Verg. Discografieën

PÄRT: FRATRES

PÄRT: FRATRES

 

Achtergronden

In 1977 schreef Arvo Pärt zijn minimalistische, ritualistische (en ook lichtelijk hypnotiserende) compositie Fratres voor de combinatie van strijkkwintet en blaaskwintet die nog datzelfde jaar door het Ensemble “Hortus musicus’ in Estland werd uitgevoerd. Daarna volgde een reeks variaties op dit gegeven, meest van hemzelf, soms van anderen (bijvoorbeeld Beat Brinner wat de versie voor blaasoctet en slagwerk betreft). Zo heeft Pärt op het thema van dit werk na een uitgave voor strijkers, pauken en xylofoon in opdracht van het Salzburg Festival 1980 dramatischer aandoende variaties voor viool en piano geschreven. Deze werden door violist Gidon Kremer en zijn toenmalige echtgenote Elena Bashkirova op 17 augustus 1980 daar gespeeld. Vervolgens ontstond in Berlijn een plechtiger klinkende versie die weer teruggaat tot de eerste opzet van het werk als driestemmige muziek over een orgelpunt voor zeven oude of moderne instrumenten plus slagwerk voor de 12 cellisten uit het Berlijns filharmonisch orkest.

De eerste opzet is gebaseerd op de herhaling van een thema met een streng hymneachtig karakter dat steeds klinkt boven een continu orgelpunt van een open kwint A-E. Die herhalingen – in het origineel zijn dat er acht – worden gescheiden door al dan niet gesimuleerde paukenslagen en worden telkens een verlaagde of verhoogde terts lager herhaald zodat de klank steeds rijker wordt naarmate het stuk vordert. Het dynamische hoogtepunt wordt logischerwijze bereikt in het midden van het werk waarna de stilte een steeds grote invloed krijgt totdat het eindigt in een sfeer van verstilde spiritualiteit. Het geheel herinnert ver weg enigszins aan Coplands Fanfare for the common man. Het geheel ademt de typische ‘opkomst-en-vertrek’ sfeer die we ook uit de in een dergelijke boogvorm geschreven delen uit sommige werken van Bartók kennen.

De latere versies tonen zonder enige twijfel aan dat goed basismateriaal vrijwel ad infinitum kan worden be- en verwerkt zolang zo’n arrangement maar kleurig genoeg is. Die met een solo instrument als belangrijkste protagonist behouden het formele en harmonische kader, maar stellen bijvoorbeeld de viool en de cello in staat de sombere gedachten te parafraseren. Aan de opzet voor blaasoctet en slagwerk doen bijvoorbeeld paren hobo’s, klarinetten, fagotten en hoorns mee.

Het gaat bij het origineel om een werk met een vrij somber karakter waarin een koraalachtige melodie dus wordt herhaald boven een monotoon gerepeteerde open kwint. De incidentele inbreng van het slagwerk onderstreept het processieachtige karakter van het werk en de titel – broeders – wijst ook op een inspiratie door het monniksleven; het beeld van een rouwstoet van leden van een oude religieuze sekte doemt hierbij haast op voor het geestesoog.

 

De opnamen, tevens conclusie

Vreemd genoeg schijnt geen opname te bestaan van de oerversie voor strijk- en blaaskwintet. Er moet trouwens ook nog een versie voor vioolsolo zijn. Tenzij men nadrukkelijk kiest voor slechts één bepaalde versie van het werk, is het fascinerender om een cd te kiezen met meerdere versies. Wat dat betreft komt de prachtig klinkende Telarc opname van I Fiamminghi onder Rudolf Werthen als eerste keus in aanmerking en de Naxos schijf van de Hongaren als tweede. Een interessante derde optie met twee weer andere versies biedt ECM. Maar probeer ook eens de viool/piano versie met Kremer (ECM), de kwartetdito met het Chilingirian kwartet (Virgin) en de ongewone voor 3 celli (Sony).

 

Discografie

Voor strijkers en slagwerk (1983/91)

Huub Righarts met I Fiamminghi. Telarc CD 80387.

 

Antal Eisrich en Miklós Kovács met het Orkest van de Hongaarse Staatsopera o.l.v. Tamás Benedek. Naxos 8.553750.

 

Tapiola Sinfonietta o.l.v. Jean-Jacques Kantorow. BIS CD 834.

 

Strijkers uit het Orkest van de Hongaarse Staatsopera o.l.v. Tamás Benedek.  Naxos 8.553750.

 

Strijkers uit het Londens filharmonisch orkest o.l.v. Franz Welser-Möst. Virgin 545.338-2, EMI 556.619-2.

 

Voor vioolsolo, strijkers en slagwerk (1992)

Peter Manning en Huub Righarts met I Fiamminghi. Telarc CD 80387.

 

Béla Nagy, Miklós Nagy en Antal Eisrich met het Hongaars Staatsopera orkest o.l.v. Tamás Benedek. Naxos 8.553750.

 

Gidon Kremer en Vadim Sacharov met de Kammerphilharmonie Bremen. Teldec 0630-14654-2.

 

Gil Shaham en Roger Carlsson met het Göteborg symfonie orkest o.l.v. Neeme Järvi. DG 457.647-2.

 

Voor blaasoctet en slagwerk

I Fiamminghi. Telarc CD 80387

 

Leden van het Hongaars Staatsopera orkest. Naxos 8.553750.

 

Voor 12 celli

Leden van het Philharmonia orkest o.l.v. Neeme Järvi. Chandos CHAN 9134.

 

De 12 cellisten uit het Berlijns filharmonisch orkest. ECM 817.764-2.

 

Voor 8 celli (1982)

I Fiamminghi. Telarc CD 80387.

 

Leden van het Hongaars Staatsopera orkest. Naxos 8.553750.

 

Voor strijkers

I Fiamminghi. Telarc CD 80387.

 

Voor strijkkwartet (1989)

I Fiamminghi. Telarc CD 80387.

 

Leden van het Hongaars Staatsopera orkest. Naxos 8.553750.

 

Kronos kwartet. Nonesuch 7559.79181-2.

 

Talinn strijkkwartet. BIS CD 574.

 

Chilingirian kwartet. Virgin 545.023-2.

 

Voor strijkers en harp ad lib

Annemie Neuhard en I Fiamminghi. Telarc CD 80387. 

 

Voor 3 celli

Moray Welsh, Alastair Blayden, Michael Stirling. Sony 61753.  

 

Voor viool en piano (1980)

Gidon Kremer en Keith Jarrett. ECM 817.764-2.

 

Voor cello en piano (1992)

France Springuel en Mireille Gleizes. Telarc CD 80387.

 

Tibor Párkányi en Sándor Falvay. Naxos 8.553750.

 

Jiri Bárta en Marián Lapsansky. Supraphon 11.2156-2.