Verg. Discografieën

NIELSEN: FLUIT- EN KLARINETCONCERT

 

NIELSEN: FLUIT- EN KLARINETCONCERT 

 

In het midden van de jaren zestig vorige eeuw (met de herdenking van zijn honderdste verjaardag in 1965) won Nielsen eerst in de Angelsaksische wereld, daarna ook in het verdere West-Europese muziekleven eindelijk de erkenning die hij met zijn veel meer dan eclectische en juist vaak heel originele werken verdiende.

 

Achtergronden

 

Feitelijk was de viool Nielsens eerste instrument. Hij speelde op een miniatuurtje in het orkestje van zijn vader in zijn geboortedorp en schreef al op zijn negende dansmuziek voor dat clubje.

Als tiener speelde hij bugel en trombone in een regimentsorkest in Odense. Met die ervaring leerde hij de wereld van zowel strijk- als blaasinstrumenten grondig kennen.

De impuls om voor blaasinstrumenten te gaan schrijven, kreeg de componist (naar het verhaal luidt) na een repetitie van Mozarts Concertante symfonie voor blazers KV in Es KV 297b door het Kopenhaags Blaaskwintet bij een vriend thuis. Terwijl hij meeluisterde naar de discussie over de vertolking en de gebruikte argumenten wat de details aangaat, kreeg Nielsen de idee om net zo’n soort intieme discussie die in en over de kamermuziek van Haydn en Mozart kan worden gevoerd te vertalen in eigentijds Deens idioom

Aanvankelijk beschouwde hij dat als rust en ontspanning na het voltooien van de Vijfde symfonie (1921/2), maar het kwintet ging al gauw een eigen leven leiden. Hoe luchtig en bij vlagen grappig het kwintet ook klinkt, het is ook een knap geconstrueerd werk met iets van Haydns gave om het oor van de luisteraar telkens weer te verrassen terwijl een ‘grondige logica’ (Sibelius) wordt gevolgd.

Nadat Nielsen in 1922 zijn Blaaskwintet had geschreven, besloot hij een concert te schrijven voor elk van de vijf deelnemers van de eerste uitvoering. Helaas kon hij er slechts twee voltooien voordat hij op 66-jarige leeftijd overleed.

Het Fluitconcert FS 119 is een overwegend spiritueel en lyrisch werk en er komen heel bijzondere momenten voor in de tweedelige (maar feitelijk eendelige) structuur.

Het werd in 1926 geschreven voor Holger Gilbert Jespersen die als francofiel een voorkeur had voor het heldere en verfijnde in de muziek. Geen wonder ook dat in het concert toespelingen op Debussy’s Syrinx voorkomen. Het begeleidende orkest heeft bescheiden Mozartiaanse afmetingen., maar bevat verrassend genoeg wel een trombone die in het eerste deel ineens even een belangrijke rol speelt, begeleid door trommelsignalen van de pauken. Naar het lijkt zeer tot verdriet van de fluit.

De solist krijgt hierna veel speelruimte om zich met fantasie en dichterlijkheid te ontplooien en er is een reeks treffende dialogen met andere orkestleden, de klarinet voorop. Na een climax introduceert de solist een mooie, aan de volksmuziek op Funen ontleende melodie in Es. Aan het eind van de finale krijgt de trombone nog een keer het hoogste woord.

Het Klarinetconcert op. 57 FS 129 uit 1928 heet ook ééndelig, maar valt in de gebruikelijke driedelige vorm uiteen; het is heel anders van aard omdat Nielsen hier de onsentimentele hoekigheid van modernisten als Stravinsky omarmt – of parodieert. Het werd tijdens een vakantie in Noorwegen waar hij twee ribben brak bij het skiën geschreven.

Het enigszins met raadsels omgeven werk mag dan misschien moeilijk volkomen te realiseren zijn, maar in handen van heel competente vertolkers is het een ongewoon en meeslepend werk. Aage Oxenvad, voor wie het werd geschreven, moet zo’n uiterst competente instrumentalist zijn geweest. Hij beweerde dat de componist de mogelijkheden van het instrument grondig moet hebben gekend; anders had hij het hem niet zo lastig kunnen maken. Oxenvad omschreef het karakter van de klarinet als ‘tegelijk warmhartig en volslagen hysterisch, het ene ogenblik vriendelijk als balsem, het volgende gillend als een tram op slecht smerende rails’. Op zijn beurt omschreef Nielsen het karakter van de klarinet als ‘trolachtig’.

Net als de trombone in het Fluitconcert heeft de klarinet in zijn concert een alter ego: de kleine trom (liefst zo klein en helder mogelijk). Dat instrument fungeert als een soort handlanger die hem voortdurend verder leidt, mogelijk om hem niet melancholiek te laten worden. Maar tot slot wint een zekere berusting het.

Opvallend detail nog: de tere klarinetsolo vóór de laatste uitbarsting in het allegro is gebaseerd op dezelfde twee noten waarmee Mozarts Klarinetconcert begint. Nielsen moet hebben beseft dat dit het laatste werk was dat Mozart geheel voltooide. Het werk lost tot slot op in glazige, raadselachtige harmonieën van de strijkers.

 

De opnamen

 

Fluitconcert

 

De eerste opname van Holger Gilbert Jespersen is vooral daarom zo interessant omdat hij de fluitist was aan wie het werk in 1926 was opgedragen. Op zijn oude dag had hij wat van zijn virtuoze vaardigheid ingeboet en moest hij voorrang verlenen aan jongeren, maar de in tweeërlei gedaante verkrijgbare blijkbaar eerste(en toch late) opname heeft een hoge documentaire waarde.

Wie het Fluitconcert kent, weet dat het feitelijk alleen door de grootste virtuozen tot in de perfectie kan worden gespeeld. Het is niettemin gedurfd en knap dat zovelen zich eraan wagen. Maar het maakt wel de concurrentie veel groter en zwaarder. Pas wie ver boven de materie staat kan toekomen aan de verbeelding en expressie die de muziek evenzeer nodig heeft.

Over deze barrière struikelen op de keeper beschouwd velen, juist omdat zoveel vergelijkingsmateriaal beschikbaar is. Maar wie hecht aan de authentieke resolute Deense traditie moet in die richting zoeken, misschien niet zozeer bij de matig overtuigende Paul Birkelund maar eerder bij Noam Buchman, Petri Alanko, András Adorjan en Lisa Hansen die echter ook allen de eindronde missen bij gebrek aan super interpretatieve vermogens. 

Omdat het Fluitconcert nogal heen en weer zwerft tussen Gallische esprit en momenten die zijn vervuld van een diep dichterlijk gevoel, is iemand als Patrick Gallois in zoverre in het voordeel dat hij de eerstgenoemde kant erg mooi kan laten uitkomen. Maar de minstens zo belangrijke keerzijde is teveel verwaarloosd.

Bij EMI zijn orkestwerken (geen symfonieën) en concertante werken van Nielsen bijeengebracht op twee plaatjes. Franz Lemmser gaat virtuoos te werk in een lichtvoetige, behendige en alerte interpretatie; hij toont ook gevoeligheid maar haalt toch niet het onderste uit de kan. 

Ook iemand als Toke Lund Christiansen toont zich een uitstekende solist die niet alleen uiterst virtuoos, maar ook met gezag en brille opereert; hij wordt ver boven modaal gesteund door Schønwandt en het orkest.

Sympathiek, maar vrij modaal klinkt  Gareth Davies die best wat assertiever had mogen zijn, net als te trombonist. De opname had wat directer en minder galmend mogen klinken.

Het cd debuut van de Engelse Katherine Bryan, eindproduct van Juilliard en winnares van een BBC Young Musician of the Year concours mag gehoord worden. Kennelijk heeft ze zich al een tijd met het werk beziggehouden en ze is in staat om veel verfijning, fantasie en ook humor in haar vertolking te leggen. Ze kwam daarna ook in Bratislava nog een keer in actie op een verder onbekende uitgave.

In menig opzicht is de verklanking door Emmanuel Pahud haast te mooi om waar te zijn; het lijkt hem haast te makkelijk af te gaan, maar klinkt fantastisch gaaf en waar nodig heel poëtisch. Hij zet meteen heel verleidelijk, haast sensueel in en naar wat volgt kan men slechts met de grootste bewondering luisteren.

 

Klarinetconcert

 

Als vertegenwoordiger van de Franse school lijkt Nielsens idioom voor Louis Cahuzac niet zijn natuurlijke habitat te zijn. Dat is hoorbaar; bovendien klinkt de mono opname verre van fris zodat deze direct afvalt.

In 1954 behoorde Ib Eriksson tot de eersten die het klarinetconcert in al zijn verwarrende slonzigheid volkomen recht deed en nog steeds is het een genoegen om naar hem te luisteren. Hij bracht de strijdvaardige en cholerische eigenschappen van Aage Oxenvad (uit wiens pionierstijd nog een verder onbekende opname bestaat) niet alleen evenwichtig, maar vaardig naar voren. Dat deed ook Stanley Drucker op een helaas niet meer verkrijgbare Sony cd. Een andere Sony, met Hakan Rosengren is door alle problemen bij dat label ook niet meer voor het grijpen.

Iemand als Kjell-Inge Stevensson moet van huis uit doorkneed zijn in deze muziek waarvan hij een heel verdienstelijk beeld geeft zonder echter alles uit de muziek te halen wat erin zit, maar komt wel ver. De begeleidingen van Herbert Blomstedt zijn haast pakkender en keurig verzorgd.

Dat de lijn van Eriksson niet per se hoeft te worden gevolgd om tot fraaie en overtuigende resultaten te komen, toonden ook de Ole Schill en Richard Stolzmann aan, maar de overtreffende trap van die richting leverde heel spontaan en intelligent spelend de lezing van Neils Thomsen die bovendien profiteert van een bijzonder kernachtige begeleiding. De toets is wat lichter en de solist doet geen moeite om het werk mooier te maken dan het is. Zo’n afkeer van overstatement is welkom. Belangrijker is dat hij geen dynamische nuance en expressief detail mist. De uitvoering is heel doorleefd, verbeeldingsvol en pakkend wat mee te danken is aan de zorgzame begeleiding.

Ook Karin Dornbusch behoort tot de vertolkers met deze opvatting. Ze mengt met succes de stormachtige, uitgelaten en lyrische stemmingen tot een goed geheel. Ze speelt met fraaie toon en het hier onbekende orkest weert zich kranig.

De Regis opname van John McCaw klinkt heel decent, maar biedt geen nieuwe inzichten wat de muzikale realisatie betreft.

Kevin Banks is de soloklarinettist van het Bournemouth orkest en hij verzorgt een heel beschaafde, in zekere zin typisch Engelse interpretatie: beleefd terughoudend, maar zonder het gevraagde temperament en vlak van karaktertekening.

Wie de loopbaan van Martin Fröst heeft gevolgd, weet dat hij momenteel in menig opzicht als primus inter pares op klarinetgebied geldt. Dat maakt hij hier geheel waar. Alle aspecten van het opvliegende karakter van het concert worden zorgvuldig en virtuoos aan het licht gebracht. Ook het orkest belicht de muziek grondig tot in de verste hoeken en de BIS opname klinkt mooier dan alle andere.

Van de niet zo gauw beschikbare opnamen schijnt die van Kullervo Kojo ook zeer het aanhoren waard te zijn.

Maar ook zo boven de materie staand, zo stabiel, maar ook zo bedachtzaam zal dit concert niet klinken als in de opvatting van Sabine Meyer. Haast te mooi om waar te zijn, maar in laatste instantie toch zonder duidelijk blijk te geven van de ook aanwezige en belangrijke diepere onderstromen.

 

Conclusie

 

Een beslissende factor bij aanschaf kan de koppeling zijn. Het lijkt erg aantrekkelijk om tenminste beide concerten samen te bezitten. In dat geval ligt EMI (Pahud/Meyer) voor de hand, met bovendien het tot beide concerten inspirerende Kwintet. Of Chandos (Lund Christiansen/Thomsen, klinkt erg goed) met het Vioolconcert. Een dito oplossing, maar dan goedkoper, biedt onder meer Naxos (Davies/Banks).

Los van dergelijke overwegingen zijn het bij het Fluitconcert de absoluut maatgevende uitvoeringen van Holger Gilbert Jespersen en Emmanuel Pahud waarover de liefhebber zou moeten beschikken en die  van Martin Fröst, Ib Eriksson en Niels Thomsen aangaande het Klarinetconcert. 

 

Discografie

 

Fluitconcert

 

1954. Holger Gilbert-Jespersen met het Deens Staatsradio orkest o.l.v. Thomas Jensen. Dutton CDLXT 2505, Decca 480.0041 (2 cd’s).

 

1958. Poul Birkelund met het Deens omroeporkest o.l.v. Thomas Jensen. Danacord DACOCD 354/6 (3 cd’s).

 

1967. Julius Baker met het New York filharmonisch orkest o.l.v. Leonard Bernstein. Sony SMK 47599. 

 

1975. Franz Lemmser met het Deens Omroeporkest o.l.v. Herbert Blomstedt. EMI 569.758-2 (2 cd’s).

 

1989. Patrick Gallois met het Göteborg symfonie orkest o.l.v. Myung-Whun Chung. BIS CD 454, CD 616.

 

1990. Toke Lund Christiansen met het Deens Omroeporkest o.l.v. Michael Schønwandt. Chandos CHAN 8894.

 

1991. Noam Buchman met het Orades filharmonisch orkest o.l.v. Ervin Acél. Olympia OCD 420.

 

1992. Petri Alanko met het Fins Omroeporkest o.l.v. Jukka-Pekka Saraste. Ondine ODE 802-2.

 

1996. András Adorján met het Odense symfonie orkest o.l.v. Osmo Vänskä. Kontrapunkt 32254.

 

1997. Gareth Davies met het Bournemouth symfonie orkest o.l.v. Kees Bakels. Naxos 8.554189.

 

1998. Lisa Hansen met het New York Scandia symfonie orkest o.l.v. Dorrit Matson. Centaur CRC 2442.

 

1999. Jennifer Stinton met het Schots kamerorkest o.l.v. Stuart Bedford. Regis RRC 1126, 1208.

 

2006. Emmanuel Pahud met het Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Simon Rattle. EMI 394.421-2.

 

2010. Katherine Bryan met het Schots Nationaal orkest o.l.v. Paul Daniel. Linn CKD 367.

 

Met onbekende opnamedatum

 

….. Katherine Bryan met het Omroeporkest Bratislava o.l.v. Zuohuang Chen. Premier Recordings PRCD 1026.

 

….. Michael Faust met het WDR symfonie orkest Keulen o.l.v. Alun Francis. Capriccio 10495.

 

…. Per Flemström met het Zweeds omroeporkest o.l.v. Esa-Pekka Salonen. Sony SK 53276.

 

….. James Galway met het Deens Nationaal omroeporkest o.l.v. James Galway. RCA 9026-63432-2 (15 cd’s).

 

Klarinetconcert

 

1947. Louis Cahuzac met het Orkest van de Opera Kopenhagen o.l.v. John Frandsen. Clarinet Classics 0002, Dutton CDBP 9744.

 

1954. Ib Eriksson met het Deens Omroeporkest o.l.v. Mogens Wöldike. Danacord DACOCD 354/6 (3 cd’s), Dutton CDLXT 2505, Decca 480.0041 (2 cd’s).

 

1967. Stanley Drucker met het New York filharmonisch orkest o.l.v. Leonard Bernstein. Sony SMK 47599.

 

1975. Kjell-Inge Stevensson met het Deens Omroeporkest o.l.v. Herbert Blomstedt. EMI 569.758-2 (2 cd’s).

 

1985. Olle Schill met het Göteborg symfonie orkest o.l.v. Myung-Whun Chung. BIS CD 321, CD 616.

 

1990. Niels Thomsen met het Deens Omroeporkest o.l.v. Michael Schønwandt. Chandos CHAN 8894.

 

1996. John Kruse met het Odense symfonie orkest o.l.v. Osmo Vänskä. Kontrapunkt 32254.

 

1997. Kevin Banks met het Bournemouth symfonie orkest o.l.v. Kees Bakels. Naxos 8.554189.

 

1999. John McCaw met het Philharmonia orkest o.l.v. Raymond Leppard. Regis RRC 1208.

 

1999. Richard Stoltzman met het Warschau filharmonisch orkest o.l.v. Lawrence Leighton Smith. RCA 09026-63836-2, Warner 0927-48311-2.

 

2004. Martin Fröst met het Lahti symfonie orkest o.l.v. Osmo Vänskä. BIS SACD 1463.

 

2005. Karin Dornbusch met het Gävle symfonie orkest o.l.v. Petri Sakari. Caprice CAP 21649.

 

2006. Sabine Meyer met het Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Simon Rattle. EMI 394.421-2.

 

Met onbekende opnamedatum

 

….. John Kruse met het Tsjechisch Kamerfilharmonisch orkest o.l.v. Douglas Bostock. Classico CLASSCD 462.

 

….. Janet Hilton met het Schots Nationaal orkest o.l.v. Matthias Bamert. Chandos CHAN 8618.

 

….. Kullervo Kojo met het Fins omroeporkest o.l.v. Ari Rasilainen. Warner 0927-48311-2.

 

….. Anthony Nicholson met het Hallé orkest o.l.v. Mark Elder. Hallé CDHLL 7502.

 

….. Hakan Rosengren met het Zweeds omroeporkest o.l.v. Esa-Pekka Salonen. Sony SK 53276.