Verg. Discografieën

POULENC: CONCERTEN (4)

 

POULENC: CONCERTEN

 

Poulenc verenigde in zijn muziek de karaktereigenschappen van kwajongen en monnik. Zijn werken worden gedragen door een positivistische instelling. De poging tot herstel van het evenwicht tussen gevoel en verstand wordt door hem als strengste vertegenwoordiger van de Groupe des six in vaak neoklassieke vorm serieus (maar ook weer niet té serieus) genomen.

 

Achtergronden

 

Poulenc was zelf een best begaafde pianist en alle vier de concerten die hij schreef waren voor een toetsinstrument, te beginnen met het klavecimbelconcert, beter bekend als Concert champêtre, dat hij in 1928 schreef voor Wanda Landowska. Hoewel hij werd geïnspireerd door het voorbeeld van Stravinsky’s Concert voor piano en blazers, is Poulencs eigen vorm van neoclassicisme als contrast een nogal oppervlakkige aangelegenheid waarin het meer gaat om de achttiende eeuwse smaak dan om structurele samenhang. Jammer dat het klavecimbel pervers moet optornen tegen een stevige bezetting met ook koperblazers en slagwerk. Vermoedelijk had de componist een onduidelijke voorstelling van het beperkte aantal decibels dat een klavecimbel kan produceren.

Succesvoller is het Concert voor twee piano’s (1932) waarin Poulenc zijn onbeschaamde eclecticisme royaal botviert, Heel wat genegenheid wordt betuigd aan zijn muzikale voorvaderen (inclusief een substantieel brok Mozart in het elegante langzame deel, een larhetto vol melodische schoonheid), maar dat wordt constant ondermijnd door een schitterende mengeling van roekeloze zotternij, spottende heroïek en Raveliaanse exotica. Al die elementen zijn meteen in het tintelende eerste deel aanwezig.

Zes jaar later, toen de componist was teruggekeerd in de R.K. kerk, schreef hij een concert voor orgel, strijkorkest en pauken dat bestaat “aan de rand van mijn religieuze werken”.

Het is een groots en serieus werk dat ver reikt in zijn exploitatie van de vrijwel eindeloos ver reikende sonoriteiten van het orgel. We komen  de geest van Bach tegen (vooral diens Fantasie in g), maar er is opnieuw ook weer sprake van een overdaad aan bijna incongruente stemmingswisselingen – meditatief, melodramatisch en zelfs speels – binnen de spanne van één continu deel.

Poulencs laatste concert, dat voor piano solo, werd in 1949 geschreven voor het Boston symfonie orkest. Het is niet zo scherp geconcentreerd als het Concert voor twee piano’s en het vertrouwde element van de pastiche (een Mahleriaans tweede deel) heeft hier wat van zijn vinnigheid verloren. Het gaat om een nogal kort driedelig jeu d’esprit in de duidelijk late Poulencstijl. Het Amerikaanse publiek, waarvoor het werk primair was bedoeld, zal tevreden zijn geweest toen het in de finale het liedje Swanee river herkende (of niet).

 

De opnamen

 

In de discografie hieronder zijn de vier werken uitgesplitst, maar het ligt nogal voor de hand om als het om deze materie gaat goede combinaties uit te zoeken met over de hele linie hoogwaardige verklankingen. Zoals altijd zijn lang niet alle genoemde opnamen meer voorhanden (Dante, Philips, dommige Decca’s), andere zullen lastig uit oude voorraden moeten worden geleverd. Ook deze vergelijking kon slechts putten uit een beperkt reservoir. Maar gelukkig blijft veel moois over.

 

Logische combinaties

Als het om het Pianoconcert, het Dubbelconcert en het Orgelconcert samen gaat is de Decca opname met Pascal Rogé, Sylviane Deferne en Peter Hurford een goede keus. Rogé’s geestige voordracht van het ongelijkmatige Pianoconcert, zijn optreden met Sylvaine Deferne in het Dubbelconcert met een passend onstuimige interpretatie en het in de St. Albans abdij – waar Hurford de vertrouwde huisorganist is - vastgelegde Orgelconcert komen met een mooi luchtige begeleiding van Dutoit fraai uit de verf.

Dat Pascal Rogé ook een uitstekende klavecinist is, bewijst hij op een andere Decca cd met een Frans orkest en dezelfde in Frans repertoire doorknede Dutoit. Het resultaat klinkt naar behoren, al had de balans gunstiger mogen uitvallen voor het solo instrument.

 

De beide Rotterdamse opnamen van Conlon zullen officieel wel tot de niet meer leverbare behoren. Duchable (op zichzelf in het soloconcert) en Collard maken van het Dubbelconcert wel een briljant divertissement, maar aan zijn lot overgelaten toont Duchable in het soloconcert een wat flets gezicht. Maar wie van een enigszins onbewogen opvatting houdt, is hier goed bediend.

In het klavecimbelconcert lijkt Ton Koopman zich wat meer gebonden te voelen aan barokke voorbeelden dan dat hij zich uitleeft in onbekommerde Franse frivoliteit.

 

Het Concert champêtre was wel bedoeld voor klaveciniste Wanda Landowska, maar de componist had er gen moeite mee wanneer het met een piano werd uitgevoerd. Die mogelijkheid biedt Stefano Bollani, van herkomst een jazzpianist. Zijn stem is krachtiger dan die van welke klavecinist(e) dan ook en zo verdwijnen balansproblemen als sneeuw voor de zon. Speels, enigszins tongue in cheek gaat de solist de strijd met het orkest aan en het resultaat klinkt heel plezierig.

 

Verrassend goed is ook de RCA opname uit Luik. Zowel Eric Le Sage als Frank Braley toont niet alleen een heel passende opvatting van de pianoconcerten, maar ook de vaardigheid om ze tot in de puntjes te belichten. De interpretaties hebben veel vaart, maar ook charme en esprit.

 

In hoeverre het zin heeft om twintigste eeuwse muziek door de historiserende molen te halen, stelt Jos Van Immerseel hoorbaar ter discussie. Als piano’s koos hij twee mild en warm klinkende Érards uit respectievelijk 1896 en 1904 voor de pianoconcerten en een kopie van een midden achttiende eeuws Frans klavecimbel. Die vleugels zijn niet helemaal congruent met Poulencs spitse invallen en reacties in de snelle delen, maar maken van het langzame deel uit het dubbelconcert een belevenis. Erg mooi op schaal, heel goed van sfeer en passend bij het klankspectrum van de solo instrumenten is ook de attente begeleiding.

Daarmee gaat hij wel een beetje te ver in de tijd terug, maar vergeleken met Landowska’s spijkerkist is het een genot om naar Chroboková te luisteren.

 

Dat het beter, logischer is om nieuwe muziek op een adequaat nieuw instrument en niet op een historisch exemplaar te spelen, bezorgt Elisabeth Chojnacka in het Klavecimbelconcert een voordeel. De goede proporties tussen solist en orkest hebben verder het nodige te danken aan de zorgzame begeleiding van Casadesus jr. en het goede werk van het opnameteam.

Massieve orgelklanken ontleent Philippe Lefebvre aan het orgel uit de Parijse Notre Dame en gelukkig is opnieuw gezorgd voor een goed evenwicht met het orkest. Gelukkig zijn er ook rustiger en dan meteen helderder momenten. Voor welk of wat voor orgel bedoelde de componist het werk eigenlijk. Bijkomend voordeel van deze cd is zijn lage prijs.

 

In de Virginopname laat Gillian Weir het machtige beginakkoord van het Orgelconcert donderen in de Londense Royal Festival Hall. Even lijken Gothische pretenties te worden aangekondigd, maar de sfeer klaart gauw op. Des soliste weet zowel het eenvoudige pathos als de ontwapenende humor van het werk recht te doen in haar beheerste weergave en in de mooie dialoog met het orkest.

Maggie Cole kan, als een energieke muzikale spin het met haar wat spichtig klinkende klavecimbel goed opnemen tegen het eigenlijk te zwaar bezette orkest omdat de technici een goede balans maakten. Jean-Bernard Pommier tenslotte weert zich geestig in het soloconcert. Een minpuntje is de wat dreunende akoestiek.

 

Van de diverse opnamen van het Orgelconcert met Marie-Claire Alain overtuigt die met het Bambergs symfonie orkest onder Kantorow het beste. Ze speelt met veel overtuigingskracht op een mooi, maar verder onbekend orgel uit de Sinfonie an der Regnitz. De begeleiding is prachtig afgestemd, het succes vrijwel volkomen.

 

Uit onverwachte hoek duikt ineens een andere, heel interessante, nogal dramatische verklanking van het Orgelconcert door Olivier Latry op. Hij bespeelt een nieuw orgel uit de Verizon Hall in Philadelphia. Erg subtiel gaan de tot overexpressiviteit neigende Eschenbach en hij niet te werk, maar elk greintje romantiek  wordt wel uit het werk getoverd. In hoeverre dat te verdedigen valt bij een toch in wezen vrij streng stuk, is aan de luisteraar te beoordelen. Over de zienswijze op het middendeel lijken solist en dirigent van opvatting te verschillen: de solist is hier ingetogener, terwijl de dirigent aan zijn gevoelsmatige gulheid vasthoudt. In brede penseelstreken klinkt de muziek en het enthousiaste slotapplaus van de ‘live’ opname is wel begrijpelijk. De opnameklank is wat aan de droge kant.

 

Het tegendeel is het geval bij de opname van Ian Tracey in de galmende omgeving van het kathedraal in Liverpool. Die ontneemt wat van de scherpte aan de vertolking die nu heel sonoor uit de watten komt, maar voor een keer is het best genieten.

 

Om een fors Klais orgel te horen, moeten we naar  de abdij in Bath waar Peter King voor een heel stijlvolle en gedistingeerde interpretatie zorgt. Maar of het de ideale combinatie is?

 

Poulenc liefhebbers in het algemeen die beschikken over een dvd speler zijn zeer gediend met de EMI opname ‘Poulenc and Friends’. Daarop zijn naast het Orgelconcert met Jean-Jaques Grunenwald, het dubbelconcert – prachtig verfilmd en een echt historisch document - met het duo Francis Poulenc en Jacques Février dat ook de première gaf, ook de Fluitsonate (Rampal), brokken opera en vocale werken rond Denise Duval te beleven. Hoogtepunten zijn natuurlijk waar de componist zelf in het vizier is en als totaal het Orgelconcert.

Bij EMI verscheen het dubbelconcert ook samen met een aantal andere composities, waaronder het Concert champêtre met de lichtvoetige Belgische Van de Wiele in die uitvoering van de première solisten. Een vrolijke vertoning waarvan men eigenlijk kennis moet nemen, al blijkt de pianistiek van de componist voor zo’n opgave wel aan grenzen te stuiten en had Prêtre met het orkest plooibaarder mogen zijn.

 

Conclusie

 

Neem zo mogelijk Landowska en Van de Wiele voor interessante kennisgeving aan, onderga de zo authentiek mogelijke Poulenc/Février, geniet eens van Koopman, Duchable en Collard, zwelg bij Latry, bewonder Chojnacka en Alain, maak een uitstapje met Bollani en  de altijd boeiende Van Immerseel, maar investeer tenslotte vooral in de Decca opnamen van Rogé & Co als meest voor de hand liggende en in veel opzichten beste.

Voor wie een dvd speler heeft, is de EMI uitgave met de componist zelf onmisbaar.

 

Discografie

 

Klavecimbelconcert, Concert champêtre FP 49 (1927/8)

 

1934 Wanda Landowska met het Deens Omroeporkest o.l.v. Nicolai Malko. Danacord DACOCD 303 (alleen tweede deel).

 

1961 Aimée van de Wiele met het Parijs’ Conservatorium orkest o.l.v. Georges Prêtre. EMI 562.647-2, 569.446-2 (2 cd’s).

 

1962 Emil Gilels met het Moskou’s filharmonisch orkest o.l.v. Kyrill Kondrashin. Melodyia 74321-40116-2 (5 cd’s).

 

1978 George Malcolm met de Academy of St. Martin-in-the-Fields o.l.v. Iona Brown. Decca 448.270-2 (2 cd’s).

 

1984 Ton Koopman met het Rotterdams filharmonisch orkest o.l.v. James Conlon. Erato 2292-45233-2.

 

1988 Maggie Cole met City of London Sinfonia o.l.v. Richard Hickox. Virgin 561.979-2.

 

1991 Trevor Pinnock met het Boston symfonie orkest o.l.v. Seiji Ozawa. DG 445.567-2.

 

1994 Pascal Rogé met het Frans Nationaal orkest o.l.v. Charles Dutoit. Decca 452.665-2, 476.2181.

 

1997 Elisabeth Chojnacka met het Lille Symfonie orkest o.l.v. Jean-Claude Casadesus. Naxos 8.554241.

 

2008 Katerina Chroboková met Anima Eterna Brugge o.l.v. Jos van Immerseel. ZigZag Territoires ZZT 110403.

 

…. Wanda Landowska met het New York filharmonisch orkest o.l.v. Leopold Stokowski. Dante LYS 482.

 

…. Francis Poulenc met het New York filharmonisch orkest o.l.v. Dimitri Mitropoulos. Dante LYS 482.

 

Pianoversie

 

2009 Stefano Bollani met de Filarmonia ‘900 del Teatro Regio di Torino o.l.v. Jan Latham-Koenig. Avie AV2135.

 

Concert voor 2 piano’s en orkest in d FP 61(1932)

 

1962 Francis Poulenc en Jacques Février met het Parijs’ Conservatoriumorkest o.l.v. Georges Prêtre. EMI 562.647-2, 569.446-2 (2 cd’s).

 

1971 Bracha Eden en Alexander Tamir met het Suisse romande orkest o.l.v. Sergio Comissiona. Decca 448.270-2 (2 cd’s).

 

1971 Eric Le Sage en Frank Braley met het Luiks filharmonisch orkest o.l.v. Stéphane Denève. RCA 82867-60308-2.

 

1985 François-René Duchable en Jean-Philippe Collard met het Rotterdams filharmonisch orkest o.l.v. James Conlon. Erato 2292-45232-2, Warner 2564-62552-2.

 

1989 Katia en Marielle Labèque met het Boston symfonie orkest o.l.v. Seiji Ozawa. Philips 426.284-2.

 

1990 Güher en Süher Pekinel met het Filharmonisch orkest van de Franse omroep o.l.v. Marek Janowski. Teldec 4509-97445-2, Warner 2564-62125-2.

 

1990 Jean-Bernard Pommier en Anne Queffélec met City of London Sinfonia o.l.v. Richard Hickox. Virgin 561.907-2.

 

1992 Roland Pöntinen en Love Derwinger met het Malmö symfonie orkest o.l.v. Osmo Vänska. BIS CD 593.

 

1992 Pascal Rogé en Sylvaine Deferne met het Philharmonia orkest o.l.v. Charles Dutoit. Decca 436.546-2.

 

1993 Ingryd Thorson en Julian Thurber met met Aarhus symfonie orkest o.l.v. Frans Rasmussen. Olympia OCD 364.

 

2008 Jos van Immerseel en Claire Chevalier met Anima Eterna Brugge o.l.v. Jos van Immerseel. ZigZag Territoires ZZT 110403.

 

…. Aglika Genova en Liuben Dimitrov met het Südwestfunk orkest o.l.v. Alun Francis. CPO CPO 999.992-2.

 

…. Bruk en Taimanov met het Leningrads kamerorkest o.l.v. Arnold Katz. Philips 456.736-2 (2 cd’s).

 

…. Thomas Whittemore en Lowe met het Minneapolis orkest o.l.v. Dimitri Mitropoulos. Dante LYS 482.

 

…. Julian Lerche en Ingeborg Herkomer met Berlijns omroeporkest o.l.v. Heinz Fricke. Berlin Classics BC 3071-2.

 

Arrangement voor 2 piano’s zonder orkest

 

….. Madeleine Forte en Del Parkinson. Romeo Records 72524 (3 cd’s).

 

Video

 

Concert voor 2 piano’s en orkest

1963 Francis Poulenc en Jacques Février met het Frans Nationaal omroeporkest o.l.v. Georges Prêtre. EMI DVB 310.200-9.

 

Concert voor orgel, strijkers en slagwerk in g FP 93 (1938)

 

1959 Berj Zamkochian met het Boston symfonie orkest o.l.v. Charles Munch. RCA GD 60817.

 

1977 George Malcolm met de Academy of St. Martin-in-the-Fields o.l.v. Iona Brown. Decca448.270-2 (2 cd’s).

 

1984 Marie-Claire Alain met het Rotterdams filharmonisch orkest o.l.v. James Conlon. Erato 2292-45233-2.

 

1988 Gillian Weir met City of London Sinfonia o.l.v. Richard Hickox. Virgin 561.979-2.

 

1990 Simon Preston met het Adelaide symfonie orkest o.l.v. Nicholas Braithwaite. ABC 8.77000-8.

 

1991 Simon Preston met het Boston symfonie orkest o.l.v. Seiji Ozawa. DG 445.567-2.

 

1992 Peter Hurford met het Philharmonia orkest o.l.v. Charles Dutoit. Decca 436.546-2.

 

1993 Ian Tracey met het BBC Filharmonisch orkest o.l.v. Jean-Pascal Tortelier. Chandos CHAN 9271.

 

1997 Philippe Lefebvre met het Lille symfonie orkest o.l.v. Jean-Claude Casadesus. Naxos 8.554241.

 

1997 Marie-Claire Alain met het Bambergs symfonie orkest o.l.v.  Jean-Jacques Kantorow. Warner 2564-61912-2.

 

2000 Gillian Weir met het Engels kamerorkest o.l.v. David Hill. Linn CKD 178, 180.

 

2006 Olivier Latry met het Philadelphia orkest o.l.v. Christoph Eschenbach. Ondine ODE 1094-5.

 

2007 Peter King met het BBC Nationaal orkest van Wales o.l.v. François-Xavier Roth. Regent REGCD 257.

 

…. Marie-Claire Alain met het Nationaal orkest van de Franse omroep o.l.v. Jean Martinon. Erato 8573-89244-2, 0630-15343-2 (5 cd’s).

 

…. Maurice Duruflé met het Parijs’ Conservatorium orkest o.l.v. Georges Prêtre. EMI 562.647-2.

 

…. Joachim Dalitz met het Berlijns symfonie orkest o.l.v. Claus Peter Flor. Berlin Classics BC 1374-2.

 

…. Michael Murray met het Atlanta symfonie orkest o.l.v. Robert Shaw. Telarc CD 80104.

 

…. Patrick Webb met het Calgary filharmonisch orkest o.l.v. Mario Bernardi. CBC SMCD5113.

 

…. Anthony Newman met Pennsylvania Sinfonia o.l.v. Alan Birney. Newport NC 60017.

 

Concert voor piano en orkest in cis FP146 (1949)

 

1971 Eric Le Sage met het Luiks filharmonisch orkest o.l.v. Stéphane Denève. RCA 82876-60308-2.

 

1985 François-René Duchable met het Rotterdams filharmonisch orkest o.l.v. James Conlon. Erato 2292-45232-2, Warner 2564-62552-2.

 

1988 Jean-Bernard Pommier met City of London Sinfonia o.l.v. Richard Hickox. Virgin 561.979-2.

 

1992 Pascal Rogé met het Philharmonia orkest o.l.v. Charles Dutoit. Decca 436.546-2, 488.270-2 (2 cd’s).

 

1993 Carlos Moerdijk met het Brabants Conservatorium orkest o.l.v. Jac van Steen. Emergo EC 3990-2.

 

….Cécile Ousset met het Bournemouth symfonie orkest o.l.v. Rudolf Barshai. EMI 573.517-2.

 

…. Gabriel Tacchino met het Parijs’ Conservatorium orkest o.l.v. Georges Prêtre. EMI 566.837-2.