DVORAK: SYMFONIE NR. 9 UIT DE NIEUWE WERELD
Dvoraks bekendste en laatste symfonie, zijn Negende (vroeger jarenlang ten onrechte bekend als de Vijfde), is een van de populairste werken in zijn genre. Niet alleen in de concertzaal, maar ook op elpee en cd. Het aanbod is overweldigend groot, een ‘mooiste’ opname valt dus niet aan te wijzen, maar hieronder wel een paar vingerwijzingen voor een verantwoorde keuze.
Achtergronden
Aan het begin van de jaren negentig van de negentiende eeuw was Dvorak op Brahms na de beroemdste componist uit de Oostenrijkse dubbelmonarchie. Het was dan ook niet zo verrassend dat men een hem dacht toen het New York National Conservatory of Music een nieuwe directeur nodig had.
Dvoraks twee reizen naar de Verenigde Staten tussen 1892 en 1895 maakten van hem een van de supersterren van de romantische muziek met meesterwerken als de negende symfonie, het celloconcert en het strijkkwartet nr. 12. Drie composities die tot de populairste in hun genre behoren.
Op zijn gemak voelde Dvorak zich niet echt in New York, maar hij paste zich aan bij wat de compositorische eisen waren. Hij stemde zijn stijl af op het Amerikaanse publiek met een eenvoudige opzet, dynamische ritmen en melodieën met een een bekoorlijke en aanstekelijke opzet. In de negende symfonie zijn al die kwaliteiten verenigd.
Toen Dvorak in 1892 vaste voet aan de grond zette in de Verenigde Staten, wist hij dat grote dingen van hem werden verwacht. “Blijkbaar moet ik ze de weg naar het beloofde land wijzen en naar het koninkrijk van een nieuwe, onafhankelijke kunst; kortom, om aan nieuwe, nationale muziek te scheppen”. Dat schreef hij naar huis en het feit dat zijn komst samenviel met de viering van Columbus’ ontdekking van Amerika versterkte zijn gevoel van belast te zijn met een bijzondere missie.
De Nieuwe Wereld symfonie uit 1893 is een soort muzikale retourreis die enerzijds voorwaarts reist naar de frisse weiden van het nog jonge land en daarna terug naar het vertrouwde Bohemen met zijn flora en fauna en het hart van de Tsjechische folklore.
Een eigenlijk wat buitenissig instrument, verwarrend Engelse hoorn genoemd terwijl het feite om een althobo gaat, heeft Dvorak in het tweede deel een tot succesnummer geworden melodie toevertrouwd die nog steeds standhoudt in allerlei arrangementen; die melodie komt in het Largo van deze symfonie voor. Het bewuste traditioneel vierdelige werk ontstond tussen 9 februari en 24 mei 1893 en werd voor het eerst uitgevoerd op 15 december dat jaar door het New York filharmonisch orkest onder leiding van Anton Seidl.
Als Legenda aangeduid, verhaalt de muziek over talloze dingen, treurig en fraai (en heel fraai treurig). Wat hier wordt gearticuleerd, is puur heimwee. De componist was op uitnodiging van het conservatorium naar New York gekomen en verbleef in de V.S. waar hij onder andere ook de specifieke muzikale expressie van Indianen en Zwarten leerde kennen. Maar de Nieuwe Wereld symfonie is toch vooral een aan Slowakije gerichte liefdesverklaring.
De bekendste thema’s uit dit nostalgische werk zijn intussen vaak misbruikt door TV producers en reclamemensen die geen weet hebben van zijn ontstaan ter ere van het vierde eeuwfeest van de ontdekking van Amerika door Columbus (net zomin als de meeste luisteraars trouwens). Hoewel zo volkomen Boheems van aard, zei Dvorak zelf over het werk: “De invloed van de V.S. kan worden vastgesteld door iedereen die over een neus beschikt”. Zeker, de muziek is heerlijk melodieus en briljant georkestreerd voor een groot orkest. Maar het is ook een lang werk dat in verkeerde handen langdradig kan aandoen. Onderstaande uitvoerenden hebben daar echter geen last van.
De opnamen
Op 21 december 2007 werd deze tekst gemaakt en het leek nuttig om deze eind mei nog eens door de tekstverwerker te halen en aan te vullen. Bij het opnieuw inventariseren van de enorme lijst opnamen zakte de moed me langzaam in de schoenen. Zelfs bij benadering een volledig overzicht geven is een enorme opgave die ik graag aan een doelgerichte Dvorakfanaticus overlaat. Als aanvulling op deze discografie is een op internet te vinden chronologische lijst met ‘alle opnamen’ aan het eind van de discografie toegevoegd.
De allereerste, nog akoestische (trechter) 78-toeren opname van de symfonie werd op 10 april en 23/24 oktober door Landon Ronald met het Royal Albert Hall orkest voor H.M.V. gemaakt in de grote studio van dat merk in Petty France, Londen SW1. Daarna kwam vooral sinds de jaren vijftig vorige eeuw zoals het een meesterwerk uit het ijzeren repertoire betaamt een ware lawine aan opnamen tot stand, die na de elpee tijd een nieuwe impuls kreeg na de introductie van de cd.
Geen mens kan ooit alle hieronder genoemde opnamen hebben gehoord. Het moge duidelijk zijn dat de lijst ook allesbehalve volledig is, maar de essentie is genoemd en spreekt voor zich. Sommige uitgaven waren van tijdelijke en lokale betekenis, veel andere zijn intussen nauwelijks of niet meer leverbaar. Geen nood: de essentie en de mooiste versies zijn wel uit die massa te lichten zonder dat het ook maar enigszins mogelijk is één grote echte favoriet aan te wijzen. Dat is trouwens maar goed ook. Bij het indelen leek het aardig om dat in secties te doen zonder elk der genoemden aan een uitvoerige bespreking te onderwerpen. Het is logisch te beginnen met de oer-Tsjechische opnamen.
De Tsjechen
De eerste opname door een Tsjechisch orkest van de Nieuwe Wereld symfonie werd in oktober 1937 door EMI in de Abbey Road 1 studio gemaakt door het Tsjechisch filharmonisch orkest onder George Szell. Rafael Kuibelik leidde feitelijk de tournee van het orkest, maar deze taak werd aan de internationaal bekendere Szell overgelaten. Hij zorgde voor een wat voorzichtige uitvoering met ongewenste tempobewegingen, maar het largo slaagde heel mooi. Otakar Jérémias kwam in Praag in 1943 tot een haast vergelijkbare prestatie. Václav Talich leverde ettelijke bijdragen op hoog niveau in 1942, 1954 en 1961 maar zijn opnamen zijn nauwelijks leverbaar. Ook Karel Ancerl ontfermde zich in de loop der tijd meermaals over het werk, maar voor hem geldt hetzelfde met als positieve uitschieter de opname uit 1961. Wat emotioneler is de aanpak van Václav Smetácek uit 1974. En dan is daar Rafael Kubelik met liefst zes opnamen op zijn naam. De mooiste is eigenlijk nog steeds de Weense uit 1956, de bekendste uit Berlijn 1972 valt daarna wat tegen, is te geparfumeerd en zwaar en de laatste uit Praag 1991 ter viering van de val van het communistische regime is nauwelijks erg feestelijk. Zijn in Berlijn en München gemaakte opnamen doen weinig voor elkaar onder en kunnen tot de mooiste worden gerekend
Maar ook Karel Ancerl beschikte bij de oudere Tsjechen over heel goede papieren. Op zijn beurt wordt hij eerst nog een stukje overtroffen door de in Praag te gast zijnde Vladimir Ashkenazy met een prachtig liefdevol en zeldzaam idiomatisch spelend orkest en een mooi warm klinkende opname. En daarna door de allen overtroevende Charles Mackerras.
Uit de Nieuwe Wereld
Grappig genoeg was het in Chicago in 1953 opnieuw Rafael Kubelik die voor de eerste lp versie zorgde. Verrassend mooi nog steeds. Twee maanden eerder dan Kubelik wijdde Arturo Toscanini zich voor RCA aan zijn tweede opname, ditmaal in Carnegie Hall met als resultaat een niet alleen vrij snelle, maar ook lichtelijk agressieve verklanking. Een indruk die wordt versterkt door de schrille opnameklank. Zijn oudere versie uit 1938 is qua uitvoering en opname milder.
Uit Chicago stamt ook een opname van Fritz Reiner die wat tegenvalt en het vooral moet hebben van wat mooie momenten, zoals het trio uit het scherzo. Nog minder overtuigend is de haast vulgariserende, neurotische Georg Solti hier, opnieuw vanuit Chicago. Paul Paray valt eveneens meteen af met een al te bruuske maar wel meeslepende interpretatie waarin het nogal aan charme ontbreekt. Ook Charles Munch dringt niet tot de favorieten door.
Leopold Stokowski moet zeven opnamen hebben gemaakt van Dvorak IX, maar daarvan waren er in de gauwigheid maar vier te traceren. De eerste is uit 1927, de tweede uit 1934 en de vierde uit 1947. Maar de mooiste daarvan is die uit 1940 met het jeugdorkest: alsof een mooi oud sprookje prachtig wordt naverteld. Maar niet goed tegen herhaling bestand. Bij het Philadelphia orkest zorgde Wolfgang Sawallisch voor een respectabele realisatie met een prachtig con fuoco eind, doch een verder wat slaperig uitgevallen geheel.
Grote distinctie en een liefdevolle, zangerige aanpak valt beide opnamen van Bruno Walter niet te ontzetten, maar in laatste instantie is zijn aanpak niet vurig genoeg. Weinig opvallend is de inbreng van Christoph Eschenbach in Houston. Overtuigender, maar niet echt groots is Christoph von Dohnanyi in Cleveland. Opnieuw prachtig orkestspel, dat wel en een fraai doortekende opname. De ‘live’ opname van Kurt Masur uit New York is best vitaal en heel bevredigend: een van de betere. Dat geldt opvallend genoeg ook voor de tot op heden laatste bijdrage uit de V.S. van Paavo Järvi uit Cincinnati. Heel overtuigend en evenwichtig.
Carlo Maria Giulini vervulde een brugfunctie tussen Amerika en Europa. Hij nam het werk driemaal op. Eerst in 1961 in Londen, daarna in 1977 in Chicago en tenslotte in 1998 in Amsterdam. Van dit drietal is de Amerikaanse opname het beste geslaagd.
Maar de overtuigendste allround prestatie uit de V.S. komt eigenlijk nog steeds van George Szell in Cleveland (1959). Een heel serieus te nemen alternatief biedt Marin Alsop het een in alle geledingen prachtig uitgewerkte lezing. Zij volbrengt het wonder om deze muziek als fris en nieuw te laten klinken. Ook de opname uit Cincinnati van Paavo Järvi, die de geweldig goede opnamekwaliteit mee heeft, moet tot de betere en interessantere worden gerekend.
Verder Europa
Niet meer dan een curiosum is de eerste Engelse Nieuwe Wereld uit 1927 van Hamilton Harty uit Manchester, hoewel de klank eigenlijk nog meevalt. Iets dergelijks geldt voor Erich Kleiber in Berlijn met een van de eerste ‘elektrische’ opnamen uit 1929 die keurig is verdoekt door Mark Obert-Thorn voor Naxos.
John Barbirolli (fel, levendig), Jascha Horenstein (onverwacht tam), Mstislav Rostropovich (zwaar, traag over-Slavisch), Zdenek Macal (Kubelik imitatie), Charles Mackerras stelde met zijn eerste opname relatief nog wat teleur, Neeme Järvi (te ruig), Nikolai Malko (heel acceptabel, maar niet bijzonder), Otmar Suitner (heel redelijk), Lorin Maazel (heel evenwichtig, origineel en fel), Seiji Ozawa (prachtige strijkers, maar wat lichtgewicht), James Levine (haast te mild), Leonard Bernstein (elegisch, maar sterk wisselend niveau), István Kertesz (voor zijn tijd fantastisch), Rowicki (vrij eigenzinnig), Eugene Ormandy (te autocratisch) leverden alle prestaties die voor een paar keer de moeite waard zijn, maar die uiteindelijk minder beklijven. Ook Herbert von Karajan van wie – te beginnen in 1940 – vier audio opnamen plus één dvd opname ter beschikking staan, blijft bij zijn diverse ondernemingen teveel in zijn bekende streven naar gehomogeniseerde schoonklank steken waardoor de muziek niet het ideale karakter krijgt. Fantastisch mooi, maar er ontbreekt wat. Relatief het beste is zijn Weense opname uit 1985.
Wat dat betreft is de inbreng van Ferenc Fricsay veel persoonlijker. Zijn eerste opname met het Berlijnse RIAS orkest is niet meer voorhanden. Zijn aanpak in de tweede uitgave is uitgesproken romantisch op het visionaire af en dringt telkens weer verrassend tot de kern van het werk door. Bijzonder is ook Otto Klemperer met zijn heel epische kijk op het werk met zijn van autoriteit getuigende, wat traag verlopende discours dat echter prachtig van architectuur is.
Blijven onder anderen nog Kiril Kondrashin (stoer, spontaan, feestelijk), Claudio Abbado (heel verzorgd en helder, prachtig orkestspel, mooi uitgezongen largo) en Rudolf Kempe (heel memorabel, verzorgd). In geen geval mag Iván Fischer worden vergeten. Met zijn Boedapest festival orkest nam hij deze symfonie in 2000 op bij Philips en in 2009 voor Channel Classics. Het is deze laatste die glorie betekent. Bij de opnamen sinds 2010 schitteren die van Andris Nelsons en Antonio Pappano.
Het Nederlandse perspectief
De eerste vaderlandse opname van Willem Mengelberg uit 1941 is een catalogus van raak en mis momenten. Heel fascinerend met enerzijds mooi felle hoorns in het eerste deel dat te luid begint, een te zwaar uitgevallen largo, een fel scherzo en een naar het slot toe overrompelende finale. De tweede Concertgebouworkest opname dateert uit 1959 en is met de ontvlambare Antal Dorati aan het roer. Snelle, onderweg lichtelijk gemanipuleerde tempi en een helaas wat schreeuwerig luid largo zijn de kenmerken.
Bij Colin Davis klinkt het beter opgenomen orkest in 1977 niet alleen fraaier, maar wordt ook liefdevoller gespeeld en een ideaal structuurbesef getoond. Door de jaren heen was dit een van de mooiste versies en nu nog steeds behoort hij tot de top. Riccardo Chailly leverde aan de begintijd van zijn Amsterdamse periode in 1987 een respectabele. Vooral mooi lyrische prestatie die vooral van belang is en blijft voor de noeste verzamelaars van de Concertgebouw discografie maar die net niet tot de eindfavorieten doordringt. De Amsterdamse opname van de merkbaar oudere Carlo Maria Giulini uit 1998 dreigt helaas te sterven in schoonheid en traagheid.
Blijven over de twee ‘live’ opnamen: de eerste van Nikolaus Harnoncourt uit oktober 1999, de tweede van Mariss Jansons uit juni 2003. Harnoncourt maakt echt iets bijzonders van het werk en belicht dingen die zo vaak verloren dreigen te gaan. Hij belicht het zonnige natuurkarakter van de symfonie als geen ander en vertelt het verhaal op heel boeiende, duidelijke wijze. Vergeleken daarmee is de ook een fractie minder transparant opgenomen Jansons wat alledaagser, hoewel heel fraai en altijd nog op het hoogste niveau.
Niet te versmaden is ook Yakov Kreizberg met een topprestatie van het Nederlands filharmonisch orkest. De muziek klinkt kernachtig, fris, nadrukkelijk: niets mis mee en dus verrassend goed.
Video
Herbert vin Karajan was primair een exponent van een zich gestaag enorm ontwikkelde geluidswereld en dus de geluidsmedia waarvan hij de hele ontwikkeling van analoge 78 toeren platen, via mono en stereo lp’s en de musicassette tot de digitale cd meemaakte. Maar hij vergat nooit dat het uitvoeren van muziek ook een andere eigen dynamiek heeft en zeker de dirigent. Van meet af aan besteedde hij in zijn latere leven een substantieel van zijn verdiensten (en van zijn ego) aan verfilmingen van zijn werk in de concertzaal en het operatheater. Meestal op hoogst dramatische wijze en op markant zelfenscenerende en zelfverheerlijkende manier. Aanvankelijk verscheen dat materiaal in VHS videocassettes en op laserdiscs, later brachten DG en Sony het deels ook in dvd vorm op de markt.
Wat de kijker/luisteraar daarbij te zien krijgt, is meer dan een mistige Noordwand van de dirigent, maar hij kan ook ervaren dat deze realisaties best bestaansrecht hebben en de moeite waard zijn. Temeer daar de geluidskwaliteit heel goed is verzorgd met stereo en Dolby 5.1 surround sound.
De enige (?) beeldopname van Dvoraks Negende van Karajan werd in 1985 in de Weense Musikverein zaal zonder publiek gemaakt. Het eerste deel begint wat gladjes, maar het Adagio heeft grote overtuigingskracht en de althobosolo aan het begin van het largo met de bekende ‘going home’ melodie heeft iets magisch, ook door de prachtige echo in de hoorns. Het scherzo begint van stug, maar wint geleidelijk aan vaart maar feitelijk niet genoeg. De finale biedt het gewenste poëtisch en majestueuze slot. Voor Karajan spelen de Weners wat minder gepolijst dan zijn Berliners, maar dat past wel bij het ietwat rustieke karakter van de muziek. Vandaar dat het oordeel over de hele linie positief uitvalt.
Maar om een langer verhaal heel kort te houden: het is de opname van Claudio Abbado (en bijvoorbeeld niet de gemaniereerde van Lorin Maazel uit N. Korea) waaraan het meeste blijvend genoegen kan worden ontleend.
Conclusie
Het zal aan het eind van de rit niemand verbazen dat één echte favoriet niet aanwijsbaar is. Hooguit voor mensen die slechts één lievelingsdirigent of –orkest hebben en zich niet laten afleiden door andere muzikale overwegingen. Persoonlijke sym- en antipathieën zijn nooit uit te sluiten. De mijne gaan vooral uit naar Harnoncourt, Fischer, Kubelik, Szell, Kreizberg, Paavo Järvi en Jansons, waarbij ik blij ben dat drie van de dierbaarsten uit Amsterdam komen. Maar verder keer ik ook graag af en toe terug naar Fricsay, Abbado, Kondrashin en Masur. En naar de enige vrouw in dit gezelschap Marin Alsop.
Bij de video opnamen maken Abbado en Nelsons de beste indruk.
Discografie
1927. Hallé orkest o.l.v. Hamilton Harty. Symposium SYMCD 1169.
1927. Philadelphia orkest o.l.v. Leopold Stokowski. Biddulph WHL 027.
1929. Orkest van de Berlijnse Staatsopera o.l.v. Erich Kleiber. Naxos 8.110907.
1937. Tsjechisch filharmonisch orkest o.l.v. George Szell. Dutton CDEA 5002.
1938. NBC Symfonie orkest o.l.v. Arturo Toscanini. Music & Arts ATRA 3011.
1940. Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Herbert von Karajan. Polydor.
1940. All-American symfonie orkest o.l.v. Leopold Stokowski. Music & Arts CD 841.
1941. Concertgebouworkest o.l.v. Willem Mengelberg. Teldec 8573-83025-2.
1942. Tsjechisch filharmonisch orkest o.l.v. Václav Talich. Biddulph WHL 048.
1942. Standard symfonie orkest o.l.v. Bruno Walter. Music & Arts CD 788.
1943. Orkest van het Praags Nationaal theater o.l.v. Otakar Jérémiaš. Esta H 5077/81.
1944. Münchens filharmonisch orkest o.l.v. Oswald Kabasta. Music & Arts CD 1072 (2 cd’s).
1948. Deens omroeporkest o.l.v. Nicolai Malko. HMV C 4023/7, Danacord DACOCD 549/50 (2 cd’s).
1949. Tsjechisch filharmonisch orkest o.l.v. Václav Talich. Supraphon 606/10.
1950. New York filharmonisch orkest o.l.v. Victor de Sabata. Cedar IDIS 336.
1950. Radio filharmonisch orkest o.l.v. Paul van Kempen. Tahra TAH 516/7 (2 cd’s).
1952. Residentie orkest o.l.v. Antal Dorati. Philips ….
1952. Orkest van de Accademia di Santa Cecilia Rome o.l.v. Joseph Keilberth. Andromeda ANDRCD 9037 (2 cd’s).
1953. NBC Symfonie orkest o.l.v. Arturo Toscanini. RCA GD 60279, 74321-59481-2.
1953. New York Stadium symfonie orkest o.l.v. Leonard Bernstein. DG 477.000-2.
1953. Chicago symfonie orkest o.l.v. Rafael Kubelik. Mercury 434.387-2.
1954. Tsjechisch filharmonisch orkest o.l.v. Václav Talich. Supraphon 11.1899-2, EMI 575.483-2.
1954. Royal philharmonic orkest o.l.v. Arthur Rodzinsky. DG Westminster 471.272-2.
1995. RIAS orkest Berlijn o.l.v. Ferenc Frisay. DG
1956. Weens filharmonisch orkest o.l.v. Rafael Kubelik. Decca 466.994-2.
1956. Boston symfonie orkest o.l.v. Chales Munch. West Hill WHRA 6017 (5 cd’s).
1957. Chicago symfonie orkest o.l.v. Fritz Reiner. RCA 09026-62587-2, 82876-66376-2.
1957. Los Angeles symfonie orkest o.l.v. Bruno Walter. Note MA 788.
1958. New York filharmonisch orkest o.l.v. Leonard Bernstein. Sony 60563.
1958. Tsjechisch filharmonisch orkest o.l.v. Karel Ancerl. Aura AUR 214-2.
1958. Hallé orkest o.l.v. John Barbirolli. Royale HR 703992.
1958. Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Rudolf Kempe. Testament SBT 1269.
1958. Philharmonia orkest o.l.v. Erich Leinsdorf. EMI 565.612-2.
1959. Concertgebouworkest o.l.v. Antal Dorati. Philips 442.401-2.
1959. Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Ferenc Fricsay. DG 423.384-2.
1959. Omroeporkest Tokio o.l.v. Wilhelm Schüchter. King KKC 2024/5 (2 cd’s).
1959. Cleveland orkest o.l.v. George Szell. Sony MH2K 63151.
1959. Columbia symfonie orkest o.l.v. Bruno Walter. Sony SMK 64484.
1960. Detroit symfonie orkest o.l.v. Paul Paray. Mercury 434.317-2.
1960. Bambergs symfonie orkest o.l.v. Joseph Keilberth. Teldec 8.43359.
1961. Tsjechisch filharmonisch orkest o.l.v. Karel Ancerl. Supraphon SU 1927-2.
1961. Philharmonia orkest o.l.v. Carlo Maria Giulini. EMI 568.628-2.
1961. Royal philharmonic orkest o.l.v. Arthur Rodzinsky. DG 471.272-2.
1962. Royal philharmonic orkest o.l.v. Jascha Horenstein. Chessky CD 31.
1962. Symfonie orkest van de Weense Volksopera o.l.v. Alexander von Pitamic. Telstar TCD 6059.
1962. Orkest van de Italiaanse omroep Turijn o.l.v. Sergiu Celibidache. Arkadia HP 526.1.
1963. Philharmonia orkest o.l.v. Otto Klemperer. EMI 763.869-2.
1963. Tsjechisch filharmonisch orkest o.l.v. Karel Ancerl. Orfeo C 395951B.
1964. Omroeporkest Tokio o.l.v. Constantin Silvestri. King Int. KKC 2049/50 (2 cd’s).
1965. Russisch Staatsorkest o.l.v. Jevgeni Svetlanov. Scribendum SCRI SC 030.
1966. Londens symfonie orkest o.l.v. István Kertész. Decca 466.212-2.
1966. Londens symfonie orkest o.l.v. Eugene Ormandy. Sony SBK 46331.
1969. Londens symfonie orkest o.l.v. Witold Rowicki. Philips 456.327-2.
1969. Noordduitse Philharmonie o.l.v. Edouard Lindenberg. Erato STU 70444, Warner 0927-49919.
1971. Tonhalle orkest Zürich o.l.v. Rudolf Kempe. Scribendum SCRI SC 001.
1971. Londens symfonie orkest o.l.v. Witold Rowicki. Philips 432.602-2 (6 cd’s).
1972. Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Rafael Kubelik. DG 447.412-2.
1974. Rijnlandse filharmonie o.l.v. Walter Crabeels. Intercord INT 820.716.
1974. Praags omroeporkest o.l.v. Václav Smetácek. Praga PR 250.
1975. BBC symfonie orkest o.l.v. Charles Groves. BBC Classics BBCM 5001-2, BBCRD 9102.
1975. San Francisco symfonie orkest o.l.v. Seji Ozawa. Philips 426.073-2.
1975. Los Angeles filharmonisch orkest o.l.v. Zubin Mehta. Decca 436.505-2.
1975. BBC Symfonie orkest o.l.v. Rudolf Kempe. BBC BBCCL 4056-2.
1976. Philharmonia orkest o.l.v. Riccardo Muti. EMI 574.961-2.
1977. Concertgebouworkest o.l.v. Colin Davis. Philips 438.347-2, Decca 478.5601 (15 cd’s).
1977. Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Herbert von Karajan. EMI 253.652-2.
1977. Chicago symfonie orkest o.l.v. Carlo Maria Giulini. DG 423.882-2.
1978. Staatskapel Berlijn o.l.v. Otmar Suitner. Berlijn Classics BC 93952, BC 2135-2
1979. Weens filharmonisch orkest o.l.v. Kiril Kondrashin. Decca 448.245-2.
1979. Londens filharmonisch orkest o.l.v. Mstislav Rostropovich. EMI 565.706-2.
1980. St. Louis symfonie orkest o.l.v. Leonard Slatkin. Telarc CD 82007.
1980. Symfonie orkest van de Beierse omroep o.l.v. Rafael Kubelik. Orfeo CDC 596021B.
1981. Tsjechisch filharmonisch orkest o.l.v. Václav Neumann. Supraphon 11.1961-2.
1981. Chicago symfonie orkest o.l.v. James Levine. RCA 74321-68013-2.
1982. Weens filharmonisch orkest o.l.v. Lorin Maazel. DG 410.032-2, 445.510-2.
1982. Londens filharmonisch orkest o.l.v. Zdenek Macal. Classics for Pleasure CFP 9006.
1982. Chicago symfonie orkest o.l.v. Georg Solti. Decca 410.116-2.
1983. Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Klaus Tennstedt. EMI 572.136-2.
1983. Londens filharmonisch orkest o.l.v. James Conlon . Erato ECD 88036.
1984. Cleveland orkest o.l.v. Christoph von Dohnanyi. Decca 452.182-2.
1985. Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Herbert von Karajan. DG 439.009-2.
1986. Schots nationaal orkest o.l.v. Neeme Järvi. Chandos CHAN 8510.
1986. Hongaars Statsorkest o.l.v. Giuseppe Patané. Hungaroton HRC 064.
1986. Londens symfonie orkest o.l.v. Geoffrey Simon. Gala ACX 901.
1986. Israel filharmonisch orkest o.l.v. Leonard Bernstein. DG 427.346-2.
1987. Concertgebouworkest o.l.v. Riccardo Chailly. Decca 421.016-2.
1987. Praags Festival orkest o.l.v. Pavel Urbanek. Laser 15.517.
1987. Liverpool filharmonisch orkest o.l.v. Libor Pesek. Virgin 561.853-2.
1987. Philharmonia orkest o.l.v. Andrew Davis. Sony/BMG 82876-67890-2.
1987. Omroeporkest Bratislava o.l.v. Ondrej Lenard. Naxos 8.550094.
1987. Slowaaks filharmonisch orkest o.l.v. Kurt Redel. Pierre Verany PV 730007.
1988. Oslo filharmonisch orkest o.l.v. Mariss Jansons. EMI 749.860-2, Brillant Classics 92779.
1988. Philadelphia orkest o.l.v. Wolfgang Sawallisch. EMI 749.114-2, 586.419-2.
1989. Los Angeles filharmonisch orkest o.l.v. André Previn. Telarc CD 80206.
1989. Minnesota orkest o.l.v. Neville Marriner. Philips 432.027-2.
1989. Philharmonia orkest o.l.v. Eliahu Inbal. Teldec 0630-19605-2.
1989. Slowaaks filharmonisch orkest o.l.v. Stephen Gunzenhauser. Naxos 8.550271.
1989. Filharmonisch festival orkest o.l.v. Vladimir Petroschoff. Bella Musica 312039.
1989. Tsjechisch filharmonisch orkest o.l.v. Jiri Bélohlávek. Supraphon 11.0960-2.
1990. Praags omroeporkest o.l.v. Vladimir Valek. EMI 569.804-2, Supraphon SU 3802-2.
1990. Houston symfonie orkest o.l.v. Christoph Eschenbach. Virgin 561.124-2.
1990. Amerikaans/Russisch jeugdorkest o.l.b. Leonard Slatkin. RCA 09026-60594-2.
1990. Londens filharmonisch orkest o.l.v. James Loughran. Collins 91002-71.
1990. Slowaaks filharmonisch orkest o.l.v. Stephen Gunzenhauser. Naxos 8.550271.
1990. Staatskapel Dresden o.l.v. James Levine. DG 447.754-2.
1991. Tsjechisch filharmonisch orkest o.l.v. Rafael Kubelik. Denon CO 79728.
1991. Praags symfonie orkest o.l.v. Petr Altrichter. Supraphon 11.1810-2.
1991. Londens filharmonisch orkest o.l.v. Charles Mackerras. EMI EMX 2202.
1991. New York filharmonisch orkest o.l.v. Kurt Masur. Teldec 9031-73244-2, Warner 8573-89085-2.
1991. Philharmonia Hungarica o.l.v. Jan Valach. Classic Talent 291017.
1991. Weens filharmonisch orkest o.l.v. Seiji Ozawa. Philips 432.996-2.
1992. Omroeporkest Brussel o.l.v. Alexander Rahbari. Koch DICD 920.113.
1993. Academy of St. Martin-in-the-Fields o.l.v. Neville Marriner. Capriccio 10386.
1994. Staatskapel Dresden o.l.v. James Levine. DG 474.167-2.
1995. Gran Canaria symfonie orkest o.l.v. Anthony Leaper. Naxos 8.558065/6.
1996. La Fenice theaterorkest Venetië o.l.v. Isaac Karabatchevsky. Mondo Musica MFCN 10054.
1997. Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Claudio Abbado. DG 457.651-2.
1997. Dvorak Festival orkest New York o.l.v. Steven Richman. Music & Arts 1078
1998. Concertgebouworkest o.l.v. Carlo Maria Giulini. Sony 58946, 61709.
1998. Praags symfonie orkest o.l.v. Libor Pesek. Teldec 3984-25254-2, Classic FM 75605-57043-2.
1999. Orkest van het Teatro musicale Triest o.l.v. Julian Kovatchev. Real Sound RS 9530137.
1999. New Jersey symfonie orkest o.l.v. Zdenek Macal. Delos 3260.
1999. Londens symfonie orkest o.l.v. Colin Davis. LSO Live LSO 0001.
1999. Omroeporkest St. Petersburg o.l.v. Stanislav Gorkovenko. Mazur INF 1044.
1999. Tsjechisch filharmonisch orkest o.l.v. Vladimir Ashkenazy. Ondine ODE 962-2.
1999. Concertgebouworkest o.l.v. Nikolaus Harnoncourt. Teldec 3984-25254-2.
2000. Boedapest festival orkest o.l.v. Iván Fischer. Philips 464.640-2.
2001. Londens symfonie orkest o.l.v. Mstislav Rostropovich. EMI 567.807-2.
2001. Omroeporkest Tokio o.l.v. Jun Märkl. Altus ALT 017.
2001. Tsjechisch filharmonisch orkest o.l.v. Vladimir Ashkenazy. Ondine ODE 962-2.
2003. Nederlands filharmonisch orkest o.l.v. Yakov Kreizberg. Pentatone PTC 5186-019.
2003. Tsjechisch filharmonisch orkest o.l.v. Zdenek Mácal. Exton OVCL 00250.
2003. Concertgebouworkest o.l.v. Mariss Jansons. RCO Live 04002.
2003. Philharmonie Anhalt, Dessau o.l.v. Golo Berg. Thorofon CTH 2504.
2003. Boedapest filharmonisch orkest o.l.v. Rico Saccani. BPO Live BPOL 1014.
2003. Slowaaks omroeporkest o.l.v. Ivan Anguélov. Oehms OC 376 (5 cd’s), OC 555.
2004. Cincinnati symfonie orkest o.l.v. Paavo Järvi. Telarc CD 80616.
2004. Royal philharmonic orkest o.l.v. Paavo Järvi. Membran 222829.
2005. Tsjechisch filharmonisch orkest o.l.v. Charles Mackerras. Supraphon SU 3848-2.
2006. Tsjechisch filharmonisch orkest o.l.v. Jirí Belohlávek. Supraphon SU 4025-2, SU 4041-2 (6 cd’s).
2006. Zeeeds kamerorkest o.l.v. Thomas Dausgaard. BIS SACD 1566.
2007. Baltimore symfonie orkest o.l.v. Marin Alsop. Naxos 8.570714.
2007. Württembergs filharmonisch orkest o.l.v. John Axelrod. Genuin GEN 87105.
2007. Israël filharmonisch orkesy o.l.v. Zubin Mehta. Helicon 02-963-2.
2008. Symfonie orkest van het Curtis instituut o.l.v. Christoph Eschenbach. Ondine ODE 1141-2.
2008. Omroeporkest Stuttgart o.l.v. Roger Norrington. Hänssler CD 93251.
2008. Jeugdorkest Baden-Württemberg o.l.v. Christoph Wyneken. Animato ACD 6114.
2008. Omroeporkest Wenen o.l.v. Berand de Billy. Oehms OC 745.
2009. Maleis’ filharmonisch orkest o.l.v. Claus Peter Flor. BIS CD 1856.
2009. Boedapest Festival orkest o.l.v. Iván Fischer. Channel Classic CCS SA 90110.
2009. Omroeporkest Baden-Baden o.l.v. Sylvain Cambreling. Glor Music GC 11421.
2010. Symfonie orkest van de Beierse omroep o.l.v. Andris Nelsons. BR 900116.
2010. Melbourne symfonie orkest o.l.v. Tadaaki Otaka. ABC 476.4598.
2010. Beethoven orkest Bonn o.l.v. Thomas Honickel. MDG MDG 337-1670-2.
2011. Orkest van de Accademia di Santa Cecilia Rome o.l.v. Antonio Pappano. EMI 914.102-2 (2 cd’s).
2011. Brussels filharmonisch orkest o.l.v. Michel Tabachnik. Brussel filharmonisch orkest BPR 002.
2011. St. Petersburg filharmonisch orkest o.l.v. Yuri Temirkanov. Mirare MIR 185.
Video
1966. Weens filharmonisch orkest o.l.v. Karl Böhm. Medici Arts 207217-8 (dvd).
1985. Weens filharmonisch orkest o.l.v. Herbert von Karajan. Sony SVD 48421 (dvd).
1987. Gustav Mahler jeugdorkest o.l.v. Vaclav Neumann. ArtHaus 101.535 (dvd).
1993. Praags symfonie orkest o.l.v. Libor Pesek. ArtHaus 102.141 (dvd).
1996. Orkest van de Iteliaans-Zwitserse omroep Lugano o.l.v. Peter Maag. Cascade 80012 (dvd).
2002. Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Claudio Abbado. Euro Arts 2000068 (5 dvd’s), 2056048-8 (dvd).
2007. Omroeporkest Stuttgart o.l.v. Gustavo Dudamel. DG 073-4357 (dvd).
2008. New York filharmonisch orkest o.l.v. Lorin Maazel. Medici Arts 205694-8 (dvd).
2008. Filharmonisch orkest van de Franse omroep o.l.v. Myung-Whun Chung. Naïve 755 D 0189 (dvd).
2010. Symfonie orkest van de Beierse omroep o.l.v. Andris Nelsons. C Major 71340-8 (dvd).
2011. Deens Nationaal symfonie orkest o.l.v. Thomas Dausgaard. C Major 71050-8 (2 dvd’s).
Met onbekende opnamedatum
Philharmonica symfonie orkest o.l.v. Igor Ivanenko. Prism Classics PLD 1203.
Moskou’s filharmonisch orkest o.l.v. Dimitri Yablonsky. Belair Music BAM 2015, EMI 575.483-2.
Philharmonia orkest o.l.v. Enrico Batiz. Colosseum 3447216.
Orkest van de Deutsche Oper Berlijn o.l.v. Rafael Frühbeck de Burgos. Querstand VKJK 9802.
Berlijns symfonie orkest o.l.v. Patrick Hoomfield. Reference Gold RGD 3610.
De internet lijst
1919- |
Landon Ronald |
Royal Albert Hall Orchestra |
His Master's Voice |
1927 |
Landon Ronald |
Royal Albert Hall Orchestra |
His Master's Voice |
1927 |
Leopold Stokowski |
Philadelphia Orchestra |
Living Era, ASV, Biddulph |
1927 |
Hamilton Harty |
Hallé Orchestra |
Columbia |
1929 |
Erich Kleiber |
Berliner Philharmoniker |
Idi, Naxos Historical |
1934 |
Leopold Stokowski |
Philadelphia Orchestra |
Andante, Grammofono, Naive |
1937 |
George Szell |
Czech Philharmonic Orchestra |
Opus Kura, History, HMV, Victoria |
1938 |
Arturo Toscanini |
NBC Symphony Orchestra |
Music&Arts |
1940 |
Herbert von Karajan |
Berliner Philharmoniker |
Historic Collection, DG, Grammofono |
1940 |
Leopold Stokowski |
All-American Youth Orchestra |
Music&Arts |
1941 |
Willem Mengelberg |
Royal Concertgebouw Orchestra |
Teldec, Telefunken, Arcadia |
1941 |
Wilhelm Furtwängler |
Berliner Philharmoniker |
Legend LGD, AS-Disc, Relief |
1942 |
Bruno Walter |
Standard Symphony Orch. Los Angeles |
Music&Arts |
1942 |
Vaclav Talich |
Czech Philharmonic Orchestra |
Biddulph, HMV, Victoria, Electrola |
1943 |
Otakar Jeremias |
Prague National Theatre Orcheestra |
digit. unavailable ? |
1944 |
Oswald Kabasta |
Munich Philharmonic Orchestra |
Music&Arts |
1947 |
Leopold Stokowski |
His Symphony Orchestra |
Gala |
1948 |
Nikolai Malko |
Danish Radio Orchestra |
digit. unavailable ? |
1949 |
Vaclav Talich |
Czech Philharmonic Orchestra |
Supraphon, Tahra |
195? |
Ferenc Fricsay |
Berlin RIAS Symphony Orchestra |
DG |
1950 |
Victor De Sabata |
New York Philharmonic |
Idi |
1950 |
George Singer |
Viennese Symphony Orchestra |
Remington Records |
1951 |
Rafael Kubelik |
Chicago Symphony Orchestra |
Opus Kura, Philips, HMV, Mercury |
1951 |
Karl Böhm |
Berlin Philharmonic Orchestra |
Movimento musica |
1951 |
Otto Ackermann |
Tonhalle Orchestra Zurich |
Classica d'oro, Forgotten Records |
1952 |
Jascha Horenstein |
Vienna Symphony Orchestra |
Vox |
1952 |
Joseph Keilberth |
Orchestra dell´ Accademia di Santa Cecilia |
Archipel Records |
1953 |
Leonard Bernstein |
Stadium Symphony Orchestra New York |
DG |
1953 |
Arturo Toscanini |
NBC Symphony Orchestra |
RCA, Virtuoso, Arkadia, Nuova, Era |
1953 |
Arturo Toscanini |
NBC Symphony Orchestra |
HMV, Victoria |
1954 |
Erich Kleiber |
Cologne West German Radio Symphony Orch. |
Archipel |
1954 |
Arthur Rodzinski |
Royal Philharmonic Orchestra |
Westminster |
1954 |
Vaclav Talich |
Czech Philharmonic Orchestra |
Supraphon, Collets |
1956 |
Rafael Kubelik |
Vienna Philharmonic Orchestra |
Decca |
1956 |
Nicolai Malko |
Philharmonia Orchestra |
EMI |
1956 |
Nicolai Malko |
Danish State Radio Orchestra |
Danacord |
1957 |
Fritz Reiner |
Chicago Symphony Orchestra |
RCA |
1956 |
Karel Ancerl |
Czech Philharmonic Orchestra |
Tahra |
1957 |
Rudolf Kempe |
Berlin Philharmonic Orchestra |
Testament, HMV |
1957 |
Zdenek Chalabala |
Great Symphony Orchestra of Moscow Radio |
digit. unavailable ? |
1958 |
Erich Leinsdorf |
Los Angeles Philharmonic Orchestra |
EMI, Capitol |
1958 |
Karel Ancerl |
Czech Philharmonic Orchestra |
Aura Classics |
1958 |
John Barbirolli |
Hallé Orchestra |
EMI |
1958 |
Heinrich Hollreiser |
Bamberg Symphony Orchestra |
Vox |
1958 |
Karel Ancerl |
Wiener Symphoniker |
Aura Classics, Ermitage |
1959 |
George Szell |
Cleveland Orchestra |
Sony |
1959 |
Dean Dixon |
Cologne Radio Symphony Orchestra |
Resonances |
1959 |
Bruno Walter |
Columbia Symphony Orchestra |
Sony |
1959 |
Vladimir Golschmann |
Vienna State Opera Orchestra |
Vanguard, Artemis |
1959 |
Antal Dorati |
Royal Concertgebouw Orchestra |
Philips |
1959 |
Ferenc Fricsay |
Berlin Radio Symphony Orchestra |
DG |
195? |
Vladimir Golschmann |
Wiener Staatsoperorchester |
Vanguard Classics |
196? |
Nikolai Anosov |
USSR State Symphony Orchestra |
Melodiya |
1960 |
Paul Paray |
Detroit Symphony Orchestra |
Mercury Living Presence |
1961 |
Karel Ancerl |
Czech Philharmonic Orchestra |
Supraphon |
1961 |
Istvan Kertesz |
Vienna Philharmonic Orchestra |
Decca |
1961 |
Joseph Keilberth |
Bamberger Symphoniker |
Telefunken |
1962 |
Leonard Bernstein |
New York Philharmonic Orchestra |
Sony |
1962 |
Sergiu Celibidache |
Orchestra Sinfonica di Torino della RAI |
Arkadia |
1962 |
Jascha Horenstein |
Royal Philharmonic Orchestra |
Chesky |
1963 |
Carlo Maria Giulini |
Philharmonia Orchestra |
EMI |
1963 |
Karel Ancerl |
Czech Philharmonic Orchestra |
Orfeo |
1963 |
Otto Klemperer |
Philharmonia Orchestra |
EMI |
1964 |
Frantisek Stupka |
Czech Philharmonic Orchestra |
Panton |
1964 |
Rudolf Kempe |
Royal Philharmonic Orchestra |
Royal Long Players |
1964 |
Herbert von Karajan |
Berliner Philharmoniker |
DG |
1964 |
Alois Klima |
Czech Radio Symphony Orchestra |
unpublished |
1965 |
Rafael Kubelik |
Bavarian Radio Symphony Orchestra |
Altus |
1966 |
Istvan Kertesz |
London Symphony Orchestra |
Decca |
1966 |
Eugene Ormandy |
London Symphony Orchestra |
Sony |
1966 |
Herbert von Karajan |
Berliner Philharmoniker |
Cmajor |
1966 |
Antal Dorati |
New Philharmonia Orchestra |
Decca |
1966 |
Jiri Waldhans |
Brno Philharmonic Orchestra |
Orchestral Concert CDs |
1969 |
Joseph Keilberth |
Hamburger Philharmoniker |
Apex |
1969 |
Witold Rowicki |
London Symphony Orchestra |
Philips |
197? |
Werner Andreas Albert |
Philharmonia Hungarica |
Musical Heritage Society |
197? |
Jacob Avshalomov |
Portland Junior Symphony Orchestra |
Portland Junior Symphony |
1970 |
Sergiu Celibidache |
Stuttgart Radio Symphony Orchestra |
Dante |
1971 |
Vaclav Neumann |
Czech Philharmonic Orchestra |
Supraphon |
1971 |
Vaclav Neumann |
Czech Philharmonic Orchestra |
Praga Digitals |
1971 |
Rudolf Kempe |
Tonhalle Orchestra Zurich |
Scribendum |
1972 |
Rafael Kubelik |
Berliner Philharmoniker |
DG |
1972 |
Herbert Kegel |
Leipzig Symphony Orchestra |
Weitblick |
1973 |
Leopold Stokowski |
New Philharmonia Orchestra |
RCA |
1973 |
Gennady Rozhdestvensky |
USSR State Radio Symphony Orchestra |
Yedang Entertainment |
1973 |
Zdenek Kosler |
Slovak Philharmonic Orchestra |
Opus |
1974 |
Vaclav Smetacek |
Czech Radio Symphony Orchestra |
Praga Digitals |
1975 |
Seiji Ozawa |
San Francisco Symphony Orchestra |
Philips |
1975 |
Rudolf Kempe |
BBC Symphony Orchestra |
BBC Legends |
1975 |
Charles Groves |
BBC Symphony Orchestra |
IMP Classics |
1975 |
Jaroslav Krombholz |
Czech Radio Symphony Orchestra |
Multisonic |
1975 |
Adam Medveczky |
Budapest Philharmonic Orchestra |
Hungaroton |
1975 |
Lovro von Matacic |
NHK Symphony Orchestra |
Altus |
1976 |
Eugene Ormandy |
Philadelphia Orchestra |
RCA |
1976 |
Riccardo Muti |
New Philharmonia Orchestra |
EMI |
1976 |
Zubin Mehta |
Los Angeles Philharmonic Orchestra |
Decca |
1977 |
Herbert von Karajan |
Berliner Philharmoniker |
EMI |
1977 |
Colin Davis |
Royal Concertgebouw Orchestra |
Philips |
1977 |
Rafael Kubelik |
Bavarian Radio Symphony Orchestra |
Orfeo |
1977 |
Carlo Maria Giulini |
Chicago Symphony Orchestra |
DG |
1978 |
Otmar Suitner |
Berlin Staatskapelle Orchestra |
Berlin Classics |
1978 |
Karl Böhm |
Vienna Philharmonic Orchestra |
Artists |
1978 |
Sergiu Celibidache |
Stuttgart Radio Symphony Orchestra |
Audior |
1979 |
Mstislav Rostropovich |
London Philharmonic Orchestra |
EMI |
1979 |
Jan Valach |
Philharmonia Hungarica |
Talent Rec., Forlane Fioretti |
1979 |
Kiril Kondrashin |
Vienna Philharmonic Orchestra |
Decca |
1979 |
Hans Schmidt-Isserstedt |
Symphony Orchestra Hamburg |
EMI |
1979 |
Andrew Davis |
Philharmonia Orchestra |
RCA |
1980 |
Leonard Slatkin |
Saint Loius Symphony Orchestra |
Telarc |
1980 |
Rafael Kubelik |
Bavarian Radio Symphony Orchestra |
Orfeo |
1981 |
Vaclav Neumann |
Czech Philharmonic Orchestra |
Supraphon |
1981 |
Enrique Batiz |
London Philharmonic Orchestra |
Resonance |
1981 |
James Levine |
Chicago Symphony Orchestra |
RCA |
1981 |
Yevgeny Svetlanov |
USSR State Symphony Orchestra |
Scribendum |
1981 |
Frantisek Vajnar |
Czech Radio Symphony Orchestra |
unpublished |
1982 |
Lorin Maazel |
Vienna Philharmonic Orchestra |
DG |
1982 |
Zdenek Macal |
London Philharmonic Orchestra |
EMI |
1982 |
Georg Solti |
Chicago Symphony Orchestra |
Decca |
1983 |
Jose Sereiber |
Sydney Symphony Orchestra |
IMG Records |
1984 |
James Conlon |
London Philharmonic Orchestra |
Erato |
1984 |
Klaus Tennstedt |
Berliner Philharmoniker |
Testament |
1984 |
Christoph von Dohnányi |
Cleveland Orchestra |
Decca |
1985 |
Herbert von Karajan |
Vienna Philharmonic Orchestra |
DG |
1986 |
Barry Tuckwell |
London Symphony Orchestra |
LSO Classic Masterpieces |
1986 |
Vladimir Valek |
Czech Radio Symphony Orchestra |
unpublished |
1986 |
Neeme Jarvi |
Royal Scottish National Orchestra |
Chandos |
1986 |
Leonard Bernstein |
Israel Philharmonic Orchestra |
DG |
1987 |
Riccardo Chailly |
Royal Concertgebouw Orchestra |
Decca |
1987 |
Libor Pesek |
The Royal Liverpool Philharmonic Orchestra |
Supraphon/Virgin Classics |
1987 |
Kurt Redel |
Slovak Philharmonic Orchestra |
Disques Pierre Verany |
1987 |
Ondrej Lenard |
Czech Radio Symphony Orchestra |
Amadis |
1987 |
Milan Horvat |
Ljubljana Symphony Orchestra |
Stradivari |
1988 |
Peter Stamic |
International Festival Orchestra |
Donau |
1988 |
James Loughran |
London Philharmonic Orchestra |
Columbia River Entert. |
1988 |
Wolfgang Sawallisch |
Philadelphia Orchestra |
EMI |
1988 |
Maris Jansonss |
Oslo Philharmonic Orchestra |
EMI |
1989 |
Stephen Gunzenhauser |
Slovak State Philharmonic Orchestra |
Naxos |
1989 |
Zdenek Macal |
Milwaukee Symphony Orchestra |
Koss |
1989 |
Jiri Belohlavek |
Czech Philharmonic Orchestra |
Supraphon |
1989 |
Libor Pesek |
Slovak State Philharmonic Orchestra |
Jagel |
1989 |
Carlos Paita |
Philharmonic Symphony Orchestra |
Lodiar |
1990 |
Vladimir Valek |
Czech Radio Symphony Orchestra |
Clarton |
1990 |
Andre Previn |
Los Angeles Philharmonic Orchestra |
Telarc |
1990 |
Christoph Eschenbach |
Houston Symphony Orchestra |
Virgin |
1990 |
Neville Marriner |
Academy of St Martin in the Fields |
Capriccio Records |
1990 |
James Levine |
Staatskapelle Dresden |
DG |
1990 |
Eliahu Inbal |
Philharmonia Orchestra |
Teldec |
1991 |
Kurt Masur |
New York Philharmonic Orchestra |
Teldec |
1991 |
Rafael Kubelík |
Czech Philharmonic Orchestra |
BVA, Denon |
1991 |
Charles Mackerras |
London Philharmonic Orchestra |
EMI |
1991 |
Petr Altrichter |
Prague Symphony Orchestra (FOK) |
Supraphon |
1991 |
Seiji Ozawa |
Vienna Philharmonic Orchestra |
Philips |
1992 |
Jan Valach |
Philharmonia Hungarica |
Forlane-Fioretti |
1993 |
Vaclav Neumann |
Czech Philharmonic Orchestra |
Popron Music |
1993 |
Alexander Titov |
St. Petersburg New Philharmonic |
Sony Classical |
1993 |
Alexander Rahbari |
Belgian National Radio Philharmonic Orchestra |
Koch |
1993 |
Paavo Järvi |
Royal Philharmonic Orchestra |
Regis, Intersound |
1994 |
Stephen Pomerantz |
Budapest Philharmonic Orchestra |
Doremi Records |
1994 |
Arpad Joo |
Amsterdam Philharmonic Orchestra |
Arts Music |
1994 |
Kim Won-Mo |
Royal Czech Symphony Orchestra |
Mastersound |
1994 |
Alberto Lizzio |
Munich Symphony Orchestra |
Sonia |
1995 |
Vaclav Neumann |
Czech Philharmonic Orchestra |
Octavia Records |
1995 |
Adrian Leaper |
Gran Canaria Philharmonic Orchestra |
Arte Nova |
1995 |
Jose Serebrier |
Brno State Philharmonic Orchestra |
Conifer |
1996 |
Gerd Albrecht |
Czech Philharmonic Orchestra |
Canyon Classics |
1997 |
Claudio Abbado |
Berlin Philharmonic Orchestra |
DG |
1997 |
Steven Richman |
Dvorak Festival Orchestra of New York |
Music&Arts |
1997 |
Takashi Asahina |
Osaka Philharmonic Orchestra |
King Records |
1998 |
Kim Sun-Joo |
Slovak Philharmonic Orchestra |
GZ |
1998 |
Libor Pesek |
Prague Symphony Orchestra (FOK) |
Classic FM |
1998 |
Henry Adolph |
Philharmonia Slavonica |
Point Classics |
1999 |
Isaac Karabtchevsky |
La Fenice Teatro Symphony Orchestra |
MoMu |
1999 |
Colin Davis |
London Symphony Orchestra |
LSO Live |
1999 |
Zdenek Macal |
New Jersey Symphony Orchestra |
Delos |
1999 |
Vladimir Ashkenazy |
Czech Philharmonic Orchestra |
Ondine |
1999 |
Nikolaus Harnoncourt |
Royal Concertgebouw Orchestra |
Teldec |
2000 |
Ivan Fischer |
Budapest Festival Orchestra |
Philips |
2000 |
Vladimir Valek |
Czech Radio Symphony Orchestra |
Supraphon |
2000 |
Paul Freeman |
Czech National Symphony Orchestra |
ICN Polyart |
2002 |
Christoph Eschenbach |
Philadelphia Orchestra |
|
2002 |
Trevor Kirk |
Slovak Radio Symphony Orchestra |
SR |
2003 |
Ivan Anguelov |
Slovak Radio Symphony Orchestra |
Oehms |
2003 |
Mariss Jansons |
Royal Concertgebouw Orchestra |
RCO Live |
2003 |
Yakov Kreizberg |
Netherlands Philharmonic Orchestra |
Pentatone |
2003 |
Chihiro Hayashi |
Slovak Radio Symphony Orchestra |
Slovart |
2004 |
Zdenek Macal |
Czech Philharmonic Orchestra |
Octavia Records |
2004 |
Libor Pesek |
Czech National Symphony Orchestra |
Victor Entertainment |
2005 |
Paavo Jarvi |
Cincinnati Symphony Orchestra |
Telarc |
2005 |
Charles Mackerras |
Prague Symphony Orchestra (FOK) |
Supraphon |
2005 |
Adrian Leaper |
Grand Canary Philharmonic Orchestra |
Arte Nova |
2006 |
Jun Markl |
NHK Symphony Orchestra |
Altus |
2007 |
Marin Alsop |
Baltimore Symphony Orchestra |
Naxos |
2007 |
Thomas Dausgaard |
Swedish Chamber Orchestra |
Bis |
2007 |
Tadaaki Otaka |
Sapporo Symphony Orchestra |
Signum U. K. |
2007 |
Zubin Mehta |
Israel Philharmonic Orchestra |
Decca |
2007 |
Emmanuel Krivine |
La Chambre Philharmonique |
Naive |
2007 |
Gustavo Dudamel |
SWR Symphony Orchestra Stuttgart |
DG |
2007 |
John Axelrod |
Württembergische Philharmonie Reutlingen |
Genuin |
2007 |
Zubin Mehta |
Israel Philharmonic Orchestra |
Decca |
2007 |
Bertrand de Billy |
ORF Sinfonieorchester Wien |
Oehms |
2008 |
Christoph Eschenbach |
Curtis Symphony Orchestra |
Ondine |
2008 |
Roger Norrington |
Stuttgart Radio Symphony Orchestra |
SWR MUSIC |
2008 |
Sado Yutaka |
Deutsches Sinfonieorchester Berlin |
Avex Classics |
2008 |
Ken-Ichiro Kobayashi |
Czech Philharmonic Orchestra |
Exton |
2009 |
Ivan Fischer |
Budapest Festival Orchestra |
Channel Classics |
2009 |
Alexander Lazarev |
Japan Philharmonic Orchestra |
Exton |
2009 |
Christoph Wyneken |
Landesjugendorchester Baden-Württemberg |
Animato |
2009 |
Christoph Eschenbach |
Los Angeles Philharmonic |
DG |
2009 |
Sylvain Cambreling |
SWR Sinfonieorchester Baden-Baden |
Classics Glor |
2009 |
Grzegorz Nowak |
Royal Philharmonic Orchestra |
Royal Philharmonic |
2009 |
Claus Peter Flor |
Malaysian Philharmonic Orchestra |
BIS |
2010 |
Andris Nelsons |
Bavarian Radio Symphony Orchestra |
BR Klassik |
2011 |
Michel Tabachnik |
Brussels Philharmonic |
Bruss. Philh. Recordings |
2011 |
Jose Serebrier |
Bournemouth Symphony Orchestra |
Warner Classics |
2013 |
Jiri Belohlavek |
Czech Philharmonic Orchestra |
Decca |
2014 |
Ludovic Morlot |
Seattle Symphony Orchestra |
Seattle Symphony |
2014 |
|
|
|