Verg. Discografieën

PUCCINI, BOHÈME, LA (geactualiseerd)

PUCCINI: LA BOHÈME

 

De trias van Puccini’s bekendste opera’s (La Bohème, Tosca, Madama Butterfly) die even hardnekkig wordt gekleineerd als onveranderbaar in de gunst van het publek staat, geeft vanuit de fonografische wereld bezien best aanleiding om de in het kielzog van de wereldsuccessen ondergegane gaven van de componist op gepaste manier te beoordelen en te herwaarderen. Met in dit geval La Bohème als uitgangspunt.

 

Achtergronden

 

Puccini’s meesterschap om afgekorte melodische lijnen in de zang- en orkeststemmen te construeren en deze harmonisch parallel te maken, is deels verklaarbaar vanuit een interesse in de voortgang van de muziek buiten de Italiaanse en kan worden gelokaliseerd tussen Debussy en de vroege Stravinsky. Denk aan de gebruikmaking van coloristische en exotische klankkleuren. Maar denk ook aan zijn urbane belangstelling voor het triviaal realistische en voor fin de siècle stemmingen.

Dat alles geeft niet zozeer ruim baan voor vocaal exhibitionisme als wel voor dirigeertechnische detailbezigheden. Dit kan worden geconstateerd aan de hand van drie exemplarische opnamen. Waar zich bij Toscanini met een volkomen vermijden van enigerlei harmonisatie van de tegenstrijdige emotievlakken zoiets als een erotische hysterie ter vervanging van de realiteit der gelieven ontstaat, wordt bij Karajan de sensuele rijkdom van de muziek tot alleen zaligheid verheven. Beecham daarentegen is het kunststuk gelukt om in zijn opname een verband te leggen tussen de beide opvattingen in hun beste momenten. Maar laten we niet op de zaken vooruit lopen. Waarom gaat het bij deze opera? 

Het onderwerp van La Bohème wordt gevormd door het leven in de artistieke wereld aan de rand van de Parijse maatschappij in het midden van de 19e eeuw zoals dat is geschilderd door Henry Murger. Zijn vroegste schetsen van het bohémienleven verschenen voor het eerst in het midden van de jaren 1840 in een krant. De revolutie van 1848 en de vorming van de 2e Republiek deden de belangstelling voor het Parijs herleven dat werd bevolkt door de in de beperkte sociale en culturele wereld van de bourgeoisie gedesillusioneerde intellectuele en artistieke wereld.

Murger maakte van zijn thema een toneelstuk, La vie de bohème dat in 1849 in première ging. Later, in 1851, volgde de novelle Scènes de la vie de bohème die een bestseller werd en waarvan in 1859 en 1872 een Italiaanse vertaling verscheen. Een herdruk uit 1890 was vermoedelijk de stimulans voor een plotselinge belangstelling voor het bohémienbestaan van de Italiaanse operawereld. Twee componisten Leoncavallo en Puccini leken om de eer te vechten, maar hun rivaliteit vertraagde de afwikkeling alleen maar.

Puccini was erg afhankelijk van zijn librettisten. Hij maakte niet alleen gebruik van zijn vertrouwde koppel Illica en Giacosa, maar betrok ook Ricordi in het teamwerk. In 1893 was een eerste gedetailleerd scenario gereed, maar tenslotte werd men het niet eens over de uiteindelijke vorm en dreigde Puccini zelfs het hele project op te geven.

Maar tenslotte was het werk gereed en kon het voor het eerst 1 februari 1896 in het Teatro Regio in Turijn worden opgevoerd; Ricordi publiceerde het werk in 1920.

De handeling is in het kort als volgt: In een koude dakkamer zijn rond 1830 de dichter Rodolfo en de schilder  Marcello bijeen; ze krijgen bezoek van de filosoof Schaunard en besluiten naar een warm café te gaan om feest te vieren. Rodolfo blijft echter achter en blijft achter. Het aan tbc lijdende buurmeisje Mimi klopt bij hem aan om licht te vragen. Een liefdesscène volgt. De tweede akte speelt voor café Momus. Musetta, een vroegere vriendin van Marcello komt met een oude vereerder Alcindoro vlakbij de kunstenaars zitten. De oude liefde jegens Marcello vlamt weer op. Zij volgt hem en laat haar metgezel ontgoocheld achter. De derde akte leidt naar de rand van de stad. In een kroegje verblijven Marcello en Musetta. Op een koude morgen komt Mimi daar Rodolfo zoeken. Hij heeft met haar gebroken vanwege haar ongeneeslijke ziekte die hun geluk verstoorde. De gelieven hervinden elkaar, doch nemen opnieuw afscheid. De vierde akte toont weer het dakkamertje. De vrienden zijn bijeen. Musetta komt binnen met de doodzieke Mimi die na een laatste samenzijn met Rodolfo sterft.

Puccini voorzag La Bohème van meeslepende muziek. Die muziek wordt beheerst door een innige liefdeslyriek, maar deze gaat gepaard met een zeldzame muzikale humor. De instrumentatie is heel vindingrijk, zoals bijvoorbeeld blijkt uit de kerstmarkt scène voor café Momus in de tweede akte. De walsmelodie van Musetta is koket en heel typerend. De muziek bij de derde akte geeft een treffend klankbeeld van de kille, trieste wintermorgen. In de laatste akte wordt de pret van de vrienden onderbroken door de terugkeer van Mimi en met muzikale herinneringen aan de vroegere liefdeslyriek wordt het werk besloten.

 

De opnamen

 

De twee oudste opnamen dateren beide uit 1928. Die van Sabajno is vooral de moeite waard dankzij de ontroerende, meisjesachtige Mimi van Torri, de rest van de bezetting komt tot minder grootse verrichtingen. Als geheel beschikte Molajoli over de betere bezetting met Pampanini, Baracchi en Baccaloni. Een stap voorwaarts biedt hierna Berretoni met zijn registratie uit 1938. Vooral dankzij de dominante aanwezigheid van Gigli als Rodolfo. Maar ook de jonge, hier haast breekbare Albanese in de titelrol is zeer de moeite waard. Daar staan een teleurstellende Benoit van Scattola en een dito Musetta van Menotti tegenover.

Interessant is dan natuurlijk wel weer Toscanini, de dirigent die het werk in 1896 ten doop hield en het pas in 1946 in de V.S. vastlegde. Hij jaagt heel dramatisch en snel – soms te snel voor de zangers – door het werk heen en ontsteekt een heilig vuur. Alleen Baccaloni in de dubbelrol van Benoit en Alcindoro en Albanese als Mimi zijn van zijn kaliber. De overige zangers bij hem zijn tot onbetekendheid gereduceerd, maar het gaat hier natuurlijk wel om een ‘klassieke’ uitgave.

Opvallend groot is het aantal ‘live’ opnamen dat in de loop der tijd in de New Yorkse Metropolitan Opera is gemaakt. Daar dirigeerde Giuseppe Antonicelli in 1947 een uitvoering die in meerdere opzichten interessant is. De jonge Richard Tucker was nieuw in de rol van Rodolfo, maar hij levert hier een inderdaad jeugdige, ongekunstelde topprestatie. Een nog grotere sterallure straalt de Mimi van Bidù Sayo uit, zo charmant en puur komt ze over. Benzell is een wat weinig plooibare Musetta en de dirigent houdt van levendige tempo maar schuwt gelukkig enig rubato niet. Deze opname is altijd overschaduwd door die van Toscanini. Ten onrechte eigenlijk.

Van hier af is het haast interessanter om ons te concentreren op de vertolkster van de tragische Mimirol.

Van Tebaldi bestaan zes Mimi opnamen: twee in mono uit 1951 en vier in stereo uit 1958, 1964, 1965 en 1969. Als lyrisch-dramatische sopraan was zij in wezen niet zo geschikt als Mimi en haar inbreng heeft zeker in de latere opname iets vervreemdends. Het meeste voldoet hoe dan ook – ondanks de mindere geluidskwaliteit – een oudere opname met bovendien de betere bezetting van andere maatgevende rollen: Prandelli als voortreffelijke Rodolfo, Inghillieri als levendige Marcello en Güden als haast Weense Musetta. In de tweede uitvoering is ze overrijp en lichtelijk melodramatisch, maar op een bepaalde manier wel pakkend. Haar Rodolfo – Bergonzi – is eerder de ster van deze opname, natuurlijk met de routinier op het hoogste niveau: dirigent Serafin.

Ook Callas lijkt met haar complexe, onderzoekende aard niet voorbestemd als onschuldige Mimi, maar niettemin maakt ze wat bijzonders van deze rol en is ze heel meisjesachtig. Di Stefano biedt haar als Rodolfo ideaal partij, maar Panerai stelt wat teleur als Marcello en Spatafora is een anonieme Schaunard. Jammer ook dat Votto zo weinig geïnspireerd, prozaïsch dirigeert. Toch een heel memorabele prestatie dankzij Callas.

Sinds jaren prijkt de versie van Beecham hoog op de voorkeurslijsten. Geen wonder, hij behandelt het werk zo geraffineerd, op intieme schaal en liefdevol; hij heeft in De los Angeles en Björling ook twee vrijwel ideale protagonisten. Feitelijk is er nooit een geloofwaardiger Mimi geweest: innemend, prachtig bij stem, vriendelijk en heel kwetsbaar. Ook de jeugdig en vurig klinkende Björling overtreft zichzelf bijkans.

Leinsdorf, op zichzelf geen Puccinispecialist, zorgt niettemin voor een innemende opvoering. Hij houdt als dirigent de touwtjes van de uitvoering te strak in handen, is koel en zakelijk. De bezetting is opvallend, maar homogeen en zingt met verbeelding, warmte en mooie stemmen. Moffo is altijd bijzonder, maar hier niet op haar geïnspireerd best en ook de Rodolfo van Tucker is weinig subtiel en poëtisch. De rest van de bezetting kan het pleit niet meer winnen.

Komen we bij de veelbelovende Freni, die de Mimirol als record wel zevenmaal vereeuwigde, alleen al in 1963 3x. Toen ze het jongst was en haar eerste rol bij Schippers invulde, was ze op haar puurst en subtielst. Haar Rodolfo, Gedda, zingt prachtig maar levert een wat ééndimensionale Rodolfo. Een volgende Rodolfo, Pavarotti was in 1970 gelijkwaardiger en gezien haar partner grootschaliger, maar de Madrileense productie onder Sanzogno is slordig en heeft meer het karakter van een slecht voorbereide gastvoorstelling dan van een serieuze aangelegenheid.

Hetzelfde paar kreeg bij Karajan een herkansing en hoe! De dirigent gunde hen in 1972 onder andere de tijd om hun rollen tot in meer detail subtiel uit te werken; Freni klinkt wat minder puur en onschuldig doch nog wel heel verleidelijk, maar een zeer geïnspireerde Pavarotti had zijn rol hier juist verfijnd en getuigt zelfs van komisch flair. Op de rest van de bezetting is niets aan te merken: Panerai als ideale Marcello, Harwood als onweerstaanbare charmante Musetta, Ghiaurov als ingetogen Colline. Als altijd bij Karajan speelt het rijk en sensueel klinkende orkest in deze elektriserende uitvoering haast de hoofdrol.

Op papier lijken in 1974 de krachtige Caballé en Domingo bij de Draufgänger Solti gepredisponeerd tot een minder gelukkig resultaat, maar dat viel wel mee. Wat haar stemmiddelen betreft blijkt de Spaanse zelfs een der beste Mimi’s, maar haar portamenti doen nogal gemaniëreerd aan. Domingo vermijdt ieder zweem van vulgariteit, Milnes is een intelligente Marcello, Raimondi een nobele Colline.

Als de opname presenter en helderder was geweest, zou de verklanking van Levine een grotere kans hebben gemaakt. De hooguit wat te volbloedig, maar qua stemacteren uitstekende Scotto als Mimi en de waardige, elegante Kraus als Rodolfo worden door een te bleke Marcello van Milnes en Musetta van Neblitt terzijde gestaan. Al te idiomatisch is ook bij Davis het resultaat niet. Positief de mooie Mimi van Ricciarelli. Maar noch Carreras als ongedifferentieerde Rodolfo, noch Putnams afstandelijke Musetta en Wixells geforceerde Marcello overtuigen. De tweede opname van Ricciarelli bij Guadagno stond onder een slecht gesternte en had te lijden onder een bikkelharde Rodolfo van Araiza.

Aan te nemen is dat ook Cotrubas en Kleiber tot een grootste interpretatie komen; alleen: aan deze opname was niet zo gauw te komen.

Volgende teleurstelling is Bernstein, die met langzame tempi veel esprit uit het werk weglaat. Zijn hoofdrolvertolkers Réaux en Hadley stellen danig teleur en dan hoeft het verder niet meer. Bij Conlon is Hendricks een te kleinschalige, te soubretteachtige Mimi, maar hier overtuigt nu juist Carreras weer wel. Humburg houdt erg vlotte tempi aan, Orgonasova is een veelbelovende, maar nog niet ideale Mimi, Gonzales een gedegen Musetta, Previati een goede Marcello, doch Welch een tegenvallende Rodolfo: jammer van deze zo belangrijke rol. 

Bewonderaars van Te Kanawa kunnen gerust zijn. Haar Mimi is zonder meer heel mooi en geloofwaardig. Maar dat kan niet worden gezegd van de Rodolfo van Leech, de povere Musetta van Broglia en de tegenvallende Marcello van Antonucci. Jammer van alle inzichten en moeite van Nagano.

Waarna we bij de twee der recentere versies van Pappano en Chailly komen. Om te beginnen die van de intiemer, subtieler en verbeeldingsvoller en heel geëngageerde Pappano, beschikkend over een subtiel reagerend Londens orkest (!) Vaduva als zich kwetsbaar opstellende, geloofwaardige, maar in vocaal opzicht niet volmaakte Mimi en de zich tweemaal manifesterende Alagna, hier nog bescheidener. Swenson toomt haar dramatische expressie als Musetta goed in. Hampson is een zwierige Marcello, Ramey een contrastrijke Colline. Behalve Alagna horen we ook Keenlyside tweemaal in deze opnamen: als Schaunard bij Pappano en als Marcello bij Chailly, in beide gevallen volmaakt op zijn plaats.

Dan die van de het werk op grote, royale schaal projecterende en objectiverende Chailly met het gevestigde, jonge echtpaar Gheorghiu/Alagna in de hoofdrollen. Rollen die ze met succes invullen. Vooral Gheorghiu imponeert met haar sensuele vertolking van de Mimirol. De Decca opname klinkt guller, opener, directer zodat het gezongene beter verstaanbaar is. De Roemeense klinkt romiger en sensueler en haar presentatie heeft een geweldige uitstraling als tragische heldin; Alagna als Rodolfo is hier heroïscher dan in zijn vier jaar eerder vastgelegde rol bij Pappano. Scano is een lichte, aangename Musetta en Di Candia een zeer goede Schaunard. Chailly huldigt een heldere, briljante en dramatische opvatting en prefereert vlotte tempi.

Daarentegen leidt Zubin Mehta een uitvoering in eerder trage tempi wat een te groot gevoel van algehele loomheid en zwaarte veroorzaakt. Vraagtekens roept a priori ook de dubieuze inzet van Andrea Bocelli als Rodolfo op. Maar objectief beoordeeld brengt hij het er heel goed af. Alle waardering! Wel moet men gesteld zijn op zijn lichte, tamelijk schrille stem. Frittoli is een geloofwaardige Mimi, zij het dat haar vibrato wat fors is. De rest van de bezetting is met een eersteklas Marcello van Gavanelli en een briljante Musetta van Mei keurig in orde. Maar toch haalt het geheel de eindronde niet.

Die eindronde halen Netrebko en Villazon met dirigent De Billy wel, met glans zelfs. De zangers kunnen met eer en roem worden omrankt hier en Gatti dirigeert met veel verve. De bohémiens zijn een levendig, geloofwaardig stel.

Als grote en aangename verrassing geldt dat ook voor het onbekende Amerikaanse team uit Atlanta met Norah Amsellem als kwetsbare Mimi, Spano als voortvarende dirigent en zeker ook de Telarc technici die voor een royale, realistische opname zorgen.

 

Anderstalige uitvoeringen

 

De beide oude versies in het Duits en de nieuwere in het Engels doen langzamerhand wel heel vervreemdend aan. Dat geldt in nog sterkere mate voor die in het Russisch Gelukkig is die gewoonte behalve in de Angelsaksische wereld ook uitgebannen. Voor niet eens zo puristische oren hooguit om ooit als curiosum te beluisteren.

 

Beeldopnamen

 

Indien het een trend is bij operaproducties voor de media, is het een logische: naar verhouding verschijnen de laatste tijd steeds meer dvd opnamen en geleidelijk minder cd opnamen. Ook hier blijkt dat.

De Milanese opname van Karajan uit 1965 is gewoon een nu wat ouderwets, maar o zo effectief aandoende opera verfilming. Zoals zo vaak bij Karajan is van playback bij de tevoren opgenomen film door de zangers sprake. De synchronisatie klopt niet altijd precies en het doet wat vreemd aan te horen hoe schijnbaar moeiteloos fortissimi worden gerealiseerd. De decors van Zeffirelli & Co. Zijn wat uitvergroot voor de gelegenheid en de belichting is ook niet steeds geloofwaardig (teveel als alleen een kaars in beeld is). Maar wat zou het! Het resultaat is namelijk nog steeds een van de beste versies door de vaste, ideaal op elkaar ingespeelde Scalabezetting met jonge Bohémiens: de montere, frisse, zeer innemende Freni aan het begin van haar internationale loopbaan met aan haar zijde de vurige, elegante Raimondi als Rodolfo, een al even sympathieke Marcello van Panerai en Maffeo als even geloofwaardige Schaunard. Ivo Vinco is een fraaie sigaren rokende filosoof Colline en Martino een leuk flirtende Musetta. Karajan lijkt er enorm plezier in te hebben; hij geeft zijn zangers alle ruimte en houdt toch de touwtjes stevig in handen. Dit is een Bohème die heel goed tegen herhaling bestand is.

De voorstelling die een voor kalme tempi opterende Gardelli in 1982 in Covent Garden dirigeerde heeft iets heel traditioneels, waar natuurlijk niets tegen is. Het gaat om een speciaal voor de BBC opgenomen voorstelling in de regie van John Copley in passend rustige decors van Julia  Trevelyan Oman. Hier richt de aandacht zich vooral op de prachtige Mimi van Cotrubas. Naast haar verbleekt de Rodolfo van Shicoff enigszins, hoewel hij op zichzelf best overtuigt. Een meer dan voortreffelijke Marcello werd gevonden in de persoon van Thomas Allen, de Musetta van Marilyn Zschau daarentegen laat teveel tremolo horen. Gwynne Howell en John Rawsley zijn twee heel goede andere bohémiens. De geluidskant van de opname bevoordeelt de zangers die ten opzichte van het orkest nogal luid klinken.

De productie van de San Francisco opera uit 1988 in de regie van Francesca Zambello moet het hebben van de zeer professionele uitstraling van de ervaren, maar dus niet op een jong liefdespaar lijkende Freni en Pavarotti. Vooral Pavarotti is hier als Rodolfo op zijn best te horen, Freni ontroert als zelden tevoren, zelfs nu haar stem niet in optimale conditie is. Derde ster in het gezelschap is de prachtige Colline van Ghiaurov. Paccetti is een goed karakteriserende Musetta, Quilico een treffende Colline. De kleine rollen zijn matig bezet, het toneelbeeld is traditioneel.

Een heel ongewone, modernere benadering volgt Benoit Jacquot met zijn versie van een opvoering in Covent Garden onder Pappano. Hij maakte in 2001 (?) een combinatie van fictie, gelardeerd meet zwart/wit fragmenten van de opname in Abbey Road. De cd versie met een wat andere bezetting is dan al bekend en hier krijgen we achtergrondmateriaal en interviews met de dirigent en de hoofdrolvertolkers te zien van een met veel flair dirigerende Pappano, eerst een Muraro (Angelotti) nuchterweg met een hoofdtelefoon op en vervolgens in kostuum ontsnappend uit de Sant’ Andrea della valle kerk met lange shots van het kerkinterieur. De zwart/wit fragmenten zijn gelukkig kort gehouden, zodat de aandacht echt naar de kostuumvoorstelling gaat, maar ze zijn wel een versterkende factor. Frappant hoe Ruggero Raimondi die aanvankelijk niet geheel overtuigde, hier ineens in beeld met geluid veel beter uit de verf komt, heel sinister. Maar het is vooral Gheorghiu die zich acterend en heel expressief zingend als de stern van de uitvoering ontpopt. De liefdesscènes zijn ontroerend. Ook Alagna is een expressieve, tussen hoop en vrees balancerende Cavaradossi. 

Bij de Scala enscenering uit 2003 zijn we terug in de vertrouwde Kerstwereld van Franco Zeffirelli. Uiterst aangenaam en zonder opgelegde modernistische grillen en fraai om te beleven. De invulling van de meeste rollen is daarmee vergeleken door de bank genomen niet op eenzelfde hoog niveau. Alvarez is een eerder warm getimbreerde competente dan grootse Rodolfo, Gallardo-Domâs laat de beperkingen van haar stemmiddelen doorschemeren, Roberto Serville is een niet erg expressieve Marcello en alleen de Musetta van Hei-Kyung Hong is sprankelend. Maar gelukkig is ook het dirigaat van Bruno Bartoletti heel geanimeerd en stijlvol zodat de balans uiteindelijk tot positief uitvalt.

Verrassend uit Madrid komt een aantrekkelijke versie uit juli 2005. Ook met gelukkig heel traditionele beelden. Alle waardering voor de opzet, de fin de siècle decors van Michael Scott en de regie van Giancarlo del Monaco. De bezetting is om door een ringetje te halen. Terecht is hier Inva Mula de ster van de voorstelling met een hoogst gevoelige, inlevende en doorleefde Mimi die ook duidelijk haar kwetsbare kant toont. Als Rodolfo maakt Aquiles Machado misschien niet de meest dichterlijke indruk, maar hij is met huid en haar in zin rol gekropen en overtuigt zo uitstekend. Andere aangename verrassing is de Marcello van Fabio Maria Capitanucci, een onbekende zanger die hier heel positief opvalt. Hij wordt vergezeld van twee al haast even overtuigende en vooral ook behoorlijk jong klinkende bohémiens: David Menéndez en Felipe Bou. Op een iets teleurstellende walsscène na overtuigt ook de Musetta van Laura Giordano puik. López-Cobos dirigeert met het juiste instinct een heel levendige, genuanceerde opvoering. De video productie van Robin Lough laat eigenlijk geen wens onvervuld.

In de dvd sector komen we Netrebko tweemaal tegen, eerst met Villazón onder Luisetti en daarna in de ook op cd uitgebrachte Salzburg 2012 productie met Beczala onder Gatti. Alleen wie bezwaar heeft tegen de begin twintigste eeuwse set met quasi hippies kan zich beter aan de cd uitgave houden. Wat dat betreft is de versie met Luisetti te verkiezen, anders nauwelijks.

Zeker de moeite waard is ook wat te beleven valt aan de Australische opvoering met Cheryl Barker o.l.v. Julian Smith. Het toneelbeeld van Baz Luhrman is stijlvol en oorspronkelijk zelfs in de verplaatsing van de handeling naar begin jaren vijftig afgelopen eeuw, de muziek klinkt doorleefd. 

De opname uit Oslo van Jensen valt al gauw af vanwege de surrealistische vormgeving en de onbekende solisten.

 

Conclusie

Bij de oudere opnamen verdient het natuurlijk aanbeveling eens kennis te nemen van die van Toscanini. Beecham is ook zonder meer een “must” (misschien in veel opzichten en vooral dankzij De los Angeles nog wel ’t mooist). Maar voor een waardevolle, nieuwere versie komt men onherroepelijk terecht bij Pappano; Chailly, Spano zijn ongeveer evenwaardig, eventueel ook de oudere Schippers die alleen meer bewondering dan liefde wekt. Als nummer drie is geen ontkomen aan Karajan. Het proberen waard zijn tenslotte verder Serafin en Votto.

Aan dvd kant zijn het vooral de opnamen van Karajan, López-Cobos, Gardelli, Smith en Bartoletti die de voorkeur verdienen, maar vergeet zeker Pappano niet.

 

Discografie

 

1928. Rosa Torri, Aristodemo Giorgini, Thea Vitulli, Ernesto Badini, Aristide Baracchi, Luigi Manfrini, Salvatore Baccaloni met het Ensemble van La Scala, Milaan o.l.v. Carlo Sabajno. VAI VAIA 1078, Arkadia 78029 (2 cd’s). 

 

1928. Rosetta Pampanini, Luigi Marini, Luba Mirella, Gino Vanelli, Aristide Baracchi, Tancredi Pasero, Salvatore Baccaloni, Giuseppe Nessi met het Ensemble van La Scala, Milaan o.l.v. Lorenzo Molajoli. Bongiorno GB 1125/6-2 (2 cd’s). 

 

1938. Licia Albanese, Beniamino Gigli, Tatiana  Menotti, Afro Poli, Aristide Baracchi, Duilio Baronti, Carlo Scattola met het Ensemble van La Scala Milaan o.l.v. Umberto Berrettoni. EMI 763.335-2 (2 cd’s), Nimbus NI 7862/3 (2 cd’s), Naxos 8.110072/3 (2 cd’s). 

 

1940. Bidù Sayo, Armand Tokatyan, Annamary Dickie, Giuseppe de Luca met het Ensemble van de Metropolitan Opera New York o.l.v. Gennaro Papi. Walhall WHL 13 (2 cd’s).

 

1942. Grace Moore, Frederick Jagel, Francis Greer, Frank Valentino met het Ensemble van de Metropolitan Opera New York o.l.v. Cesare Sodero. Arkadia GA 2013 (2 cd’s).

 

1946. Licia Albanese, Jan Peerce, Anne MacKnight, Nicolai Moscona, Salvatore Baccaloni met koor en het NBC symfonie orkest o.l.v. Arturo Toscanini. RCA GD 60288 (2 cd’s). 

 

1948. Mimi Benzell, Bidù Sayao, Lodovico Oliviero, Richard Tucker, George Cehanovsky, Frank Valentino, Nicolai Moscona met het Ensemble van de Metropolitan opera New York o.l.v. Giuseppe Antonicelli. Sony 62762 (2 cd’s), West Hill Radio Archives WHRA 6020 (2 cd’s).

 

1950. Elena Rizzieri, Mario del Monaco, Lidia Melisci, Gino Becchi met het Ensemble van het San Carlo theater Napels o.l.v. Vittorio Gui. Golden Melodram GM 6.0020 (2 cd’s).

 

1951. Renata Tebaldi, Giacomo Lauri Volpi, Lidia Ribetti, Tito Gobbi met het Ensemble van het San Carlo theater, Napels o.l.v. Gabriele Santini. Istituto discografico Italiana IDIS 6437/8 (2 cd’s).

 

1951. Bidù Sayo, Giuseppe di Stefano, Lois Hunt, Giuseppe Valdengo met het Ensemble van de Metropolitan Opera New York o.l.v. Fauso Cleva. Bongiovanni HOC 033/4 (2 cd’s).

 

1951. Renata Tebaldi, Giacinto Prandelli, Hilde Gueden, Giovanni Inghilleri, Fernando Corena, Raphael Arié, Melchiorre Luise met koor en orkest van de Accademia di Santa Cecilia Rome o.l.v. Alberto Erede. Decca 440.233-2, Pearl GEM 50165, Naxos 8.110252/3 (2 cd’s). 

 

1952. Rosanna Carteri, Ferruccio Tagliavini, Elvira Ramella, Giuseppe Taddei met het Ensemble van de Italiaanse Omroep Turijn o.l.v. Gabriele Santini. Cetra CDO 30 (2 cd’s), Preiser PR 20039 (2 cd’s).

 

1952. Frances Schimenti, Giacomo Lauri Volpi, Mafalda Micheluzzi, Giovanni Ciavola met het Ensemble van de Opera Rome o.l.v. Alberto Paoletti. Gala GL 100801 (2 cd’s).

 

1952. Licia Albanese, Frank Guarrera, Hilde Güden, Giuseppe di Stefano met het Ensemble van de Metropolitan Opera New York o.l.v. Alberto Erede. Myto 2 CD 023.H072 (2 cd’s).

 

1953. Hilde Güden, Eugene Conley, Jean Fenn, Robert Merrill met het Ensemble van de Metropolitan Opera New York o.l.v. Alberto Erede. Walhall WLCD 0274 (2 cd’s).

 

1956. Victoria de los Angeles, Jussi Björling, Lucia Amara, Robert Merrill, John Reardon, Giorgio Tozzi, Fernando Corena met het RCA Victor koor en orkest o.l.v. Thomas Beecham. EMI 747.235-8, 567.750-2, 556.236-2 (2 cd’s), Naxos 8.111249/50 (2 cd’s). 

 

1956. Maria Callas, Giuseppe di Stefano, Anna Moffo, Rolando Panerai, Manuel Spatafora, Nicolai Zaccaria, Carlo Badioli met het Ensemble van La Scala, Milaan o.l.v. Antonino Votto. EMI 747.475-8, 556.295-2 (2 cd’s), Naxos 8.111332/3 (2 cd’s). 

 

1957. Antonietta Stella, Piero de Palma, Gianni Poggi, Renato Capecchi, Giuseppe Modesti, Giorgio Onesti met het Ensemble van het San Carlo theater Napels o.l.v. Francesco Molinari-Pradelli. Philips 442.106-2 (2 cd’s), GOP 66.376 (2 cd’s).

 

1957. Dorothy Kirsten, Richard Tucker, Laurel Hurly, Ettore Bastianini met het Ensemble van de Metropolitan Opera New York o.l.v. Tibor Kozma, Myto MCD 00129 (2 cd’s).

 

1958. Licia Albanese, Carlo Bergonzi, Laurel Hurley, Mario Sereni met het Ensemble van de Metropolitan Opera New York o.l.v. Thomas Schippers. Sony 88697-80463-2 (2 cd’s), Myto MCD 064332 (2 cd’s).

 

1958. Renata Tebaldi, Carlo Bergonzi, Gianna d’Angelo, Ettore Bastianini, Renato Cesari, Cesare Siepi, Fernando Corena, Louis  d’Angelo met koor en orkest van de Accademia di Santa Cecilia o.l.v. Tullio Serafin. Decca 411.868-2, 425.534-2, 448.725-2 (2 cd’s), Alto ALC 2017 (2 cd’s). 

 

1959. Licia Albanese, Giuseppe di Stefano, Aaudrey Schuh, Giuseppe Valdengo, Arthur Cosenza, Norman Treigle, Warren Gadpaille, Thomas Carter, Harold Crane met het Ensemble van de Opera New Orleans o.l.v. Renato Cellini. Vaia VAI 1188-2 (2 cd’s). 

 

1959. Bidù Sayo, Jussi Björling, Mimi Benzell, Francesco Valentino met het Ensemble van de Metropolitan Opera New York o.l.v. Giuseppe Antonicelli. Myto 91647 (2 cd’s).

 

1960. Montserrat Caballé, Franco Corelli, John Macurdy, David Holloway, Dominic Cossa, Andrij Dobriansky met het Ensemble van de Metropolitan Opera New York o.l.v. Leif Segerstam. Living Stage LS 4035166 (2 cd’s).

 

1961. Victoria de los Angeles, Barry Morell, Heidi Krall, Lorenzo Testi met het Ensemble van de Metropolitan Opera New York o.l.v. George Schick. Myto MCD 00288 (2 cd’s).

 

1961. Anna Moffo, Richard Tucker, Mary Costa, Robert Merrill, Philip Maero, Giorgio Tozzi, Fernando Corena met het Ensemble van de Opera Rome o.l.v. Erich Leinsdorf. RCA 09026-63179-2 (2 cd’s).

 

1961. Alberta Pellegrini, Luciano Pavarotti, Bianca Bellessia, Vito Mattioli met het Ensemble van het Theater Di Reggio Emilia o.l.v. Francesco Molinari-Pradelli. Archipel ARPCD 0487 (2 cd’s).

 

1961. Renata Scotto, Gianni Poggi, Tito Gobbi, Jolanda Meneguzzer e.a. met het Ensemble van de Maggio musicale Fiorentino o.l.v. Antonino Votto. DG 435.715-2, 477.561-2 (2 cd’s). 

 

1962. Victoria de los Angeles, Sándor Konya, Marilyn Horne, Ettore Bastianini met het Ensemble van de Opera San Francisco. GD Stefano GDS 21027 (2 cd’s).

 

1962. Mirella Freni, Nicolai Gedda, Mariella Adani, Mario Sereni, Mario Basiola, Ferrucio Mazzoli, Carlo Badioli met het Ensemble van La Scala, Milaan o.l.v. Thomas Schippers. EMI 769.657-2 (2 cd’s), Butterfly MBCD 007, DA CACD 500.002 (2 cd’s). 

 

1963. Mirella Freni, Hilde Gueden, Kurt Equiluz, Ruggero Raimondi, Rolando Panerai, Giuseppe Taddei, Ivo Vinco met het Ensemble van de Weense Staatsopera o.l.v. Herbert von Karajan. RCA 74321-57736-2 (2 cd’s).

 

1963. Mirella Freni, Luciano Pavarotti, Mariella Adani, Lorenzo Saccomani met het Ensemble van de Opera Genua o.l.v. Manno Wolf-Ferrari. Verona 27079/80 (2 cd’s).

 

1963. Mirella Freni, Gianni Raimondi, Hilde Güden. Giuseppe Taddei met het Ensemble van de Weense Staatsopera o.l.v. Herbert von Karajan. Rodolphe RPC 32512. 

 

1964. Renata Tebaldi, Sandor Konya, Laurel Hurley, Frank Guarrera met het Ensemble van de Metropolitan Opera New York o.l.v. Fausto Cleva. Gala GL 100727 (2 cd’s).

 

1965. Renata Tebaldi, Franco Corelli, Anneliese Rothenberger, Frank Guarrera met het Ensemble van de Metropolitan Opera New York o.l.v. Fausto Cleva, Bongiovanni GAO 107/8 (2 cd’s).

 

1969. Renata Tebaldi, Franco Corelli, Maria Candida, Frank Guarrera met het Ensemble van de Philadelphia Opera o.l.v. Anton Guadagno. Legato SRO 8212 (2 cd’s). 

 

1969. Mirella Freni, Luciano Pavarotti, Rita Talarico, Sesto Bruscantini met het Ensemble van de Italiaanse opera Rome o.l.v. Thomas Schippers. Opera d’oro OPD 7001, Rodolphe RPV 32710/11 (2 cd’s).

 

1970. Mirella Freni, Luciano Pavarotti, Maria Oran, Giuseppe Taddei, Nino Carta, Raphael Arié, Luis Villarejo met koor en het Madrileens Zarzuela orkest o.l.v. Carlo Sanzogno. Butterfly MBCD 007 (2 cd’s). 

 

1970. Mirella Freni, Umberto Grilli, Lucia Cappelino, Mario Sereni met het Ensemble van Theater La Fenice Venetië o.l.v. Oliviero de Fabritiis. Mondo Musica MFOH 10111 (2 cd’s).

 

1972. Mirella Freni, Luciano Pavarotti, Elisabeth Harwood, Rolando Panerai, Nicolai Ghiaurof, Gianni Maffeo, Michel Sénéchal met het koor van de Deutsche Oper en het Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Herbert von Karajan. Decca 421.049-2, 443.204-2, 478.0254 (2 cd’s). 

 

1973. Mirella Freni, Lucia Cappellino, Guido Fabbris, Umberto Grilli, Luigi Borgonovo, Mario Sereni, Virgilio Carbonari met het Ensemble van het La Fenice theater Venetië o.l.v. Oliviero de Fabritiis. Mondo Musica MFOH 10111 (2 cd’s).

 

1974. Montserrat Caballé, Placido Domingo, Judith Blegen, Sherrill Milnes, Vicente Sardinero, Ruggero Raimondi, Noel Mangin met het Alldis koor en het Londens filharmonisch orkest o.l.v. Georg Solti. RCA RD 80371, 74321-39496-2, 88697-57902-2 (2 cd’s). 

 

1974. Montserrat Caballé, Franco Corelli, Dominic Cossa, David Holloway met het Ensemble van de Metropolitan Opera New York o.l.v. John Macurdy. Kiving Stereo LS 4035166 (2 cd’s).

 

1979. Katia Ricciarelli, José Carreras, Ashley Putnam, Ingvar Wixell, Hakan Hagegard, Robert Lloyd, Nazzareno de Angelis met het Ensemble van Covent Garden, Londen o.l.v. Colin Davis. Philips 416.492-2, 442.260-2 (2 cd’s), Decca 478.2494 (2 cd’s). 

 

1979. Ilieana Cotrubas, Luciano Pavarotti, Lucia Popp, Piero Cappuccilli met het Ensemble van La Scala Milaan o.l.v. Carlos Kleiber. Exclusive EX 92T01/2 (2 cd’s).

 

1979. Renata Scotto, Alfredo Kraus, Carol Neblett, Sherrill Milnes, Matteo Manuguerra, Paul Plishka, Italo Tajo met koor en het Nationaal filharmonisch orkest o.l.v. James Levine. EMI 767.388-2, 569.380-2 (2 cd’s). 

 

1982. Eugenia Moldoveanu, Ludovic Spiess,   , Lucian Marinescu met het Ensemble van de Opera Boedapest o.l.v. Constantin Petrovici. Carlton 30367-00547 (2 cd’s).

 

1985. Franciso Araiza, Lucia Popp. Ludwig Baumann, Wolfgang Brendel, Munchens kinderkoor, Koor van de Beierse omroep en Münchens omroeporkest o.l.v. Stefan Soltesz. EMI 723.562-2 (2 cd’s).

 

1987. Barbara Hendricks, José Carreras, Angela Maria Blasi, Gino Quilico, Richard Cowan, Francesco Ellero d’Artegna, Frederico Davia met Frans omroepkoor en Frans Nationaal orkest o.l.v. James Conlon. Erato 2292-45311-2 (2 cd’s). 

 

1987. Angelina Réaux, Jerry Hadley, Barbara Daniels, Thomas Hampson, James Busterud, Paul Plishka, Joseph McKee met koor en orkest van de Accademia di Santa Cecilia Rome o.l.v. Leonard Bernstein. DG 423.601-2, 453.109-2 (2 cd’s). 

 

1990. Luba Orgonasova, Jonathan Welch, Carmen Gonzales, Fabio Previati, Boaz Senator, Ivan Urbas, Richard Novak met het Slowaaks filharmonisch koor en omroeporkest o.l.v. Will Humburg. Naxos 8.660003/4 (2 cd’s). 

 

1990. Daniele Dessi, Alfonso Antoniozzi, Adelina  Scarbelli, Alfonso Marchica met het Ensemble van de Opera Bologna o.l.v. Gianluigi Gelmetti. EMI 476.921-2 (2 cd’s).

 

1991. Veronika Kincses, Peter Dvorsky, Sidónia Haljáková, Balázs Póka met het Nationaal Operakoor en het Omroeporkest Bratislava o.l.v. Ondrej Lenárd. Opus 9156.0931/2 (2 cd’s).

 

1993. Miriam Gauci, Giacomo Aragall, Tom Krause, Vicente Sardinero, Carlos Bergasa, Marcel Rosca, Jan Joris met koor en orkest van de Belgische omroep o.l.v. Alexander Rahbari. Koch Discover 920.107/8 (2 cd’s). 

 

1994. Kiri te Kanawa, Richard Leech, Nancy Gustafson, Alan Titus, Gino Quilico, Roberto Scandiuzzi, Carlos Chausson met het Londens symfonie orkest en –koor o.l.v. Kent Nagano. Erato 0630-10699-2, Warner 2564-68017-9 (2 cd’s). 

 

1994. Carmen Gonzales, Ladislav Hallon, Luba Orgonasova, Fabio Previati met het Ensemble van de Slowaakse omroep o.l.v. Will Humburg. Naxos 8.660003/4 (2 cd’s).

 

1995. Katia Ricciarelli, Francesco Araiza, Lauren Broglia, Stefano Antonucci, Alberto Noli, Paata Burchuladze, Alfredo Mariotti met het Ensemble van de Arena te Verona o.l.v. Anton Guadagno. Koch 31592-2 (2 cd’s). 

 

1995. Leontina Vaduva, Roberto Alagna, Ruth Swenson, Thomas Hampson, Simon Keenlyside, Samuel Ramey, Enrico Fissore met de London Voices en Philharmonia orkest o.l.v. Antonio Pappano. EMI 556.120-2 (2 cd’s). 

 

1998. Angela Gheorghiu, Elisabetta Scano, Roberto Alagna, Roberto di Candia, Simon Keenlyside, Ildebrando d’Arcangelo, Mariotti met het Ensemble van La Scala, Milaan o.l.v. Riccardo Chailly. Decca 466.070-2 (2 cd’s). 

 

1999. Barbara Frittoli, Andrea Bocelli, Eva Mei, Paolo Gavanelli, Natale de Carolis, Mario Luperi, Giorgio Gatti met koor en het Israel filharmonisch orkest o.l.v. Zubin Mehta. Decca 464.060-2 (2 cd’s). 

 

2002. Alexia Voulgaridou, Rolando Villazón, Elena de la Merced, Ludovic Tézier met het Bregenz Festivalkoor en het Weens symfonie orkest o.l.v. Ulf Schiermer. Capriccio 93515.

 

2007. Anna Netrebko, Rolando Villzón, Nicole Cabell, Daniel Boaz met koor en orkest van de Beierse omroep o.l.v. Bertrand de Billy. DG 477.6600, 477.7949 (2 cd’s).

 

2007. Norah Amsellem, Marcus Haddock, Georgia Jarman, Fabio Maria Capitanucci met het Atlanta Symfonie orkest en –koor o.l.v. Robert Spano. Telarc 2CD 80697 (2 cd’s).

 

In het Duits

 

1940. Trude Eipperle, Alfons  Fügel, Hildegard Ranczak, Karl Kronenberg, Georg Hann, Georg Wieter, Karl Schmidt met het Ensemble van de Beierse Staatsopera o.l.v. Clemens Krauss. Preiser 90275 (2 cd’s).

 

1958. Pilar Lorengar, Rita Streich, Sandor Konya,  Hilde Strauch, Dietrich Fischer-Dieskau, Heinz Hoppe met het koor van de Berlijnse Staatsopera en de Berlijnse Staatskapel o.l.v. Alberto Erede. DG 447.832-2 (2 cd’s), Myto 2CD 00313 (2 cd’s).

 

1985. Lucia Popp, Francisco Araiza, Barbara Daniels, Wolfgang Brendel met koor en orkest van de Beierse omroep o.l.v. Stefan Soltesz. EMI 723.562-2 (2 cd’s).

 

In het Engels

 

1997. Cynthia Haymon, Dennis O’Neill, Mary McLaughlin, Alan Opie, William Dazeley, Alastair Miles, Andrew Shore, Mark Milhofer met het Mitchellkoor en het Philharmonia orkest o.l.v. David Parry. Chandos CHABN 3008 (2 cd’s). 

 

In het Russisch

 

1956. Irina Maslennikova, Sergei Lemeshev, Galina Sakharova en Pavel Lisitian met koor en orkest van de USSR Omroep o.l.v. Samuil Samosud. Myto MCD 975.172 (2 cd’s).

 

Video

 

1965. Mirella Freni, Gianni Raimondi, Adriane Martino, Rolando Panerai, Gianni Maffeo, Ivo Vinco en Carlo Badioli met het Ensemble van La Scala, Milaan o.l.v. Herbert von Karajan. DG 073.027-9, 073-4071 (2 dvd’s), 073-4417 (3 dvd’s).

 

1977. Renata Scotto, Luciano Pavarotti, Maralin Niska, Ingvar Wixell met het Ensemble van de Metropolitan Opera New York o.l.v. James Levine. DG 073-4025 (dvd).

 

1982. Ileana Cotrubas, Neil Shicoff, Marilyn Zschau, Thomas Allen met het Ensemble van Covent Garden Londen o.l.v. Lamberto Gardelli. Warner 4509-99222-2 (dvd).

 

1982. Teresa Stratas, José Carreras, Renata Scotto, Richard Stilwell met het Ensemble van de Metropolitan Opera New York o.l.v. James Levine. DG 073-453-9 (dvd).

 

1985. Gwynne Howell, Brian Donlan, John Gibbs met het Ensemble van Covent Garden, Londen o.l.v. Lamberto Gardelli. Warner 4509-99222-2 (2 dvd’s). 

 

1988. Mirella Freni, Luciano Pavarotti, Sandra Pacetti, Gino Quilico, Nicolai Ghiaurof, Stephen Dickson, Italo Tajo met het Ensemble van de opera San Francisco o.l.v. Tiziano Severini. Pioneer PLMCB 00281 (ld), ArtHaus 100.047 (dvd).

 

1993. Cheryl Baker, David Hobson, Christine Douglas, Roger Lemke, David Lemke, Gary Rowley met het Australische opera koor en –orkest o.l.v. Julian Smith. Decca 071-176-3 (vhs), Image RM ID 5784RA, ArtHaus 100.954 (2 dvd’s). 

 

2001. Angela Gheorghiu, Roberto Alagna, Ruggero Raimondi, Maurizio Muraro, David Congelosi, Enrico Fissore, Sorin Coliban, Gwynne Howell met het Ensemble van Covent Garden, Londen o.l.v. Antonio Pappano. BBC/Opus Arte OA 0883D (dvd).

 

2002. Alexia Voulgarido, Rolando Villazón, Elena de la Merced, Ludovic Tézier met het Ensemble van de Bregenzer Festspiele o.l.v. Ulf Schirmer. Capiccio 93515 (dvd).

 

2003. Cristina Gallardo-Domâs, Marcelo Alvarez, Hei-Kyung Hong, Roberto Servile, Natale de Carolis, Giovanni Battista Parodi, Matteo Peirone en het Ensemble van La Scala, Milaan o.l.v. Bruno Bartoletti. TDK DV-OPBOH, ArtHaus 107119 (dvd).

 

2005. Cristina Gallardo-Dom´s, Marcello Giordani, Elena Mosuc, Michael Volle met het Ensemble van de Opera Zürich o.l.v. Franz Welser-Möst. EMI 377.452-9 (dvd).

 

2006. Inva Mula, Aquiles Machado, Laura Giordano, Fabio Maria Capitanucci, David Menéndez, Felipe Bou, Juan Tomás Martinez, Alfredo Mariotti en Federico Gallar met het Madrid symfonie orkest en –koor o.l.v. Jesús López-Cobos. Opus Arte OA 0961D (2 dvd’s).

 

2007. Norma Fantini, Massimiliano Pisapia, Donata d’Annunzio, Gabriele Viviani met het Ensemble van het Puccini festival o.l.v. Stewart Robertson. Dynamic 33564 (dvd).

 

2008. Angela Gheorghiu, Ramòn Vargas, Aïnhoa Arteta, Ludovic Tézier met het Ensemble van de Metropolitan Opera, New York o.l.v. Nicola Luisotti. EMI 217.417-9 (dvd).

 

2008. Anna Netrebko, Rolando Villazón, Nicole Cabell, George van Bergen met koor en orkest van de Beierse omroep o.l.v. Bertrand de Billy. Axiom Films AXM 606 (dvd).

 

2009. Hibla Gerzmava, Ieodor Ilincai, Inna Dukach, Gabriele Viviani met het Ensemble van Covent Garden o.l.v. Andris Nelsons. Opus Arte OA 1027 D (dvd).

 

2011. Takesha Meshé Kizart, Ji-Min Park, Taryn Fiebig, José Carbó met het Ensemble van de Australische Opera o.l.v. Shao-Chia Lü. Opera Australia OPOZ 56017 (dvd).

 

2012. Marita Sølberg, Diego Torre, Jennifer Rowley, Vasilij Ladjuk met het Ensemble van de Noorse Nationale opera o.l.v. Eivind Gullberg Jensen. Electric Picture EPC 01 (dvd).

 

2012. Anna Netrebko, Piotr Beczala, Nino Machaidze, Massimo Cavalletti met het Ensemble van de Weense Staatsopera o.l.v. Daniele Gatti. DG 073-4773 (dvd).

 

In het Engels

 

Melody Moore, Alfie Boe, Hanan Alattar, Roland Wood met het Ensemble van de English National Opera o.l.v. Miguel Harth-Bedoya. Warner 51865-9490-9 (dvd).