Verg. Discografieën

HÄNDEL: ORGELCONCERTEN

 

HÄNDEL: ORGELCONCERTEN

 

Oog in oog staan in de muziekliteratuur orgel en orkest niet tegenover elkaar, maar Händel schreef de bekendste en in menig opzicht beste werken voor deze combinatie. Hij veroorloofde zich zelfs het genoegen om in een concert koekoek en nachtegaal met elkaar te laten concurreren; van een ander concert is de harpversie het bekendst.

 

Achtergronden

 

Sir John Hawkins, een tijdgenoot van Händel, liet de volgende beschrijving na van de componist aan het orgel: “His amazing command of the instrument, the grandeur and dignity of his style, the copiousness of his imagination and the fertility of his invention were qualities that ….. no one ever pretended to equal”.

Toen Händel in Engeland na 1732 in Engeland opnieuw zijn heil zocht in de oratoriumvorm, koos hij bewust voor het orgel als begeleidingsinstrument en gauw daarna ook als solo-instrument. Tegen 1735 was het gebruikelijk dat hij tussen de delen van de oratoria speelde. 

Händels plezier aan het improviseren is cruciaal voor zijn beste werken voor dit instrument in het algemeen en de orgelconcerten in het bijzonder – de vorm van de muziek voor toetsinstrumenten waaraan hij zich na 1730 wijdde. Deze werken waren bedoeld om op orgel of klavecimbel te worden gespeeld maar wel met een zekere beperking omdat het de Engelse orgels uit die tijd ontbrak aan de grote pedaal- en manuaalmogelijkheden waarover de grotere instrumenten op het continent beschikten. Een gevolg is dat de werken heel transparant klinken.

Veel passages werden als een soort skelet nagelaten waarop spieren en vlees moesten worden aangebracht door middel van improvisaties, een kunst waarin de componist zelf zeer bedreven was. Het vergt daarom van de vertolker veel kennis, vakmanschap en flair om de muziek volledig tot leven te brengen. 

Al in 1707 schreef Händel een heel elementair orgelconcert voor zijn oratorium Il trionfo del tempo e del disinganno in Rome waarvan hij het korte, meeslepende allegro zelf vertolkte.

De beide groepen van elk zes concerten uit op. 4 (HV 289/294) uit de periode 1735/6 en op 7 uit 1740/51 (HV 306/311) vormen het grootste deel van de reeks van twaalf orgelconcerten. Daarbij komen de concerten uit de Tweede Reeks nr. 13 het beroemde concert in F HV 295 Koekoek en nachtegaal (1739), dat niet anders is dan een bewerking van de Sonate op. 5/6, nr. 14 in A HV 296 (1739), nr. 15 in d HV 304 en tot besluit nr. 16 in F HV 306 (ca. 1746).

In die latere groep, geschreven toen Händel blinder was geworden, liet hij hele delen weg en vulde die met eigen solistische improvisaties waarbij het orkest zweeg. Händels virtuoze vaardigheden vormden destijds een speciale attractie om hem te gaan beluisteren. Maar de werken bevatten ook prachtige melodieën. Sommige wat langere allegro’s bezitten een moeilijk te stoppen vaart, maar onder de langzame deeltjes zijn ook juwelen te vinden. Zo is het andante uit op. 4/4 vol kleur en kan de solist zich uitleven; het menuet en de gavotte uit op.7/5 bezitten veel charme en een elegant karakter.

Haast natuurlijk nam de componist nogal eens gedachten uit eerdere werken over. Zo is op. 4/5 terug te vinden als fluitsonate. De bijnaam van Koekoek en nachtegaal is te danken aan de koekoeksroep die in het tweede deel te horen is onder een vloed van hoge (nachtegaal) passages.

Oorspronkelijk was het laatste en zesde concert uit op. 4 bedoeld voor harp in plaats van orgel; het had destijds een plaats in het oratorium Alexander’s feast na de tekst ‘Timotheus (……) with flying fingers touch’d the lyre: the trembling notes ascend the sky and heav’nly joys inspire’.

 

De opnamen

 

Problemen te over bij het bepalen van een nadere keuze. Om te beginnen moet men zich afvragen: hoe compleet is compleet? Alleen de eerste reeks op. 4 en 7? Of inclusief het viertal uit de tweede reeks? Het harpconcert alleen als zodanig of ook als orgelconcert?

Van een heel andere orde is dat vaak niet nader is omschreven wat voor orgel is gebruikt. Wanneer we deze detailvragen uit de weg valt er natuurlijk globaal wel iets over de opnieuw vele opnamen te zeggen.

Die van Richter met zijn stugge, hoekige stijl die de Italiaanse invloeden ontkent, valt al snel af. Power Biggs is een speciaal geval want voor de bewuste opname werd het orgel van de Ayles kapel in Great Padington uitgekozen. Händel had dat speciaal zelf ontworpen voor Charles Jennings, de librettist van de Messiah. Om de stemming aan moderne eisen van het Londense orkest aan te passen, werd op barbaarse wijze aan de pijpen gezaagd en ook anderszins met toonhoogten gemanipuleerd.

Wanneer we langzamerhand als criterium het gebruik van een authentieke uitvoeringsstijl aanleggen, vallen nog meer opnamen af. Tot de betere vroegste op dit gebied behoren Koopman en Pinnock. Beiden zorgen voor een prachtige integratie tussen solo-instrument en ensemble. Daarbij onderstreept Preston meer het briljante, steeds gecontroleerde virtuoze karakter van de muziek. Hij ging naar St. John’s Armitage in Staffordshire. Koopman is echter overtuigender in de improvisaties. Over het geheel toont hij de juiste soort verbeelding en de interactie tussen solist en ripieno is een genoegen om te horen. De Nederlandse opname werd gemaakt in een kerkje in Beek-Ubbergen met een ideaal geschikt orgel en het geheel is mooi helder en warm van klank.

De als altijd gedreven Harnoncourt vindt ook hier weer momenten waarin hij zijn originaliteit kan aantonen en in Tachezi treft hij een solist die op één lijn opereert.

Fris en levendig klinkt de muziek in handen van Goodman. Misschien weet hij niet steeds optimaal te fraseren, soms overaccentueert hij ook wat. Maar hij ging voor de opname naar St. Lawrence Whitchurch waar een niet zo lang geleden gerestaureerd orgel is dat Händel nog zelf moet hebben bespeeld. Misschien is solist Nicholson wat te bescheiden in de uitwerking van de improvisaties, maar verder is hier sprake van heel levendige, stijlvolle verklankingen met als bonus het harpconcert dat precies krijgt wat het nodig heeft. Het passagewerk is steeds op virtuoze wijze goed verzorgd, de langzame delen bezitten een passend karakter en de dansen krijgen zwier mee.

Echt bijzonder zijn de uitvoeringen onder Huggett. Zij minimaliseerde de orkestpartij tot één stem per partij en David Halls speelt dienovereenkomstig op een Fama/Klop kamerorgel van Nederlandse origine. Dat leidt alles bijeen tot een winst aan helderheid zonder dat het concertante karakter, de intensiteit of – waar nodig – het drama daaronder te lijden heeft. Probeer in dit verband de finale van op.4/5. Zelfs op de ogenblikken dat de solist slechts door zes instrumenten wordt begeleid blijft de muziek evocatief en weelderig. 

Wie het harpconcert los van de orgelconcerten wenst, is het beste bediend met Marisa Robles/Brown. Anders blijven Ursula Holliger/Pinnock en Frances Kelly/Goodman de aangewezen oplossing.

 

Conclusie

 

Primair gaat het tussen Koopman, Pinnock en Goodman en wat de harp aangaat vooral om Robles. Maar probeer voor zover mogelijk ook wat anderen.

 

Discografie

 

Compleet nr. 1-16

 

1968. Simon Preston met het Menuhin festival orkest o.l.v. Yehudi Menuhin. EMI 572.676-2 (2 cd’s) en 572.637-2 (2 cd’s).

 

1983. Simon Preston met The English concert o.l.v. Trevor Pinnock. Archiv 469.358-2 (3 cd’s).

 

1996. Bob van Asperen met het Orchestra of the Age of Enlightenment. Virgin 545.174-2.

 

Opus 4 en 7

 

1958. Karl Richter met het Münchens Bachorkest. Teldec 4509-97900-2 (3 cd’s).

 

1959. Edward Power Biggs met het Londens filharmonisch orkest o.l.v. Adrian Boult. CBS 77358, Philips AY 835.533 (3 lp’s).

 

1963. Marie-Claire Alain met het Kamerorkest Jean-François Paillard o.l.v. Jean-François Paillard. Boston Skyline 850133 (3 cd’s). 

 

1966. Eduard Müller met de Schola cantorum Basislisiensis o.l.v. August Wenzinger. Archiv 431.335-2 (3 cd’s).

 

1968. Simon Preston met het Menuhin festival orkest o.l.v. Yehudi Menuhin. EMI 572.676-2 (2 cd’s) en 572.637-2 (2 cd’s).

 

1973.  George Malcolm met de Academy of St. Martin-in-the-Fields o.l.v. Neville Marriner. Decca 458.333-2 (8 cd’s).

 

1975. Daniel Chorzempa met Concerto Amsterdam o.l.v. Jaap Schröder. Philips 442.263-2, Pentatone PTC 5186-103/4 (2 cd’s).

 

1975. Herbert Tachezi met Concentus musicus Wenen o.l.v. Nikolaus Harnoncourt. Warner 4509-91188-2 (2 cd’s).

 

1977. Lionel Rogg met het Kamerorkest Toulouse o.l.v. Georges Armand. EMI 767.169-2 (3 cd’s).

 

1982. Geneviève Soly, Denis Bédard, André Laberge en Robert Girard met het Ensemble Carl Philipp Emanuel Bach o.l.v. Jean-François Rivest. Analekta FL 23152-5.

 

1983. Simon Preston met The English concert o.l.v. Trevor Pinnock. Archiv 469.358-2 (3 cd’s).

 

1984. Ton Koopman met het Amsterdam Baroque orchestra. Warner 0630-17871-2, 2564-62760-2 (2 cd’s).

 

1993. Jaroslav Tuma met de Virtuosi di Praga o.l.v. Oldrich Vicek. Supraphon 11.1494-2 (3 cd’s).

 

1996. Paul Nicholson en Frances Kelly (hp)  met het Brandenburg Consort o.l.v. Roy Goodman. Hyperion CDA 67291/2, CDD 22052 (2 cd’s). 

 

Opus 4

 

1967. Rudolf Ewerhart met het Colegium aureum. Duitse Harmonia Mundi 05472-77433-2.

 

1982. Simon Preston met The English Concert o.l.v. Trevor Pinnock. Archiv 413.465-2 (2 cd’s).

 

1995. Henning Wagner met de Pretoria Chamber Players o.l.v. Georg Fritzsch. Querstand VKJK 9702.

 

1996. Bob van Asperen met het Orchestra of the Age of Enlightenment. Virgin 545.174-2.

 

1996. Simon Lindley met Northern Sinfonia o.l.v. Bradley Creswick. Naxos 8.553835.

 

2003. Matthew Halls met Sonnerie o.l.v. Monica Huggett. Avie AV 2055.

 

2007. Richard Egarr met de Academy of Ancient Music. Harmonia Mundi HMU 80.7446.

 

Opus 7

 

1982. Simon Preston met The English Concert o.l.v. Trevor Pinnock. Archiv 413.468-2 (2 cd’s).

 

1996. Bob van Asperen met het Orchestra of the Age of Enlightenment. Virgin 545.236-2 (2 cd’s).

 

2008. Richard Egarr met de Academy of Ancient Music. Harmonia Mundi HMU 80.7447/8 (2 cd’s).

 

Nr. 13-16

 

1996. Bob van Asperen met het Orchestra of the Age of Enlightenment. Virgin 545.236-2 (2 cd’s).

 

Harpconcert

 

1941. Marcel Grandjany met het Boedapest kwartet. Bridge 9077.

 

…… Ursula Holliger met I Musici. Philips 420.718-2.

 

…… Ursula Holliger met het Münchens kamerorkest o.l.v. Hans Stadlmair. Orfeo C 454971.

 

…… Nicanor Zabaleta met het Paul Kuentz kamerorkest o.l.v. Paul Kuentz. DG 431.339-2 (3 cd’s).

 

1964. Marie-Claire Jamet met het Paul Kuentz kamerorkest o.l.v. Paul Kuentz. Vox …..

 

1965. Lily Laskine met het Jean-François Paillard kamerorkest o.l.v. Jean-François Paillard, Erato 3984-22029-2 (3 cd’s), 2292-45562-2, 0630-13740-2.

 

1974. Lily Laskine met Toulouse kamerorkest o.l.v. Louis Auriacombe. EMI 565.335-2.

 

1979. Catherine Michel met het Luxemburgs omroeporkest o.l.v. Louis de Froment. Vox CD3X 3019 (3 cd’s).

 

1980. Marisa Robles met de Academy of St. Martin-in-the-Fields o.l.v. Iona Brown. Decca 425.723-2.

 

1983. Ursula Holliger met The English concert o.l.v. Trevor Pinnock. Archiv 469.358-2 (3 cd’s).

 

1987. Andrew Lawrence-King met het Taverner Consort  en Players o.l.v. Andrew Parrott. Virgin 557.876-2, 482.043-2, EMI 769.853-2.

 

1990. Andrew Lawrence-King met Symphony of harmony and invention o.l.v. Harry Christophers. Coro COR 16028, Collins 70162 (2 cd’s).

 

1991. Claudia Antonelli met het Kamerensemble Innsbruck o.l.v. Hans Ludwig Hirsch. Frequenz CBA 1, Europa 350246.

 

1992. Andrea Vigh met het Boedapest strijkorkest o.l.v. Károly Botvay. Capriccio 10485.

 

1995. Jutta Zoff met de Staatskapel Dresden o.l.v. Heinz Rögner. Berlin Classics BC 9313-2.

 

1995. Andrew Lawrence-King met Harp consort. Duitse Harmonia Mundi 05472-77366-2.

 

1996. Frances Kelly  met het Brandenburg Consort o.l.v. Roy Goodman. Hyperion CDA 67291/2, CDD 22052 (2 cd’s). 

 

2001. Maxine Eilander met Tafelmusik o.l.v. Jeanne Lamon. Analekta AN 29811.

 

2003. Marielle Nordmann met het Auvergne orkest o.l.v. Jean-Jacques Kantorow. Virgin 562.218-2 (2 cd’s).

 

2005. Giovanna Pessi met Ricercar consort o.l.v. Pierre Pierlot. Mirare MIR 009-2.

 

2007. Margret Köll met Divina Armonia. Passacaille 944.

 

2008. Maxine Eilander met Seattle Baroque o.l.v. Stephen Stubbs. Atma ACD 22541.