PUCCINI: TURANDOT
Wreedheid in Peking: de ijskoude Chinese prinses Turandot laat iedereen die haar hand dingt een kopje kleiner maken wanneer hij de drie raadsels die zij de huwelijkskandidaat opgeeft niet kan oplossen. Puccini’s laatste, onvoltooide opera vertelt dit sprookje op muzikale wijze na en vormt daarbij meteen een ultieme uitdaging voor elke dramatische sopraan. Maar weinig zangeressen uit elke generatie zijn in staat om aan de haast onmogelijk zware eisen te voldoen die deze rol stelt, ook al is de rol niet bijster lang.
Achtergronden
De bewuste Chinese prinses Turandot is de heldin uit een Perzische vertelling uit 1001 Dag. Carlo Gozzi baseerde hierop zijn schetsachtige commedia dell’arte sprookjesstuk, dat later in het Duits door Schiller werd bewerkt. Al voordat Puccini zich over het onderwerp ontfermde diende het als operastof voor Ferrucio Busoni; hij baseerde zxich nadrukkelijker op Gozzi en verzorgde zelf het libretto. Zijn opera Turandot, “een Chinese fabel” is in twee akten en dateert uit 1917, toen ook de première in Zürich plaatsvond.Turandot, de wrede, kuise prinses laat iedere kandidaat die haar ten huwelijk vraagt en die niet in staat is om de drie raadsels welke zij hem opgeeft op te lossen, onthoofden. Dat lot wordt zojuist aan een jonge Perzische prins voltrokken als Calaf, de zoon van de verbannen Tartaarse koningTimur zich als pretendent meldt. Hem lukt het die raadsels op te lossen. Wanneer Turandot nog aarzelt of ze hem zal aanvaarden, biedt hij haar op zijn beurt een raadsel aan: “Wat is zijn naam?” Liù, Calafs trouwe slavenmeisje wordt gefolterd om haar de naam te ontlokken, maar in plaats van haar geheim prijs te geven, pleegt ze liever zelfmoord. Daar eindigt het werk van Puccini. Turandot capituleert tenslotte en kondigt aan dat zijn naam “Liefde” is. Zo volgt toch nog een happy end. Turandot is een complex psychologisch werk waarin verschrikkelijk sadisme en zelfopofferende toewijding samensmelten. Puccini had moeite met het werk en met name dat mooie slot kon hij niet voltooien voordat hij zelf overleed. Een leerling, Franco Alfano, zorgde in 1924 voor aan de hand van nagelaten schetsen. Het is een waardige poging, maar het resultaat staat op geringere hoogte. Het is achteraf bezien best mogelijk dat Puccini onbewust het werk niet wilde of kon afmaken.Busoni’s Turandot roept een fantasierijke sprookjessfeer op en is dienovereenkomstig vrij luchtig van aard. In plaats van Puccini’s Liù biedt hij Adelma, het dienstmeisje van de prinses. De lichtelijk surrealistische atmosfeer wordt (onbewust?) nog verhoogd wanneer we in het voorspel tot de tweede akte het bekende Engelse liedje Greensleeves herkennen.In tegenstelling tot Gozzi en Schiller zag Puccini in Turandot niet zozeer de koele schoonheid die haar maagdelijke afkeer van het manlijk geslacht achter sadistische wreedheid verbergt, maar een best tot het geven van liefde in staat zijnde vrouw bij wie het onnatuurlijke, bloeddorstige gedrag wordt gemotiveerd door echt Aziatische wraakzucht. De handeling wordt – afgezien van wat veranderingen – op grond van het voorbeeld in geconcentreerde vorm gebracht. Daardoor kon een aantal figuren worden weggelaten. In plaats van de typische commedia dell’arte personen Pantalone, Truffaldino en Brighella duiken in de opera drie binnen het kader van het milieu blijvende bizarre en subtiel komische sprookjesfiguren op: Ping, Pang en Pong.Geen opera van Puccini werd in de loop der tijd zo grondig verkeerd opgevat als zijn onvoltooid gebleven laatste werk. Helaas doen maar weinig opnamen het werk in al zijn aspecten recht. De extremen zijn enerzijds de verheffing van het drama tot een cinemascoop spektakel en anderzijds tot een eenzijdige show voor degene die de titelrol zingt met verwaarlozing van de belangrijke andere ingrediënten.Dat bleek bijvoorbeeld uit het groots aangekondigde opera Event in 1998 toen het werk op het zogenaamd originele toneel van de handeling op het keizerlijk plein van de Ming dynastie in Peking werd opgevoerd. Op TV werd het uitgezonden en uiteraard is er ook een VHS videoregistratie van in omloop, net als een cd opname van RCA. Wie de moeite neemt om die te bekijken en te beluisteren, kan getroost snel vaststellen dat hij niets heeft gemist. Wat de Chinese regisseur Zhang Yimou daar bedacht is niets anders dan een gigantische, doch substantieloze revue montage orgie, die deels blijft steken in een kostuumshow met obligate plankier muziek.Puccini’s weerbarstige, stilistisch veelzijdige late compositie heeft altijd al een hoge prijs moeten betalen voor zijn populariteit: de prijs van het bagatelliseren en de verkitsching. Het exotische karakter voert de meeste regisseurs en decorbouwers op het verkeerde pad – ergens tussen zoetelijke chinoiserie en kras grootbeeld spektakel staan veel doodlopende wegen open.Ook de muzikale opvoeringsgeschiedenis is geplaveid met misverstanden. Dat Puccini tenslotte een twintigste eeuwse componist was, een bewust tijdgenoot en kritisch bewonderaar van Debussy, Stravinsky en Schönberg valt uit de partituur van Turandot af te leiden. Maar te horen valt het in de praktijk helaas maar zelden. Eerder krijgt men de indruk dat de meeste dirigenten niets nalaten om de storende moderniteit van het werk te onderdrukken. Op naar het Land des Lächelns lijkt wel het devies.Arturo Toscanini die 25 april 1926 de postume wereldpremière in de Scala te Milaan dirigeerde, had ons mogelijk uitsluitsel kunnen geven over Puccini’s bedoelingen, maar hij heeft het werk jammer genoeg niet eens fragmentarisch voor de plaat gedirigeerd. Weliswaar was een opnameteam van HMV voor een van de vervolg voorstellingen naar Milaan gekomen, maar toen had Ettore Panizza de leiding al overgenomen en bovendien haperde de techniek. Twee korte koorscènes vormen de schrale oogst van die verre onderneming.De opnamen
Daarentegen zijn de vocale raadsels van Turandot makkelijker op te lossen. Sommige protagonisten van de eerste uitvoeringen lieten zich nog in de jaren twintig van de vorige eeuw met aria’s vereeuwigen en die opnamen verschaffen een enigszins authentiek beeld hoe de opera destijds werd gezongen. Dat de zangers van de Milanese première – Roisa Raisa en Miguel Fleta - geen maat van de partituur hebben nagelaten, valt te betreuren, maar is geen ramp omdat hun bezetting nooit de eerste keus was.Wel waren er opnamen van Lotte Lehmann, Maria Nemeth en Jan Kiepura (Wenen) plus Anne Roselle en Richard Tauber (Dresden). De namen van deze zangeressen geven aan, dat de traditie om de rol van Turandot te bezetten met Brünnhilde stemmen pas na de tweede wereldoorlog is ontstaan. De Hongaarse Roselle was eerder een zuiver lyrische sopraan met een bloeiende hoogte; ze had echter niet de minste moeite met haar rol. Tauber was een nadrukkelijk lyrische Calaf, die de hoge B in Nessun dorma slechts aantipt zoals het in de partituur staat. De eindeloze fermaten die daar zijn ingeburgerd, zijn vooral te danken aan de ijdelheid van latere tenoren.Puccini’s ideale bezetting voor de rol van Turandot was Maria Jeritza, die deze rol echter pas bij de première in New York zong. Als Liù had hij Gilda dalla Rizza voor ogen, als Calaf zag hij liefst Giovanni Martinelli. Maar die werd toen het eindelijk zover was voor de première niet vrijgegeven door de Metropolitan waar hij onder contract stond. Hij zong derhalve zijn latere paraderol pas in 1937 tijdens het seizoen van de kroning in Londen. Maar Puccini’s opera achtervolgde hem wel levenslang. In januari 1967 vierde de 81-jarige zijn onverwachte comeback als Altoum in Seattle.Het schijnt dat Puccini al tijdens het componeren een beroep op de tenor had gedaan. Hij liet hem de aria Nessun dorma op proef zingen en adviseerde hem om deze als een soort droomrelaas op te vatten. Dat Martinelli die raad volgde, blijkt uit de gedocumenteerde gedeelten van die Londense uitvoering; ze zijn nadere studie waard. Verder voelt deze zanger zich blijkbaar het gelukkigst wanneer hij zijn moeiteloze hoog kan laten stralen. In Eva Turner, die reeds in 1928 haar eerste Turandot in Covent Garden had gezongen, vond hij een zeer congeniale partner. Ook zij klinkt geheel moeiteloos in de hoge ligging, maar is ook in de lastige raadselscène een heel fijntjes nuancerende interpreet.De een jaar later door de toenmalige Italiaanse omroep gemaakte eerste echt volledige opname is nu vooral nog van belang vanwege de jonge Magda Olivero, die – nog geen diva – een meisjesachtige en ontroerende Liù zingt. Jammer genoeg imponeren Gina Cigna en Francesco Merli meer met hun vocale stemkracht dan door een fantasierijke faseringskunst. Ook het orkestspel onder Franco Ghione is slechts geroutineerd, het klankbeeld dof en niet vervormingvrij.De vrijwel gelijktijdig in Stuttgart ontstane andere radio opname onder Joseph Keilberth heeft als grote bijzonderheid de Turandot van Maria Cebotari, die met deze rol ook op het toneel veel succes oogstte, terwijl ze in dezelfde periode ook coloratuur rollen als in de Schweigsame Frau van Strauss zong. Deze zangeres had geen technische manipulaties nodig. Haar van nature lyrische stem bezat een enorm projectie vermogen en hoefde geen moment te worden geforceerd. Haar interpretatie bezit een passende scherpte en kernachtigheid. Trude Eipperle, een Duitse Puccini vertolkster van grote faam zorgt als Liù voor een groot contrast. Maar verder wordt de componist tamelijk ruw behandeld. Carl Hauss is een ruwe krachtpatser als Calaf en het orkest slaat zich grof door de partituur.De eerste volledige opname uit de lp periode was een budget productie onder Franco Capuana. Een versie die men licht kon vergeten, ware net niet dat Getrude Grob-Prandl daar de titelrol vertolkte. De volgende opname, die bij Decca verscheen, heeft ook nu nog weinig aan waarde ingeboet. Dat komt omdat Inge Borkh een prachtige Turandot neerzette. Zij had voor de grote vrouwenrollen uit het begin van de twintigste eeuw een bijzonder gevoel. De synthese van archaïsche energie en moderne psychologie komt ook de Chinese prinses zeer ten goede. De Calaf van Mario del Monaco is uit wezenlijk aanzienlijker hout gesneden, maar ten tijde van de bewuste opname verkeerde de stem van deze tenor gelukkig wel in uitstekende conditie. Datzelfde geldt voor Renata Tebaldi’s met weelderige spinto sopraan opererende Liù. Bij de drie ministers, aangevoerd door Fernando Corena’s Pang hoort men duidelijker dan in de meeste andere opnamen de commedia dell’arte herkomst van het stuk. Erede’s vurige en pakkende dirigaat is contrastrijk en plooibaar.De eerste EMI opname is vermoedelijk vooral aan producer Walter Legge te danken. Hij wilde natuurlijk graag zijn beide raspaardjes Maria Callas en Elisabeth Schwarzkopf in een opname combineren. Callas had in 1957 Turandot, ooit een paraderol in haar beginjaren, al lang uit haar repertoire geschrapt en dat ze daar goed aan had gedaan, illustreren de vele gevaarlijk slingerende hoogste tonen. Desalniettemin wil niemand haar interpretatie voor geen geld missen, want deze is rijker aan emotionele en psychologische facetten dan vrijwel alle andere. Ze geeft Turandot een nog sterker profiel dan Nilsson. Schwarzkopfs gemaniëreerdheid past eigenlijk niet zo goed bij Liù, ze is ontroerend doch onidiomatisch, maar contrasteert wel fraai met de zang van Callas en is dus aanlokkelijk. De tenor Eugenio Fernandi, een tussenvak zanger uit de B categorie, heeft het niet makkelijk naast beide prima donna’s, maar hij weert zich dapper. Tullio Serafin let zeer op het detail bij de directie.De maatgevende Turandot is tot op heden steeds Birgit Nilsson geweest. Zij was eenvoudig het beste toegerust voor deze rol. Het is niet zo verwonderlijk dat ze aan liefst zes opnamen meewerkte. Een tweetal studio opnamen omlijst de legendarische live opnamen. Met Leinsdorfs versie voor RCA trad Turandot het stereo tijdperk binnen. De dirigent inspireert het orkest tot een zorgvuldige afwerking en biedt met zeer langzame tempi de zangers de mogelijkheid om hun stemmen optimaal te ontplooien. De over het geheel moeiteloze zang van de drie protagonisten heeft deze opname een soort referentie karakter verleend, ook wanneer niet te ontkennen valt dat het eigenlijke drama hier wat onderbelicht blijft. Nilsson combineert de nodige hardheid en koelheid met belcantistische souplesse; ze zingt met een onverflauwde kracht en een feilloos beheerste toon en vervult de rol met de exact juiste combinatie van kille afzondering en vrouwelijke kwetsbaarheid in al haar versies. De als persoon vrij passief blijvende Calaf van Jussi Björling schittert met genereus legato, terwijl Tebaldi haar eerdere prestatie op Decca hier nog overtreft.Tijdens de opvoeringen in Milaan, Wenen en New York waren afwisselend Giuseppe di Stefano en Franco Corelli de partners van Nilsson. Di Stefano kon Ah non piangere Liù met onvergelijkbare teerheid zingen, terwijl hij in de heroïsche passages op duidelijke – in 1961 in Wenen reeds duidelijk hoorbare - beperkingen stuit. Corelli daarentegen had met Calaf de rol van zijn leven gevonden. Deze was hem als het ware op de stembanden geschreven en zijn imposante verschijning op het toneel heeft zeker nog aan de fascinatie die van hem uitging bijgedragen. Nessun dorma zingt hij met trompetachtige toon en felle energie “Het was ongeveer als bij een stierengevecht,” bericht Nilsson over hun gemeenschappelijke Turandot optredens. Ongeacht dit macho aspect maakt de tenor zich hier niet alleen waar als een ridder van de hoge C maar ook als een subtiel kunstenaar; zijn uitbeelding bezit nuancen die bij andere tenoren ontbreken.Zo opwindend als de New Yorkse vertolking onder Leopold Stokowski ook is, het hoogtepunt uit de discografie wordt gevormd door de Milanese première uit 1964, een waar hoogtepunt uit de geschiedenis van La Scala. De Liù van de Russische Galina Vishnevskaya brengt een muzikale hoogspanning in de uitvoering die ook op haar partners wordt overgedragen. Zij leveren eveneens topprestaties. Dat geldt zelfs voor de voortreffelijke zangers van de kleine rollen, met voorop Nicola Zaccaria als Timur en Renato Capecchi als Ping. De dirigent Gianandrea Gavazzeni die als student de generale repetitie voor de eerste uitvoering had meegemaakt en die als afgestudeerd musicoloog op de hoogte is van de moderne aspecten van de partituur, verleent de voorstelling een hoge mate aan authenticiteit.Francesco Molinari-Pradelli die kort daarop met het stel Nilsson – Corelli Turandot in de studio opnam, bezit geen vergelijkbare achtergrond en is eerder een betrouwbaar pragmaticus. Niettemin behoort de door hem geleide registratie tot de beste. Nilsson en Corelli herhalen hun eerder geroemde prestaties, maar worden hier als verder pluspunt terzijde gestaan door de jonge Renata Scotto als Liù. In deze laatste lyrische rol van een bijna heldin van Puccini is ze ideaal pathetisch en onderdanig. Ze zingt haar twee aria’s met haar gangbare zin voor verfijning: een uitzonderlijke protagoniste die een diep gevoel combineert met veel stilistisch knowhow. Dan begint in de jaren zeventig een nieuw hoofdstuk in de discografie van Turandot. Het wordt vooral gekenmerkt door deels onbevredigende zangprestaties, maar ook door soms groteske foute keuzes bij de bezetting van de titelrol. Dat geldt nog niet voor Maria Slatinaru in een Roemeense opname met de destijds nog heel goed gedisponeerde tenor Ludovic Spiess. Maar de grote multinationale firma’s uit de muziekindustrie zetten bij voorkeur supersterren in die zonder duidelijke ervaring in deze rol verkeerden. Ze zagen blijkbaar niets in de onbekendere, maar wel over die ervaring beschikkende zangeressen als Amy Shuard, Marion Lippert, Hana Janku of Gladys Kuchta.Ingrid Bjoner die heel wat goede voorstellingen als Turandot gaf, is alleen vertegenwoordigd met een stel hoogtepunten in het Duits.Hoe lastiger het werd om adequate bezettingen voor de hoofdrollen te vinden, des te meer verschoof de eerzucht van de producers in de richting van de orkestrale en geluidstechnische kant van de opname. De opnamen van Zubin Mehta (Decca) en Herbert von Karajan behoorden destijds enerzijds tot het eerste garnituur, maar getuigden anderzijds mislukkingen op hoog niveau. Bij beiden verdrinkt het brute, deels ook akoestisch pijnlijke werk in een zee van filharmonische welluidendheid. De destijds wel terecht bejubelde Decca opname heeft in tweeërlei opzicht historische betekenis. Om te beginnen omdat deze een halve eeuw misverstanden rond Turandot illustreert en verder omdat het de laatste opname is waarin geen serieuze vocale tekortkomingen voorkomen. Joan Sutherland was in haar hele, lange loopbaan het toonbeeld van een door ijs omringde prinses, of anders gezegd een granieten standbeeld, Luciano Pavarotti en de te verfijnde Montserrat Caballé waren (en zijn nog) dessert zangers bij uitnemendheid. Dat wil zeggen: men mag geen diepe gevoelens of zelfs dramatische waarachtigheid van hen verwachten. Maar aan de Puccini behoeften van een massaal publiek voldoen ze uitstekend.Bij Karajan gaat de dramatische substantie volledig onder in klankmatige esthetica. Scherpe contouren zoekt men vergeefs, waar felle contrasten zijn gecomponeerd, ontstaat een akoestisch Nirwana. De lakse behandeling van de taal draagt daaraan het zijne bij. Wat betekent de raadselscène als de vragen niet feller worden gesteld? Het heeft absoluut geen zin om een tweederangs Liù als Katia Ricciarelli op te peppen tot een goede Turandot. Ze stelt zich veel te kwetsbaar op en wordt vocaal overmatig zwaar belast; dat is helaas maar al te hoorbaar. Ook is de zeer manlijk klinkende, aartsmuzikale Placido Domingo geen optimale bezetting voor Calaf omdat zijn stem zich boven de A vernauwt. Barbara Hendricks zorgt als een exotische Liù voor een aparte kleur, ze is haast een seksidool met haar verleidelijke gouden tonen en men vraagt zich af waarom Calaf haar in vredesnaam versmaadde. In de kleinere rollen is voor Karajan het duurste nauwelijks goed genoeg. Maar een duidelijke uitbeelding van de karakters komt daardoor niet tot stand.De eerzuchtige Alain Lombard zou misschien best een Karajan willen zijn, maar hij behoort zoals men in Den Haag en omstreken maar al te goed weet eerder tot de soort muzikale houthakkers; zijn Puccini is stijfjes, onsympathiek. Bovendien slepen de tempi bij hem nogal eens. Zijn Turandot is de ervaren Liù vertolkster Montserrat Caballé, wier flegmatieke toneel temperament volkomen ongeschikt is voor deze rol. Men hoort ook dat ze haar stem eigenlijk geweld moet aandoen. Met Mirella Freni als Liù ontstaat een krachtige confrontatie, niet zozeer tussen zwart en wit, maar tussen twee subtiele, niet duidelijk omlijnde karakters. Caballé brengt een element van geheimzinnigheid in en Freni onderstreept meer het dramatische dan het lyrische aspect van haar rol. Bijna de omgekeerde wereld. José Carreras die eind jaren zeventig nog in goede vorm verkeerde, vult de rol van Calaf met temperament en verbeelding in, maar zingt helaas zonder zich blijkbaar van zijn grenzen bewust te zijn. De idiomatisch bezette Mirella Freni lijkt in deze omgeving op een robuustere zuster van Turandot.Na Karajans DG productie verstreken dertien jaar voordat een andere firma zich aan een studio opname van deze opera waagde. Dat de kansen voor een passende bezetting in die tijd beter waren geworden, kan nauwelijks worden gezegd. De bewuste RCA opname kan zichzelf alleen dankzij de tenor legitimeren. Ben Heppner is een eerder lyrische dan heroïsche Calaf, maar zijn muzikale smaak en zijn subtiele fraseringskunst stempelen hem tot een voortreffelijk vertolker van deze rol. Jan-Hendrik Rootering als Timur streeft ook naar een gecultiveerd legato. Margaret Price legt weliswaar als Liù opnieuw getuigenis af van haar grote kunnen, maar het valt niet te ontkennen dat ze te rijp is voor deze rol. Eva Martons impulsieve power Turandot beweegt zich wat de zang zelf betreft vaak over de pijngrens. De nevenrollen zijn gedegen en onopvallend bezet, het dirigaat van Roberto Abbado is een toonbeeld van onverschilligheid. Tien jaar eerder in Wenen toonde Marton nog hoe haar stem toen in veel betere conditie verkeerde, hoewel haar realisatie ook toen niet geheel vrij was van wankelmomenten. José Carreras en Katia Ricciarelli (hier als Liù dus) laten duidelijke blessures zien. Lorin Maazel irriteert door eigenzinnige, vaak als slow motion aandoende brede tempi. Bijna over de hele linie is dit dus ook een teleurstelling.De registratie uit Genua laat met Ghena Dimitrova een Turandot horen die beschikt over een gestaalde stemkracht en een grote dramatische intensiteit. Het langzame, breed uitwaaierende vibrato wijst helaas al op een vroegtijdige slijtage van de stem. Nicola Martinucci als Calaf is een spinto tenor met een behoorlijk doorzettingsvermogen; maar het stralende karakter van zijn stem vertoont weinig glans en veel fantasie toont hij ook niet. Opmerkelijk in deze bezetting is de Liù van de in het belcanto vak doorknede, filigrane sopraan Cecilia Gasdia. In de bijrollen klinkt Roberto Scandiuzzi als Timur als een grote belofte als basso cantante (een belofte die hij sindsdien slechts ten dele heeft ingelost); de veteraan Piero de Palma, die in ongeveer de helft van alle opnamen wel in een of andere rol opduikt, bewijst als Pong eens temeer de schijnbare onverwoestbaarheid van zijn stem en zijn grote muzikale betrouwbaarheid. Aan de lessenaar van het opera orkest uit Genua schildert Daniel Oren Puccini’s partituur met brede streken na. Dat leidt beslist tot effect, maar herinnert toch eerder aan de soundtrack van een Hollywood film.De voorlopig laatste bijdrage aan de Turandot discografie komt dus uit Peking. RCA heeft de soundtrack van die gebeurtenis tot een multimediale presentatie verheven. Zubin Mehta kon bij deze gelegenheid zijn vroegere interpretatie van de opera niet verdiepen, maar moest deze eerder “verbreden”, dat wil zeggen een klanktapijt verschaffen voor een puur optische vertoning. In vocaal opzicht was het geheel acceptabel, mar niet bijster boeiend, laat staan pakkend. Achter Giovanna Casolla’s mooie spinto sopraan, die bij zware belasting gaat flakkeren, staat nog geen gerijpte kunstenaars persoonlijkheid. Typisch: In questa reggia eindigt met een schreeuw. Sergei Larins aantrekkelijke dramatische heldentenor wordt vooreerst nog wat stijfjes en met de weinig fantasie ingezet en aan het eind is zijn stem tamelijk op. Alleen Barbara Frittoli schijnt de bijzonderheden van de Liù partij goed te doorgronden, maar ze heeft een zwaar vibrato en weigert zacht te zingen. Het orkest toont nogal wat ruige trekken. De opname klinkt haast te gespierd, schril en er is weinig ruimte rond de stemmen.Conclusie
De eindbalans: ondanks het grote aantal volledige opnamen is er eigenlijk geen een die van harte kan worden aanbevolen. Het ziet er helaas ook niet naar uit dat die versie spoedig verschijnt. De dirigent die ons Puccini’s strijd om een modern klankidioom zonder voorbehoud voorschotelt, moet nog worden ontdekt. Maar ook als we over hem beschikten, zou hij maar weinig kans hebben om de hoofdrollen optimaal te bezetten. Daarom moeten we voorlopig maar getroost naar Birgit Nilsson teruggrijpen. Wie minder gelukkig is met haar oude live opnamen, is het beste af met haar EMI studio opname, temeer daar de prestaties van haar partners Scotto en Corelli niet zo snel zullen worden overtroffen. De Callas cassette zal toch al niet – en terecht – in een behoorlijke verzameling ontbreken. Ook de opnamen van Erede en Leinsdorf komen voor nadere keus in aanmerking op grond van de persoonlijke prestaties van de zangers in kwestie. O ja, en dan is er nog die Turandot van Busoni. Daarvan leverde Nagano de mooiste versie.Discografie
Eva Marton, Ben Heppner, Margaret Price, Jan Hendrik Rootering met het Münchens omroeporkest o.l.v. Roberto Abbado. RCA 09026-60898-2 (2 cd’s). 1992
Eva Turner, Giovanni Martinelli, Mafalda Favero, GiulioTomei met het Ensemble van Covent Garden Londen o.l.v. John Barbirolli. EMI.1937
Gertrude Grob-Prandl, Spruzzola-Zola, Edoardo Ferrari-Ongaro, Norman Scott met het Ensemble van de Opera La Fenice Venetië o.l.v. Franco Capuana. Melodram. (3 lp’s). 1953
Montserrat Caballé, Luciano Pavarotti, Leona Mitchell, Giorgio Tozzi met het Ensemble van de San Francisco opera o.l.v. Riccardo Chailly. Gala GL 100534 (2 cd’s). 1977
Inge Borkh, Mario del Monaco, Renata Tebaldi, Nicola Zaccaria met het Ensemble van de Santa Cecilia opera Rome o.l.v. Alberto Erede. Decca 433.761-2, 452.964-2 (2 cd’s). 1955
Birgit Nilsson, Franco Corelli, Galina Vishnevskaya, Nicola Zaccaria met het Ensemble van La Scala Milaan o.l.v. Gianandrea Gavazzeni. Rodolphe. (2 cd’s). 1964
Gina Cigna, Francesco Merli, Magda Olivero, Luciano Neroni met het ensemble van de Italiaanse omroep Turijn o.l.v. Franco Ghione. Cetra 5053/4, Ard 2CD 78016 (2cd’s). 1938
Katia Ricciarelli, Placido Domingo, Barbara Hendricks, Ruggero Raimondi met het Weens filharmonisch orkest o.l.v. Herbert von Karajan. DG 410.096-2, 423.855-2 (2 cd’s). 1981
Birgit Nilsson, Jussi Björling, Renata Tebaldi, Giorgio Tozzi met het Ensemble van de Opera Rome o.l.v. Erich Leinsdorf. RCA RD 85932, 09026-62687-2 (2 cd’s). 1959
Maria Slatinaru, Ludovic Spiess, Teodora Lucaciu,Nicolae Florei met het Ensemble van de Roemeense omroep o.l.v. Carol Litvin. IMP Carlton (2 cd’s). 1970
Montserrat Caballé, José Carreras, Mirella Freni, Paul Plishka met het Straatsburgs filharmonisch orkest o.l.v. Alain Lombard. EMI 565.293-2 (2 cd’s). 1977
Eva Marton, José Carreras, Katia Ricciarelli, John Paul Bogart met het Ensemble van de Weense Staatsopera o.l.v. Lorin Maazel. Sony 39160 (2 cd’s) 1984
Joan Sutherland, Luciano Pavarotti, Montserrat Caballé, Nicolai Ghiaurov met het Londens filharmonisch orkest o.l.v. Zubin Mehta. Decca 414.274-2, 443.204-2 (2cd’s). 1972
Giovanna Casolla, Sergei Larin, Barbara Frittoli, Carlo Colombara met het Ensemble van de Maggio musicale Fiorentino o.l.v. Zubin Mehta. RCA 74321-60617-2 (2 cd’s). 1998
Birgit Nilsson, Giuseppe di Stefano, Leontyne Price, Nicola Zaccaria met het Ensemble van de Weense Staatsopera o.l.v. Francesco Molinari-Pradelli. Morgan. (3 lp’s) 1961
Birgit Nilsson, Franco Corelli, Renata Scotto, Bonaldo Giaiotti met het Ensemble van de Opera Rome o.l.v. Francesco Molinari-Pradelli. EMI 769.327-2 (2 cd’s). 1965
Ghena Dimitrova, Nicola Martinucci, Cecilia Gasdia, Roberto Scandiuzzi met het Ensemble van de Opera Genua o.l.v. Daniel Oren. Nuova Era 6786/7, Arts 47257-2 (2 cd’s). 1988
Maria Callas, Luigi Fernandi, Elisabeth Schwarzkopf en Nicola Zaccaria met het Ensemble van La Scala Milaan o.l.v. Tullio Serafin. EMI 556.307-2 (2 cd’s). 1957
Birgit Nilsson, Franco Corelli, Anna Moffo, Bonaldo Giaiotti met het Ensemble van de Metropolitan opera New York o.l.v. Leopold Stokowski. Fabbri Edizioni. (2 cd’s) 1961
Birgit Nilsson, Giuseppe di Stefano, Rosanna Carteri, Giuseppe Modesti met het Ensemble van La Scala Milaan o.l.v. Antonino Votto. Cetra. (3 lp’s). 1958
In het Duits
Maria Cebotari, Carl Hauss, Trude Eipperle, Georg Hann met het Orkest van de omroep Stuttgart o.l.v. Joseph Keilberth. Schwann 31645-2 (2 cd’s). 1938Video
Ghena Dimitrova, Nicola Martinucci, Cecilia Gasdia, Ivo Vinco met het Ensemble van de Opera Verona o.l.v. Maurizio Arena. NVC 4509-99217-3 (vhsS). 1983
Eva Marton, Placido Domingo, Leona Mitchell, Paul Plishka met het Ensemble van de Metropolitan opera New York o.l.v. James Levine. DG 072-410-3 (vhs). 1988
Giovanna Casolla, Sergei Larin, Barbara Frittoli, Carlo Colombara met het Ensemble van de Maggio musicale Fiorentino o.l.v. Zubin Mehta. RCA 74321-60617-2 (vhs), 74321-60719-2 (dvd). 1998
Discografie Turandot van Busoni
Linda Plech, Josef Protschka, Rainer Pape e.a. met het RIAS kamerkoor en het Berlijns radio symfonie orkest o.l.v. Gerd Albrecht. Capriccio 60039. 1992
Mechtild Gessendorf, Stefan Dahlberg, Franz-Josef Selig e.a. met het Ensemble van de Opera Lyon o.l.v. Kent Nagano. Virgin 759.313-2 (2 cd’s). 1991