HARTMANN: CONCERTO FUNÈBRE
In eigenlijk al zijn werken heeft Hartmann voortgebouwd op de traditie en deze naar eigen vermogen uitgebouwd zonder zich ooit aan avant-gardistische of restauratieve stromingen te binden. Hij hield zich wel liefst aan klassieke vormschema’s maar vulde deze dan met quasi barokke expressiedimensies van levenslust of juist verval zonder daarbij in de clichés van de neobarok te ontaarden.
Achtergronden
Toen Karl Amadeus Hartmann (1905-1963) in 1959 zijn Musik der Trauer uit 1939 herzag en de naam van het werk wijzigde in Concerto funèbre werd het al snel zijn populairste compositie.
Als fel tegenstander van de Nazi’s ging hij in W.O. II in een innere Emigration, bleef dus wel in Duitsland, maar componeerde geen noot meer en trad ook niet meer op. Maar nog in het najaar 1939 ontstond nog wel die Musik der Trauer naar aanleiding van de Duitse bezetting van het Tsjechische Sudentenland een jaar eerder. Mogelijk met bange voorgevoelens dat dit nog maar een terloops begin zou blijken van jarenlange ellende.
De hoekdelen dragen de aanduiding Choral. Het eerste bevat een citaat uit Middeleeuwse Tsjechische hymne. Het leidt al vrij snel tot het adagio waarin de lange, zangerige melodielijnen van de solist een wanhoopskreet voor de duistere toekomst zijn waarin de begeleidende strijkers sympathiek meegaan. Een koortsige boosheid domineert in het derde deel, maar lost tenslotte op als deze bezwijkt voor de verlammende mars van het vierde deel koraal.
Toch wilde de componist ook een zeker optimisme laten klinken, niet over Duitse successen, maar in tegendeel over de terugkeer van vrede.
De opnamen
Musik der Trauer
De lijst is weer onverwacht lang, maar menige uitvoering heeft een – overigens best sympathiek – provinciaals karakter. Orfeo pretendeert dat het met de opname van Wolfgang Schneiderhan de eerste ooit in handen heeft, maar dat klopt niet, want vijf jaar eerder zorgde André Gertler al voor een fellere, meer dynamische interpretatie die echter niet meer up to date klinkt. Schneiderhan klinkt echter ook best aangrijpend. Maar ook de intense Vladimir Spivakov moet niet worden veronachtzaamd, hij is erg goed op dreef in zijn beide opnamen, maar de Keulse klinkt iets beter.
Maar Thomas Zehetmair speelde intenser en doorleefder en had een poos de leiding in de favorietenlijst. Totdat Isabelle Faust ook hem weer overtrof met een veelzijdiger, indringender realisatie vol introspectieve intensiteit. Op zijn beurt benadert Gil Shaham haar dicht, zonder echter tot een geheel gelijkwaardig resultaat te komen. Nieuwkomer Linus Roth lukt dat evenmin.
Concerto funèbre
Hier is het – zie de recensierubriek – Alina Ibragimova die over de beste papieren beschikt met een superieure uitvoering, op enige afstand gevolgd door Benjamin Schmid.
Conclusie
Het eindoordeel is tenslotte vrij simpel: ga voor Faust in versie 1939 en voor Ibragimova in versie 1959.
Discografie
Musik der Trauer 1939
1968. André Gertler met het Tsjechisch filharmonisch orkest o.l.v. Karel Ancerl. Supraphon SU 3677-2.
1973. Wolfgang Schneiderhan met het Symfonie orkest van de Beierse omroep o.l.v. Rafal Kubelik. Orfeo C 718071 B.
1983. Theo Olof met het Concertgebouworkest o.l.v. Kurt Sanderling. Document DOC 201301 (5 cd’s).
1989. Vladimir Spivakov met de Moskouse virtuozen. RCA RD 60370.
1989. Christiane Erdinger met het Omroeporkest Katowice o.l.v. Krzystof Penderecki. Thorofon CTH 2057.
1989. Hans Maile met het Berlijns omroeporkest o.l.v. Alexander Sander. Koch 3-1075-2.
1991. Thomas Zehetmair met de Duitse Kamerfilharmonie. Teldec 2292-46449-2.
1992. Michael Erxleben met het Nieuwe Berlijnse kamerorkest o.l.v. Sebastian Weigle. Berlin Classics BC 1049-2.
1997. Cenek Pavlik met het Praags symfonie orkest o.l.v. Milos Konvalinka. Panton 71-0529-2.
1997. Stefan Tönz met het Jonge Zwitserse kamerorkest o.l.v. Emmanuel Siffert. Gallo CD 929.
1999. Isabelle Faust met het Münchens kamerorkest o.l.v. Christoph Poppen. ECM 465.779-2.
2001. Vladimir Spivakov met het Gürzenich orkest Keulen o.l.v. James Conlon. Capriccio 10983.
2004. Gordan Nilkolitch met het Nederlands Kamerorkest. PentaTone PTC 5186-056.
2004. Suyoen Kim met de Beierse kamerfilharmonie o.l.v. Pietari Inkinen. Oehms OC 512.
2010. Elisabeth Weber met het Duits Muziekhogeschoolorkest o.l.v. Hanns-Martin Schneidt. Ars Musici 1352-2.
2013. Gil Shaham met de Sejong solisten. Canary Classics CC 12.
2015. Linus Roth met het Württembergs kamerorkest Heilbronn o.l.v. Ruben Gazarian. Challenge CC 72680.
Concerto funèbre 1959
2003. Ulrike-Anima Mathé met het Strijkersacademie Bolzano o.l.v. Frieder Bernius. Carus CARUS 83230.
2004. Svetlin Roussev met het Orchestre d’Auvergne o.l.v. Arie van Beek.
2006. Alina Ibragimova met Britten Sinfonia. Hyperion CDA 67547.
2008. Benjamin Schmid met het SWR Omroeporkest Kaiserstautern o.l.v. Paul Goodwin. Wergo WER 6714-2.
Arrangement voor strijkorkest
1996. Orchestra di Padova e del Veneto o.l.v. Maffeo Scarpia. Hommage HOM 7001893.