Verg. Discografieën

FRANCK: PIANOKWINTET

FRANCK: PIANOKWINTET

 

Het pianokwintet uit 1879 werd geschreven aan het begin van Francks laatste decennium en is een verrassend persoonlijk en gepassioneerd werk. Het werd vrijwel zeker geïnspireerd door Augusta Holmes. Franck wordt er vaak van beschuldigd dat hij teveel de plechtigheid van zijn orgel liet meeklinken in zijn andere werken, maar hier zijn de emoties hevig op het rauwe af en de heftigheid waarmee ze worden geuit is groot. De harmonieën zijn sterk chromatisch en het werk lijkt meer fortissimi en pianissimi te bevatten dan wel kamermuziekwerk dan ook. Charles Tournemire sprak van ‘De koning onder de pianokwintetten’, anderen van een ‘orkaan van een kwintet’.

 

Achtergronden

Wat kan de ietwat wereldvreemde pater seraphicus Franck op zijn zesenvijftigste hebben bewogen om een zo emotioneel geladen compositie te maken? Het antwoord moet ongetwijfeld luiden: Augusta Holmes, zijn wispelturige 19-jarige Ierse studente, een schoonheid, die ook anderen het hoofd op hol bracht. Dienovereenkomstig is het stuk een uiting van spirituele en aardse liefde, een kernachtig, uniek statement van moed, kracht en wanhoop.

Félicité Desmousseaux, Francks liever van oratoria genietende echtgenote, uitte zich amusanter en bondiger: “… Och, dat kwintet….!”. Het werk ontleent iets van de interactie en een cyclische vorm aan werk van Beethoven, Schubert en bovenal van Liszt. Maar uitgerekend Liszt had moeite om het stuk te accepteren, hij vond het een al te gedramatiseerd brok kamermuziek. Waarom eigenlijk? Vond hij dat Franck hem met zijn religieus-erotische vuur te zeer op eigen terrein beconcurreerde? Zijn Bénédiction de Dieu dans la solitude en zijn Liebesträume vormden duidelijk keerzijden van dezelfde medaille en hij beschouwde Francks kwintet mogelijk als een parodie op zijn eigen gevoelens en oorspronkelijkheid. Muziek tenslotte die past in de wereld van De romantische foltering van Mario Praz.

Het werk was opgedragen aan Saint-Saëns, een componist die zijn homoseksualiteit onderdrukte hij ook was de pianist van de inderdaad uiterst veeleisende pianopartij bij de première, maar hij speelde dit werk later nooit meer, waarschijnlijk deels omdat hij een hekel had aan de vele wisselingen van toonaard en de door hem als vulgair ervaren emotionaliteit, deels omdat hij ook een vurig (maar afgewezen) bewonderaar van Holmes was.

Omdat het bepaald geen makkelijk uitvoerbaar werk is, leidt dit kwintet helaas ten onrechte een bestaan in de schaduw van de populairder pianokwintetten van Schumann, Brahms, Dvorak en Shostakovitch. Het bezwaar dat Liszt had tegen de uitvergrote emoties van Franck en tegen de al te dramatischvirtuoze pianopartij met zijn uitersten van rust en heftigheid maakte dat menig vertolker met een boog om dit kwintet heenliep. 

 

De opnamen

Op de bevlogen, heel expressieve, maar ook met ouderwetse rubati gelardeerde uitvoering van Cortot c.s. na, kunnen de historische opnamen van het kwintet gevoeglijk worden vergeten. Gek is vervolgens dat geen van de Franse pianisten overtuigt. De meesten neigen tot understatement en een onderkoelde aanpak. Met name Rogé is te tam, te prozaïsch en te ingetogen. Collard en Tacchino zijn wat feller, maar lang niet ideaal, waarbij Tacchino bovendien de pech heeft van een wel erg grofkorrelige opname. Françcois daarentegen is het andere uiterste: hij gaat heel eigenzinnig en wild te keer, overdrijft in alles (tempi, agogiek, dynamiek). Jammer dan weer dat de lp van de temperament- en gloedvolle, maar ook heel bevlogen en expressieve Ortiz nooit op cd is heruitgebracht. De Nimbus cd van John Bingham en het Medici kwartet is ook niet meer verkrijgbaar.

Bolet speelt als altijd autoritair, maar blijft als grand seigneur toch te discreet. Bärtsch is weer te tam en Bogino is weliswaar wat levendiger, maar in wezen ook niet fel en indringend genoeg. Dat een uit louter sterren bestaand ensemble geen garantie is voor een idiomatische verklanking, illustreren Heifetz c.s. De violist is duidelijk te dominant, het ensemble is te heterogeen en Pennario is helaas nogal schools en niet meer dan competent.

Tot de beste, in Europa mogelijk vooral op grond van de naam onderschatte ensembles behoorde eind jaren vijftig vorige eeuw het Hollywood kwartet. Het is even wennen aan de monoklank, maar de interpretatie is rank, soepel, evenwichtig, maar gelukkig ook heel welsprekend en intens. Michaël Levinas en het Ludwig kwartet zorgen voor een tamelijk ingehouden, maar op zichzelf best meeslepende en spontaan klinkende versie als goedklinkend goedkoop alternatief ware het niet dat de opname wat dunnetjes klinkt.

Curzon zorgde voor twee heel mooie opnamen. De uiterst stijlvolle en gepassioneerde vertolking met het Weens filharmonisch kwartet – vermoedelijk de mooiste totnutoe – is helaas niet meer leverbaar; de tweede, met het Amadeus kwartet is ook minstens zo fraai en bereikt minstens dezelfde hoogten. Het gaat om een ‘live’ opname, gemaakt tijdens het Aldeburgh festival 1960. Curzons nerveuze energie werkt hier kennelijk heel inspirerend op de leden van het anders soms wat te brave en homogene Amadeus kwartet. Hier wordt fel en op het scherp der snede gemusiceerd. Gelukkig klinkt ook de opname heel levendig en direct.

Natuurlijk zorgde ook Sviatoslav Richter voor wat bijzonders. Hij is even overtuigend als Curzon, maar voegt een nog haast Slavisch gepassioneerde en mystieke dimensie toe in een maat voor maat overtuigende interpretatie die niet alleen sfeervol en veelzijdig is, maar ook bij toerbeurt gekweld, hypnotiserend en zelfs bedreigend.

Conclusie

Bij afwezigheid van Curzon/Weners een duidelijke eerste plaats ex aequo voor Curzon/Amadeus en Richter/Borodin. Gevolgd door de goedkope versie van Levinas/Ludwig en de oudere mono opname van Aller/Hollywood. Jammer dat iemand als Horowitz nooit wat strijkers om zich heen verzamelde voor dit werk; het moet hem volmaakt hebben gelegen. Misschien mogen we nog hopen op een dergelijke onderneming van Argerich.

 

Discografie

Amadeus kwartet en Clifford Curzon. BBC Legends BBCL 4061-2. 1960

 

Amati kwartet en Werner Bärtschi. Divox CDX 29001-2. 1990

 

Athenaeum-Enenscu kwartet en Gabriel Tacchino. Pierre Verany PV 792032

 

Bernède kwartet met Samson François. EMI 762.951-2. 1970

Borodin kwartet met Sviatoslav Richter. Philips 432.142-2. 1981

Capet kwartet en Marizio Ciampi. Biddulph LAB 133/4.

Friedman, Smith, Wellington, Pople en Pascal Rogé. ASV CDDCA 769. 1990

 

Lukas Hagen, Bennion, Zimmermann, Clemens Hagen en Alexander Rabinowitz. ECM 827.024-2.

 

Heifetz, Baker, Primrose, Piatigorsky en Leonard Pennario. RCA 09026-61764-2. 1961

 

Hollywood kwartet met Victor Aller. Testament SBT 1077. 1953

 

Internationaal kwartet en Alfred Cortot. Biddulph LAB 029. 1927

 

Juilliard kwartet met Jorge Bolet. Sony 62709. 1978

 

Kuhmo kamerensemble en Konstantin Bogino. Ondine ODE 788-2. 1992

 

Ludwig kwartet en Michaël Levinas. Naxos 8.553645. 1996

 

Medici kwartet met Christina Ortiz. H.M.V. ASD 3546 (lp). 1977

 

Medici kwartet en John Bingham. Nimbus NI 5114. 1988

Monte Carlo Pro Arte pianokwartet. REM REM 3111153.

Muir kwartet met Jean-Philippe Collard. EMI 754.097-2. 1983

 

Viotti kwartet en Jean Hubeau. Erato 3884-24234-2. 1983

 

Weens filharmonisch kwartet met Clifford Curzon. Decca 421.153-2. 1960