Verg. Discografieën

HÄNDEL: ORATORIA

HÄNDEL: ORATORIA

 

Händel schreef liefst 32 oratoria als we dat begrip wat ruim nemen en daartoe ook de dramatische cantate Aci, Galatea e Poliferno en de toneelmuziek Alceste uit The choice of Hercules rekenen. Messiah is het populairst, dus het bekendst en daarvan bestaan dan ook legio opnamen die in een afzonderlijke Vergelijkende Discografie zijn besproken. Alleen van de heel vroege Johannes Passion ontbreekt nog een behoorlijke opname.

 

Achtergronden

Aan vele, gelukkig ook goede opnamen van de Messiah heeft het nooit ontbroken, maar de schat aan andere oratoria, afgezien van Israel in Egypt leidde decennialang een soort Assepoesterbestaan. Pas met de komst van de authentieke uitvoeringspraktijken die dringend verlegen zaten om passend repertoire, kwam daar verandering in. Dat geldt evenzeer voor de opera’s van Händel.

Weinig componisten hebben meer geprofiteerd van de renaissance die door de revolutie op het gebied van de oude muziek in gang werd gebracht. Het bepruikte, eerbiedwaardige monument van grootschalige, romantische vertolkingen is nu tot zijn ware proporties teruggebracht en heeft een nieuwe vitaliteit, een nieuwe inhoud en een nieuwe interesse gekregen.

Bovendien is van een gezonde wisselwerking sprake gebleken nu die nieuwe aanpak ook voedsel gaf aan de ontwikkeling van solisten en koren die zich een stijl hebben eigen gemaakt waarin dramatische flair en een zwierige techniek letterlijk de toon aangeven.

Newburgh Hamilton, de librettist van Samson omschreef het wezen van de Bijbelse drama’s van Händel ooit als volgt: “A musical drama whose subject must be scriptural and in which the solemnity of church music is agreeably united with the most pleasing airs of the stage”. Maar er is sprake van meer in dit amalgaam van Italiaanse opera, het Engelse anthem, de masques van Purcell en elementen Duitse passiemuziek, Grieks drama en Frans klassiek drama..

Het is wellicht nuttig eerst eens te kijken om welke werken het gaat.

 

Inventaris

Johannes Passion 1704

Il trionfo del tempo e del disinganno (1707)

La resurrezione (1708)

Aci, Galatea e Poliferno (1709)

La passione (1716)

Esther (eerste versie 1720)

Acis and Galatea (1720)

Esther (tweede versie 1732)

Deborah (1733)

Athalia (1736)

Alexander’s feast (1736)

Saul (1738)

Israel in Egypt (1736/7)

Ode to St. Cecilia (1739)

L’Allegro, il penseroso ed il moderato (1740)

Messiah (1742)

Samson (1743)

Semele (1743)

Joseph (1743)

Belshazzar (1744)

Hercules (1744)

Occasional oratorio (1746)

Judas Maccabeus (1746)

Alexander Balus (1746)

Joshua (1747)

Solomon (1748)

Susanna (1748)

Theodora (1749)

Alceste (1749)

Choice of Hercules (1750)

Jephta (1751)

Triumph of time and truth (1757)

 

Van 1704 - 1757

Het begon met dit genre allemaal in 1704 met de nog geheel op de vertrouwde Duitse leest geschoeide Johannes Passion waarvan misschien kenmerkend genoeg nog geen representatieve opname bestaat. Ook naar de latere uitgebreidere Esther schijnt nooit  aandacht te zijn uitgegaan.

In 1706 verliet de 21-jarige Händel zijn geboorteland Duitsland en ging hij voor bijna vier jaar naar Italië, waar hij eerst in Florence en Venetië zijn talenten als operacomponist kon botvieren, maar zich in Rome geconfronteerd zag met het pauselijk decreet volgens welk de opera werd verboden daar. Van de nood werd een deugd gemaakt en zo verscheen om te beginnen in voorjaar 1707 Il trionfo  del tempo e del disinganno, een werk dat in feite een grootschalige cantate op een allegorisch gegeven is, net als het latere Aci, Galatea e Poliferno. Als eerste echte oratorium op kerkelijke teksten ontstond in 1708 La resurezione (di nostro signor Gesù Cristo). Het is meteen een stuk muzikaal rijker werk als vrucht van ’s componisten samenwerking met zijn mecenas Ruspoli, al heeft het werk nog weinig gemeen met de lange reeks Engelse koorwerken die zouden volgen. Hier gaat net nog om de in de landstaal geschreven passiemuziek die in het Italië sinds het eind van de zeventiende eeuw gangbaar was. De teksten die de solisten – een engel, Magdalena, Cleophas, Johannes en Lucifer te zingen krijgen, hebben een vooral didactisch karakter.

De geschiedenis van Acis en Galatea, gebaseerd op deel 15 van Ovidius’ Metamorfosen is altijd een dankbaar gegeven geweest in de muziek. Händel bezocht in de zomer 1708 Napels, waar hij de grootse cantate Aci, Galatea e Poliferno plus enige andere cantates afleverde. Het werk heet bestemd te zijn geweest voor het huwelijk van de hertog van Alvino. La passione, ook wel de Brockes Passion genoemd, markeert het laatste koorwerk dat Händel in Italië schreef.

Maar de ware geschiedenis van de componist als schrijver van imposante oratoria begin in 1718 toen hij in Channons, de muziekhuishouding van de rijke en opportunistische hertog van Chandos verbleef. Het werk in kwestie is Esther, deels masque, deels oratorium. In de verte gebaseerd op Racine, met een nog wat onhandige structuur en veel muziek ontleend aan die Brockes passie. Zoals gezegd: de latere, uitgebreidere versie uit 1732 is minder interessant en zeker de opname van Christophers klinkt lofwaardig. Tussendoor keerde Händel nu in Engelse gedaante nog eens naar Acis and Galatea terug in 1720. Op de achtergrond is hier Purcells masque nog speurbaar, maar het werk is grootschaliger in twee royale aktes en er zijn vijf volwaardige solisten: natuurlijk de belangrijkste protagonisten zelf en verder Damon,  Coridon en Polyphemus. Uitgaande van Pope en Gay is het libretto een soort gemeenschappelijk gegeven.  

Daarna duurde het tot 1733 voordat Händel met zijn volgende, volwaardige oratorium kwam: Deborah, bestemd voor het Londense theaterpubliek dat minder op zijn opera’s gesteld raakte. Opnieuw gaat het om een pastiche met veel fragmenten uit de Brockes Passion, Dixit Dominus en diverse athems maar het was wel heel effectief. Het verhaal stamt uit het boek Rechteren en heeft heel oorlogszuchtige en bloeddorstige kanten. De vrij zwakke dramatische structuur wordt goed gecompenseerd door prachtige muziek, met name de achtstemming koren waarin de componist ook later zo uitblonk. Bovendien karakteriseert hij de beide tegenover elkaar staande volken – Israëlieten en Kanaäanieten – muzikaal heel duidelijk.

Kort na Deborah volgde Händels eerste dramatisch goed samenhangende Athalia, een bewerking van Racine’s stuk over de omverwerping van de macht van de afvallige koningin  Athalia, een soort Joodse Klytemnestra. Muziek vol conflict en drama met opnieuw groot contrast: plechtig voor de Israëlieten, haast dansend voor de genotzuchtige Baalieten.

In 1738 komt Saul als een volgend machtig werk over de tobbende, corrupte en jaloerse koning en zijn omgeving die drie uur grootse muziek oplevert. Het duurde niet lang of Händel kwam met een volgende grootse worp: Israel in Egypt. Een stuk dat in principe was gedacht als een reeks van grootse koorfresco’s, die volgens een vriend van de componist ‘te plechtig waren voor het normale gehoor’. Vooral de beeldende plaagkoren maken indruk. Inderdaad vervult het koor hier de hoofdrol en zal men vergeefs zoeken naar beklijvende aria’s.

Tien Händel wegens gebrek aan belangstelling de opera opgaf na het seizoen 1740/1 ging hij pas echt aan de slag op oratoriumgebied. Zo ontstonden in 1741 twee sterk contrasterende werken: Messiah en Samson op een door Hamilton goed verzorgd libretto op basis van Miltons Samson Agonistes. Een kleurig drama, opnieuw over een hevig conflict, in dit geval dat tussen de Israëlieten en de Filstijnen en eveneens tussen Samson, zijn vrouw Dalila en de Filistijnse Harapha. Het werk ging in februari 1741 met behoorlijk succes in Covent Garden en ook met Messiah werden triomfen gevierd. Een terugkeer naar de opera was om diverse redenen uitgesloten.

Ironisch genoeg was het de onbekende stof van de strenge Joseph and his brethren en niet de quasi opera Semele die in 1744 het grootste succes had. Joseph is met zijn pathetisch taalgebruik en zijn dramatische feilen als librettogegeven waarschijnlijk het minst gelaagde oratorium van deze componist. Het drama kraakt in al zijn voegen, maar de muziek is prachtig: twee duistere gevangenisscènes, sombere koren, een idyllische aria van Jozef…. Geen wonder misschien dat de eerste opname hiervan pas in 1996 verscheen.

Semele was daarmee een eerste pure vorm van  klassiek meesterwerk, een Griekse tragedie over Bijbelse thema’s. Het werk was geen succes na introductie en vormt een anomalie in Händels loopbaan: een Engelstalig werk op een werelds gegeven over het lot van de dochter van Kadmos en de geliefde van Zeus die misleid door de jaloerse Hera Zeus haar met de bliksem doodde maar haar ongeboren kind, Dionysos, redde. In het bij nader inzien goed te verteren werk komen we ook Jupiter, Athamas, Ino, Apollo, Juno en Iris tegen.

Voor het muziekseizoen 1745 combineerde Händel opnieuw een Bijbels oratorium, in dit geval Belshazzar met een werk op basis van de Griekse mythologie, Hercules. Eerstgenoemd werk. op  libretto van Messiah medewerker Charles Jennens  is een van de kleurigste en beste in zijn soort: een fraaie studie in decadentie en politieke wispelturigheid. De hoofdrollen zijn kernachtig weergegeven, bijvoorbeeld Belshazzars moeder Nicotris in het bijzonder. Opnieuw ook een fraai muzikaal contrast tussen de drie rasgroepen: de lijdende Joodse gevangenen, de dapper miltante Perzen en de wellustige Babyloniërs.

Hercules, a musical drama is een quasi oratorium in die zin dat het werk in het theater wordt gepresenteerd maar zonder handeling op het toneel. Ook dit werk rond Hercules, Dejamira, Hyllus, Iole en Lichas was een vrijwel volledige mislukking en moest na twee voorstellingen van het speelplan worden genomen. Onbegrijpelijk voor luisteraars van nu die zelfs bij gelegenheid wel geënsceneerde voorstellingen kunnen zien.

Gek genoeg waren deze twee werken geen kassuccessen en was Händel in najaar 1745 behoorlijk blut. Hij wist echter voorjaar 1746 handig gebruik te maken van de politieke ontwikkeling in Engeland, meesurfend op een golf patriottisme naar aanleiding van de Jacobieten opstand. Daaruit kwam het Occasional oratorio voort, het eerste van een reeks chauvinistische ‘overwinningsoratoria’. Het dramatisch gehalte is gering, mar de muziek heeft grote bekoring en is afwisselend overpeinzend, strijdlustig en stralend. Aan grandeur en lyrische momenten geen gebrek Desondanks is het werk nooit erg populair geworden.

De ietwat chauvinistische tendensen uit het Occasional oratorio komen we ook weer tegen in het volgende drietal werken uit 1746, te beginnen met Judas Maccabeus. Een stuk om de hertog van Cumberland te plezieren die van een overwinning op Schotland terugkeerde. De hoofdfiguren uit het werk mogen dan anoniem of stereotiep zijn, het gaat hier om de sfeeropbouw van onderwerping via strijd tot overwinning. Dat sloeg aan bij het publiek en tijdens Händels laatste levensjaren was dit zijn populairste werk.

In 1747 tapte hij handig verder uit hetzelfde vaatje met Alexander Balus en Joshua met opnieuw veel patriottische strijdlust en overwinningsroes. De figuren in Alexander Balus hebben een duidelijker karaktertekening en de onderlinge belangen – liefde voorop – krijgen meer aandacht. Ook hier weer goed uitgewerkte raciale tegenstellingen en een tragisch uitgebeelde heidense Cleopatra (geen familie van de Egyptische naamgenote!).

Maar vooral Joshua bevat memorabele momenten, niet alleen dankzij de koren met als hoogtepunt de vernietiging van Jericho, maar ook dankzij een paar hits als ‘See the conquering hero comes’ en de beroemde aria ‘O had I Jubals lyre’.

In het volgende stel oratoria, Solomon en Susanna, verlaat de componist religieuze conflicten en strijdtonelen om zich te wijden aan de rechtvaardigheid, het huwelijk en de geneugten van het buitenleven. Maar de onderlinge verschillen zijn levensgroot. Solomon met zijn grootse koren en zijn forse orkest is een en al weelderigheid in zijn  verheerlijking van het koningschap en een rustige gouden eeuw van mededogen en welvaart. Maar het is tevens een erg statisch werk, waarin in drie aktes de drie aspecten van Solomons majesteit worden uitgebeeld. In de eerste komen zijn piëteit en zijn echtelijke geluk aan bod, in de tweede zijn wijsheid, culminerend is het beroemde Salomonsoordeel en de derde aan het bezoek van de koningin van Sheba (met de broemde sinfonieta: ‘De aankomst van de koningin van Sheba’).

Daarentegen is Susanna hoewel de handeling de onderdrukking van het Jodendom op de achtergrond manifest maakt, een intiem drama als voorloper van de verhalende opera over een lievelingsthema uit de achttiende eeuw, de vermoorde onschuld. Dat alles op heel melodieuze wijze vorm gegeven.

Veel van Susanna is terug te vinden in Theodora uit 1749. Dit is afgezien van Messiah Händels enige oratorium met een Christelijk in plaats van een Joods gegeven. Het werk was een favoriet van de componist, maar was niet bijster succesvol. De martelares en Christelijke heldin krijgt enige prachtige aria’s te zingen en het duet met haar minnaar Didimus is van een lyrisch-extatische schoonheid.

Händels laatste Bijbelse oratorium, Jephta uit 1751, houdt zich eens temeer bezig met fundamentele kwesties van  leven en dood. Jephta’s overwinning op de Ammonieten gaat ten koste van het grote offer van zijn dochter Iphis. De nationale triomf van de Joden eindigt in een persoonlijke tragedie. Händel maakte er een voor zijn doen indringende karakterstudie van.

Blijft  Triumph of time and truth uit1757. Al juni 1737 had de componist teruggegrepen op de Italiaanse Il trionfo del tempo e del disinganno en daaraan aria’s opnieuw gecomponeerd en koren toegevoegd. De nieuwe titel luidde Il trionfo del tempo e della verità. Die versie vormde de basis van het Engelstalige oratorium Triumph of time and truth op tekst van Thomas Morell; 11 maart 1757, Händel was toen al blind, ging het werk in Covent Garden.

 

De opnamen

Omdat van vele werken maar een of hooguit een paar opnamen bestaan, verdient dit relaas niet de titel ‘Vergelijkende discografie’. Het is meer een eenvoudige opsomming van het vele voorhandene, zonder dat is gestreefd naar absolute volledigheid waar die zinloos zou zijn. Op Berlin Classics, Regis, Newport Classics, Vanguard en Collins verschenen opnamen zijn weggelaten omdat ze niet of heel lastig verkrijgbaar zijn.

 Coinclusie

Daar waar meer opnamen van hetzelfde werk worden genoemd, zijn deze in volgorde van voorkeur geplaatst..

 

Discografie

Johannes Passion. Ibolya Verebics, Maria Zadori, Judit Nemeth, Charles Brett, Karel Kalay, Martin Klietmann, Istvan Gati, Jozsef Moldvay met kamerkoor en Capella Savaria o.l.v. Gyula Nemeth. Hungaroton HCD 512.908 (2 cd’s).

 

Il trionfo del tempo e del disinganno. Natalie Dessay, Ann Hallenberg, Sonia Prina, Pavol Breslik met Le concert d’Astrée o.l.v. Emmanuelle Haïm. Virgin 363.428-2 (2 cd’s).

 

La resurrezione. Annick Massis, Jennifer Smith, Linda Maguire, John Mark Ainsley, Laurent Naouri met Les musiciens du Louvre o.l.v. Marc Minkowski. Archiv 447.767-2 (2 cd’s).

 

Emma Kirkby, Patrizia Kwella, Carolyn Watkinson, Ian Partridge, David Thomas met de Academy of ancient music o.l.v. Christopher Hogwood. Oiseau Lyre 421.132-2 (2 cd’s).

 

Aci, Galatea e Poliferno. Sandrine Piau, Sara Mingardo, Laurent Naouri met LÉnsemble d’Astrée o.l.v. Emmanuelle Haïm. Virgin 545.580-2 (2 cd’s).

 

Esther (eerste versie). Emma Kirkby, Ian Partridge, Anthony Rolfe Johnson met het koor van Westminster kathedraal Londen en de Academy of ancient music en koor o.l.v. Christopher Hogwood. Oiseau Lyre 414.423-2 (2 cd’s).

 

Lynda Rissell, Nancy Argenta, Thomas Randle en Mark Padmore met het Drottningholm barok ensemble  en The sixteen o.l.v. Harry Christophers. Regis RRC 2005, Collins 7040-2 (2 cd’s).

 

La passione. Eva Bartfai Barta, Katalin Farkas, Maria Zadoni, Pal Lux, Daniele Barján,Czanyi, Susan Minter, Janos Bandi,  Martin Klietmann, Eva Mey met het Stedelijk koor Halle en de Capella Savaria o.l.v. Nicholas McGegan. Hungaroton HCD 512.734 (3 cd’s).

 

Acis and Galatea. . Emma Kirkby, Carolyn Watkinson, David Thomas en London baroque o.l.v. Charles Medlam. Harmonia Mundi HMA 90.1253/4 (2 cd’s).

 

Sophie Daneman, Ptricia Petibon, Paul Agnew, Joseph Cornwell, Alan Ewing, Andrew Sinclair, François Piolino en David le Monnier met Les arts florissants o.l.v. William Christie. Erato 3984-25505-2 (2 cd’s).

 

Norma Burowes, Anthony Rolfe Johnson, Martyn Hill, Jeremy White met de English baroque soloists o.l.v. John Eliot Gardiner. Archiv 476.2520 (2 cd’s).

 

Esther (tweede versie).

 

Deborah. Yvonne Kenny, Susan Gritton, Catherine Denley, James Bowman, Michael George, het New Colle koor Oxford, het Salisbury kathedraalkoor en de King’s Consort o.l.v. Robert King. Hyperion CDA 66841/2 (2 cd’s).

 

Athalia. Joan Sutherland, Emma Kirkby, James Bowman, Aled Jones, Anthony Rolfe Johnson, David Thomas met het het New College koor, Oxford en de Academy of ancient music o.l.v. Christopher Hogwood. Oiseau Lyre 417.126-2, Decca 475.207-2 (2 cd’s).

 

Alexander’s feast. Felicity Palmer, Anthony Rolfe Johnson, Stephen Roberts, Stockholm koor en Concentus musicus Wenen o.l.v. Nikolaus Harnoncourt. Teldec 3984-26796-2 (2 cd’s).

 

Saul. Rosemary Joshua, Emma Bell, Lawrence Zazzo, Jeremy Ovenden, Michael Slattery, Finnur Bjarnason, Henry Waddington en Gidon Saks met het RIAS kamerkoor en Concerto Keulen o.l.v. René Jacobs. Harmonia Mundi HMC 801.877.78 (2 sacd’s).

 

Neal Davies, Andreas Scholl, Padmore, Susan Gritton, Nancy Argenta, Paul Agnew,  Lemalu met het Gabrieli consort and players o.l.v. Paul McCreesh. Archiv 474.510-2 (3 cd’s).

 

Dietrich Fischer-Dieakau, Anthony Rolfe Johnson, Paul Esswood, Julia Varady, Elizabeth Cole, Helmut Wildhaber en Matthias Hölle met het Koor van de Weense Staatsopera en Concentus musicus Wenen o.l.v. Nikolaus Harnoncourt. Teldec 8.35687 (2 cd’s).

 

Israel in Egypt. Nancy Argenta, Emily van Evera, Timothy Wilson, Anthony Rolfe Johnson, David Thomas, Jeremy White met  de Taverner players en koor o.l.v. Andrew Parrott. Virgin 562.390-2 (4 cd’s).

 

Ruth Holton, Philip Salmon, Elizabeth Priday, Tindall met het Monteverdikoor en de English baroque soloists o.l.v. John Eliot Gardiner. Philips 473.304-2 (2 cd’s).

 

Ode to St. Cecilia. Jill Gomez, Robert Tear met het King’s college koor Cambridge en het Engels kamerorkest o.l.v. Philip Ledger. ASV CDDCA 512.

 

Carolyn Sampson, James Gilchrist met de King’s consort en koor o.l.v. Robert King. Hyperion CDA 67463.

 

Felicity Lott, Anthony Rolfe Johnson met The English concert en –koor o.l.v. Trevor Pinnock. Archiv 474.549-2

 

Felicity Palmer en Anthony Rolfe Johnson met het Stockholms Bachkoor en Concentusc musicus Wenen o.l.v. Nikolaus Harnoncourt. Teldec 0630-12319-2.

 

L’Allegro, il penseroso ed il moderato. Patricia Kwella, Marie McLaughlin, Jennifer Smith, Michael Ginn, Maldwyn Davies, Martyn Hill, Stephen Varcoe met het Monteverdikoor en de English baroque soloists o.l.v. John Eliot Gardiner. Erato 2292-45377-2 (2 cd’s).

 

Messiah. Zie aparte Vergelijkende discografie

 

Samson. Janet Baker, Norma Burrowes, Felicity Lott, Helen Watts, Philip Langridge, Oliver, Robert Tear, Benjamin Luxon, John Shirley-Quirk met de London voices en het Engels kamerorkest o.l.v. Raymond Leppard. Erato 2292-45994-2 (3 cd’s).

 

Anthony Rolfe Johnson, Roberta Alexander, Jochen Kowalski, Alastair Miles, Christoph Prégardien, Maria Venuti, Angela Maria Blasi, het Schönbergkoor en Concentus musicus Wenen o.l.v. Nikolaus Harnoncourt. Teldec 9031-74871-2 (2 cd’s).

 

Semele. Kathleen Battle, Marilyn Horne, Samuel Ramey, John Aler, Sulvia McNair, Michael Chance met het Ambrosian operakoor en het Engels kamerorkest o.l.v. John Nelson. DG 435.782-2 (3 cd’s).

 

Joseph and his brethren. Yvonne Kenny, Catherine Denley, Connor Burrowes, James Bowman, John Mark Ainsley, Michael George, het New College koor en het King’s consort o.l.v. Robert King. Hyperion CDA 67171/3 (3 cd’s)..

 

Belshazzar. Anthony Rolfe Johnson, Arleen Auger, Catherine Robbin, James Bowman, David Wilson-Johnson, Nicolas Roibertson en Richard Wistreich met het English Concert en –koor o.l.v. Trevor Pinnock. Archiv 477.037-2 (3 cd’s).

 

Felicty Palmer, Maureen Lehane, Paul Esswood, Robert Tear, Thomas Sunnengärth, Peter van der Bilt, Steffen Sandlund, Stockholms kamerkoor en Concentus musicus Wenen o.l.v. Nikolaus Harnoncourt. Teldec 0630-10275-2 (3 cd’s).

 

Hercules. Gidon Saks, Anne Sofie von Otter, Richard Croft, Lynne Dawson, David Daniels, Marcus Pujol met Les musiciens du Louvre en koor o.l.v. Marc Minkowski. Archiv 469.532-2 (2 cd’s).

 

John Tomlinson, Sarah Walker, Anthony Rolfe Johnson, Jennifer Smith, Catherine Denley met het Monteverdikoor en de English baroque soloistst o.l.v. John Eliot Gardiner. Archiv 423.137-2  (2 cd’s).

 

Occasional oratorio. Susan Gritton, Lisa Milne, James Bowman, John Mark Ainsley, Michael George, het New College koor Oxford en the King’s consort ol.v. Robert King. Hyperion CDA 66961/2 (2 cd’s).

 

Judas Maccabeus. Felicity Palmer, Janet Baker, Paul Esswood, Ryland,Davies, John Shirley-Quirk, Christopher Keyte, het Wandsworth schoolkoor en het Engels kamerorkest o.l.v. Charles Mackerras. Archiv 447.692-2 (3 cd’s).

 

Emma Kirkby, Catherine Denley, James Bowman, Jamie Macdougall, Michael George, Simon Birchall, het New College koor en  het King’s consort o.l.v. Robert King. Hyperion CDA 66641/2 (2 cd’s).

 

Alexander Balus. Lynne Dawson, Claron McFadden, Catherine Denley, Charles Daniels, Michael George, New College koor Oxford en King’s coinsort en koor o.l.v. Robert King. Hyperion CDA 67241/2 (2 cd’s).

 

Joshua. Emma Kirkby, James Bowman, John Mark Ainsley, Michael George, Alexander Oliver met het New Collegekoor Oxford en the King’s consort o.l.v. Robert King. Hyperion CDA 66461/2 (2 cd’s).

 

Solomon. Sarah Connolly, Susan Gritton, Carolyn Sampson, Mark Padmore en David Wilson-Johnson met het RIAS kamerkoor en de Akademie für alte Musik Berlijn o.l.v. Daniel Reuss. Harmonia Mundi HMC 90.1949/50 (2 cd’s).

 

Carolyn Watkinson, Nancy Argenta, Barbara Hendricks, Joan Rodgers, Della Jones, Anthony Rolfe Johnson, Stephen Varcoe, het Monteverdikoor en de English baroque soloists o.l.v. John Eliot Gardiner. Philips 412.612-2. (2 cd’s).

 

Andreas Scholl, Inger Dam-Jensen, Susan Gritton, Alison Hagley, Susan Bickley, Paul Agnew, Peter Harvey met het Gabrieli consort en players o.l.v. Paul McCreesh. Archiv 459.688-2 (2 cd’s)

 

Susanna. Elisabeth von Magnus, Sytse Buwalda, Ruth Holton, John Elwes, Tom Sol, het Keuls kamerkoor en het Collegium Cartusianum o.l.v. Peter Neumann. MDG MDG 332.0945-2 (3 cd’s).

 

Theodora. Susan Gritton, Susan Bickley, Robin Blaze, Paul Agnew, Neal Davies met het Gabrieli consort en players o.l.v. Paul MacCreesh. Archiv 469.061-2 (3 cd’s).

 

Johanette Zomer, Sytse Buwalda, Helena Rasker, Knut Schoch, Tom Sol, Marco  Schweizer, het Keuls kamerkoor en het Coillegium Cartusianum o.l.v. Peter Neumann. MDG 332.1019-2 (3 cd’s).

 

Roberta Alexander, Hans Peter Blochwitz, Jochen Kowalski, Jard van Nes, Anton Scharinger, het Schönbergkoor en Concentus musicus Wenen o.l.v. Nikolaus Harnoncourt. Teldec 2292-46447-2 (2 cd’s).

 

Alceste. Emma Kirkby, Judith Nelson, Margaret Cable, Paul Elliott, David Thomas met de Academy of Ancient music o.l.v. Christopher Hogwood. Decca 458.072-2 (2 cd’s).

 

Choice of Hercules. Alice Coote,  Charles Daniels, Robin Blaze, Susan Gritton met de King’s consort en koor o.l.v. Robert King. Hyperion CDA 67298.

 

Heather Harper, Helen Watts, James Bowman, Robert Tear met de Academy of St. Martin-in-the-fields o.l.v. Philip Ledger. EMI 562.118-2 (5 cd’s).

 

Jephta. Nigel Robson, Lynne Dawson, Anne Sofie von Otter, Michael Chance, Stephen Varcoe, Ruth Holton met het Monteverdikoor en de English baroque soloists o.l.v. John Eliot Gardiner. Philips 422.351-2 (3 cd’s).

 

Werner Hollweg, Thomas Tomaschke, Glenys Linos, Elisabeth Gale, Paul Esswood,  Gabriele Sima, het Mozart jongenskoor, het Schönbergkoor en Concentus musicus Wenen o.l.v. Nikolaus Harnoncourt. Teldec 0630-17390-2 (3 cd’s).

 

The triumph of time and truth. Gillian Fisher, Emma Kirkby, Charles Brett, Ian Partridge, Stephen Varcoe met het Londens Händel koor en orkest o.l.v. Dennys Darlow. Hyperion CDD 22052 (2 cd’s).