Verg. Discografieën

JANÁČEK: GLAGOLITISCHE MIS

JANÁČEK: GLAGOLITISCHE MIS

 

Overdadige cascades en fanfares van de blazers omramen de bijzondere Glagolitische mis die met zijn ritmische energie een heel  oorspronkelijk concept is, ook al zijn er verzonken contemplatieve momenten. Van de oud-Slavische taal (Glagol) gaat ook een aparte bekoring uit; Hier verbindt deze zich met een onbeperkt autonome muziek die de luisteraar in de ban neemt. “Ik ben geen oude man en ik ben niet gelovig – totdat ik dat zelf inzie”, zei de componist na de première tegen een criticus.

 

Achtergronden

 

Gedurende enige jaren dirigeerde Janáček in Brno een mannenkoor en het is dus niet zo verwonderlijk dat koorwerken het grootste bestanddeel vann zijn oeuvre vormen. Zijn meesterwerk in dit genre is de Glagolitische mis. Hij componeerde het merendeel van deze Glagoliltsche mis in 1926, maar het materiaal van drie van de delen schreef hij al in 1907. Al betitelde hij het werk als mis, toch is het allerminst conventioneel. In plaats van de Latijnse tekst koos de componist voor Oudkerkslavisch, vandaar ook de titel Glagolitisch.

Voor hem was de wierook van de kathedraal de geur van de bossen bij zijn favoriete buitenverblijf Luhačovice waar hij inspirerende wandelingen in de bossen maakte en waar hij zijn beminde Kamila trof. “Ik voelde een kathedraal groeien uit het enorme uitspansel van dat bos. De kerkklokken zijn de bellen van de schaapskudde en er zijn kaarsen van de sterren die de toppen van hoge dennen beschenen.  Nu hoor ik de stem van een aarts priester in de tenorsolo, een maagdelijke engel in de sopraanstemmen van het koor. Ik krijg een visioen van St. Wenceslas en ik hoor de taal van de missionarissen Cyrillus en Methodius’.

Te oordelen uit zijn brieven aan Kamila stelde de componist zich dit werk voor om bij hun trouwen te gebruiken. 

Deze pantheïstische kijk op de liturgie versterkt de elementaire eigenschappen van dit buitengewone werk.

De toonzetting van de woorden is haast explosief en verre van voorspelbaar. Zo wordt het nieuws van de wederopstanding van Christus gefluisterd en niet triomfantelijk gescandeerd. Feitelijk worden veel van de mysteries uit het Credo met abrupte onderbrekingen met pedaalpauken en orgel door het orkest vertolkt.

Geleidelijk aan is het werk ook internationaal gangbaar geworden in het twintigste eeuwse koorrepertoire, al is dat veelal niet in de oorspronkelijke versie. Vanwege problemen met de repetitie werden revisies aangebracht en is de oorspronkelijke visie enigszins getemperd.

 

De opnamen

 

Het was Rafael Kubelik die als een der eersten de mis in het Westen op hoog vertolkingsniveau her en der introduceerde. Zijn opname uit 1964 legt daar nog getuigenis van af.

Het Brighton Festival koor heeft wat moeite met een eigen karakter van de mis en Rudolf Kempe onderstreept vooral de lyrische kanten daarvan. De vier solisten voldoen heel goed, maar Teresa Kubiak is de meest imposante onder hen. De positieve, blije kanten van het werk worden hier onderstreept.

De louter Tsjechische affaire van Vaclav Neumann verloopt langs goede banen, maar gaat que felheid en expressie niet tot het uiterste.

Het is een typisch Engelse kijk op deze mis dir Simon Rattle laat horen. Maar het mankeert in zijn interpretatie niet aan rauwe energie en gusto. Vooral Felicty Palmer is een geëngageerde soliste met een Slavisch randje aan haar toon. Ook veel lof voor het kooraandeel. Hij plaatst het werk in een pantheïstisch licht.

Volgt een reeks van goede, maar niet uitzonderlijk pakkende lezingen van Klaus Tennstedt, Michael Gielen, Robert Shaw, Charles Dutoit, Eliahu Inbal, Ladislav Slovak, Riccardo Chailly en Leos Svarovsky. Zij voldoen meest best voor een keertje, maar laten minder diepe indrukken na dan de uitgebreider genoemden.

Charles Mackerras kan gelden als groot Janáček expert. Hij is vertegenwoordigd met twee opnamen, de eerste uit 1984 met een Tsjechisch ensemble, de tweede met een Deens uit 1994. Mackerras koos hier  Paul Wingfields reconstructie van de oorspronkelijke versie. De  die meestal aan het eind wordt uitgevoerd, klinkt hier logisch ook aan het begin. Het effect van deze zeer =betrokken, deskundige uitvoering is nog steeds overweldigend.

Michael Tilson Thomas leidt een kernachtige, krachtige, ook virtuoze vertolking. De beide sopraansoli worden heel idiomatisch en fraai gezongen door Beňačková die hier mooier klinkt dan de meeste van haar collega’s. Gary Lakes zet zijn typische heldentenor ook heel goed, zij het wat minder idiomatisch in.

Ook Kurt Masur droeg twee opnamen met meer dan adequate uitvoeringen bij. De oudste heeft goede studiokwaliteit, de Londense zaalopname geeft blijk van levendiger spanning.

De emotionele kracht van de mis wordt op stralende wijze door een heel goed en homogeen solistenkwartet – met speciale waardering voor Christiane Libor – op gedistingeerde manier door Antoni Wit en zijn ensemble geuit. Een pittige, doorgloeide en redelijk transparante uitvoering.

Wat Marek Janowski te berde brengt, klinkt  te gladjes, mist drama en volledige overgave. Een soort misplaatste energiebesparing.

Dat Chandos, met de voortreffelijke Mackerras al in huis, ook Edward Gardner gelegenheid bood om dit werk in Bergen te registreren, is waarschijnlijk alleen te verklaren uit het feit dat hij daar alle orkestwerken (dit is deel drie daarvan hoewel het in essentie om vocale werken gaat) vastlegt. Maar objectief beschouwd komt ook hij tot heel goede resultaten. Er schuilt urgentie in de aanpak en de Noorse koristen en orkestleden zingen en spelen op de toppen van hun kunnen in de juiste stijl Bij de solisten zijn  Sara Jakubiak en tenor Stuart Skelton die veel indruk maken.

Een welkome bijzonderheid is de uitgave van Tomas Netopil die de nooit eerder opgenomen originele versie uit 1927 gebruikt. Deze is in de door Jiří Zahrádka voorbereide versie elementairder en feller, nog meer vervuld van nerveuze energie en dat zijn ook precies de kwaliteiten en eigenschappen van zijn volbloed dynamische en voortgestuwde Tsjechische realisatie.

 

Video

 

Natuurlijk weet Vaclav Neumann het eigene van de mis in een scherp gedefinieerde weergave goed te vatten. Met de frisse, energieke Gabriela  Beňačková trof hij een ideale soliste.

Maar hier is het opnieuw Charles Mackerras die de beste papieren heeft.

Een iets dramatischer aanpak dan wat Mariss Jansons laat horen, was wenselijk geweest.Misschien wilde hij zijn luisteraars niet met teveel heftigheid confronteren. 

 

Conclusie 

 

Mackerras II (Chandos), Rattle, Wit (als het goedkoper moet) voorop en daarna Gardner, Kubelik en Tilson Thomas vormen ht eerste peloton.

 

Discografie

 

1951. Libuse Domaninská (s), Marie Jurenová (a), Josef Válka (t), Jaroslav Hromádka (bs), Frantisek Michálek (org) met het Brno Omroeporkest en –koor o.l.v. Bretislav Bakala. Supraphon SU 3613-2.

 

1961. Libuse Domaninská (s), Vera Soukopová (a), Beno Blachut (t), Eduard Haken (bs) met het Tsjechisch Zangerskoor en het Tsjechisch filharmonisch ørkest o.l.v. Karel Ancerl. Fidelio CD 1855, Supraphon 110.609-2.

 

1964. Evelyn Lear (s), Hilde Rössl-Majdan (a), Ernst Häfliger (t), Franz Crass (bs) met het Symfonie orkest van de Beierse omroep en –koor o.l.v. Rafael Kubelik. DG 429.182-2,  437.937-2, 463.672-2.

 

1968. Teresa Kubiak (s), Anne Collins (a), Robert Tear (t), Wolfgang Schöne (bs), John Birch (org) met het Brighton festival koor en het Royal philharmonic orkest o.l.v. Rudolf Kempe. Decca 425.624-2, 470.263-2.

 

1978. Gabriela Beňacková-Cápová (s), Vera Soukopová (a), Frantisek Livora (t), Karel Prusa (bs), Jan Hora (org) met het Tsjechisch filhsrmonisch koor en –orkest o.l.v. Václav Neumann. Panton 811.217-2.

 

1982. Felicity Palmer (s), Ameral Gunson (ms), John Mitchinson (t), Malcolm King (bs), Jane Parker-Smith (org) met het Birmingham symfonie koor en –orkest o.l.v. Simon Rattle. EMI 747.504-2.

 

1984. Elisabeth Söderström (s), Drahomira Drobková (a), Frantisek Livora (t), Richard Novák (bs), Jan Hora (org) met het Praags filharmonisch koor en het Tsjechisch filharmonisch orkest o.l.v. Charles Mackerras. Supraphon SU 4042-2 (4 cd’s), 610.237-231.

 

1985. Ameril Gunsson (s), Sheila Armstrong (a), Robert Tear (t), William Shimell (bs) met het Londens filharmonisch koor en –orkest o.l.v. Klaus Tennstedt. BBC Legends BBCL 4208-2.

 

1988.  Solisten   met het Bratislava filharmonisch koor en het SWF omroeporkest o.l.v. Michael Gielen. Intercord CD 860.902.

 

1990. Christine Brewer (s) Marietta Simpson (ms), Karl Dent (t), Roger Roloff (b) met het Atlanta symfonie orkest en –koor o.l.v. Robert Shaw. Telarc CD 80287.

 

1990. Gabriela Beňacková-Cápová (s), Felicity Palmer  (ms), Gary Lakes (t), Anatoly Kotcherga (bs), John Scott (org) met het Londens symfonie koor- en orkest o.l.v. Michael Tilson Thomas. Sony SK 47182.

 

1991. Venceslava Hruba-Freiberger (s), Rosemarie Lang (a), John Mitchinson (t), Theo Adam (bs) met het Tsjechisch omroepkoor en het Gewandhausorkest Leipzig o.l.v. Kurt Masur. Philips 432.983-2

 

1991. Natalia Troitskaya (s), Eva Randová (ms), Kaludi Kaludov (t), met het Montréal symfonie orkest en –koor o.l.v. Charles Dutoit. Decca 436.311-2.

 

1994. Tina Kilberg (s), Randi Stene (a), Peter Svensson (t), Ulrik Cod (bs) met het Deens Nationaal omroepkoor en –orkest o.l.v. Charles Mackerras. Chandos CHAN 9310.

 

1995. Julia Varady (s), Stella Doufexis (ms), Valentin Prolat (t), Peter Rose (bs), Arvid Gast (org) me het Berlijns omroepkoor en het Duitse symfonie orkest Brlijn o.l.v. Eliahu Inbal. Denon CO 18049.

 

1996. Magdalena Hajossoyova (s), Viktoria Stracenská (a), Vilem Pribyl (t), Richard Novak (bs), Ivan Slokol (org) en het Slowaaks filharmonisch koor en –orkest o.l.v. Ladislav Slovak. Regis RRC 2019.

 

1997. Eva Urbanová (s), Marta Benacková (ms), Vladimir Bogachov (t), Richard Novák (bs), Thomas Trotter (org) met het Slowaaks filharmonisch koor en het Weens symfonie orkest o.l.v. Riccardo Chailly. Decca 460.213-2.

 

1998. Eva Drizgova (s), Hana Stolfova (a), Vladimir Dolezal (t), Jiri Sulzenko (bs) Martin Jakubicek (org) met het Tsjechisch filharmonisch koor en het Tsjechisch symfonie orkest Brno o.l.v. Leos Svarovsky. Arco Diva UP 0011.

 

2004. Zdena Kloubová (s), Keren Cargill (ms), Pavol Breslik (t), Gustáv Belácek (bs), David Goode (org) met hert Bron filharmonisch koor en het Londens filharmonisch orkest o.l.v. Kurt Masur. London Philharmonic Orchestra LPO 0029.

 

2009. Christiane Libor (s), Ewa Marciniec (a), Timothy Bentch (t), Wojtek Gierlach (bs), Jaroslaw Melanowcz (org) her het Warschau’s Nationaal filhsrmonisch koor en –orkest o.l.v. Antoni Wit. Naxos 8.572639.

 

2010. Aga Mikolaj (s), Iris Vermillion (a), Stuart Neill (t), Aratunian Kotchinian (bs), Ivetka Apkaina (org) met het Berlijns omroepkoor en –orkest o.l.v. Marek Janowski. Pentatone PTC 5186-388.

 

2015. Sara Jakubiak (s), Susan Bickley (a), Stuart Kkelton (t), Gábor Bretz (bs), Thomas Trotter (org), Bergens kathebraalkoor, Edvard Grieg koor en Bergens filharmonisch orkest en –koor o.l.v. Edward Gardner. Chandos CHAN CHSA 5165.

 

Met onbekende opnamedatum

 

……… Solisten met het Tsjechisch filharmonisch koor en –orkest o.l.v. Wolfgang Sawallisch. Supraphon SU 4140-2 (5 cd’s). 

 

Versie september 1927

 

2013. Andrea Danková (s), Jana Sykorová (a), Tomáš Juhas (t), Jozef Benci (bs), Ales Bárta (org) met het Praags filharmonisch koor en het Praags omroeporkest o.l.v. Tomás Netopil.  Supraphon SU 4150-2. 

 

Video

 

Gabriela Beňacková-Cápová (s), Vera Soukopová (a), Frantisek Livora (t), Karel Prusa (bs), Jan Hora (org) met het Tsjechisch filhsrmonisch koor en –orkest o.l.v. Václav Neumann. ArtHaus 101.535 (dvd).

 

2003. Eva Urbanová (s), Bernarda Fink (a), Leo Marian Vodicka (t), Peter Mikulas (bs), Jan Hora (org) met het Tsjechisch filharmonisch koor en –orkest o.l.v. Charles Mackerras. Supraphon SU 70009-9 (dvd).

 

2012. Tatiana Monogarova (s), Marina Prudenskaja (ms), Ludovit Ludha (t), Peter Mikulás (bs) met het Symfonie orkest van de Beierse omroep en –koor o.l.v. Mariss Jansons. ArtHaus 101.684 (dvd).