GLASS: OEUVRE
Het voornemen om een omvangrijke discografie over een zo productieve en veelzijdige componist als Glass te maken, blijkt lastiger dan bij oppervlakkige beschouwing lijkt. Hij werd het bekendst met zijn opera’s en filmmuziek en derhalve is de verleiding groot om zijn oeuvre in tweeën te splitsen en in de ene dat aspect te belichten, terwijl in een tweede de concertmuziek aan bod komt. Maar zo simpel is het niet, want de scheidslijnen verlopen vaag. Glass zei ooit dat hij slechts door toeval opera’s in gaan componeren. Vandaar dat werd gekozen voor een min of meer chronologische behandeling waarbij kruisbestuivingen vanzelf aan de orde komen.
Achtergronden en opnamen
“Ik begon op mijn eigen manier muziek te schrijven omdat ik altijd was geïnteresseerd in de muzikale grammatica, in de manier waarop alles samenpast”. Het is een citaat van een platenhoes uit 1976 over Einstein on the beach. Hij ontleedde – typisch voor de jaren zeventig – niet alleen de manier waarop conventionele opera’s tot stand kwamen, maar ook de grondgedachte van het genre. Wanneer we nu naar Einstein luisteren, zijn we ons direct bewust van de rauwe, nerveuze energie die kenmerkend was voor toen. Het vibrerende, gonzende geluid dat zijn handelsmerk zou worden, net zoals dat op andere wijze zo’n 25 jaar tevoren door Boulez in zijn Marteau sans maître het geval was. Het is een typische sound die nog is terug te vinden bij Glass, maar bijvoorbeeld ook in Reich’s Tehillim en Adams’ El niño.
De ontleding met een hoog octaangehalte had al plaatsgevonden toen de componist in 1974 zijn Music in twelve parts en in 1975 zijn Another look at harmony gereed had en zijn bevindingen toepaste op Einstein on the beach. Dat was een passend dramatisch gebaar waarmee alle regels werden doorbroken. Van de beide Nonesuch opnamen is de nieuwere, uit 1993, vollediger en vlotter, maar ook wat routineuzer; de vroegere opname klinkt spannender, maar de vocale prestaties zijn in beide gevallen knap virtuoos.
Wat meer in de marge komen ook wat orgel- en pianowerken uit de periode 1969-1989 aan de beurt in een Nimbus opname. De vele arpeggio’s kunnen haast teveel van het goede worden, maar wanneer ze zo mooi worden gespeeld door organist/pianist Steffen Schleiermacher die de Dansen op een elektronisch orgel uitvoert, valt er plezier aan te beleven. De Trilogy pianosonate is een simpele herleiding van wat materiaal uit Einstein on the beach, Satyagraha en Akhnaten. Interessant, maar niet echt een verrijking van het gegeven materiaal. Metamorphosis IV is er van Glass zelf op Sony 64133.
Chronologisch beschouwd zijn de volgende op handelsplaten beschikbare werken Satyagraha (1980), The photographer en Koyaanisqatsi (beide uit 1982). Koyaanisqatsi is het eerste samenwerkingsproject met filmmaker Godfrey Reggio; het werk vertoont de typische invloed van de ‘kooropera’ Satyagraha door een veel guller, rijker klankweefsel in vergelijking met de wat zuinige Einstein. Het kooraandeel is vrij groot en de sfeer is uiteraard exotisch. Het werk duurt misschien wat lang voor wat het inhoudelijk te bieden heeft, maar het duistere begin en ‘Pruit Igoe’ behoren tot de hoogtepunten. De ambitieuze ‘Qatsi’ triologie is door Glass wel omschreven als een stel ‘anti industrie’ werken; zij behandelen immers de invloeden van de technologie en de westerse invloeden op de wereld.
Satyagraha is in het theater een van de aantrekkelijkste werken van Glass met zijn circusachtige karakter. Het werk vertoont grote samenhang, zowel qua vorm als qua dramatiek. Voortbouwend op Akhnaten vormt de lyrische triomf van het drietal ‘portret opera’s’ wordt minder risico genomen dan in Einstein, maar ook minder risico genomen dan de in Satyagraha nagestreefde synthese. Wie achtereenvolgens naar deze drie werken luistert, wordt zich dat goed bewust. De veeleisende titelrol wordt gezongen door Paul Esswood en het is een van de beste, mooiste operarollen voor een counter tenor.
Dan aandacht voor de geweldige opname van het Conjunto Ibérico cello octet met Glass reflections. Vermeldenswaard is vooral deze door Codaex uitgebrachte opname van het Conjunto Ibérico omdat van zo’n fraaie dwarsdoorsnede van Glass’oeuvre sprake is. Onder de titel Glass reflections wordt een aantal door de componist voor carte blanche arrangementen vrijgegeven fragmenten bij wijze van muzikale gids voor het werk van Glass op meesterlijke wijze uitgevoerd. Het boeiende is dat hier opeens onvermoede interne samenhangen worden blootgelegd juist doordat deze door acht celli worden uitgevoerd. De kwartetfragmenten stijgen zo zelfs boven het origineel uit. Hoogtepunt van het programma zijn twee lange gedeelten uit een van Glass’ beste werken, Akhnaten in een arrangement voor zeven stemmen, slagwerk, elektronica en cello octet. De zwakste compositie, The secret agent, komt er het minst goed af. De bewuste cd bevat twee substantiële gedeelten uit de opera: ‘Attack and fall’ uit de derde akte en ‘Funeral of Amenhotep’ uit de eerste in voortreffelijke arrangementen voor koor, 8 celli, slagwerk en elektronica. Het effect is overweldigend en het verrassende is dat de vertolking zich zo onafhankelijk maakt van de opera.. Het lijkt eerder op een miniatuurcantate.
Het Itialiaanse Alter Ego ensemble is gespecialiseerd in postmoderne en minimalistische muziek. Dat is goed te horen in het op Orange Mountain Music in 2006 uitgebrachte programma. De Italianen pakken Glass fermer, minder weekhartig aan dan we gewend zijn. 600 Lines en How now uit 1968 zijn echt bijzonder met een bezetting van fluit, klarinet, keyboards, elektrische gitaar, houten hamertjes slagwerk, viool en cello door de bijzondere klankkleuren. Music in similar motion en Music in contrary motion (uit 1967) krijgen hier ook een peppil en Strung out voor soloviool is een zigzaggend avontuur. Twee fluiten zorgen tot slot in Piece in the shape of a square voor een geheimzinnige sfeer.
Glass’ strijkkwartetten waren lang het vrij exclusieve domein van het Kronos- en Duke kwartet. Maar die ensembles maakten tot op heden geen complete opname van het vijftal. In die leemte voorziet het Smith kwartet. De nrs. 2-5 uit de periode 1983-1991 vormen een vrij homogene groep met het ietwat raadselachtige, verinnerlijkte tweede, het expressieve derde, het grillig bitonale vierde en het neoromantische vijfde. Het eerste is nogal een anomalie. Mogelijk omdat het nog ontstond tijdens ’s componisten studie in Parijs bij Nadia Boulanger. Het lijkt een aanzet tot minimalisme en verrassend is vooral de voorgeschreven pauze van twee minuten tussen de beide delen. De kwartetleden doen al die aspecten keurig recht.
Met The CIVIL Wars uit 1984 vervolgde Glass het lyrische pad. Het door Robert Wilson voor de Olympische Spelen in Los Angeles bedachte project behelst een daglang, multidisciplinair, multikunstzinnig spektakel dat haast niet anders dan mislukken kon. Wat rest is het ‘Rome gedeelte’ (in feite de vijfde akte). Meer bewust dan onbewust lijkt de componist hier aan te haken bij de traditie van de Italiaanse opera. Hij zorgt ook meteen voor een groot, volwaardig orkest in plaats van voor de gebruikelijke kamermuzikale groep. Hij verdiept hier de lyriek uit Akhnaten verder, ook hoewel het compositieproces dichter staat bij het schrijven van filmmuziek dan van een traditionele opera. Grappig genoeg en terzijde wordt dat proces later weer omgekeerd bij de quasi opera La belle et la bête. De historische, wel enigszins raadselachtige vaart van het werk doet heel natuurlijk aan.
The CIVIL WarS heeft erg veel te danken aan de grote pleitbezorger, Dennis Russell Davies die met het American Composers orkest voor een pakkende verklanking zorgt. Ook de solisten schieten niet tekort. Sondra Radvanovsky zingt als een prachtige sneeuwuil en Zheng Zhou is een imposante Abraham Lincoln.
De muziek bij Paul Schaders film Mishima uit hetzelfde jaar valt hierna wat tegen. Het ontbreekt nogal aan vorm. Beluisterd tijdens het zien van de film is dat geen bezwaar, maar autonoom heeft het werk te weinig draagkracht en erger nog: het klinkt allemaal wat banaal. De ‘biografische muziek’ uit deze partituur leidt een zelfstandig leven in de vorm van het zesdelige Derde strijkkwartet dat een jaar later ontstond.
In the upper room uit 1986 vinden we de dansen die Glass schreef voor choreograaf Twyla Tharp. CBS/Sony maakte er eerder onder de titel Dance pieces een keuze uit, maar Orange Mountain biedt nu het totaal aan. Het is interessant beide versies te vergelijken. In de oudere opname vormen de lagen elektronica en akoestisch een enigszins gescheiden leven met een nogal klinisch kil gevolg. De nieuwe versie klinkt veel beter geïntegreerd en bovendien warmer. Dat plus het voordeel van volledigheid pleit voor de nieuwe uitgave. Probeer bij voorkeur Dans nr. 8.
A descent into the maelstrom (1986) is een stuk voor danstheater en valt in een gereconstrueerde vorm te beluisteren in een bij Orange Mountain verschenen cd. Tot op zekere hoogte mist men zo het visuele aspect, maar de muziek klinkt wel ‘choreografisch’, doch ook karig op het kale af. De muzikale kern leveren zoemende saxofoon en keyboard klanken van het goed getrainde en energieke Glass ensemble. De lyrische inslag van the CIVIL WarS komt opnieuw tot uiting in de opera’s The fall of the house of Usher, een met elektronica oververzadigd en claustrofobisch stuk en The making of the representatieve of Planet 8 uit 1988/9. Representative was bedoeld als eerste van een trilogie in samenwerking met schrijfster Doris Lessing en bevat mogelijk daarom een overdosis aan gesproken tekst Van beide werken bestaan nog geen opnamen om dat te adstrueren.
Wel voorhanden zijn de grote concertwerken The canyon en Itaipú. Muziek die succes ademt. Dat geldt in iets mindere mate voor 1000 Airplanes on the roof waarvan een heel goede Virginopname bestaat.
Van het Vioolconcert uit 1987 bestaan fraaie opnamen met Gidon Kremer, Adele Anthony en Robert McDuffie; laatstgenoemde geniet de voorkeur. Een echt buitenbeentje is het arrangement dat de Australische saxofoniste Amy Dickson maakte van Glass’ Vioolconcert. Moeilijk was die bewerking zeker niet want de muziek blijft vrijwel noot voor noot gelijk. De arpeggio horden worden door de soliste moeiteloos genomen en de mooiste momenten bewaarde ze tot het prachtig uitgevoerde laatste deel. Een interessante, geslaagde gedaanteverwisseling.
Uit 1989 dateert The thin blue line, maar de pulserende muziek maakt los van de film niet zoveel indruk: het gaat echt om achtergrond muziek bij een verhaal over een man uit Texas die voor een moord die hij niet heeft begaan is veroordeeld. Maar hierna volgt weer een hoogtepunt met Hydrogen jukebox (1990), een dramatisch oratorium met enigszins een operakarakter. Het werk markeert na de uitwerking van getallen, Sanskriet en Accadisch in Einstein, Satyagraha en Akhnaten een nieuwe ontwikkeling is de richting van haast bijtend, energiek modern Engels, aangedragen door Allen Ginsburg. Het karakter van het werk is duister en ironisch met een onderlaag lyriek. Het gaat vooral om de idealistische boodschap, vervat in politiek commentaar. Het werk wordt alle recht gedaan in de Nonesuch opname; vooral het zesstemmige vocale ensemble onderscheidt zich positief.
Hierna volgt The white raven, een opera over de navigator Vasco da Gama. Het werk was door de Portugese regering besteld maar werkte enigszins als een boemerang, want de stijl was de Portugezen wezensvreemd en waarom had een niet-Portugees die opdracht gekregen? Twee jaar na Jukebox kwam de psychologische thriller Candyman, een bewust ‘gothisch’ stuk voor koor en keyboards. Gedegen, met vakmanschap gemaakt, maar meer niet eigenlijk. In 1995 volgde een nieuwe aanzet met Candyman II dat vooruitloopt op de partituur van Dracula (1998).
De herdenking in 1992 van de ontdekking van Amerika door Columbus vijfhonderd jaar eerder leverde Glass de opdracht voor zijn opera The voyage. Daarmee gaf hij een veel bredere interpretatie aan die gebeurtenis als zodanig: “het gaat om een allegorie over de geest van de exploratie en de ontwrichting die onvermijdelijk optreden waar culturen op elkaar stoten. Figuren uit verleden en heden geven verschillende antwoorden net als de wetenschapper die door het universum reist zonder zijn rolstoel te verlaten”. Hij onderstreept die gedachtegang met stuwende, heel melodische en harmonische muziek waarmee een mooi muzikaal panorama wordt geschetst van de exploratie van ruimte en tijd. Jammer genoeg wordt daaraan wel wat afbreuk gedaan door het prozaïsche libretto, maar ook door het onsamenhangende geheel en de al te broze ruimtemuziek uit de eerste akte.
Bij de nieuwere opname uit 2006 van Music in twelve parts uit 1993 – nog steeds Glass’ meesterwerk - gaat het om de ‘live’ uitvoering door het door en door met de materie vertrouwde eigen Glass ensemble vanuit het Fausto Melotti auditorium in het Italiaanse Rovereto. Het is muziek van niveau, vol dramatisch contrast en virtuoos vertoon van de zes musici + Glass zelf plus uiteraard veel Glassiaanse arpeggio’s. De getoonde energie en precisie doen hier niet onder voor die uit de eerdere Nonesuch opname, ook meteen uit 1993.
In La belle et la bête uit 1994 ontmoeten film en opera elkaar echt. De muziek van Glass was bedoeld om de oorspronkelijke soundtrack bij de spookjesfilm van Cocteau met Jean Marais, Michèle Auclair e.a. uit 1946 te vervangen. Hier is onderdaad sprake van een onafhankelijk goed bruikbare operamuziek. Het klinkt heel intrigerend, bijna plechtig met Stravinskyaanse ondertonen. Het gebruik van de Franse taal lijkt van invloed te zijn op de melodiek en harmoniek van de betreffende muziek. Onwillekeurig wordt men aan Poulenc herinnerd.
The secret agent (1996) is gecomponeerd bij de gelijknamige verfilming van de gelijknamige novelle van Joseph Conrad door Christopher Hampton. Het gaat om een van Glass’ meer conventionele werken. De hele soundtrack is beschikbaar bij Nonesuch maar het allermooist is de behandeling die het Conjunto Ibérico aan de highlights geeft.
Volgen twee successen meer: de partituren bij Kundun (1996) bij de film van Scorcese over de jonge Dalai Lama met brokken wereldmuziek en gezang van Boeddhistische monniken (Glass zelf is praktiserend Boeddhist), intieme, heel persoonlijke muziek en Dracula (1998). Dracula is net als La belle et la bête ook bedoeld voor een bestaande film, alleen is dat een veel oudere uit 1931`met Bela Lugosi als ster. De muziek is klein gehouden en geschreven voor strijkkwartet. Het lijkt wel of hier een nieuwe ader is aangeboord bij de componist, hij valt niet terug op bekende praktijken, maar laat de lyriek de vrije loop en schept sfeer. Met enige fantasie zijn echo’s van Haydn en Carter hoorbaar. Vergeleken hiermee valt The Truman show uit hetzelfde jaar wat tegen.
Een voorbeeld van de componist niet op zijn best, is de Heroes symfonie uit 1996 waarin hij voor een tweede keer zorgde voor een symfonische structuur van songs van David Bowie. Het resultaat klinkt vrij oeverloos, stug en hoekig. Dat Alsop een nogal lethargische visie op het werk heeft, maakt het erger. Het bijna tien jaar eerder ontstane The light klinkt guller, frisser.
Van The man in the bath, een film van Peter Greenaway uit 2001 is slechts een brokje vastgelegd in de verzameling ‘Philip on film’. Meer lyriek is te vinden in The hours en Naqoyqatsi beide uit 2002. Laatgenoemd werk vormt het sluitstuk van de Reggio trilogie met cellist Yo-Yo Ma in een glansrol. Deze zegt over het werk: “In tegenstelling tot de eerdere deken gaat dit over een puur akoestische onderneming met de aanwezigheid van de mens in een door technologie bedreigde wereld”. De bijpassende muziek is kernachtig en gevarieerd.
Heel anders van aard is The hours. Om de oorspronkelijke soundtrack van The hours ten volle te kunnen genieten, moet men eigenlijk de gelijknamige film over Mrs. Woolf en haar schepping Mrs. Dalloway hebben gezien. Maar gelukkig spreekt uit de van nostalgie vervulde, in essentie lyrische muziek voor piano, strijkkwartet en orkest ook een sterke verbeeldingskracht. Teerheid ontaardt geen moment in sentimentaliteit.
Hier zijn we terug bij het oude, intiemere Glassensemble met harp, buisklokken, piano en strijkorkest om sfeer en leven te brengen in de Virginia Woolf figuren Mrs. Dalloway en Mrs. Brown. Er wordt klinkend verband gelegd tussen de drie vrouwen, grijpt terug op vorige werken als Glassworks en stukken voor pianosolo, ja zelfs op Satyagraha.
Het is een stijl, een invloed die doorloopt in andere recente, abstracte werken, zoals de Zesde symfonie en het Klavecimbelconcert. Het begon in feite al eerder met de Vijfde symfonie (1999), het Tyrol concert (2000) en het Celloconcert (2001). De melodiek wordt meer ruimte gegeven. Dat gaat ten koste van het minimalisme en we moeten er dankbaar voor zijn.
Heel geïnspireerd was de componist toen hij zijn Tweede pianoconcert schreef in 2004. Het werk ademt frisheid, mogelijk dank zij de ontdekkingsreis die Lewis en Clark van 1804 tot 1806 in de V.S. maakten. Het werk opent met een heel episch eerste deel, in het eveneens bekoorlijke tweede deel is een Indiaanse fluit te horen, maar in het derde lijkt de inspiratie wat te zijn weggeëbt. Het klavecimbel stelt andere eisen en de componist wist daaraan te voldoen met bijvoorbeeld een heel heldere orkestratie. Lichtelijk Oosters aandoende klanken, barokachtige invloeden, onverwachte harmonische wendingen zorgen voor een aangename sfeer; het derde deel start als een raket.
In de Symfonie nr. 7 Toltec uit 2005 reikt Glass nog een keer tot grote hoogten. De Mexicaanse Tolteken beschaving bereikte zijn hoogtepunt rond het jaar 1000 en Glass beeldt dat in een driedelig symfonisch werk fraai uit. Het eerste deel draagt de ondertitel ‘The corn’ (ecologie), het tweede ‘The sacred root’ ofwel ‘Hikuri’ (spirituele verlichting) en het derde ‘The blue deer’ (kennis en begrip). Met zijn gangbare, maar hier op het hoogste niveau gerealiseerde middelen van herhaling en variatie, ritmische stuwkracht, patronen die zijn gebaseerd op toonschalen of gebroken akkoorden en een afwisseling tussen spanning en ontspanning worden prachtige resultaten bereikt.
Dat Glass het voor opnamen van zijn werk voornamelijk moest hebben van Sony en Nonesuch blijkt uit de discografie die daarvan een aantal moedige voorbeelden vermeldt. Om niet meer van anderen afhankelijk te zijn, volgde hij het voorbeeld van collega Stockhausen die eigen werk alleen nog exclusief op eigen label uit lijkt te brengen. Zo ver gaat Glass niet, maar duidelijk is wel dat hij zelf invloed wenst te hebben op het aanbod van de muziekindustrie en dus ook gevrijwaard wil zijn van het plotseling vervallen verklaren van oude opnamen.
Nadeel van dit initiatief is dat nu rijp en groen van Glass’ werken op de markt verschijnt. Het wreekt zich duidelijk in de opname die onder de titel “The concerto project, part 3” verscheen. Een goedkope haastklus lijkt het Concerto grosso met al zijn ongelijkheden, onzorgvuldige intonatie en vage articulatie. Het Saxofoon kwartet concert komt er beter vanaf en het is goed om het Raschèrkwartet in optima forma te horen, maar als geheel wekt deze cd grote twijfels.
Anno 2010 zijn we met Glass ver verwijderd geraakt van de hyperactieve ritmische processen uit bijvoorbeeld Music in twelve parts en de componist wordt niet volledig recht gedaan wanneer men hem het stempel van ‘minimal operacomponist’ probeert op te plakken. Dat Glass de laatste jaren in creatief opzicht enigszins uitgeblust raakt, valt helaas niet te ontkennen. Neem zijn Achtste symfonie (2005) die dat pijnlijk duidelijk maakt. Had de Zesde (2004), Plutonium Ode, nog enige substantie door de gebruikmaking van dat fraaie gedicht van Allen Ginsberg als een gepassioneerde uitroep tegen kernenergie, hier ontbreekt zo’n inspiratiebron. Plichtmatig tjoek tjoeken de strijkers hun motorische ritmen, de houtblazers dragen hun versieringen bij en het drukke slagwerk viert zijn lusten bot op tonica en dominant. Maar wat zou het: de magie ontbreekt volkomen. Aan de uitvoering ligt het vast niet. Maar eigenlijk is in die Zesde het verval al speurbaar: het werk klinkt te bewust schril en bombastisch, Ginsbergs inbreng verbleekt al snel. Dat de sopraan een nogal wapperend vibrato heeft, doet de zaak ook geen goed.
Conclusie
Waarmee moet de beginnende Glassadept op cd gebied starten? Zonder enige twijfel (en zonder chauvinisme) met de cd van het Conjunto, hoe atypisch die in menig opzicht ook mag zijn ten gevolge van de (door de componist gezegende) bewerkingen. Essentieel in het oeuvre van Glass is ook de Music in twelve parts. Einstein mag men als basiswerk eigenlijk ook niet missen, maar Satyagraha en Akhnaten of CIVIL WarS zijn evenmin te veronachtzamen. De meeste filmmuzieken zijn slecht tegen beluisteren los van hun context bestand. Uitzonderingen vormen Dracula, Naqoyqatsi en The hours.
De Glass Box met tien cd’s die Nonesuch uitbracht, biedt in 12 uur een prachtig overzicht van wat de componist gedurende ruim veertig jaar aan creativiteit ten toon spreidde. Het album is in tegenstelling tot de meeste vergelijkbare compilaties voorzien van uitstekende beschrijvingen en toelichtingen. De eerste drie schijfjes bevatten materiaal uit de periode 1969-1976, wat betekent dat eerder werk ontbreekt. De rest van het moois is naar genre ingedeeld: solo-, kamermuziek, orkestraal, opera, filmmuziek. Aan fragmentatie viel hierbij helaas niet te ontkomen. Jammer vooral wat Akhnaten betreft. Ook recentere orkestwerken en filmmuziek ontbreken, maar dit moet voor lief worden genomen. Wie op één slag een prachtig Glass compendium bij de hand wil hebben, is erg goed af met deze box.
Selectieve discografie
1982. In the upper room; Glasspieces. Philip Glass ensemble o.l.v. Michael Riesman. Sony 39539.
1983. The photographer. Paul Zukowsky met het Philip Glass ensemble o.l.v. Michael Riesman. Sony 37849.
1983/91. Strijkkwartetten nr. 2, 3, 4 en 5. Kronos kwartet. Nonesuch 7559-79356-2.
1984. Einstein on the beach. Philip Glass ensemble o.l.v. Michael Riesman. Sony 438875 (4 cd’s).
1985. Satyagraha. Douglas Perry, Claudia Cummings, Rhonda Liss, Robert McFarland e.a. met het Ensemble van de New York City opera o.l.v. Christopher Keene. Sony 39672 (3 cd’s).
1987. Akhnaten. Paul Esswood, Ramon Vargas, Melinda Liebermann, Tero Hannula met het Ensemble van de Opera Stuttgart o.l.v. Dennis Russell Davies. Sony 42457 (2 cd’s).
1988. Dances I-V. Philip Glass ensemble o.l.v. Michael Riesman. Sony 44765 (2 cd’s).
1990. The canyon; Itaipu. Atlanta symfonie orkest en –koor o.l.v. Robert Shaw. Sony 46352.
1993. Einstein on the beach. Solisten met het Philip Glass ensemble o.l.v. Michael Riesman. Nonesuch 7559.79323-2 (2 cd’s).
1993. Hydrogen jukebox; 1000 Airplanes on the roof. Ronstadt met het Philip Glass ensemble o.l.v. Goldray. Virgin 91065-2.
1993. Music in 12 parts Philip Glass ensemble o.l.v. Michael Riesman. Nonesuch 7559.79324-2.
1994. La belle et la bête. Janice Felty, Gregory Purnhagen, John Kuether, Ana Maria Martinez, Hallie Neill en Zheng Zhou met het Philip Glass ensemble o.l.v. Michael Riesman. Nonesuch 7559.79347-2 (2 cd’s).
1996. Symfonie nr. 2; Tussenspel Orphée; Concert voor saxofoonkwartet en orkest. Raschèr saxofoonkwartet met het Omroeporkest Wenen c.q. het Stuttgarts kamerorkest o.l.v. Dennis Russell Davies. Nonesuch 7559.79496-2.
1997. Kundun. Michael Riesman. Nonesuch 7559-79460-2.
1998. Koyaanisqatsi. Albert DeRuiter Western wind vocaal ensemble en Philip Glass ensemble o.l.v. Philip Glass. Nonesuch 7559.79506-2.
1998. Symfonieën nr.2 en 3. Bournemouth symfonie orkest o.l.v. Marin Alsop. Naxos 8.559202.
1998. Vioolconcert. Robert McDuffie met het Houston symfonie orkest o.l.v. Christoph Eschenbach. Telarc CD80494.
1999. Symfonie nr. 3; 2 Tussenspelen uit The CIVIL WarS, ‘Mechanical ballet’ uit The voyage; The light. Omroeporkesten Stuttgart en Wenen o.l.v. Dennis Russell Davies. Nonesuch 7559.79581-2.
1999. Orgelwerken. Kevin Bowyer. Nimbus NI 5664.
1999. Heroes symfonie; The light. Bournemouth symfonie orkest o.l.v. Marin Alsop. Naxos 8.559325.
1999. Company; Façades. Londens kamerorkest o.l.v. Christopher Warren-Green. Virgin 363.308-2.
1999. Dracula. Kronos kwartet. Nonesuch 7559-79584-2.
1999. Vioolconcert; Company; ‘Prelude en dans’ uit Akhnaten. Adele Anthony met het Ulster orkest o.l.v. Takuo Yuasa. Naxos 8.554568.
2002. Naqoyqatsi. Yo-Yo Ma met het Philip Glass ensemble o.l.v. Michael Riesman. Sony 87709.
2002. Symfonie nr. 6 Plutionian Ode. Lauren Flanagan en Allen Ginsberg met het Brucknerorkest Linz o.l.v. Dannis Russell Davies. Orange Mountain OMM 0020.
2002. Glass reflections. Fragmenten uit Symfonie nr. 3; The secret agent; Blood on the stairs; Emigration; Winnie goes to sea; Ending; Strijkkwartetten nr. 2 en 3; Akhnaten; Attackn and fall. Vocaal ensemble met het Conjunto Ibérico cello-octet. Codaex CX 4005.
2002. The hours. Michael Riesman en het Lyric quartet o.l.v. Nick Ingman. Nonesuch 7559-79693-2.
2005. Symfonie nr. 8. Brucknerorkest Linz o.l.v. Dennis Russell Davies. Orange Mountain Music OMM 0028.
2005. The voyage. Ensemble van het Landestheater en Brucknerorkest Linz o.l.v. Dennis Rissell DAvies. Orange Mountain Music OMM 0017 (2 cd’s).
2006. Music in twelve parts. Philip Glass ensemble o.l.v. Michael Rieman. Orange Mountain Music OMM 0049.
2006. Heroes symphony; The light. Bournemouth symfonie orkest o.l.v. Marin Alsop. Naxos 8.559325.
2006. Music in similar motion; Gradus for John Gibson; Strung out; Piece in the shape of a square; Music in contrary motion; 600 Lines; How now. Alter ego. Orange Mountain Music OMM 0034.
2006. Pianoconcert nr. 2 After Lewis and Clark; Klavecimbelconcert. Paul Barnes c.q. Jillon Stoppels Dupree met het Northwest kamerorkest o.l.v. Ralf Gothóni. Orange Mountain Music OMM 0030.
2006. Trilogy sonate; Dansen 2 en 4. Steffen Schleiermacher. MDG MDG 613-1428-2.
2007. Concerto grosso; Concert voor saxofoonkwartet. Sigurd Raschèr kwartet met het Beethovenorkest Bonn o.l.v. Dennis Russell Davies. Orange Mountain Music OMM 0042.
2007. De complete strijkkwartetten. Smith kwartet. Signum SIGCD 117 (2 cd’s).
2008. In the upper room. Philip Glass ensemble o.l.v. Michael Rieman. Orange Mountain Music OMM 0056.
2008. Glass Box: a Nonesuch retrospective. Music in contrary motion; Music with changing parts; Music in similar motion; deel 7-10 uit Music in twelve parts; Mad rush; trijkkwartetten nr. 2, 4 en 5; Etudes nr. 2, 3, 5 en 9; Symfonieën nr. 3 en 8; Gedeelten uit Etoile polaire, Dressed like an egg, Einstein on the beach, Akhnaten, Satyagraha, Glassworks, The CIVIL wars, Hydrogen jukebox, symfonie nr. 5 en film soundtracks. Diverse uitvoerenden. Nonesuch 7559-79946-9 (10 cd’s).
2009. Saxofoonconcert (arrangement van het vioolconcert). Amy Dickson met het Royal philharmonic orkest o.l.v. Mikel Toms. RCA 88697-37697-2.
2009. Symfonie nr. 7 Toltec. Brucknerorkest Linz o.l.v. Dennis Russell Davies. Orange Mountain Music OMM 0061.
Video
Satyagraha. Leo Goeke, Ralf Harster, Ralf Danniger, Inga Nielsen, Georg Greiwe met het Ensemble van het Württembergs Staatstheater, Stuttgart o.l.v. Dennis Russell Davies. ArtHaus 100.136 (dvd).