Verg. Discografieën

HÄNDEL: ISRAEL IN EGYPT

HÄNDEL: ISRAEL IN EGYPT

 

Israel in Egypt HWV. 54 is een experimenteel unicum omdat Händel geen enkel ander zo onevenwichtig oratorium schreef. De balans valt zwaar ten gunste van de koren uit en de recitatieven en aria’s komen  naar verhouding tekort. De componist zag deze onbalans in en besloot deze in de toekomst te vermijden. Het werk werd bij de première in Londen 4 april 1739 ook slechts lauw ontvangen en voorzag het oratorium daarom met geïmporteerde aria’s uit andere werken toen hij het werk in 1757 opnieuw introduceerde en het eerste van de drie delen verving door een nieuw exemplaar.

 

De achtergronden

 

Als gevolg werd dit oratorium vooral bekend dankzij deel 2 Exodus en deel 3 Moses Song. Toen won het werk aan populariteit vanwege de pakkende, echt Händeliaanse koren zowel als de tere momenten, zoals in de altaria ’Thou shalt bring them in’.

Het oorspronkelijke eerste deel – in wezen de funeral anthem fir queen Caroline, minimaal aangepast vanuit The ways of Zion do mourn werden The lamentations of the Israelites for the death of Joseph en verdween lange tijd in de obscuriteit, maar wordt nu gelukkig weer als eerste deel ingezet.

Net als Beethoven scheen Händel bij voorkeur aan twee contrasterende composities tegelijk of kort na elkaar te werken: Messiah en Samson in 1741, Semele en Joseph and his brethren in 1743, Hercules en Balthazar in 1744, Solomon en Susanna in 1748, Saul en Israel in Egypt in 1738.

Hij begon 1 oktober 1738 aan Israel in Egypt en deed dad op ongewone wijze door het laatste deel., ‘Moses song’ het eerst onder handen te nemen met tekst uit Exodus XV. Daar was hij 11 oktober klaar mee en begon de vijftiende aan het tweede deel dat 1 november ‘völlig geendiget’ was.

Vooral het kooraandeel was imposant met twee vierstemmige groepen, nu eens samengaand, dan weer in oppositie. Ook het orkest is fors bezet met trombones, naast trompetten, pauken, houtblazers en strijkers.

 

Bewerking Mendelssohn

 

Het is maar al te bekend dat Mendelssohn de eerste pleitbezorger van Bachs Matthäus Passion was, maar hij was evenzeer geboeid door het werk van Händel dat hij tijdens een bezoek aan Londen in 1829 vrij grondig bestudeerde. In 1833 herzag en herorkestreerde hij niet alleen Israel in Egypt, maar maakte het met een stel tableaux vivants ook geschikt voor het toneel. Bij gebrek aan een orgel en een klavecimbel worden de secco recitatieven begeleid door twee celli en een contrabas. Ook voegde hij eigen brokjes bi, maar schrapte hij ook in het werk.Bijvoorbeeld het koor ‘He loathed to drink of the river’ en het basduet ‘The lord is a man of war’. 

Natuurlijk instrumenteerde hij het voor orkestgebruik in zijn tijd, zodat ineens klarinetten opduiken en het werk wordt ingeleid door een ouverture. In hoeverre dat Händels klankschilderingen met kikkers, epidemieën en natuurrampen treffender maakt is in the ear of the listener

 

De opnamen

 

Verwend als we zijn met musicologisch verantwoorde uitvoeringen waarin een zo groot mogelijke mate van authenticiteit wordt nagestreefd, lijkt de oudste opname van Malcolm Sargent een echt anachronisme. Toch is het interessant om er eens naar te luisteren, wat voor die tijd was deze best in orde.

Daarna zette Simon Preston een stap in de goede richting door het koor klein te houden en jongenssopranen te gebruiken. Hij begint ook met het orgelconcert The cuckoo and the nightingale, een gebruik uit Händels tijd. OP Elisabeth Gale na is het solistenteam  heel goed en speelt het Engels kamerorkest mooi op traditionele instrumenten.

De eerste versie van John Eliot Gardiner met eigentijdse instrumenten is nog niet zo uitgekiend als de tweede, die subtieler, lichter is en uiteraard met originele instrumenten. Opnieuw koos hij zijn solisten uit het koor.

Het was Andrew Parrott die al een der eersten het werk in zijn originele vorm opnam, ook met ‘oude’ instrumenten. Hij miste mogelijk iets van Gardiners scherpe inzichten en geeft de muziek een wat minder sterk ritmisch profiel, maar levert prachtige solistische bijdragen en beschikt ook over een puik koor. Het Taverner koor draagt een imposant aandeel aan het geheel bij, zeker in het energieke tweede deel na een meer elegisch eerste. Nancy Argenta blijkt uit in Miriams muziek en ook de bijdragen van Anthony Rolfe Johnson en David Thomas zijn om door een ringetje te halen.

Ook Harry Christophers begint met de Lamentations en laat die zelfs voorafgaan door het Koekoek en nachtegaal orgelconcert. Zang en orkestspel laten weinig wensen onvervuld, maar helaas verzuipt de opname in galm.

Hierna toont de in de kapel van het King’ College in Cambridge gemaakte opname van Stephen Cleobury wat meer grandeur. Dat verleent het werk wat meer gewicht, maar daar staat tegenover dat de precisie van het koor in snel passagewerk niet steeds optimaal is; bij vlagen klinken de jochies wat vermoeid. Het solistenteam vorm een hechtere eenheid dan bij Parrott.

De Deense inbreng van Morten Topp is op zich achtenswaardig, maar kan het uiteindelijk niet opnemen tegen de volbloed Engelse interpretaties. Over Antony Bramall kunnen we kort zijn: goed orkest, uitstekend koor, maar zwakke tot inferieure solisten.           

Opvallend genoeg lukt dat de Duitse groep van Hoger Speck best aardig om het oratorium recht te doen, te beginnen met een treurige sinfonia; die sfeer wordt in het eerste deel volgehouden met als sturende kracht de instrumentalisten van Les favorites. Opvallend is de goede Engelse uitspraak van het Vokalensemble Rastatt, dat ook een goede greep heeft op de frasering en totaalklank. Goede, maar geen geweldige solisten.

Ook de Münchense bijdrage van Peter Dijkstra heeft veel positieve facetten. Bij de over de hele linie goede solisten valt Kobie van Rensburg op in het meeslepend hb gehouden en zingt ook goed voorbereid in fraai Engels. Zo werd dit een waardige bijdrage aan de discografie.

Dat geldt evenzeer voor de Canadees Kevin Mallon die zich de weelde veroorloofd om de solopartijen over over negen zangers te verdelen; vier van hen komen uit het koor. Wat overdreven? Het resultaat telt en dat ik heel goed. Het Arcadis ensemble is koor en orkest in één. Het koor telt 28 stemmen, het orkest 27 musici. Dat houdt de interpretatie vrij kleinschalig. Het resultaat is onverwacht bijzonder goed.

Helaas kan Pierre Cao geen potten breken met zijn Händel. Hij beschikt weliswaar over een redelijk, maar nogal heterogeen stel solisten, maar het ergste is dat de koor- en orkestbijdragen geen moment boven het routineuze uitstijgen.

Opvallend dat Julian Wachner ook extra solisten laat aantreden. Het gehele corps uitvoerenden opereert onder de goed toegepaste regels die tegenwoordig worden gesteld en komt tot een boeiend, bij vlagen pakkend resultaat.

In de vooreerst nieuwste opname landen we terug in eigen land bij het Nederlands kamerkoor in een ‘live’ opname die voor radio Bremen werd gemaakt. Grappig dat daarbij Le concert Lorrain de begeleiding bijdraagt. Beide groepen zorgen voor een sympathieke, exact uitgevoerde en aantrekkelijk gevarieerde inbreng; het element klankschildering valt positief op. Bij de solisten is het tenor James Gilchrist die de meeste lauweren verdient, maar ook Roderick Williams en Peter Harvey treffen in ‘The lord is a man of war’. De gitaar in ‘The enemy said I will pursue’ lijkt nogal anachronistisch.

 

Versie Mendelssohn

 

Al snel valt de ‘live’ opname van Hermann Max af ten gevolge vanhet risico dat een zaalopname met zich meebrengt: instabiliteit van de bijdragen die solisten, koor en orkest bedreigen en die hier helaas te zeer een feit is. 

Fragmenten van het werk berusten in de Bodleian bibliotheek in Oxford, dus moest Robert King het nodige reconstructiewerk verrichten voor zijn uitvoering tijdens het Mendelssohn Festival in 2014 in Leipzig. Hij beschikte over een goed Engels koor met 36 leden en een orkest met gevoel voor en kennis van negentiende eeuwse technieken. Hij begint met Mendelssohn Trumpet ouverture. Het dient gezegd: hij houdt een warm en geslaagd pleidooi voor deze vorm van het werk met goede, echt Duits klinkende koorzang en vooral goede solistische bijdragen van een nuancerend zingende Hilary Summers, een verhalende Benjamin Hullett en een sonore bas van Roderich Williams. Het bijgevoegde boekje is uitstekend verzorgd.

 

Conclusie

 

Een echte, verdiende eerste plaats is in dit geval niet toe te kennen. Parrott, Cleobury, Mallon, Dijkstra en Goodman eindigen met wat wisselende plussen en minnen ongeveer ex aequo bovenaan. En King is de man voor de Mendelssohn bewerking. Geen van de drie Duitstalige uitgaven is geweldig, het minst de oudste.

 

Discografie

 

1956. Elsie Morrison (s), Monica Sinclair (a), Richard Lewis (t), met het Huddersfield koor en het Liverpool filharmonisch orkest o.l.v. Malcolm Sargent. Naxos 9.80086 (2 cd’s).

 

1970. Heather Harper (s), Patricia Clark (s), Paul Esswood (ct), Alexander Young (t), Michael Rippon (bs), Christopher Keyte (bs) met het Leeds festival koor en het Engels kamerorkest o.l.v. Charles Mackerras. Archiv 429.530-2 (2 cd’s).

 

1975. Elisabeth Gale (s), Lilian Watson (s), James Bowman (ct), Ian Partridge (t), Tom McDonnell (bs), Alan Watt (bs), het Christ Church kathedraalkoor Oxford en het Engels kamerorkest o.l.v. Simon Preston. Decca 421.602-2 (2 cd’s).

 

1978. Norma Burrowes (s), Chr   Brett (ct), Martyn Hill (t), Stephen Varcoe (bs) met het Monteverdi koor en –orkest o.l.v. John Eliot Gardiner. Erato ECD 8818-2 , 4509-99758-2 (2 cd’s).

 

1989. Nancy Argenta (s), Emily van Evera (a), Timothy Wilson (ct), Anthony Rolfe Johnson (t), David Thomas (bs), Jeremy White (bs) met het Taverner koor en de Taverner Players o.l.v. Andrew Parrott. EMI 754.018-2 (2 cd’s), Virgin 561.350-2, Warner 61579-2 (6 cd’s).

 

1993. Nicola Jenkin (s), Sally Dunkley (s), Caroline Trevor (a), NeilMacKenzie (t), Robert Evans (bs, Simon Birchall (bs) het The Sixteen en –orkest o.l.v. Harry Christophers. Collins 7035-2, Regis RRC 2012 (2 cd’s).

 

1994. Ruth Holton (s), Michael Chance (ct), Nicolas Robertson (t), Julian Clarkson (bs) met het Monteverdikoor en de English baroque solists o.l.v. John Eliot Gardiner. Philips 475.6897 (9 cd’s) 432.110-2, Decc 478.1374 (2 cd’s).

 

1995. Susan Gritton (s), Libby Crabtree (s), Michael Chance (ct), Ian Bostr idge (t), Stephen Varcoe (bs) met het King’s College koor en het Brandenburg consort o.l.v. Stephen Cleobury. Decca 452.295-2 (2 cd’s).

 

1998. Gisela Stille (s), Pernille Bruun (s), Johnny van Hal (t), Hans Lawaetz (bs), Jorgen Ditlevsen (bs) met het Deens Akademie koor en –orkest o.l.v. Morten Topp. Classico 203-3 (2 cd’s).

 

2006. Susanne Cornelius (s), Antonia Bourvé (s), Tim Mead (ct), Bernhard Berchtold (t), Klemens Sandee (bs), Mika Kares (bs) met het Europees kamerkoor en het Orkest van de Duitse Händelsolisten o.l.v. Anthony Bramall. Brilliant Classics 93131 (2 cd’s).

 

2008. Antonia Bourvé (s), Cornelia Winter (s), Terry Wey (ct), Jan Kobow (t), Konstantin Wolff (bs) met Vokalensemble Rastatt en Favorites o.l.v. Holger Speck. Carus CARUS 83.423 (2 cd’s).

 

2008. Rosemary Joshua (s), Gerhild Romberger (a), Kobie van Rensburg (t), Simon Pauly (b), het koor van de Beierse omroep en Concerto Köln o.l.v. Peter Dijkstra. BR 900501 (2 cd’s).

 

2008. Laura Albino (s), Nils Brown (t), Jennifer Enns Modolo (ms.), Peter Mahon (altus), Eve Rachel McLeod (s.), Jason Nedecky (b.), Bud  Roach (t.), Jennie Such (s.), Sean Watson ( b.) methet Aradia ensemble o.l.v. Kevin Mallon. Naxos 8.570966/7.

 

2009. Julia Doyle (s), Marlene Grimson (s), Robin Blaze (ct), James Oxley (t), Peter Harvey (bs) met Arsys Bourgogne en Concerton Köln o.l.v. Pierre Cao. Eloquentia EL 1022 (2 cd’s).

 

2009. Miriam Allan (s), Sarah Wegener (s), Benjamin Hullett (t), David Allsopp (ct), Steffen Balbach (bs), Daniel Raschinsky (bs) met het Maulbronn kamerkoor en het hoforkest Hannover o.l.v. Jürgen Budday. K&K KuK 17 (2 cd’s).

 

2010. Jolle Greenleaf (s), Melanie Scafide Russell (s), Molly Quinn (s), Luthien Brackett (ct), Hohn Bohl (altus), Melissa Attebury (a), Stephen Sands (t), Matthew Hensrud (t) Jonathan Woody (bs) Stephen Sands (t), Charles Wesley Evans (bs), Daniel Mutlu (t), Sheherezade Panthaki (s) met het Trinity Wall Street koor en Trinity barokorkest o.l.v. Julian Wachner. Musica Omnia MO 0404 (2 cd’s).

 

2014. Julia Doyle (s), Marlene Grimson (s), Robin Blaze (ct), James Oxley (t), Peter Harvey (bs) met het Nederlands kamerkoor en Le concert lorrain o.l.v. Roy Goodman. Et’cetera KTC 1517 (2 cd’s).

 

Bewerking Mendelssohn

 

2008. Monika Frimmer (s), Veronika Winter (s), Heike Grötzinger (a.), Hans Jorg Mammel (t.), Ekkehard Abele (bs.), Gregor Finke (bs.) met de Rheinische Kantorei en Das kleine Konzert o.l.v. Hermann Max. CPO 777.222-2 (2 cd’s).

 

2015. Lydia Teuscher (s), Julia Doyle (s), Hilary Summers (a), Benjamin Hullett (t), Roderick Williams (bs) met het King’s Consort en koor o.l.v. Robert King. Vivat VIVAT 111 (2 cd’s).

 

In het Duits

 

1959. Annelies Kupper (s), Hertha Töpper (a), Lorenz Fehenberger (t), Kieth Engen (bs) met het koor – en Symfonie orkest van de Beierse omroep o.l.v. Eugen Jochum. Andromeda ANDRCD 9068 (2 cd’s).

 

1981. Carola Nossek (s), Petra-Ines Strate (s), Rosemarie Lang (a), Christian Vogel (t), Siegfried Lorenz (bs) met het Omroepkoor en –orkest Leipzig o.l.v. Wolf-Dieter Hauschild. Berlin Classics BC 9002-6 (2 cd’s).

 

1991. Mechthild Bach (s), Sabine Pallow (s), René Jacobs (ct), Matthias Bleidorn (t), Gotthold Schwarz (bs) met het jongenskoor Hannover en Capella Agostino Steffani o.l.v. Heinz Hennig. Thorofon DCTH 2421/2 (2 cd’s).