Verg. Discografieën

DEBUSSY: LA MER

DEBUSSY: LA MER

 

Bestaat echt impressionisme in de muziek? En zo ja: is Claude Debussy dan zijn exponent? De onderstaande prominente en minder prominente dirigenten uit alle heren landen geven sinds generaties verschillende antwoorden op deze vragen. De meesten geven een ontkennend antwoord op die vraag. Een klinkend evenbeeld van de schilderijen van Monet, Cézanne, Degas of Renoir, klankpuntjes in plaats van olieverf stippen bestaat vrijwel niet, in ieder geval wilde Debussy die niet in de tijd fixeren. Waar het in zijn partituren en structuren op aan komt, is om in de ooit revolutionair geachte partituren om aan alle motieven, alle neven- en middenstemmen van het klankweefsel aandacht te schenken.

 

Achtergronden

 

In de zomer van 1904 liet Debussy zijn vrouw in de steek om er met een andere vrouw vandoor te gaan. Zo provoceerde hij zijn vrouw om zelfmoord te plegen. Debussy vluchtte, met zijn maîtresse aan de hand naar het Engelse Eastbourne in Sussex waar hij een van zijn mooiste orkestwerken, La mer, schreef.

De eerste uitvoering van het werk in 1905 riep nogal wat negatieve reacties op – iets dat nu onbegrijpelijk is. Een criticus van The Times merkte op: “Zolang de slaap kan worden vermeden, kan de luisteraar groot genoegen beleven aan de vreemde geluiden die zijn oren bereiken zolang hij maar alle ideeën over een goede constructie en een logische ontwikkeling laat varen”. Meer negatieve krantencommentaren zijn te vinden in Slonimsky’s Lexicon of musical invective (blz. 93 e.v.)

De compositie is driedelig met de titels ‘De l’aube à midi sur la mer’ (van zonsopgang tot de middag op zee), ‘Jeux de vagues’ (spel der golven) en ‘Dialogue du vent et de la mer’ (dialoog van de wind en de zee).

De bij de eerste repetitie aanwezige Erik Satie gaf toen het gevatte commentaar dat hij “in het bijzonder had genoten van het gedeelte rond half tien’.

Hoewel de muziek minder programmatisch is dan bijvoorbeeld de symfonische gedichten van Richard Strauss uit globaal diezelfde tijd, geeft deze wel onmiskenbaar duidelijke beelden van de zee in verschillende condities, vooral door middel van flikkerende, fragmentarische thema’s, terwijl de orkestrator Debussy zich hier op zijn best toont. Denk bijvoorbeeld aan het opmerkelijke gedeelte uit het eerste deel waarin de omvangrijke cellogroep van zestien is gesplitst in vier groepen van vier.

 

De opnamen

 

Het onverwacht grote regiment dat hier is aangetreden en waaraan om nog even in de militaire sfeer te blijven, onbeduidende verlofgangers, gestraften en piketdiensten vervullenden ontbreken, wordt al meteen met ongeveer een derde gereduceerd omdat zoveel opnamen niet meer, of alleen met moeite leverbaar zullen zijn. Daaronder helaas belangrijke als die van Haitink.

In plaats van moeizaam te proberen om alle wel beschikbare uitgaven successievelijk te beschrijven, is gekozen voor een oplossing waarin chronologisch de in de loop der jaren meest opvallende vertolkingen naar voren worden gehaald.

Toen ik medio vorige eeuw begon om me beroepsmatig voor de materie te interesseren, was de opname van Toscanini de maat aller dingen. Elektriserend was zijn vertolking, helder, met veel licht en schaduw. Nu mooi opgelapt door Naxos wat de laatste van de drie versies, uit 1950 betreft.

 

In een terzijde moet beslist ook De Sabata (1947) worden gememoriseerd. Hier wordt muziek van grote kwaliteit gemaakt.

 

Wetend dat de helaas zo jong op 36-jarige leeftijd in 1956 verongelukte Cantelli uit de Toscaninischool komt, bleven veel beloften van deze dirigent onvervuld, maar wat van hem als klankdocument overleeft, heeft zonder meer grote allure. Hij diept La mer prachtig uit, hij dramatiseert niet nodeloos, maar zorgt letterlijk voor een steeds mooie golfbeweging en laat details spreken. Het middendeel gaat vrij vlot, maar is gevoelig gefraseerd Bovendien laat hij het Philharmonia orkest op de toppen van zijn kunnen spelen. De opname klinkt gelukkig nog heel acceptabel.

 

Vroeger gold dankzij een reeks Franse dirigenten het Boston symfonie orkest als het meest Frans klinkende in de V.S. Munch profiteerde daarvan. Zijn weergave is met machtige energie en opwinding geladen. Ook hij profiteert van een verjongende SACD technologie.

RCA heeft er alles aan gedaan om de uitvoering onder Reiner uit Chicago in een nog beter daglicht te plaatsen door de opname extra glans te verlenen in SACD vorm. De opname klinkt als nieuw met – maatgevend – prachtige pianissimi, de uitvoering is heel exact naar voorschrift, maar heeft ook een magische sfeer en bezit prachtige kleuren. Hier blijkt hoe belangrijk de hulp van een goede zaalakoestiek (Chicago Hall) is.

 

Ook Giulini liet een drietal opnamen na. Daarvan is de Londense duidelijk de beste. De hoge mate aan distinctie die het werk van deze dirigent altijd kenmerkt, spreekt ook hier; begrijpelijk dat de sfeer wat meer van de kleurrijke Middellandse zee (waar het ook flink kan stormen) heeft dan van de grauwere Atlantische oceaan.

 

Wat er ook valt af te dingen op veel van de te zeer gehomogeniseerde, teveel in pure klankschoonheid badende interpretaties van Karajan: een juist gevoel voor Franse muziek valt hem niet te ontzeggen. De Oostenrijkse dirigent en het Duitse orkest zorgden voor een der meest idiomatische realisaties van het werk. Heel mooi ook het getoonde gevoel voor de eb en vloedwerking van de muziek. Minstens zo belangrijk is de zorgvuldigheid waarmee de partituuraanduidingen zijn opgevolgd en voor eens zorgt de dirigent hier gelukkig voor helderheid in het klankweefsel. Een uitvoering met een haast magisch en gelukkig blijvend karakter.

 

Sympathiek, heel Frans en getuigend van grote autoriteit is de interpretatie van Martinon. Het heel idiomatische van een typisch Frans orkestpalet is een groot pluspunt.

 

Al jarenlang prijkt de door meesterlijk orkestspel, verfijnd uitgedrukt sfeergevoel voor alle stemmingen en een voortreffelijke geluidskwaliteit uitblinkende opname van Haitink bovenaan het lijstje. Tot tweemaal toe werd deze bijzonder mooie uitvoering opnieuw verpakt op twee cd’s met een keur van andere werken van Debussy.

De uitvoering vertoont een zekere overeenkomst met die van Karajan in die zin dat de muziek steeds beweeglijk, vloeiend wordt gehouden met alle zorg voor nuancen. Het Amsterdamse orkest reageert prachtig en ontplooit vooral in de houtblazers prachtige kleuren. De muziek wordt haast van binnenuit belicht.

 

Alle kleur en beweging is present in de realisatie van Previn die tot heel mooie resultaten komt echter zonder alles mogelijke uit de kan te halen.

 

Tot de outsiders die best in aanmerking komen voor een nadere kennismaking behoort Baudo die profiteert van een willig en uitstekend spelend Londens filharmonisch orkest en een haast spectaculair klinkende opname die alle details fraai laat uitkomen.

In deze categorie valt trouwens ook de lezing van Svetlanov die een verrassend grote affiniteit met het werk van Debussy toont.

 

Ashkenazy had met het Cleveland orkest natuurlijk een van de beste orkesten ter beschikking. Daarvan maakt hij net als voor hem Szell en na hem Boulez dankbaar gebruik. Al met al zorgt hij in alle wezenlijke opzichten voor een der betere, interessante opnamen.

 

Kenmerken bij Dutoit zijn de grote vaart en de dito vitaliteit van zijn vertolking. De luisteraar wordt voortgesleept op vloedgolven van verkwikkende ritmen en dwarsstromen. De sfeer van betovering blijft daarbij iets achter misschien, maar het is wel de Atlantische oceaan ten voeten uit. De articulatie van de lage strijkers aan het begin van het derde deel moet worden gehoord om geloofd te worden dank zij de voortreffelijke akoestiek van de St. Eustache kerk. En het Canadese orkest is een van de meest Frans klinkende ter wereld.

 

Bij Boulez is er keuze tussen drie opnamen met als gemeenschappelijke noemer een duidelijk analytische, nogal afstandelijke opvatting. Opvallend ook, dat hij telkens ‘Jeux de vagues’ in een uitgesproken traag tempo neemt. Het mooist van het drietal is de opname uit Cleveland. Ook het verder alerte orkest speelt hier nogal routineus. Pas verderop laat hij ons mooi door de golven meevoeren.

 

Solti was degeen die in 1995 het World Orchestra for Peace oprichtte. In de zomer komt de internationale selectie een paar weken bij elkaar om te concerteren en Gergiev volgde de Hongaarse dirigent na diens dood op. De dirigent zoekt hier bij Debussy interessante, maar niet geheel passende duistere Slavische tinten op, maar boeit natuurlijk wel als altijd. De opname werd in 2000 tijdens de Londense Proms gemaakt.

 

Dat Abbado het Luzern Festival orkest jaarlijks voor een korte periode ter beschikking heeft met een (mee op zijn instigatie) gemaakte keuze van vertrouwde musici uit zijn vroegere Berlijnse orkest en veteranen uit het Mahler Jeugdorkest, aangevuld met wat andere prominenten als  leden van het Hagen kwartet, celliste Natalia Gutmann, klarinettiste Sabine Meyer, fluitist Zoon impliceert dat onder zijn leiding met veel liefde en inzet wordt gemusiceerd. Dat in korte tijd zo, gave ensemblecultuur wordt bereikt, is ook een teken van professionaliteit.

Impressionistisch of niet: hier wordt de zee in prachtige klanken en met krachtige impulsen geschilderd, waarbij alle golfbewegingen en zonreflecties de volle aandacht krijgen. Zo ontstond een prachtig, juist beeld.

 

Het Berlijns filharmonisch orkest heeft na Karajan lang moeten wachten voordat een volgende dirigent zich met La mer profileerde. Abbado zal het stuk daar ongetwijfeld hebben uitgevoerd, maar opgenomen met hem is het nooit. Dat duurde tot Rattle was ingewerkt. Natuurlijk beschikt hij nog steeds over een prachtig klanklichaam en zijn zaalopname is alleen al daarom erg mooi. Waar Karajan een meester was in het mengen van kleuren, laat de Engelsman deze liever individueel spreken; hij is in het geheel wat minder urgent in zijn opvatting en het eindresultaat klinkt wat afstandelijker, maar altijd nog heel imposant.

 

Het spreek welhaast vanzelf dat ook Jansons geholpen door een voortreffelijk spelend orkest en de warme Concertgebouw akoestiek hoge ogen gooit. Alles valt hier mooi op zijn plaats. De rijkdom van de partituur komt volledig tot leven, ook al koelt de zee hier en daar wat af. ‘Jeux de vagues’ glanst mee dank zij mooie soli, ‘’Dialogue du vent et de la mer’ begint duister en dreigend, maar kalmeert. Doch dan kan de woeste zee kan in de finale zijn karakter botvieren.

 

Interessant is de reductie voor piano vierhandig. Dit is niet een arrangement van derden, maar van de componist zelf die het schreef voordat hij ging orkestreren en net als bij veel van Ravels orkestwerken zijn beide formaten de moeite waard, waarbij de piano veel details onthult.

 

Bij de dvd uitgaven neemt die uit Luzern de eerste positie in.

 

Conclusie

 

Het peloton dat tenslotte voor het wat uitgedunde regiment de kastanjes uit het vuur haalt, bestaat onbetwist uit Haitink, Karajan, Abbado en Jansons met in het tweede gelid Reiner, Cantelli, Ashkenazy, Boulez, Dutoit, Giulini en Rattle.

Discografie

 

1935 BBC symfonie orkest o.l.v. Arturo Toscanini. EMI 769.784-2.

 

1938 Boston symfonie orkest o.l.v. Serge Koussevitzky. Pearl GEMMCD 9090.

 

1942 Philadelphia orkest o.l.v. Arturo Toscanini. RCA GD 60328 (4 cd’s).

 

1947 Suisse romande orkest o.l.v. Ernest Ansermet. Decca 436.533-2, Dante LYS 457.

 

1947 Orkest Stabile di Santa Cecilia Rome o.l.v. Victor de Sabata. Testament SBT 1108.

 

1950 NBC Symfonie orkest o.l.v. Arturo Toscanini. RCA GD 60265, 74321-66924-2 (2 cd’s), Naxos 8.110811/12 (2 cd’s).

 

1951 Suisse romande orkest o.l.v. Ernest Ansermet. Decca 480.0133 (2 cd’s).

 

1951 Omroeporkest Turijn o.l.v. Charles Munch. Tahra TAH 590.

 

1953 Nationaal orkest van de Franse omroep o.l.v. Désiré-Émil E Inghelbrecht. Testament SBT 1213.

 

1954 Philharmonia orkest o.l.v. Guido Cantelli. Testament SBT 1011.

 

1954 Boston symfonie orkest o.l.v. Pierre Monteux. RCA 09026-61890-2.

 

1956 Boston symfonie orkest o.l.v. Charles Munch. RCA 82876-61387-2.

 

1957 Concertgebouworkest o.l.v. Eduard van Beinum. Philips 462.069-2, Decca 464.636-2.

 

1959 Philadelphia orkest o.l.v. Eugene Ormandy. Sony SBK 53256.

 

1960 Omroeporkest Milaan o.l.v. Sergiu Celibidache. Nuova Era 23938.

 

1960 Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Dimitri Mitropoulos. Orfeo C 4889818.

 

1960 Chicago symfonie orkest o.l.v. Fritz Reiner. RCA GD 60875, 82876-71614-2.

 

1956 Boston symfonie orkest o.l.v. Charles Munch. RCA 82876-61387-2, 74321-88692-2, 82876-59416-2, 82876-66374-2.

 

1963 Philharmonia orkest o.l.v. Carlo Maria Giulini. EMI 562.746-2, 562.759-2.

 

1964 Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Herbert von Karajan. DG 427.250-2, 447.426-2.

 

1966 Philharmonia orkest o.l.v. Pierre Boulez. Sony 45620, 88327 (2 cd’s), 88697-56175-2 (5 cd’s).

 

1969 Concertgebouworkest o.l.v. Eliahu Inbal. Philips LY 802914 (lp).

 

1974 Nationaal orkest van de Franse omroep o.l.v. Jean Martinon. EMI 572.667-2, 769.587-2, 565.235-2 (2 cd’s), 253.660-2, Brilliant Classics 92765 (5 cd’s).

 

1976 Concertgebouworkest o.l.v. Bernard Haitink. Philips 438.742-2, 464.697-2 (2 cd’s), 465.697-2.

 

1978 Orchestre de Paris o.l.v. Daniel Barenboim. DG 439.407-2, Decca 460.636-2.

 

1982 Boston symfonie orkest o.l.v. Colin Davis. Philips 411.433-2.

 

1984 Londens symfonie orkest o.l.v. André Previn. EMI 747.028-2, 767.770-2, 568.539-2 (2 cd’s).

 

1985 Londens filharmonisch orkest o.l.v. Serge Baudo. EMI EMX 9502.

 

1986 Cleveland orkest o.l.v. Vladimir Ashkenazy. Decca 467.428-2.

 

1991 Ulster orkest o.l.v. Yan-Pascal Tortelier. Chandos CHANX 10144 (4 cd’s), CHAN 2024.

 

1989 Orkest van de Accademia di Santa Cecilia, Rome o.l.v. Leonard Bernstein. DG 429.728-2, 477.5014.

 

1989 Montréal symfonie orkest o.l.v. Charles Dutoit. Decca 430.240-2, 476.588-2 (2 cd’s).

 

1990 Philharmonia orkest o.l.v. Geoffrey Simon. Cala CACD 1024.

 

1990 Suisse romande orkest o.l.v. Armin Jordan. Erato 2292-45605-2.

 

1991 Münchens filharmonisch orkest o.l.v. Sergiu Celibidache. EMI 556.520-2.

 

1992 Detroit symfonie orkest o.l.v. Neeme Järvi. Chandos CHAN 6615.

 

1993 Nationaal orkest van Lille o.l.v. Jean-Claude Casadesus. Harmonia Mundi HMX 395.1490.

 

1994 Cleveland orkest o.l.v. Pierre Boulez. DG 439.896-2.

 

2000 Ests-Fins symfonie orkest o.l.v. Anu Tali. Finlandia 8573-89876-2.

 

2000 Wereldorkest voor de vrede o.l.v. Valery Gergiev. Philips 475.6937 (2 cd’s).

 

2000 Chicago symfonie orkest o.l.v. Pierre Boulez. Teldec 8573-81702-2.

 

2003 Luzern festival orkest o.l.v. Claudio Abbado. DG 477.508-2 (2 cd’s).

 

2004 Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Simon Rattle. EMI 558.045-2.

 

2006 Hallé orkest o.l.v. Mark Elder. Hallé CDHLL 7513.

 

2007 Concertgebouworkest o.l.v. Mariss Jansons. RCO Live RCO 08001.

 

2009 Londens symfonie orkest o.l.v. Valery Gergiev. LSO Live LSO 0692.

 

2010 Nationaal orkest van Lyon o.l.v. Jun Märkl. Naxos 8.572583.

 

Met onbekende opnamedatum op alfabetisch volgorde van dirigentnaam

 

…. New York filharmonisch orkest o.l.v. Leonard Bernstein. Sony 60972.

 

…. Omroeporkest Keulen o.l.v. Gary Bertini. Capriccio CAP 71092.

 

…. Südwestfunk omroeporkest o.l.v. Sylvain Cambreling. Hännsler 93067.

 

…. Parijs’ Conservatorium orkest o.l.v. Piero Coppola. Andante AN 1200 (4 cd’s).

 

…. Tsjechisch filharmonisch orkest o.l.v. Jean Fournet. Supraphon 3421-2.

 

… Omroeporkest Keulen o.l.v. Carlo Maria Giulini. Proprius PH 06010.

 

…. Los Angeles filharmonisch orkest o.l.v. Carlo Maria Giulini. DG 427.213-2.

 

…. Cincinnati symfonie orkest o.l.v. Paavo Järvi. Telarc CD 80617.

 

…. Nationaal orkest van Lyon o.l.v. Emmanuel Krivine. Denon CO 78774.

 

…. Straatsburgs filharmonisch orkest o.l.v. Alain Lombard. Warner 0927-48689-2.

 

…. Weens filharmonisch orkest o.l.v. Lorin Maazel. Warner 74321-64616-2.

 

…. Londens symfonie orkest o.l.v. Charles Mackerras. Centaur 502090.

 

…. New York filharmonisch orkest o.l.v. Kurt Masur. Teldec 0630-13133-2.

 

…. Londens symfonie orkest o.l.v. Pierre Monteux. Decca 476.847-2.

 

…. Philadelphia orkest o.l.v. Riccardo Muti. EMI 569.801-2.

 

…. Tsjechisch filharmonisch orkest o.l.v. Libor Pesek. Supraphon 396-2.

 

…. Capitole orkest, Toulouse o.l.v. Michel Plasson. EMI 574.727-2.

 

…. Omroeporkest Leipzig o.l.v. Max Pommer. Laser 14004.

 

…. Omroeporkest Brussel o.l.v. Rahbari. Naxos 8.503058.

 

…. Cleveland orkest o.l.v. Arthur Rodzinsky. Dante LYS 276.

 

…. Rotterdams filharmonisch orkest o.l.v. Jukka Pekka Saraste. Virgin 561.424-2 (2 cd’s).

 

…. Bournemouth symfonie orkest o.l.v. Constantin Silvestri. BBC Legends BBCL 4207-2.

 

….. St. Louis symfonie orkest o.l.v. Leonard Slatkin. Telarc CD 80071.

 

…. Londens symfonie orkest o.l.v. Leopold Stokowski. Decca 475.145-2 (5 cd’s), EMI 562.746-2.

 

…. Russisch Academisch staatsorkest o.l.v. Jevgeny Svetlanov. Russian Revelation RDCD 000693, Warner 5101-14509-2.

 

…. Frans nationaal orkest o.l.v. Jevgeny Svetlanov. Naïve V 4946.

 

…. Omroeporkest Keulen o.l.v. George Szell. EMI 575.962-2 (2 cd’s).

 

…. Cleveland orkest o.l.v. George Szell. Sony 44804,  63244 (2 cd’s).

 

…. Philharmonia orkest o.l.v. Michael Tilson Thomas. Sony 66928.

 

Arrangement voor piano vierhandig, arr. Caplet

 

1987 Françoise Thinat en Jacques Bernier. Arion ARN 68021.

 

2006 Joseph Tong en Waka Hasewaga. Quartz QTZ 048.

 

….Yoko Nagai en Dag Achatz. BIS CD 526.

 

…. Pianoduo Crommelynck. Claves 50-8508.

 

Video

 

2003 Luzern festival orkest o.l.v. Claudio Abbado. Euro Arts , TDK DV-DOABB (dvd).

 

…. Boston symfonie orkest o.l.v. Charles Munch. VAI VAIDVD 4317 (dvd).

 

…. Los Angeles filharmonisch orkest o.l.v. Esa-Pekka Salonen. ArtHaus 100.317 (dvd).

 

…. Chicago symfonie orkest o.l.v. Daniel Barenboim. Euro Arts 2050136 (dvd).