CHOPIN: PRÉLUDES NR. 1-24 (26)
Préludes, voorspelen. Maar waarvoor schreef Chopin voorspelen? Niet zoals Bach in zijn Wohltemperiertes Klavier voor daarop volgende fuga’s. Nergens vóór dus.
Achtergronden
Deze 24 Préludes werden gedurende de winter 1838 op het eiland Mallorca geschreven en ze zijn niet ten onrechte wel vergeleken met de even compacte uit Bachs Wohltemperierte Klavier dat zich ook al op dezelfde manier een weg baande door alle majeur en mineur toonaarden. Die vergelijking is redelijk genoeg omdat Chopin de bladmuziek van Bachs meesterwerk meenam naar Mallorca, maar waar Bach dus elke prélude liet volgen door een fuga, is er niets voorspelachtigs aan deze stukken van Chopin. Bovendien legde Bach in zijn ‘48’ de weg in halve toons afstanden af om het ‘wohltemperierte’ van zijn instrument aan te tonen, terwijl Chopin de meer klassieke volgorde aanhield om vooral voor een coherent kleurenschema te zorgen. Uitgever Pleyel betaalde 2000 franc voor de set.
Het gaat om zeer geconcentreerde dichterlijke miniaturen en mogelijk tevens de sfeervolste werken die hij schreef. George Sand’s verslag over hun gezamenlijk verblijf in het vochtige, kille klooster in Valldemosa rept van Chopins “Morbide angst die door zijn eigen verbeeldingskracht werd veroorzaakt”; haar opvatting zal best wat zijn geromantiseerd, maar de stemmingen in deze Préludes wisselen sterk tussen euforie en wanhoop. Dat gaat van het echte beginnersstuk voor een jong meisje nr. 2, de de ingehouden melancholie uit nr. 6 via de blijken van overgevoeligheid uit nr. 7 en de delicate wispelturigheid van nr. 11, de beroemde ‘regendruppel’ nr.15 tot de gepassioneerde vaart van nr. 24.
Verder is daar het extra tweetal: de ultrakorte Prélude nr. 25 in As en nr. 26 in cis op. 45 die helaas een mogelijk begin had kunnen worden voor een tweede reeks. Sommige pianisten integreren die in de cyclus, andere helaas niet.
De opnamen
Anno 2013 staan op papier meer dan honderd opnamen van deze verzameling ter beschikking. Men zou haast een wedstrijd met een behoorlijk prijzengeld kunnen uitschrijven voor de winnaar die al dat moois binnen veertien dagen bij elkaar krijgt. Tot de kandidaten behoren veel hier onbekende, mogelijk heel begaafde pianisten die tekort gedaan worden. Zelf vond ik het onbegonnen werk om verwoede pogingen te wagen en val ik haast automatisch terug op eigen belangrijke ervaringen en indrukken. Maar laat u vooral niet afhouden van eigen verder onderzoek aan de hand van de hieronder verzamelde naakte gegevens.
Terecht is de uitvoering door Alfred Cortot uit 1933 geroemd als een der ware geweldige opnamen uit aller tijden. De geluidskwaliteit is natuurlijk wat pover, maar Cortots bijna religieuze opvatting van deze miniaturen is voortdurend helder, met een weliswaar extreem doch volkomen natuurlijk aandoend rubato en dito dynamiek. Zijn misslagen vergeeft men hem graag.
Bij de oudere opnamen mag men de buiten Engeland wat vergeten Benno Moiseiwitsch met zijn verbeeldingsvolle spel niet overslaan.
Van Claudio Arrau treffen we een paar opnamen aan, de mooist klinkende is van Philips. De pianist heeft een heel persoonlijke, interessante kijk op deze materie. Daar kan men het mee eens zijn of niet, maar zijn spel getuigt van een oprechte innerlijke overtuiging en is heel mooi genuanceerd.
Altijd al gold Vladimir Ashkenazy als een groot Chopinvertolker en zijn opname die deel uitmaakt van een volledige Chopincyclus is in kwalitatief opzicht geen uitzondering. Hij speelt met veel finesse en opvallend teer en weet dat te combineren met drama en kracht waar nodig.
Tweemaal in Maurizio Pollini vertegenwoordigd. Ook hij is uiteraard niet te versmaden als uitstekend Chopinvertolker. Dat was tenslotte de componist die hem sinds het winnen van het concours in Warschau de internationale doorbraak opleverde.
Wat Martha Argerich in 1977 presteerde heeft jarenlang de hitlijsten van op. 2 aangevoerd. Noot na noot klinkt fris en levendig alsof die op het moment dat ze hem speelde werd bedacht. Haar zeer gevarieerde toucher past volmaakt bij de stemming van ieder stuk en het geheel is gebonden in een geweldig gevoel van vervoering. Iedere versiering wordt zorgvuldig uitgefraseerd en waar nodig ontbreekt het niet aan grote virtuositeit. Gelukkig voegde ze het extra tweetal ook toe (+ Polonaise nr. 6 en Scherzo nr. 2). Gek dat de eerste verdoeking van lp DG 139317 behalve in dikke verzamelbundels alleen onder het oude cd nummer is gehandhaafd. Aan de andere kant: wat kun je aan vrijwel volmaaktheid nog verbeteren?
Een geval apart vormt Ivo Jansen die met of zonder de grote muziekliefhebster Anna Enquist met een conservatoriumopleiding achter de rug en die hier heel interessant tussendoor eigen gedichten voordraagt.
Wat iemand als Louis Lortie vooral mee heeft, is de prachtige pianoklank waarvoor de Chandos technici tekenen. Dat maakt zijn poëtische expressie mooi hoorbaar, maar soms verrast hij even met een onverwachte wending wat niet steeds in zijn voordeel is.
Er zijn bepaalde pianisten die altijd wel diepe indruk maken. Tot hen behoort onder anderen Grigory Sokolov die hier een heel verrassende, geëngageerde Chopinvertolking geeft en dat op echt persoonlijke wijze doet waardoor sommige van zijn beslissingen best vragen zullen oproepen, maar zijn verbeelding is heel krachtig en men laat zich graag door hem meevoeren.
Conclusie
Aan het eind van de helaas wat onvermijdelijk beperkte rit komen we onherroepelijk weer bij Argerich terecht. Slechts weinig pianisten beschikken (beschikten) over zo’n perfecte combinatie van door temperament gestuurde virtuositeit en door intuïtie gestuurd artistiek inzicht. Ze beschikt over alle mogelijkheden om wat ze wil nauwkeurig hoorbaar te maken en als dat is wat Chopin vergt, mogen we over die congruentie heel gelukkig zijn.
Discografie
1929. Claudio Arrau. Arlecchino ARL 136.
1933. Alfred Cortot, Aura AUR 232-2.
1942. Alfred Cortot. EMI 767.359-2 (6 cd’s), 761.050-2, Naxos 8.111023.
1946. Artur Rubinstein. RCA GD 60047, Naxos 8.111369.
1948. Benno Moisiwitsch. Testament SBT 1196, APR APR 5575, Naxos 8.111118.
1949. Guiomar Novaes. Music & Arts CD 1029.
1950. Claudio Arrau. United Archives UAR 0084 (4 cd’s).
1950. Claudio Arrau. United Archives UAR 0084 (4 cd’s).
1951. Viktor Merzhanov. Appian APR 5671.
1951. Cor de Groot. Philips 462.527-2.
1952. Stefan Askenase. DG 477.524-2 (7 cd’s).
1955. Friedrich Gulda. Audite 21404 (4 cd’s), DG 477.8724 (2 cd’s).
1959. Samson François. EMI 769.158-2.
1960. Claudio Arrau. APR APR 5631.
1961. Adam Harasiewicz. Philips 442.266-2 (2 cd’s).
1962. Vlado Perlemuter. Accord 20035-2.
1963. Ivan Moravec. Supraphon SU 110630-2.
1964. Alicia de Larrocha. Decca 473.813-2 (7 cd’s).
1965. Géza Anda. Audite 23409 (2 cd’s), Orfeo C 824102 B.
1966. Christoff Eschenbach. DG 477.90785.
1968. Shura Cherkassky. Philips 456.742-2 (2 cd’s), ASV CD QS 6109.
1970. Rudolf Kehrer. Melodiya MEL CD 1002066.
1972. Vlado Perlemuter. BBC Legends BBCL 4138-2.
1973. Claudio Arrau. Philips 426.634-2, Pentatone PTC 5186-165.
1973. Mieczyslav Horszovsky. Arbiter 161 (2 cd’s).
1974. Jorge Bolet. RCA GD 87710.
1974 Nikita Magaloff. Philips 426.824-2 (4 cd’s).
1974. Maurizio Pollini. DG 413.796-2, 431.221-2 (3 cd’s).
1974. Gérard van Blerk. Ottavo OTR C57464.
1975. Viktor Merzhanov. Vista Vera UL 95107.
1976. Vladimir Ashkenazy. Decca 417.476-2, 478.2125.
1977. Martha Argerich. DG 415.836-2.
1979. Bella Davidovich. Philips 420.389-2.
1981. Vlado Perlemuter. Nimbus NIM CD 5064.
1981. Deszö Ránki. Hungaroton HCD 12316-2.
1981. Louis Lortie. Chandos CHAN 9597.
1984. Vladimir Feltsman. CBS MK 39966.
1986. Dmitri Alexeyev. EMI 764.117-2.
1987. Jorge Bolet. Decca 421.363-2.
1987. Erika Haase. Thorofoon CTH 2095.
1988. Phyllis Moss. Centaur CRC 2072.
1988. Irina Zaritzkaya. Naxos 8.550225.
1988. François René Duchable. Erato ECD 75500.
1988. Ivo Janssen. Globe GLO 5010 (met gesproken teksten door Anna Enquist en GLO 9904 zonder.
1989. Gabriel Tacchino. Pierre Verany PV 730017.
1989. Ivo Pogorelich.DG 429.227-2.
1989. Garrick Ohlsson. Hyperion CDS 44351/66 (16 cd’s), Arabia Z 6629.
1990. Sergio Tiempo. Victor VICC 38.
1990. Tatiana Shebanova. Pony Canyon EC 3638-2.
1990. Georges Pludermacher. Lyrinx LYR 111.
1990. Grigory Sokolov. Opus 111 OPS 30-9006.
1991. Jan Simon. Supraphon SU 111545-2.
1991. Tzimon Barto. EMI 754.367-2.
1991. Andrei Nikolsky. Arte Nova 74321-27774-2.
1991. Nikita Magaloff. Denon CO 79158.
1992. Cyprien Katsaris. Sony SK 53355.
1992. Idil Biret. Naxos 8.554536.
1992. Cyprien Katsaris. Sony SK 53355.
1992. Idil Biret. Naxos 8.554536.
1992. Maria João Pires. DG 437.817-2.
1992. Howard Shelley. ASV QS 6095.
1993. Seta Tanyel. Collins 13302.
1993. Jorge Bolet. Philips 456.724-2 (2 cd’s).
1994. Heidrun Holtmann. Ambitus AMB 97909.
1994. Moura Lympany. Erato 0630-11726-2.
1995. Dominique Merlet. Mandala MAN 4866.
1996. Juana Zayas. Music & Arts CD 1006.
1997. Louis Lortie. Chandos CHAN 9597.
1998. Paolo Giacometti. Brilliant Classics 99163.
1998. Ricardo Castro Herrera. Arte Nova 74321-65416-2.
1999. Jevgeny Kissin. RCA 09026-63535-2.
1999. Hanna Jaszyk. Talent DOM 381026/7 (2 cd’s).
1999. Abdel Rahman El Bacha. Forlane 16793.
2000. Alain Planès. Harmonia Mundi HMC 90.1721.
2000. Gerda Struhal. Gramola 9873-2.
2001. Nikolai Lugansky. Erato 0927-42836-2.
2001. Ivo Jansen (met Anna Enquist). Void 9904, 2002.
2001. Valentina Igoshina. RS RS 051-0146.
2002. Stefan Vladar. Harmonia Mundi HMC 90.5260.
2002. Jean Goverts. Divox CDX 70201.
2004. Elzbieta Wiedner-Zajac. Extraplatte EX 683-2.
2004. Stanislav Bunin. Bearton CDB 028.
2005. Philippe Giusiano. Mirare MIR 018 (2 cd’s), Alphee 9810010.
2005. Mikhail Rudy. EMI 343.831-2.
2005. Laure Favre-Kahn. Transart TR 150.
2006. Jean-François Latour. Atma ACD 22560.
2006. Wojciech Switala. Narodowy Instytut Chopina NIFCCD 006.
2007. Rafal Blechacz. DG 477.659-2.
2008. Nikolai Demidenko. Onyx 4036.
2007. Alexandre Tharaud. Harmonia Mundi HMC 90.1982.
2008. Hélène Tysman. Oehms OC 752
2009. Sheila Arnold. AVI 8553183.
2009. Eugene Mursky. Hännsler PH 04073.
2009. Tatiana Shebanova. DUX 0644, Narodowy Instytut Chopina NIFCCD 021.
2010. Jean-Yves Thibaudet. Dal Segno DSPRCD 060.
2010. Florence Delaage. Indésens INDE 031.
2011. Vanessa Perez. Telarc TEL 33388-02.
2011. Maurizio Pollini. DG 477.9530.
2011. Akiko Ebi. Nadorowy Instytut Chopin NIFCCD 028.
2012. Béatrice Rana. Atma ACD 22614.
2012. Paris Tsenikoglou. Oehms OC 864.
2013. Ben J. Kim. Decca 476.46730.
2013. Daniil Trifonov. DG 479.1728.
Met onbekende opnamedatum
…… Eliane Rodrigues. Dureco ER 09001.
Video
2003. Alfredo Perl. Opus Arte OA 0893 D (dvd).
2010. András Schiff. Digital Classics DC 10003 (dvd).
2010. Irina Zaritzkaya. Naxos 2.110538 (dvd).