HÄNDEL: GIULIO CESARE
In de titelrol van Händels Giulio Cesare hebben we in de loop van de (fonografische) geschiedenis zelfs bassen (Cesare Siepi, Boris Christoff, Norman Treigle), baritons (Dietrich Fischer Dieskau), alten, mezzo’s (Montserrat Caballé, Martine Dupuy, Jennifer Larmore, Ann Murray, Marijana Mijanowic, Marie-Nicole Lemieux, Kristina Hammerström), sopranen (Angelo Manzotti) gehad voordat de contratenoren- en alten zich in terecht op historische fundamenten gegrondveste uitvoeringen definitief doorzetten.
Achtergronden
Rond 1720 was Händels naam en daarmee zijn reputatie in de Londens muziekwereld verzekerd en met zijn vijfde opera – Giuliu Cesare - voor de Royal Academy zorgde hij haast voor een sensatie. Dat was deels mede te danken aan de grote kwaliteiten van de hoofdrolvertolkers, de castraat Senesino en de sopraan Francesca Cuzzoni, maar vooral ook aan de weelderige muziek en de bijzondere melodische inventiviteit.
Zo werd Giulio Cesare in Egitto, door Händel in 1724 gecomponeerd het waarschijnlijk fraaist gewrochte voorbeeld van een heroïsch ideaal. Weelderig dus maar ook exotisch, getuigend van een nieuw soort orkestrale brille, zorgend voor een fraai theaterspektakel was deze opera meteen een groot succes. Monsieur de Fabrice, een hoveling, berichtte dat de zevende voorstelling even druk bezocht was als de eerste.
In het werk wordt verhaald van Caesars Egyptische veldtocht toen Cleopatra aan de zijde van haar broer Ptolemeus daar heerste. Met alle machinaties van dien. Deze plus de verleiding door en de liefde voor Caesar vormen de kern van de handeling. Natuurlijk doet Händels muziek recht aan het formaat van dit emotionele drama. Hij schrijft er zijn beste muziek voor en doet dat met begeleiding van een dubbel orkest, waaronder een podiumorkest met strijkers con sordini, theorbe, harp en concertante viola da gamba voor Cleopatra’s ‘V’adoro, pupille’.
Opvallend is trouwens de concentratie op solo aria’s: Cleopatra en Caesar nemen er elk acht voor hun rekening. De rol van Cleopatra is een van de mooiste en dankbaarste uit het hele repertoire van Händel. Hoogtepunt is met name haar recitatief en aria uit de tweede akte “Se pietà di me non sento” waarin ze klaagt over haar lot, zint op wraak en verlangt naar Caesars liefde. Opmerkelijk in de begeleide recitatieven is het aantal verrassende modulaties terwijl de vocale lijnen zelf langer en complexer zijn dan in welke van zijn andere opera’s ook. De partituur is ook opvallend dankzij een reeks heel dramatische tussenspelen, zoals de luidruchtige “Battle Symphony” aan het begin van de derde akte waarin het conflict tussen Achilla en de medestanders van Ptolemeus wordt geschetst en de heel inventieve orkestratie, met name in Caesars “Va tacito e nascosto” uit de eerste akte, een kernachtige aria waarin de verwijzingen naar de jacht worden begeleid door een pittig hoornobbligato.
Frappant genoeg is de titelheld – oorspronkelijk vertolkt door de castraat Senesino – in Hayms tekst onderontwikkeld. Gelukkig compenseerde Händel dat royaal!
Dit is in zoverre een problematische opera, dat de problemen rond de ideale bezetting bijna altijd tot ongelukkige compromissen leiden. Degenen die stoer aan authenticiteitsproblemen hechten hebben het ’t makkelijkst: voor hen komt het er niet zozeer op aan wat de stemkwaliteiten zijn, als het maar geen mezzosopraan of bariton in de titelrol is maar liefst een castraat of anders tenminste een countertenor. Men kan zich achteraf toch afvragen of een kernachtige bas met een fluwelig timbre en veel zangtechnische buigzaamheid niet een authentieker profiel aan deze waarlijk keizerlijke rol verleent.
Händels grootste heroïsche opera biedt niet minder dan acht belangrijke figuren op het toneel en het orkest is ongeveer het omvangrijkste dat hij ooit hanteerde. Dat, plus de inbreng van Francesca Cuzzoni als Cleopatra en de castraat Francesco Bernardi alias Senesino als Caesar, twee achttiende eeuwse supersterren, katapulteerde het werk destijds ver in de populariteit. Ook nu nog staat het werk in hoog aanzien, maar dan vooral op basis van de kwaliteit der muziek die geen zwak moment kent en die gedurende vier uur het ene hoogtepunt op het andere laat volgen.
In wezen gaat het bij deze opera om een viering van de grote macht van seks die wordt belichaamd door de oneindig
verleidelijke Cleopatra.
De cd opnamen
Sinds in 2006 over deze opera een Mini Vergelijking werd gepubliceerd, is het een en ander veranderd. Genoeg voor een uitgebreider herwaardering al komen daarbij niet alle bestaande opnamen aan bod, maar concentreren we ons op de belangrijkste.
De tijden dat deze opera in Duitse of Engelse vertaling werd gezongen, lijkt voorbij. Maar voor wie het werk eens wil horen met een bariton in de titelrol om te ervaren of dat toch niet eigenlijk voor een evenwichtiger en juister personenbeeld zorgt, zou toch zeker een keer moeten luisteren naar de opnamen van Richter, Leitner en Rudel. Bij laatstgenoemde horen we Norman Treigle als echt imperiale Caesar precies karakteriserend, Beverly Sills als jeugdige, soepel zingende en virtuoze Cleopatra, een ware coloratuur nachtegaal.
Bij de uitgaven met mezzosopraan voor de titelrol overtuigt die met Jennifer Larmore als krachtige, ook in vocaaltechnisch opzicht imposante persoonlijkheid met de ideale gouden klankmiddelen in de titelrol. Barbara Schlick als verbeeldingsvolle, geschakeerde Cleopatra met milde stem, Marianne Rørholm als Sesto en gedirigeerd door René Jacobs uitstekend. Larmore toont veel brio en een haast manlijke weerbaarheid in haar cruciale titelrol en als Cleopatra ontwikkelt Barbara Schlick zich vanuit een ijzige onschuld via het nodige pathos tot verleidelijke insinuatie. Derek Lee Ragin zet een sinistere, figuurlijk giftige Tolomeo neer; Bernarda Fink is een niet te versmaden Cornelia, Marianne Rørholm een dito Sesto. Markant is ook de bas Furio Zanasi als Achilles. De begeleiding is in handen van een authentiek instrumentarium en klinkt bij toerbeurt heel teer en dramatisch in vrij brede tempi die spreiding naar een (gratis) vierde cd met een extra aria van de dienaar Nireno mogelijk maakte, zodat we ook nog Dominique Visse te horen krijgen. noodzakelijk maakte. Jacobs zorgt voor heel fraai achttiende eeuwse theatersfeer.
De opname van de Beierse Staatsopera uit 1994 verscheen pas in 2002 op cd. Jammer dan Ivor Bolton nogal wat coupures aanbracht en de tweede akte op het verkeerde moment laat eindigen. De aria van Caesar ‘Va tacito e nascosto’ gaat in razende vaart. Het enige echte glanspunt wordt verzorgd door Susan Gritton als Cleopatra in haar aria ‘Se pietà’. Verder kan deze uitgave beter meteen worden vergeten. En natuurlijk: men mag wat toegeeflijker zijn bij een zaalopname, maar toch.
Een goede indruk maakt de eveneens op muzikale authenticiteit gerichte, contrastrijke, klassiek getinte lezing met countertenor James Bowman als Caesar die alleen al qua klank scherp contrasteert met de Cleopatra van Lynne Dawson maar qua uitstraling wat tekort schiet in expressie. Guillemette Laurens gaat het meer om zekerheid dan om expressie en van dirigent Jean-Claude Malgoire krijgen we een eerder klassiek dan barok muziekbeeld voorgezet. Jammer dat hij wat coupures in de recitatieven aanbrengt.
De aanpak van Marc Minkowski kent nogal wat extremen en eigenzinnigheden wat leidt tot opwindende dramatiek enerzijds en ontroerende tragiek anderzijds; ook in de tempokeus komen uitersten voor: een subjectieve, soms haast romantische visie, maar wel steeds in een barok kader. Mooi is dat hij de zangers de da capo gedeelten mooi laat versieren. Dat was najaar 2001 al in de Amsterdamse Stadsschouwburg te horen, alleen was daar Marijana Mijankovic vervangen door Natalie Stutzmann. In de opname horen we Mijankovic als Caesar.
Kožená is een verleidelijke, soms wanhopige Cleopatra, Mijanovic een gedecideerde, maar ook kwetsbare Caesar, Anne Sofie von Otter een uitblinkster in de (helaas) kleine rol van Sesto (luister naar haar in ‘V’adoro pupille’ en ‘Piangerò’) en des te spijtiger dat haar tweede aria in de eerste akte ‘Tu la mia stella sei’ is geschrapt en Charlotte Hellekant als uitmuntende Cornelia.
Dat ook met volslagen onbekende namen een prachtuitvoering tot stand kan worden gebracht, bewijst de opname van George Petrou die al fraaie opnamen van Arianna en Tamerlano maakte en zich derhalve tot de Händelspecialisten mag rekenen. Deze is gebaseerd op opvoeringen in Thessaloniki van de Urtext versie. Net als Minkowski neigt hij wel tot extreme tempi, maar dat valt te vergeven, zelfs wanneer sommige uitgebreide secco recitatieven een vloeiender verloop hadden kunnen krijgen.
Daar staat dan weer de fraaie inbreng van de continuogroep met 2 klavecimbels en theorbe tegenover.
Emanuela Galli heeft als Cleopatra goed begrepen dat het uitoefenen van macht door blijken van seksuele uitstraling heel essentieel is in deze opera. In de eerste akte klinken haar nummers gracieus en heel koket, maar geleidelijk wordt haar toon sensueler, getuige ‘V’adoro pupille’ om tenslotte echt gepassioneerd te worden in ‘Se pietà’ en ‘Piangerò’, heel persoonlijk en intens voorgedragen. In deze laatste aria vallen hooguit haar zuchten en zwijmel uit de toon.
Incidenteel zijn trouwens sommige da capo versieringen ook wel wat overdreven.
Naast haar zet de Zweedse mezzosopraan Kristina Hammerström een krachtige Caesar neer met nu eens fijne verinnerlijkte momenten en dan weer heldhaftige. Verder horen we een waardige, maar wat tamme Cornelia van Irini Karaianni, een superieure insinuerende Tolomeo van de androgyne alt Romina Basso en de ideale Sesto van Ellen Nesi, een der besten ooit. Zo werd dit een levendige, doorleefde en van dramatische flair vervulde vertolking.
Haast louter positiefs is ook te melden over Alan Curtis, die zorgvuldig, oprecht te werk gaat en het werk echt volledig weergeeft. De bezetting is heel homogeen met Nicole Lemieux als degelijke, stevige Caesar, Karina Gauvin als als gestaalde, welsprekende Cleopatra, Emöke Baráth als frisse Sesto en Romina Basso als ongeforceerde Cornelia.
De begeleidingen zijn heel attent en gedifferentieerd, nooit opdringerig met zorg voor Händels tempo indicaties. Dat helpt de zangers om alle aandacht te richten op expressie. Ook het orkestje op het podium in ‘V’adoro pupille’ klinkt precies in de juiste dimensie. Is er dan geen enkel minpuntje? Ja: sommige versieringen klinken in de langzamere aria’s nogal slordig en terloops. Maar verder alle waardering.
beeldopnamen
Veel hangt natuurlijk weer af van de inbreng van regisseur, decorbouwer en kostuummaker; het zal daarom niet verbazen dat weer van heel wat vervreemding van het originele concept sprake is bij de diverse opnamen.
Richard Hickox treffen we ineens in Sydney aan de andere kant van de wereld aan waar hij aan de opera deze opname maakte in een decor van hieroglyfen en gevuld met soldaten in quasi Egyptische outfit; de zangers zijn in tijdeloze kleding gehuld met toestemming van regisseur Peter Butler. Hickox pakt de muziek fris en monter aan en houdt gelukkig met zijn moderne orkest rekening met barokgewoonten. Graham Pushee is een voor een countertenor krachtige, dominante Caesar die daarenboven heel mooi articuleert en erg virtuoos en wendbaar zingt. Tegenover hem staat Yvonne Kennyals erg goed zingende Cleopatra vol glamour. Ze krijgt van de dirigent alle ruimte om die ten toon te spreiden. Cornelia is met rijke stem gezongen en als een standbeeld optredend door Rosemary Gunn. Hierna valt de nogal schelle Sesto van Elizabeth Campbell wat tegen.
Gewoon tegenvallend over de hele linie is de productie uit het Liceu theater in Barcelona met Michael Hofstetter. De solisten worden opgejaagd, maar erger zijn de ingrepen van regisseur Herbert Wernicke die er zelfs muziek uit andere opera’s van Händel – Rinaldo, Orlando en Tolomeo – met de haren bijsleepte en ook toestand dat de aankleding wat vreemd aandoet met de suggestie van fascistoïde militairen en de andere kostuums hooguit vaaglijk iets Egyptisch hebben. Dat Ewa Podles als Cornelia de uitblinkster onder de zangers is zegt verder genoeg, hoe aardig Flavio Oliver (Caesar) en Elena de la Merced (Cleopatra) ook zingen.
Er waren drie dvd’s voor nodig, maar daarvoor heb je dan ook wat: de opvoering onder de muzikale leiding van William Christie uit Glyndebourne helemaal in stijl en daarbij niet alleen musicologisch verantwoord, maar zoals eigenlijk steeds bij deze ervaringsdeskundige ook levendig en verfrissend.
Sarah Connolly die als een jongensachtige Caesar oogt overtuigt vocaal in hoge mate en heeft de heel helder zingende Danielle de Niese tegenover zich als nogal provocerende Cleopatra. Ook Patricia Bardon (Cornelia) en Christophe Dumaux (Tolomeo) laten in geen enkel opzicht steken vallen. Gemusiceerd wordt over de hele linie uitstekend.
Alleen: daar is de regie opvatting van David McVicar, die de Romeinse heerscharen uitdost als soldaten van het Britse leger in India in de negentiende eeuw, ook al wekken pilaren en bogen op de achtergrond de suggestie van stijlvollere oude tijden. Iedere akte kreeg een eigen cd, wat ruimte laat voor een interview met de Niese op nr. 1 en op de derde voor een documentaire van Ferenc van Damme onder de titel ‘Entertainment is not a dirty word’. Een geheel dat met enige voorzichtigheid dient te worden benaderd…..
Harmonia Mundi toog naar Kopenhagen om in het Koninklijk Deens Theater de productie (net als in Sydney, maar nu wat zwaarder, dramatischer van toets) van Francisco Negrin vast te leggen met Lars Ulrik Mortensen als dirigent. De muziek is door de regie weinig aangetast, maar het toneelbeeld is weer nogal modernistisch. Het blijkt dat Andreas Scholl als Giulio Cesare intussen niet alleen meer heel fraai zingt, maar ook redelijk acteert. Maar in wezen maakt Inger Dam-Jensen met de wisselende emoties die ze in haar rol van Cleopatra legt feitelijk meer indruk. Tuva Semmingsen blinkt uit als Sesto, luister maar naar haar ontroerende ‘Cara speme’; Christopher Robson moet het meer van zijn acteren dan van zijn zingen hebben als Toloeo. En Mortensen leidt het geheel keurig vanachter het klavecimbel. Het gehalte is hier tenslotte net iets bovengemiddeld.
De Parijse productie van Laurent Pelly waaraan Emmanuelle Haïm haar medewerking verleende, is gesitueerd in de voorraadkamer van een museum voor oudheden met bustes van Caesar en beelden van Pompeï die door een curator worden bekeken en gecatalogiseerd en ingepakt waarna sjouwers ze kunnen vervoeren. Tot die inventaris behoort vanzelfsprekend ook Egyptische kunst. In die omgeving komen de dramatis personae tot leven, ook al verschijnen ze als geesten die het museumpersoneel niet kan waarnemen, maar wel ogen als Romeinen en Egyptenaren. In dat gezelschap is countertenor Lawrence Zazzo een werkelijk keizerlijke verschijning die prachtig zingt en acteert.
In de Parnassus scène uit de tweede akte zien we zowaar vrouwen in barokkostuum bij een barok schilderij van een Arcadisch tafereel. Daar zingt Natalie Dessay – helaas nodeloos bekkentrekkend en als Cleopatra verschrikkelijk hersenloze nymfomane vrouw – haar ‘V’adoro pupille’. Letterlijk en figuurlijk nogal karakterloos en daarmee het geheel tot een onbelangrijke voorstelling reducerend, hoe goed de overige zangers ook zijn.
Alle bewondering voor de als steeds geanimeerd, genuanceerd en mooi fraserend te werk gaande dirigente (die wel aan Händels orkestratie prutste), maar te redden is deze poging daarmee niet.
Wie geen bezwaar heeft tegen een Engelstalige versie zou met aarzeling Charles Mackerras kunnen proberen. Daarbij gaat het om een goed ingespeelde productie van de English National Opera die zowel op cd als op dvd is uitgebracht. Op dvd zien we de productie van John Copley. Van een streven naar authenticiteit is geen sprake, erger nog: bijna de hele rol van Sesto is geëlimineerd, recitatieven zijn bekort en veel van Caesar’s rol is getransponeerd. Maar de decors van John Pascoe zijn stijlvol en Janet Baker is natuurlijk een voortreffelijke Händelvertolkster; ze zingt met warme stem, kent zwierige momenten, toont élan en zorgt voor fraaie versieringen. Minder goed vergaat het James Bowman met zijn hier weinig fraaie stem als Ptolemeus, al acteert hij goed. Valerie Masterton klinkt fraai als Cleopatra, maar maakt een wat al te zelfbewuste indruk. Doorleefd is Sarah Walker als Cornelia, Della Jones een voortreffelijke Sesto en John Tomlinson een tamelijk melodramatische Achilles.
Conclusie
Bij de cd uitgaven gaat het tussen Petrou, Curtis en Minkowski; Jacobs en Malgoire zijn nu wat op de achtergrond geraakt. Bij de dvd opnamen heeft Christie nog steeds de neus voor.
Discografie
1950. Cesare Siepi, Renata Tebaldi met het Ensemble van de San Carlo Opera Napels o.l.v. Herbert Albert. Walhalla WLCD 0024 (2 cd’s).
1955. Boris Christoff, Franco Corelli, Fedora Barbieri, Onelia Fineschi, Mario Petri met het Ensemble van de Opera Rome o.l.v. Gianandrea Gavazzeni. Andromeda ANDRCD 5079 (2 cd’s).
1966. Boris Christoff, Lydia Marimpietri, Oralia Dominguez, Giorgio Santi met het Ensemble van Theater La Fenice, Venetië o.l.v. Nicola Rescigno. Mondo Musica MFOH 10041 (2 cd’s).
1967. Norman Treigle, Beverly Sills, Maureen Forrester, Beverly Wolff, Spiro Malas, Dominic Cossa met het Ensemble van de New York City opera o.l.v. Julius Rudel. RCA GD 8618-2 (2 cd’s).
1967. Montserrat Caballé, Huguette Tourangeau, Kostas Paskalis, Simon Estes met het American Opera society orkest o.l.v. Arnold Gramm. Gala GL 100.551 (2 cd’s).
1989. Martine Dupuy, Raquel Pierotti, Giuseppe de Matteis, Josella Ligi met het Orkest Pro Arte Bassano o.l.v. Marcello Panni. United Classics T2CD 2012121, Nuova Era 686365 (3 cd’s).
1991. Jennifer Larmore, Barbara Schlick, Bernards Fink, Marianne Rørholm, Derek Lee Ragin, Dominique Visse met Concerto Köln o.l.v. René Jacobs. Harmonia Mundi HMU 90.1385/7 (4 cd’s).
1994. Ann Murray, Susan Gritton, Christopher Robson, Patricia Bardon met het Beiers Staatsorkest o.l.v. Ivor Bolton. Farao B 108090 (3 cd’s).
1995. James Bowman, Lynne Dawson, Guillemette Laurens, met La Grande écurie et la chambre du roy o.l.v. Jean-Claude Malgoire. Astrée E 8558 (3 cd’s).
1997. David Sabella, Sujung Kim, Malin Fritz, Robert Crowe, Johnny Maldonado met het Ensemble van de Virginia Opera Association o.l.v. Peter Mark. Koch 37406-2 (2 cd’s).
2002. Marijana Mijanovic, Magdalena Kožená, Anne Sofie von Otter, Charlotte Hellekant, Alen Ewing met Les musiciens du Louvre o.l.v. Marc Minkowski. Archiv 474.210-2 (3 cd’s).
2006. Kristina Hammerström, Emanuela Galli, Mary-Ann Nesi, Irini Karaianni met het Patras orkest o.l.v. George Petrou. MDG 609.1604-2 (3 cd’s).
2008. Angelo Manzotti, Alexandra Zabala, Paola Pittaluga, Patrizia Bozzo met Concento Ecclesiastico o.l.v. Luca Franco Ferrari. Musimedia 2042-3 (3 cd’s).
2011. Marie-Nicole Lemieux, Karina Gauvin, Romina Basso met Complesso Barocco o.l.v. Alan Curtis. Naïve OP 30536 (3 cd’s).
In het Engels
1984. Janet Baker, Christopher Booth-Jones, Sarah Walker, Della Jones, Valerie Masterson, James Bowman, John Tomlinson met het Ensemble van de English National Opera o.l.v. Charles Mackerras. EMI 769.760-2 (3 cd’s).
1984. Janet Baker, Valerie Masterson, Sarah Walker, Della Jones met het Ensemble van de English National opera o.l.v. Charles Mackerras. ArtHaus 100.308 (dvd).
In het Duits
1965. Walter Berry, Hans Bruno Ernst, Christa Ludwig, Fritz Wunderlich, Lucia Popp met het koor van de Beierse omroep en het Münchens filharmonisch orkest o.l.v. Ferdinand Leitner. Verona 27035/7 (3 cd’s).
1969. Dietrich Fischer-Dieskau, Tatiana Troyanos, Julia Hamari, Peter Schreier met het Münchens Bachorkest en –koor o.l.v. Karl Richter. Archiv 477.5647 (3 cd’s).
Video
1994. Yvonne Kenny, Graham Pushee, Andrew Dalton, Elizabeth Campbell, Rosemary Gunn met het Ensemble van de Australische Opera o.l.v. Richard Hickox. Euro Arts 205359-9 (2 dvd’s).
2004. Flavio Oliver, David Menéndez, Ewa Podles, Maite Beaumont met het Ensemble van het Liceu theater Barcelona o.l.v. Michael Hofstetter. TDK DVWW-OPGES (2 dvd’s).
2005. Jeffrey Gall, Susan Larson, Mary Westbrook-Geha, Lorraine Hunt met de Staatskapel Dresden o.l.v. Craig Smith. Decca 071-408-9 (2 dvd’s).
2005. Sarah Connolly, Angelika Kirschlager, Danielle de Niese, Christopher Maltman met het Ensemble van de Glyndebourne Opera o.l.v. William Christie. Opus Arte OA 0950D (3 dvd’s).
2005. Andreas Scholl, Inger Dam-Jensen, Randi Stene, Tuva Semmingsen met Concerto Copenhagen o.l.v. Lars Ulrik Mortensen. Harmonia Mundi HMD 990.9008/9 (2 dvd’s).
2011. Lawrence Zazzo, Natalie Dessay, Isabel Leonard, Dominique Visse met het Ensemble van de Parijse Opéra o.l.v. Emmanuelle Haïm. Virgin 709.399-9 (2 dvd’s).