en Norrington (Virgin).
Hier gaat het om vrij persoonlijke, misschien niet algemeen geldende voorkeuren. Wie zelf uitgesproken favorieten heeft of op zoek wil naar nieuwe ontdekkingen, is daar vanzelfsprekend geheel vrij in. Hier is slechts getracht een paar bruikbare uitgangspunten voor te stellen.
Bij de video opnamen zijn het opnieuw Kleiber en Abbado die het pleit winnen. Het is wel te hopen dat hetzij het Concertgebouworkest, hetzij de NPS de recente indrukwekkende uitvoering van Haitink die veel meer indruk maakt dan zijn vorige cd versie – mogelijk een haastklus – nog eens officieel toegankelijk maakt. Vooreerst ben ik gelukkig met de zelf gemaakte dvd registratie. Downloaden van internet is dus mogelijk.
Discografie
1926. Orkest van de Berlijnse Staatsopera o.l.v. Richard Strauss. Naxos 8.110926.
1927 Philadelphia orkest o.l.v. Leopold Stokowski. Biddulph WHL 033.
1928. Orkest van de Berlijnse Staatsopera o.l.v. Richard Strauss. Koch 37115-2, Naxos 8.110926.
1928 Orkest o.l.v. Felix Weingartner. Archipel ARPCD 0114-2.
1929. Orkest van de Berlijnse staatsopera o.l.v. Hans Knappertsbusch. Tahra TAH 309.
1933. NBC Symfonie orkest o.l.v. Arturo Toscanini. Naxos 8.110840.
1935. BBC symfonie orkest o.l.v. Arturo Toscanini BBC Legends BBCL 4016-2.
1936. New York filharmonisch symfonie orkest o.l.v. Arturo Toscanini. Naxos 8.110840.
1938. Weens filharmonisch orkest o.l.v. Felix Weingartner. Naxos 8.110862.
1939. NBC Symfonie orkest o.l.v. Arturo Toscanini. Music & Arts CD 1203.
1939. Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Carl Schuricht. Aura 240, Archipel ARPCD 0088.
1940. Concertgebouworkest o.l.v. Willem Mengelberg. Philips 416.204-2, Iron IN 1422, History 205253-324 (10 cd’s).
1941. Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Eugen Jochum. Tahra TAH 466/9 (4 cd’s).
1941. Staatskapel Berlijn o.l.v. Herbert von Karajan. DG 423.525-2, 477.6237.
1942. New York filharmonisch orkest o.l.v. Bruno Walter. United Archives NUA 02 (6 cd’s).
1942. Orkest van Reichssender Berlin o.l.v. Carl Schuricht. Musicaphon CD 10944, Music & Arts 1094.
1943. Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Wilhelm Furtwängler. DG 427.775-2.
1945. New York filharmonisch orkest o.l.v. George Szell. West Hill Radio Archives WHRA 6018 (4 cd’s).
1946. New York filharmonisch orkest o.l.v. Artur Rodzinsky. As Disc 513.
1949. Boston symfonie orkest o.l.v. Charles Munch. Tahra TAH 528/9 (2 cd’s).
1950. Weens filharmonisch orkest o.l.v. Wilhelm Furtwängler. EMI 567.492-2, 567.497-2.
1950. NBC Symfonie orkest o.l.v. Guido Cantelli. Testament SBT4 1306 (4 cd’s).
1950. Weens filharmonisch orkest o.l.v. Fritz Busch. Dante LYS 549/6 (3 cd’s).
1950. Concertgebouworkest o.l.v. Erich Kleiber. Decca 425.987-2, 475.6080, Andromeda ANDRCD 5001 (3 cd’s).
1951. Concertgebouworkest o.l.v. Otto Klemperer. Archipel 109, Archiphon ARC 1.
1951. Deens Nationaal omroeporkest o.l.v. koning Frederik IX. Dacapo 8.224158/9 (2 cd’s).
1951. NBC Symfonie orkest o.l.v. Arturo Toscanini. RCA GD 60324, RD 87198, 74321-55836-2 (2 cd’s).
1952. Concertgebouworkest o.l.v. Josef Krips. Q-Disc MCCL 97018.
1952. Omroeporkest Stuttgart o.l.v. Carl Schuricht. Hänssler CD 93.140.
1952. RIAS Symfonie orkest o.l.v. Ferenc Fricsay. Audite 95.593.
1953. Weens filharmonisch orkest o.l.v. Carl Schuricht. Hännsler CD 93.140, Andante 4988 (3 cd’s).
1953. Philharmonia orkest o.l.v. Herbert von Karajan. EMI 763.310-2, Warner 82564-6337354 (6 cd’s).
1953. Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Paul van Kempen. Philips 438.533-2.
1953. NBC symfonie orkest o.l.v. Guido Cantelli. Music & Arts CD 1170, Testament SBT 41306, Music & Arts CD 1056.
1954. Deens nationaal omroeporkest o.l.v. Frederik IX. Da Camera 8.224158/9.
1954. Orkest van de Weense Staatsopera o.l.v. Hermann Scherchen. Andromeda ANDRCD 9078 (5 cd’s).
1954. Weens filharmonisch orkest o.l.v. Wilhelm Furtwängler. EMI 769.803-2, Orfeo C 293-921 B.
1954. Frans nationaal orkest o.l.v. Pierre Monteux. Music & Arts CD 1182.
1955. New York filharmonisch orkest o.l.v. Bruno Walter. Music & Arts CD 1137.
1955. Philharmonia orkest o.l.v. Otto Klemperer. EMI 763.868-2.
1955. Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Eugen Jochum. DG 474.018-2.
1956. Weens symfonie orkest o.l.v. Otto Klemperer Orfeo C 747-071 B.
1956. Philharmonia orkest o.l.v. Guido Cantelli. EMI 568.217-2 (2 cd’s).
1956. Weens filharmonisch orkest o.l.v. Carl Schuricht. Archiphon ARC 4.0, Archipel ARPCD 0352.
1956. Luzern Festival orkest o.l.v. Herbert von Karajan. Archipel ARPCD 0433 (2 cd’s).
1957. Pittsburgh symfonie orkest o.l.v. William Steinberg. EMI 566.888-2, 565.611-2.
1957. Royal philharmonic orkest o.l.v. Thomas Beecham. Aura AUR 142-2.
1957. Weens symfonie orkest o.l.v. Herbert von Karajan. Orfeo C 232901 A.
1957. Gürzenich orkest Keulen o.l.v. Günter Wand. Testament SBT 1284.
1957. Weens filharmonisch orkest o.l.v. Karl Böhm. Orfeo C 10081B.
1957. Frans Nationaal orkest o.l.v. Pierre Monteux. Music & Arts CD 1182 (8 cd’s).
1957. Philharmonia orkest o.l.v. Otto Klemperer. EMI 769.183-2, Testament SBT 1406.
1958. Leningrad filharmonisch orkest o.l.v. Jevgeny Mravinsky. Melodia 74321-29459-2, 74321-29400-2.
1958. Weens Staatsopera orkest o.l.v. Hermann Scherchen. Archipel ARPCD 0201.
1958. Columbia symfonie orkest o.l.v. Bruno Walter. CBS 35 DC 80, Sony SMK 64463.
1958. Philharmonia orkest o.l.v. Eduard van Beinum. BBC Classics BBCCL 4124-2.
1959. Weens filharmonisch orkest o.l.v. Herbert von Karajan. Decca 448.042-2, 470.256-2.
1959. Cleveland orkest o.l.v. George Szell. Sony SBK 48158.
1959. Omroeporkest Turijn o.l.v. Rudolf Kempe. Archipel ARPCD 0494.
1959. Chicago symfonie orkest o.l.v. Fritz Reiner. RCA 9026-68976-2.
1959. Weens filharmonisch orkest o.l.v. Georg Solti. Decca 467.679-2.
1959. Royal philharmonic orkest o.l.v. Thomas Beecham. BBC Legends BBCL 4012-2, Music & Arts CD 281.
1960. Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Joseph Keilberth. Teldec 8.43192.
1960. Philharmonia orkest o.l.v. Otto Klemperer. EMI 563.895-2, 567.851-2, 763.354-2, Music & Arts CD 886/90 ( 5 cd’s) , Music & Arts 1252 (5 cd’s), Fonit CDE 1008, Naxos 8.111248.
1960. Londens symfonie orkest o.l.v. Antal Dorati. Mercury 462.958-2, Philips 462.958-2.
1961. Parijs’ Conservatorium orkest o.l.v. Carl Schuricht. EMI 623.379-2 (8 cd’s).
1961. George Georgescu filharmonisch orkest o.l.v. George Georgescu. Dante LYS 485/90 (6 cd’s).
1961. Royal philharmonic orkest o.l.v. René Leibowitz. Menuet 160.028-2, Chesky CD 81.
1962. Weens filharmonisch orkest o.l.v. Hans Knappertsbusch. Melodram GM 4.0040 (3 cd’s).
1962. Concertgebouworkest o.l.v. Wolfgang Sawallisch. Philips lp AY 835124.
1962. Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Herbert von Karajan. DG463.088-2.
1962. Concertgebouworkest o.l.v. Wolfgang Sawallisch. EMI 754.503-2.
1963. Boston symfonie orkest o.l.v. Charles Munch. Montaigne WM 328.
1963. BBC Symfonie orkest o.l.v. Leopold Stokowski. BBC BBC Legends BBCL 4005-2.
1965. New York filharmonisch orkest o.l.v. Leonard Bernstein. CBS MK 42223, Sony 61835, 88697-68391-2 (6 cd’s).
1966. Weens filharmonisch orkest o.l.v. Rafael Kubelik. Belart 450.038-2, DG 477.5838.
1966. Boston symfonie orkest o.l.v. Erich Leinsdorf. RCA VD 87997, 88691-81682-2 (5 cd’s).
1966. Frans nationaal omroeporkest o.l.v. Jascha Horenstein. Music & Arts CD 1146 (9 cd’s).
1966. Weens filharmonisch orkest o.l.v. Claudio Abbado. London F28L 28066, Decca 480.595-2.
1967. Tsjechisch filharmonisch orkest o.l.v. Paul Kletzki. Supraphon SU 3455-2, 4051-2 (6 cd’s), SU 3455-2.
1967. Symfonie orkest van de Beierse omroep o.l.v. Joseph Keilberth. Orfeo 082689-2.
1967. Concertgebouworkest o.l.v. Eugen Jochum. Philips 422.967-2, 475.8147.
1968. Hallé orkest o.l.v. John Barbirolli. BBC Legends BBCL 4076-2.
1972. Chicago symfonie orkest o.l.v. Carlo Maria Giulini. EMI 478.710-2, 575.462-2.
1972. Gewandhausorkest Leipzig o.l.v. Kurt Masur. Philips 454.035-2, Pentatone PTC 5186-145.
1973. Staatskapel Dresden o.l.v. Rudolf Kempe. Berlin Classics BC 9195-2, EMI 252.153-2 (5 cd’s).
1974. Chicago symfonie orkest o.l.v. Georg Solti. Decca 425.525-2, 430.792-2, 421.673-2 (3 cd’s), 475.9090 (7 cd’s).
1974. Radio symfonie orkest Berlijn o.l.v. Rafael Kubelik. DG 459.463-2.
1975. Londens symfonie orkest o.l.v. Eugen Jochum. EMI 464.004-2 (20 cd’s).
1975. Hongaars staatsorkest o.l.v. Janos Ferencik. Hungaroton CLD 4013-8.
1975. Philharmonia orkest o.l.v. Leopold Stokowski. Decca 465.6090 (6 cd’s).
1976. Staatskapel Berlijn o.l.v. Otmar Suitner. Denon 38 C37-7032.
1976. Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Herbert von Karajan. DG 419.050-2, 429.089-2, 477.7578 (6 cd’s).
1976. Weens filharmonisch orkest o.l.v. Carlos Kleiber. DG 415. 862-2, 447.400-2, 471.630--2.
1977. Weens filharmonisch orkest o.l.v. Karl Böhm. DG 429.509-2, 477.5471.
1978. Weens filharmonisch orkest o.l.v. Leonard Bernstein. DG 469.545-2.
1978. Staatskapel Dresden o.l.v. Herbert Blomstedt. Berlin Classics BC 08144-2 (5 cd’s).
1978. Symfonie orkest van de Beierse omroep o.l.v. Karl Böhm. Audite 23404 (2 cd’s).
1979. Weens filharmonisch orkest o.l.v. Carlos Kleiber. Econa EX 92T25,
1982. Beiers Staatsorkest o.l.v. Carlos Kleiber. Orfeo C 700518 B.
1982. Engels kamerorkest o.l.v. Michael Tilson Thomas. CBS MDK 44798.
1982. Dresdens fillharmonisch orkest o.l.v. Herbert Kegel. Capriccio 10005.
1982. Londens symfonie orkest o.l.v. Rafael Frühbeck de Burgos. Collins 910.427-1.
1983. Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Herbert von Karajan. DG 415.121-2, 439.200-2.
1983. Philharmonia orkest o.l.v. Vladimir Ashkenazy. Decca 411.941-2, 430.701-2, 448.222-2.
1985. Omroeporkest Stuttgart o.l.v. Karl Münchinger. Saphir INT 830.825.
1985. BBC Symfonie orkest o.l.v. John Prichard. BBC 15656-9132-2.
1985. Concertgebouworkest o.l.v. Bernard Haitink. Philips 420.540-2 (3 cd’s), 442.973-2.
1986. Staatskapel Dresden o.l.v. Jeffrey Tate. EMI 747.815-2.
1987. Weens filharmonisch orkest o.l.v. Claudio Abbado. DG 423.364-2.
1987. NDR symfonie orkest Hamburg o.l.v. Günter Wand. RCA 74321-89109-2, EMI 749.622-2.
1987. Philadelphia orkest o.l.v. Riccardo Muti. EMI 355.668-2, 749.487-2 (3 cd’s), 749.492-2.
1987. Radio symfonie orkest Berlijn o.l.v. Günter Wand. RCA 74321-20277-2. 74321-20279-2.
1987. WDR Omroeporkest Keulen o.l.v. Gary Bertini. Altus ALT 160.
1987. Birmingham symfonie orkest o.l.v. Walter Weller. Chandos CHAN 1287 (3 cd’s).
1988. Academy of ancient music o.l.v. Christopher Hogwood. Oiseau Lyre 425.695-2.
1988. Tsjechisch filharmonisch orkest o.l.v. Vaclav Neumann. Supraphon SU 110720-2.
1988. Orkest van de achttiende eeuw o.l.v. Frans Brüggen. Philips 426.846-2, 442.156-2.
1988. Hanover band o.l.v. Roy Goodman. Nimbus NI 5149, NI 1760.
1988. London classical players o.l.v. Roger Norrington. Virgin 561.943-2, EMI 749.816-2.
1989. Cleveland orkest o.l.v. Lorin Maazel. CBS MK 45534.
1989. Münchens filharmonisch orkest o.l.v. Sergiu Celibidache. EMI 556.837-2 (10 cd’s), 556.841-2.
1989. Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Daniel Barenboim. Berliner Philharmoniker BPH 0609, Sony SK 45830.
1989. Gewandhausorkest Leipzig o.l.v. Kurt Masur. JVC JVCD 1002, Philips 475.272-2 (5 cd’s).
1989. Cleveland orkest o.l.v. Christoph von Dohnanyi. Telarc CD 80163.
1989. Münchens filharmonisch orkest o.l.v. Sergiu Celibidache. EMI 556.837-2, 556.841-2.
1989. Academy of St. Martin-in-the-Fields o.l.v. Neville Marriner. Philips 426.239-2.
1989. Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Daniel Barenboim. Sony SK 45830.
1989. NHK Omroeporkest Tokio o.l.v. Horst Stein. King Int. KKC 2053/5 (3 cd’s).
1990. Londens filharmonisch orkest o.l.v. Klaus Tennstedt. BBC Legends BBCL 4167-2.
1990. Leningrad filharmonisch orkest o.l.v. Jevgeny Mravinsky. Erato 2292-45760-2, Warner 0927-46719-2, Saga SCD 9047.
1990. Europees kamerorkest o.l.v. Nikolaus Harnoncourt. Teldec 2292-46452-2 (5 cd’s). 0927-49768-2, Warner 0927-49620-2.
1991. Scala filharmonisch orkest Milaan o.l.v. Carlo Maria Giulini. Sony SK 48236.
1991. Northern Sinfonia o.l.v. Richard Hickox. ASV QS 6066.
1992. Liverpool filharmonisch orkest o.l.v. Charles Mackerras. EMI 567.751-2.
1992. Orchestre révolutionaire et romantique o.l.v. John Eliot Gardiner. Archiv 439.900-2 (6 cd’s), 447.063-2, 477.8643 (5 cd’s).
1993 Fiaminghi o.l.v. Rudolf Werthen. TMD TMD 940701.
1993. Staatskapel Dresden o.l.v. Colin Davis. Philips 446.067-2 (6 cd’s), 446.823-2 (2 cd’s).
1993. Saito Kinen orkest o.l.v. Seiji Ozawa. Philips 442.424-2.
1994. Orkest van Padua en Venetië o.l.v. Peter Maag. Arts 473702.
1994. Royal philharmonic orkest o.l.v. Barry Wordsworth. Tring TRP 033.
1995. Esterházy sinfonia o.l.v. Béla Drahos. Naxos 8.553477, 8.508007 (8 cd’s).
1995. Royal philharmonic orkest o.l.v. Colin Davis. EMI 569.364-2 (2 cd’s).
1996. Philharmonia orkest o.l.v. Christian Thielemann. DG 449.981-2.
1997. Tonhalle orkest Zürich o.l.v. David Zinman. Arte Nova 74321-65410-2 (5 cd’s), 74321-56341-2.
1997. Boedapest symfonie orkest o.l.v. Tamas Vásary. Hungaroton HCD 31721.
1998. Philharmonia orkest o.l.v. Benjamin Zander. Telarc CD 80471 (2 cd’s).
1999. Staatskapel Berlijn o.l.v. Daniel Barenboim. Teldec 3984-27838-2, Warner 2564-61890-2 (6 cd’s).
1999. St. Louis symfonie orkest o.l.v. Hans Vonk. Pentatone PTC 5186-322.
1999. SWR Omroeporkest Baden-Baden en Freiburg o.l.v. Michael Gielen. Hänssler CD 93.285 (5 cd’s).
1999. Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Claudio Abbado. DG 469.000-2 (5 cd’s), 477.5864.
2000. Zweeds kamerorkest o.l.v. Thomas Dausgaard. Simax PSC 1182.
2000. Münchens filharmonisch orkest o.l.v. James Levine. Oehms OC 508 (2 cd’s).
2000. SWR Omroeporkest Baden-Baden en Freiburg o.l.v. Sylvain Cambreling. Glor Musik Produktion GC 12471.
2001. Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Claudio Abbado. DG 471.490-2, 477.5864 (5 cd’s).
2001.Londens symfonie orkest o.l.v. Colin Davis. LSO Live 0014.
2002. Omroeporkest Stuttgart o.l.v. Roger Norrington. Hännsler CD 93087.
2002. Weens filharmonisch orkest o.l.v. Simon Rattle. EMI 557.570-2 (5 cd’s).
2003. Residentie orkest o.l.v. Jaap van Zweden. Philips 476.028-2 (5 cd’s), 476.031-2.
2005. Londens symfonie orkest o.l.v. Bernard Haitink. LSO Live LSO 0598.
2005. Koninklijk Vlaams filharmonisch orkest o.l.v. Philippe Herreweghe. Pentatone PTC 5186-315, Classic Talent DOM 2929.100.
2005. Poolse kamerfilharmonie o.l.v. Wojciech Rajkski. Tacet S 149.
2005. Nordwestdeutsche Philharmonie o.l.v. Edouard Lindenberg. Warner 0927-49798-2.
2005 Staatskapel Dresden o.l.v. Colin Davis. Philips 475.6883.
2006. Simon Bolivar orkest o.l.v. Gustavo Dudamel. DG 477.6228.
2006. Orkest van de Hessische Omroep o.l.v. Hugh Wolff. HR Musik HRMK 039-07 (5 cd’s).
2006. Omroeporkest Saarbrücken o.l.v. Stanislaw Srowaczewski. Oehms OC 526 (6 cd’s).
2006. Moskou’s Tchaikovsky Omroeporkest o.l.v. Vladimirt Fedoseyev. Relief CR 991089 (5 cd’s).
2006. Boedapest Festival orkest o.l.v. Iván Fischer. Channel Classics CCS SA 25207.
2006. Haydn orkest Bolzano en Trento o.l.v. Gustav Kuhn. Col Legno WWE1CD 6000-2.
2006. Ensemble orchestra de Paris o.l.v. John Nelson. Ambroise AM 9993.
2007. Philharmonia orkest o.l.v. Charles Mackerras. Hyperion CDS 44301/5.
2007. Russisch nationaal orkest o.l.v. Mikhail Pletnev. DG 477.6409.
2007. Schots Kamerorkest o.l.v. Charles Mackerras. Hyperion CDS 44301/5 (5 cd’s).
2007. Anima Eterna o.l.v. Jos van Immerseel. Zig Zag territoires ZZT 080402/6.
2007. Minnesota orkest o.l.v. Osmo Vänskä. BIS SACD 1825/6 (2 cd’s).
2007. Berlijns Konzerthaus orkest o.l.v. Lothar Zagrosek. Altus ALT 149.
2007. Manchester Camerata o.l.v. Douglas Boyd. Avie AV 2169.
2008. Boedapest festival orkest o.l.v. Iván Fischer, Channel Classics CCSSA 25207.
2008. Omroeporkest Wenen o.l.v. Bertrand de Billy. Oehms OC 640.
2008. Duitse kamerfilharmonie Bremen o.l.v. Paavo Järvi. RCA 88697-12933-2, Sony 88697-12933-2.
2008. Tafelmusik o.l.v. Bruno Weil. Analekta AN 29947.
2009. Weens filharmonisch orkest o.l.v. Christian Thielemann. Sony 88697-92717-2 (6 cd’s).
2009. Orkest van Francofoon Canada o.l.v. Jean-Philippe Tremblay. Analekta AN 29975/9 (5 cd’s).
2009. Gewandhausorkest Leipzig o.l.v. Riccardo Chailly. Decca 478.2721 (5 cd’s), Decca 478.3496.
2010. Chambre philharmonique o.l.v. Emmanuel Krivine. Naïve V 5258 (5 cd’s).
2010. Dissonances o.l.v. David Grimal. Aparté AP 009.
2010. Bazels Kamerorkest o.l.v. Giovanni Antonini. Sony 88765-46937-2.
2010. Nieuwe Philharmonie Utrecht o.l.v. Johannes Leertouwer. Globe GLO 5246.
2010. Württembergs Kamerorkest Heilbronn o.l.v. Ruben Gazarian. Bayer 100-381/5 (5 cd’s).
2010. Londens symfonie orkest o.l.v. Yindani Butt. Nimbus NI 6125.
2011. Nederlands Symfonie orkest (Orkest van het Oosten) o.l.v. Jan Willem de Vriend. Challenge CC 72550 (6 cd’s).
2011. Orkest van de Achttiende Eeuw o.l.v. Frans Brüggen. Glossa GCDSA 921116 (5 cd’s).
2011. San Francisco symfonie orkest o.l.v. Michael Tilson Thomas. San Francisco Symphony 821936-0054-2.
2011. West-Eastern Divan orkest o.l.v. Daniel Barenboim. Decca 478.3511 (5 cd’s).
2011. Lamont symfonie orkest o.l.v. Lawrence Golan. Albany TROY 1300.
2011. Orchestre révolutionaire et romantique o.l.v. John Eliot Gardiner. SDG 717.
2012. Israël filharmonisch orkest o.l.v. Kurt Masur. Helicon 02-9660.
2012, Academy of St. Martin-in-the-Fields o.l.v. Joshua Bell. Sony 88765-44881-2.
2013. Montréal symfonie orkest o.l.v. Kent Nagano. Sony 888430-3617-2.
Met onbekende opnamedatum, alfabetisch op dirigentnaam
…… Boston symfonie orkest o.l.v. Leonard Bernstein. Living Stage LS 1081, DG 431.768-2, 469.460-2 (6 cd’s).
…… Weens filharmonisch orkest o.l.v. Adolf Busch. Urania RM 11907.
…… Royal philharmonic orkest o.l.v. Colin Davis. EMI 569.364-2.
…... Hongaars filharmonisch orkest o.l.v. János Ferencsik, Vivace N 126.
…… Stockholm filharmonisch orkest o.l.v. Wilhelm Furtwängler. Dante Lys 198.
…… Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Joseph Keilberth. Teldec 0630-18946-2.
……. Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Otto Klemperer. Testament SBT 212.
….... Gewandhausorkest Leipzig o.l.v. Franz Konwitscnhy. Berlin Classics CCC 0089-2.
…... Sinfonia Varsovia o.l.v. Yehudi Menuhin. Warmer 2564-60457-2.
…… Londens symfonie orkest o.l.v. Wyn Morris. Pickwick PCD 918.
……. Philadelphia orkest o.l.v. Eugene Ormandy. Sony 63266, SBK 48158.
….... Royal philharmonic orkest o.l.v. André Previn. RCA RD 87748.
……. Londens filharmonisch orkest o.l.v. Klaus Tennstedt. BBC Classics BBCCL 4167-2.
Arrangement voor blaasensemble.
1995. Nederlands blazersensemble. Chandos CHAN 9470.
2004. Blazers van de Royal academy of music o.l.v. Keith Bragg. Royal Ac. of Music RAM 020.
Video
1963. Chicago symfonie orkest o.l.v. Fritz Reiner. VAI 4237 (dvd).
1967. Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Herbert von Karajan. DG 073-4107 (dvd).
1967. Filharmonisch orkest van de Franse Nationale omroep o.l.v. Ernest Ansermet. EMI 599.939-9 (dvd).
1967. Internationaal jeugdorkest o.l.v. Leopold Stokowski. VAI 4408 (dvd).
1969. Boston symfonie orkest o.l.v. William Steinberg. ICA Classics ICAD 5067 (dvd).
1978. Weens filharmonisch orkest o.l.v. Leonard Bernstein. DG 073-449-8 (dvd).
1978. Weens filharmonisch orkest o.l.v. Karl Böhm. Medici Arts 207217-8 (dvd).
1979. Weens filharmonisch orkest o.l.v. Leonard Bernstein. DG 073-4500 (dvd).
1982. Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Herbert von Karajan. Sony SVD 46367 (dvd).
1983. Concertgebouworkest o.l.v. Carlos Kleiber. Philips 070-100-9.
1987. Londens symfonie orkest o.l.v. Georg Solti. ArtHaus 100.148 (dvd).
1996. Staatskapel Dresden o.l.v. Giuseppe Sinopoli. ArtHaus 100.502 (dvd).
2001. Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Claudio Abbado. TDK DV ECSPE, DV-BPAB 47, Medici Arts 205.7378 (dvd).
2008. Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Simon Rattle. Medici Arts 2056978 (dvd).
2009. Concertgebouworkest o.l.v. Bernard Haitink. NPS/AVRO (dvd).
2009. Duitse Kamerfilharmonie Bremen o.l.v. Paavo Järvi. Sony 88697-78756-9 (dvd).
2010. Weens filharmonisch orkest o.l.v. Christian Thielemann. C Major 70510-8 (dvd).
2010. Orchestra of the Age of enlightenment o.l.v. Wladimir Jurowski. Ideale Audience 307929-8 (dvd).