Verg. Discografieën

HAYDN: SYMFONIEËN NR. 82-87, PARIJSE

HAYDN: DE 6 PARIJSE SYMFONIEËN

 

Aan het begin van de jaren 1780 kreeg de ontwikkeling van Haydn als componist een grote stimulans door een bestelling uit Parijs van de vrijmetselaarsloge voor het Concert de la loge olympique. Dat orkest was een stuk groter dan wat Haydn gewend was op Esterházy. Het was niet alleen omvangrijker, maar zorgde bij de componist ook voor het werken in complexere structuren en met een groter expressiebereik.

 

Achtergronden

 

Bovendien kwam die bestelling op het juiste moment want prins Estherházy had in 1799 besloten om de exclusieve rechten op Haydns muziek te laten vervallen omdat hij meer en meer opdrachten van elders in Europa kreeg.

Om welke werken gaat het precies?

 

Symfonie nr. 82 in C H.I/82 L’Ours

Symfonie nr. 83 in g H.I/83 La poule

Symfonie nr. 84 in Es H. I/84

Symfonie nr. 85 in Bes H. I/85 La reine

Symfonie nr. 86 in D H. I/86

Symfonie nr. 87 in A H. I/87

 

Één van die opdrachten kwam dus van de comte d’Ogny, een van de financiële steunpilaren van het orkest. Haydn schreef het zestal symfonieën in de jaren 1782/7 en ze tonen een grote verbeelding in termen van vorm, orkestrale virtuositeit en kleuring. Daaruit blijkt dat de componist goed op de hoogte moet zijn geweest van de mogelijkheden van dit orkest dat toen tot de grootste en beste in Europa behoorde. De blazers krijgen een extra belangrijke rol.

Het was te verwachten dat de drie symfonieën met bijnamen het populairst werden.

Nr. 82, L’ours, is een overheersend vrolijk werk, maar wel met een wat melancholieke ondertoon. De bijnaam is te danken aan het laatste deel, een vivace, met een motief dat associaties wekt met een dansende beer.

De dierlijke impressie van nr. 83, La poule, is gebaseerd op het ‘kloekende’ tweede thema uit het eerste deel. Dit is de enige van de Parijse symfonieën in mineur en het beginthema van het cantabile tweede deel lijkt terug te blikken op de met angst geladen gevoelens uit de eerdere Sturm und Drang symfonieën.

Symfonie nr. 85 was een favoriet werk van koningin Marie Antoinette en kreeg daarom de bijnaam La reine. Het werk heeft inderdaad iets van de elegante schijn rustiek waarop de koningin zo was gesteld, zeker in het tweede deel: een reeks variaties op het Franse volksliedje ‘La gentille et jeune Lisette’.

 

De opnamen

 

Uit de discografie wordt duidelijk dat de opnamen met traditionele symfonieorkesten in de minderheid raken. Toch kan niemand iets tegen hebben op een goede dusdanige verklanking. 

Indertijd baarde Antal Dorati opzien met zijn integrale opnamen van Haydns 104 symfonieën en het is nuttig dat het zestal Parijse daaruit is gelicht in een apart album. Mooie resultaten, maar momenteel toch eigenlijk niet langer zo maatgevend, hoe fris en stijlvol ook; de menuetten klinken steeds wat traag.

Bij Neville Marriner klinkt Haydn naar verwacht zeer verzorgd en vrij rank, maar ook wat ongedifferentieerd en mechanisch.

Misschien is de nog echt pluchen filharmonische benadering van Herbert von Karajan wat teveel van het goede langzamerhand, maar de vitaliteit van het uitstekende orkestspel en zorg voor de detailafwerking hebben ook wat positiefs.

Jammer dat Colin Davis in Amsterdam niet verder is gekomen dan het eerste drietal Parijse symfonieën; dat begin was erg veelbelovend. 

Een veilig soort middle of the road koers vaart Charles Dutoit met stijlvolle en goed afgewerkte lezingen. Zijn opnamen zullen langzamerhand moeilijker verkrijgbaar zijn. De goedkope aanbieding van de complete Haydnsymfonieën met Adám Fischer uit het Nimbus bestand was goed en respectabel, dus de losgeweekte Parijzenaars zijn dat ook, maar niet zodanig dat het tot een eerste keus rijkt. Onbekend zijn de opnamen van Barry Wordsworth, maar het is onwaarschijnlijk dat die in de overtreffende klasse komen.

Wel duidelijk bovengemiddeld is de weergave bij Thomas Fey die een voortdurend goed gevoel wekt en echt Haydnesk laat musiceren. Ook hij nam bij Hänssler alle symfonieën op en behoort tot de vertolkers die het beste stijlgevoel daarvoor bezitten. Jammer hooguit dat het orkest uit Heidelberg geen topklasse niveau heeft. 

Erg ver boven routineniveau komt hierna Dennis Russell Davies niet meer uit en het Stuttgarts kamerorkest lijkt niet langer te zijn wat het ooit onder Karl Münchinger was.

Een graadje slanker en vitaler klinkt Haydn bij Paavo Järvi die voor vlotte tempi kiest maar zorgt daarbij wel voor een mooie frasering en levendige dramatische contrasten. Opvallend goed geslaagd voor directe zaalopnamen.

En dan zijn daar de op authenticiteit gerichte versies. Te beginnen met Sigiswald Kuijken. Deze zorgde voor een attractieve ‘Haydn light’ met dartele contrasten en Ländler-achtige menuetten. Maar er is ook sprake van een zekere grandeur en het eerste deel van nr. 85 behoort tot de hoogtepunten. Een inspirerend geheel.

Met zijn goed ingevoerde Tafelmusik laat Bruno Weil duidelijk horen waarom dit ensemble zo’n goede reputatie heeft. De extra kleuren die de blazers inbrengen doen hier inderdaad heel oorspronkelijk aan. Maar ook verder zijn de interpretaties vervuld van elegantie en panache. Weil zwelgt gelukkig niet in de langzame delen, maar verleent ze veel karakter met het largo uit nr. 88 als een hoogtepunt. 

Heel sympathiek en stijlvol komt Haydn tot leven bij Frans Brüggen die er mooi voor zorgt dat alle boodschappen van Haydn – esprit, drama, humor, teerheid, kleur – bij de luisteraar aankomen.

Bij Nikolaus Harnoncourt mogen we altijd wat onvoorstelbaars verwachten en dat is ook niet het geval met de nodige verrassingen. Om te beginnen worden alle herhalingen in acht genomen (wat een derde cd noodzakelijk maakt). Erg levendig en stimulerend is het klinkend resultaat dat iets meer dramatiek dan gewoonlijk bezit, maar ook een heel royaal expressiebereik. De tempokeus is soms nogal verrassend, net name in de menuetten en trio’s. De charme komt over het geheel wat tekort, maar de individualiteit van het muziekmaken treft positief.

Van Roger Norrington is bekend dat hij steeds duidelijke opvattingen huldigt die nogal eens van de standaard afwijken. Dat kan zowel tot een positieve vitale ervaring leiden als tot een negatieve als hij zich gemeten een de gevestigde standaard ‘vergist’. Zo is het bijvoorbeeld wennen aan het snelle tempo van de romance uit nr. 85. Het allegretto wordt hier eerder een allegro vivace. In het algemeen zijn de tempi aan de vlotte, vitale kant. Maar in andere opzichten gaat hij heel zorgvuldig en gedetailleerd te werk, zeker waar het erom gaat de klank mooi open te houden en mooie accenten te plaatsen. Hoe positief dit is, valt goed te beoordelen aan de hand van het allegretto tweede deel uit symfonie nr. 82.

Over de hele linie behoren de menuetten tot de best geslaagde delen. Het zijn inderdaad de gestileerde, elegante dansmomenten waarin de muziek op natuurlijke wijze ademt.

Jammer bij zoveel vlotte speelvreugde dat de laatste herhaling in nr. 84 ontbreekt en dat het orkestspel in nummer, 86 manco’s (in ensemblespel en intonatie) vertoont.

 

Conclusie

 

Wie voldoen tenslotte het beste aan de omschrijving die Robbis Landon van deze symfonieën gaf: “een opmerkelijke fusie van brille, elegantie en warmte”?

Bij de traditionalisten gaat de voorkeur uit naar Järvi en Dutoit, bij de authentiekelingen naar Kuijken en Harnoncourt.

 

Discografie

 

1971. Philharmonica Hungarica o.l.v. Antal Dorati. Decca 478.1221 (33 cd’s), 473.801-2, 448.194-2 (2 cd’s).

 

1981. Academy of St. Martin-in-the-fields o.l.v. Neville Marriner. Philips 438.727-2 (2 cd’s). 

 

1982. Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Herbert von Karajan. DG 477.7917 (7 cd’s), 445.532-2 (2 cd’s).

 

1986. Nrs. 82, 83, 84. Concertgebouworkest o.l.v. Colin Davis. Philips 420.688-2

 

1989. Orchestra of the age of enlightenment o.l.v. Sigiswald Kuijken. Virgin 561.659-2 (2 cd’s).

 

1991. Montréal Sinfonietta o.l.v. Charles Dutoit. Decca 436.739-2 (3 cd’s).

 

1992. Austro-Hongaars Haydnorkest o.l.v. Adam Fischer. Nimbus NI 5419/20, 7041/2.

 

1994. Tafelmusik o.l.v. Bruno Weil. Sony 88697-96340-2 (7 cd’s), SK 66295/7, Tafelmusik TMK CD 1013 (2 cd’s).

 

1996. Orkest van de achttiende eeuw o.l.v. Frans Brüggen. Philips 462.111-2 (2 cd’s).

 

2002. Concentus musicus Wenen o.l.v. Nikolaus Harnoncourt. Duitse Harmonia Mundi 82876-60602-2 (3 cd’s).

 

2005. Cappella Istropitana o.l.v. Barry Wordsworth. Naxos 8.503400 (34 cd’s).

 

2006. Heidelbergs symfonie orkest o.l.v. Thomas Fey. Hännsler 98619 (2 cd’s).

 

2008. Stuttgarts kamerorkest o.l.v. Dennis Russell Davies. Sony 88697-44331-2 (37 cd’s).

 

2008. Nederoostenrijks Tonkünstler orkest o.l.v. Kristjan Järvi. Preiser PR 90765 (2 cd’s).

 

2013. Zürichs kamerorkest o.l.v. Roger Norrington. Sony 88875-02133-2 (3 cd’s).