Verg. Discografieën

CHOPIN: ÉTUDES

CHOPIN: ÉTUDES

 

Iedereen die het genoegen (?) heeft gesmaakt langere tijd pianoles te hebben ‘genoten’, heeft daaraan waarschijnlijk het duidelijk beeld van een vijand overgehouden” de études. Maar bij Chopin geven die voldoening zoals menig beroemd  pianist zal bevestigen en ook door er simpel naar te luisteren kan men er veel genoegen aan beleven.

 

Achtergronden

 

Piano études vormden in de vroege negentiende eeuw. Vrijwel iedere virtuoos van Clementi tot Kalkbrenner  was graag bereid een bijdrage te leveren voor merr dan allen educatieve doeleinden.

Maar Chopins twee banden études op. 10 en 25, aangevuld met 3 postume dito’s zijn echter iets heel anders. Hoewel de afzonderlijke deeltjes gaan over de gangbare technische problemen, vormt Chopin ze tot muziek die diepte en gevoelens heeft terwijl hij tegelijkertijd de grenzen opzoekt van wat technisch mogelijk en harmonisch aanvaardbaar is.

Daarmee bracht hij grensverleggend de vingeroefening uit de oefenruimte en op het concertpodium. Hij was dus zeker niet de enige die veeleisende études componeerde, maar wat deze ver boven de rest doet uitsteken (in ieder geval tot Liszt), was de manier waarop hij technische vaardigheden combineerde net puur muzikale uitdagingen en werken schreef die leuk zijn om te spelen én te beluisteren.

Een pianist kan dit materiaal niet benaderen op de manier waarop hij (of nadrukkelijk ook zij) de études van Czerny, Moscheles of Cramer zou spelen want alleen vereisen die van Chopin alle aandacht bij elke fraseherhaling en nuance om te zorgen dat de stukjes naar behoren klinken.

 

De opnamen

 

Bekijk eerst eens rustig de lange, gedifferentieerde lijst met opnamen. Wie een opname van de études wenst te bezitten, heeft een enorme keus. Om te beginnen gaat die over het feit of de hier sterk aanbevolen eenheid van alle 27 prioriteit heeft, of dan de bekend 24 genoeg zijn, om over verdere deelopnamen (tot niet vermelde losse brokjes toe) voldoende is. De oudste fonografische sporen zijn te volgen tot rond 1930 met opnamen van Wilhelm Backhaus en Alfred Cortot die nu haast alleen nog historische waarde bezitten.

Bij de vertolkers komen zeker oudere muziekliefhebbers de namen tegen van ooit bekende, belangrijke Chopinvertolker als Shura Cherkasssky, het kort oplichtend strovuur Adam Harasiewicz, Vlado Perlemuter, Earl Wild, Claudio Arrau, de bedriegste Joyce Hatto, Támas Vásáry, Géza Anda, Augustin Anievas en Nikita Magaloff. Velen van hen met achtenswaardige prestaties die echter thans niet meer binnen de top van de hoge piramide passen. Jammer dat Sviatoslav Richter slechts in een eerst bij Chant du monde, later bij Praga herverschenen album met 88 cd’s te vinden is.

Jammer ook dat Artur Rubinstein die bij herhaling werken van Chopin vastlegde, nooit de études opnam. 

Net als Martha Argerich, die merkwaardig genoeg hier ook ontbreekt, was Maurizio Pollini ooit winnaar van het Chopinconcours in Warschau. Maar hun benadering van de werken van Chopin is heel verschillend. Waar zij de muziek met passie tot  kwikzilver maakt, is hij vooral precies en weloverwogen, maar zeker niet zo koel als wel wordt beweerd. Hij speelt deze werken met een nagenoeg feilloze technische beheersing. De snelle notencascades van op. 25/11 bijvoorbeeld klinken met schijnbaar gemak uitgevoerd, maar er zijn evenzeer rustiger, warmer momenten zoals in op. 10/3. Lyricus Dejavan laat mooie dingen horen, maar is te wisslvallig om geheel te overtuigen.

Bij het complete 27-tal is onverwacht allereerst de  opvallende verschijning van de Cubaanse Juána Zayas die met diepgaand begrip en haast instinctief  tot heel mooie resultaten komt. Verder valt de toen nog 23-jarige Boris Berezowsky op. Beluister zijn verrassend virtuoze op. 10/2

Met zijn poëtische op. 10/3, hoe makkelijk hij overschakelt. In het laatste drietal van op. 25 toont hij nog eens zijn grote dynamische beheersing en zijn natuurlijke gevoeligheid. De opname had alleen wat warmer mogen klinken.

Maar dan overtreft Nikolai Lugansky hem met een beter klinkend stel interpretaties die telkens weer met gaaf vingerwerk, vloeiende frasering en een natuurlijke attitude de kern weet te raken.

Daarna maken we een flinke sprong naar het heden om twee opmerkelijke dames te ontmoeten die stevig hun mannetje staan in deze materie. Valentina Lisitsa presteert het om samen met Schumanns Études symphoniques 85 minuten prachtig spel op één cd onder te brengen. Ze is niet bevreesd binnen grenzen rubato te gebruiken legt op heldere wijze structuren bloot maar is in zoverre ongelijkmatig en wat grillig, dat Zlata Chochieva haar op de eindstreep passeert met een reeks vertolkingen waarin telkens met een natuurlijke vanzelfsprekendheid een nieuw verhaaltje wordt verteld. Dat nuancen, details in acht worden genomen, dat de techniek steeds klopt, het lijkt hier een vanzelfsprekendheid. Ze maakt van deze quasi oefenstukken haast dichterlijke Lieder ohne Worte. Pianotechnische hordes worden schijnbaar moeiteloos genomen, objectiviteit wijkt soms even voor aansprekende subjectiviteit. Het getuigt alles van aangeboren talent, de juiste instincten en gezond verstand. Wat terzijde kunnen ook nog de fraai opgenomen Louis Lortie en de nogal snelle, opgelegd virtuoze Andrei Gavrilov worden gememoreerd.

Waar het om ‘de’ 24 gaat, springen een paar uitgaven boven de respectabele rest uit. Daar hebben we uiteraard Vladimir Ashkenazy, met name zijn meesterlijke Westerse opname uit 1974. Youri Egorovs prachtige opname zou moeten kunnen losgeweekt uit het album met tien cd’s.

Opmerkelijk is ook wat de Poolse Canadees Jan Lisiecki laat horen. Maar er is haast altijd wel een baas boven baas en in dit geval is dat Murray Perahia. Met een groot expressief bereik, een breed kleurenspectrum, een grote muzikale verbeelding en een zichzelf wegcijferende mentaliteit komt hij tot een prachtig toegewijd resultaat. 

 

Conclusie

 

Voor een ideale weergave van ‘de 27’ biedt zich vooral nieuwkomster Zlata Chochieva aan met eervolle vermeldingen voor Lugansky en Zayas. Wie genoegen neemt met ‘de 24’ komt onherroepelijk bij Perahia terecht en vervolgens bij Pollini en Ashkenazy. Fans van Lisitsa zullen ook tevreden zijn.

 

Discografie

 

Op.  10 nr. 1-12; op. 25 nr. 1-12; Nouvelles études nr. 1-3

 

1933. Alfred Cortot.  EMI 767.359-2 (6 cd’s), Naxos 8.111052.

 

1996. Garrick Ohlsson. Hyperion CDH 55380.

 

1938. Raoul Koczalski. BiddulphLHW 022.

 

1952. David Saperton VAI VAIA 1037 (2 cd’s).

 

1953. Shura Cherkassky. Philips 456.742-2 (2 cd’s).

 

1959.  Boleslaw Woytowicz. Polskie Nagrania PNCD 304.

 

1960. Adam Harasiewicz. Decca 480.0514.

 

1982. Vlado Perlemuter. Nimbus NI 5095.

 

1983. Juana Zayas. Music & Arts CD 891.

 

1986. Louis Lortie. Vhandos CHAN 8482.

 

1989. Ronald Smith. APR APR 5567.

 

1991. Boris Berezovsky. Teldec 9031-73129-2.

 

1991. Joyce Hatto. Urania URNSP 4236.

 

1992. Earl Wild. Chessky CD 77.

 

1992. Yukio Yokouama. Sony SK 62605.

 

1992. Jaroslav Drzewiecki. Emergo EC 3645-2.

 

1993. Rebecca Penneys. Centaur CRC 2210.

 

1995. Malcom Binns. Pearl SHE CD 9641.

 

1995. Ian Hobson. Zephyr Z 139-10.

 

1996. Yuki Matsuzawa. Novalis 150.142-2.

 

1997. Alexey Skavronsky. Vista Vera VVCD 00040.

 

1998. Michiko Tsuda. Cypres CYP 1618.

 

1998. Martijn van den Hoek. Brilliant Classics 99154.

 

1999. Nikolai Lugansy. Erato 8573-80228-2.

 

2003. Anna Malikova. Classical Records CR 047.

 

2004. John Kouri. Music & Arts MACD 1150.

 

2004. Daniel del Pino. Verso VRS 2026.

 

2007. Anne Kauppi. Alba ABCD 249.

 

2007. Eugene Mursky. Profil Medien PH 04070.

 

2008. Joanna Jimin Lee. Genuin GEN 89121.

 

2009. Lev Vinocour. RCA 88725-46936-2.

 

2011. Hardy Rittner. MDG MDG 904-1747-6.

 

2014. Valentina Lisitska. Decca 478.7697.

 

2014. Zlata Chochieva. Piano Classics PCL 0068.

 

2015. Alessandro Deljavan. Brilliant Classics 95207.

 

….. Radoslav Kvapil. Russian Compact Disc RCD 30109.

 

Op.  10 nr. 1-12; op. 25 nr. 1-12

 

1923. Alfred Cortot. Philips 456.751-2 (2 cd’s).

 

1928. Wilhelm Backhaus. Profil PH 10070, Pearl GEMM CD 990-2.

 

1955. Shura Cherkassky. Naxos 980022.

 

1956. Claudio Arrau. EMI 761.016-2.

 

1956. Julian von Karoly. JUBE JUBE 1284.

 

1956. Paul Badura-Skoda. Music & Arts 1230.

 

1959. Vladimir Ashkenazy. Melodiya 74321-33215-2, Saga SCD 9002.

 

1959. Samson François. EMI 478.712-2.

 

1960. Maurizio Pollini. Testament SBT 1473.

 

1961. György Cziffra. Philips 456.760-2 (2 cd’s), EMI 648.322-2 (5 cd’s).

 

1963. Tamás Vásáry. DG 477.5510 (3 cd’s).

 

1964. Guiomar Novaes. Vox CDX 33501 (3 cd’s).

 

1965. Géza Anda. Orfeo C 824-102 B (2 cd’s).

 

1965. Dino Ciani. Dynadom CDS 413/1-6 (6 cd’s).

 

1966. Augustin Anievas. EMI 574.290-2 (2 cd’s).

 

1971. Maurizio Pollini. DG 413.794-2.

 

1974. Milosz Magin. Accord 471.1083 (10 cd’s).

 

1974. Vladimir Ashkenazy. Decca 414.127-2. 

 

1975. Nikita Magaloff. Philips 420.705-2.

1980. Youri Egorov. Et’cetera KTC 1469 (10 cd’s), Youri Egorov YES 002.

 

1980. François René Duchable. Erato ECD 88001.

 

1981. Dinorah Varsi. Saphir INT 830.807.

 

1985. Elisso Virsaladze. Vogue VG 651651-1006.

 

1987. Andrei Gavrilov. EMI 747.452-2.

 

1990. Idil Biret. Naxos 8.550364, 8.554528.

 

1992. John Bingham. Meridian CDE 84221.

 

1992. William Aide. Musica Viva MVCD 1017.

 

1993. Vardan Maminkonian. Calliope CCAL 3220.0 (3 cd’s).

 

1999. Véronique Bonnecaze. Arcobaleno AAOC 9436-2.

 

1999. Janina Fialkowska. ATMA ACD 2 2554 (2 cd’s).

 

2001. Murray Perahia. Sony SK 61885, 509970-61885-2.

 

2003. Evelyne Brancart. Delos DE 3411.

 

2003. Freddy Kempf. BIS CD 1390.

 

2003. Vesselin Stanev. Gega New GD 289.

 

2005. Philippe Giusiano. Mirare MIR 016 (2 cd’s).

 

2008. Dizhou Zhao. Classical Records CR 130.

 

2008. Luiza Borac. Avie AV 2161.

 

2011. Lukas Geniusas. DUX 0834.

 

2013. Jan Lisiecki. DG 479.1039.

 

Op. 10 nr. 1-12

 

1938. Edward Kilenyi. APR APR 7037.

 

1938. Robert Lortat. Doremi DHR 7994/5 (2 cd’s).

 

1957. Ruth Slenczynska. DG 477.9084.

 

1960. Sviatoslav Richter. Praga DSD 35006-2.

 

1989. Abdel Rahman El Bacha. Forlane 16785.

 

1992. Peter Donohoe. EMI 754.416-2.

 

1996. Frederic Chiu. Harmonia Mundi HMU 90.7201.

 

1998. Konstantin Lifschitz. Denon CO 18089.

 

1999. Antonio Pompa-Baldi. Two Pianists TP 1039305.

 

2002. Ragna Schirmer. Berlin Classics BC 1760-2.

 

2004. Nelson Freire. Decca 478.2181, 475.6617.

 

2004. Rustem Kudoyarov. Classical Records BISSACD 1390.

 

2006. Dinara Nadzhafova. Delos DE 1041.

 

2007. Belina Kostadinova. Gega New GD 347.

 

2007. Tatiana Shebanova. DUX 0641, Narodowy Instytut Fredeyka Chopina NIFCCD 007.

 

2007. Sona Shaboyan. Oehms OC 713.

 

2008. Nima Scharechik. Zig-Zag Territoires ZZT 080401.

 

2009. Nobuyuki Tsujii. Harmonia Mindi HMU 90.7547.

 

2009. Nelson Goerner. Wigmore Hall WHLIVE 0039.

 

2011. Misha Fomin. Clam 2012-2.

 

2011. Magdalena Lisak. Narodowy Instytut Fredeyka Chopina NIFCCD 025.

 

Op. 25 nr. 1-12

 

1988. Grigory Sokolov. Melodiya MEL CD 10.02078.

 

2012. Lang Lang Sony 88725-44960-2.

 

Video

 

op. 10 nr. 1-12, op. 25 nr. 1-12

 

2003. Freddy Kempf. Opus Arte OA 0893D (dvd).