PUCCINI: IL TRITTICO
Een moord uit jaloezie, de zelfmoord van een gevallen non, het wonder van de verschijning van Maria, de jacht op een erfenis: Puccini’s triptiek van de drie éénakters Il trittico met Il tabarro, Suor Angelica en Gianni Schicchi zit vol dramatische, pakkende en komische momenten. Maar eigenlijk neemt de dood een centrale rol in bij dit drietal stukken.
Achtergronden
Mogelijk heeft Puccini kort na het componeren van Tosca in 1900 voor het eerst gedacht aan een operatrilogie. Vermoedelijk was zijn inspiratie afkomstig van de Parijse Grand Guignol waar op één avond sterk met elkaar contrasterende stukken werden uitgevoerd.
Puccini combineerde het jaloeziedrama op de Seine met het karakter van een lugubere thriller (Il tabarro) met de sentimentele tragedie achter de kloostermuren (Suor Angelica) en de cynische schurkenkomedie over geknoei met een testament (Gianni Schicchi), geïnspireerd op verzen uit Dantes Divina commedia.
Samen tonen de drie stukken Puccini’s vorderingen in termen van harmonie en stijl aan bij hun ontstaan in 1918. Maar hij voelde ook wel aan dat drie, elk ongeveer een uur durende werken met twee pauzes daartussen wel wat veel waren voor een avondje operatheater. Gelukkig kunnen de werken goed op zichzelf staan of ook paarsgewijs worden opgevoerd.
De première van het drietal eenakters vond 14 december 1918 in New York in de Met plaats. Soms worden de werken met andere eenakters gecombineerd. Vermeldenswaardig is nog dat Lotte Lehmann als Duitse uitblonk in de titelrol van Suor Angelica. Het is geen wonder dat Gianni Schicchi snel het populairst werd en bleef. De reden is niet moeilijk te raden: het werk geeft een ervaren bariton alle ruimte om zijn komische talenten te etaleren.
Puccini stond er op dat de eenakters gezamenlijk werden uitgevoerd, en was furieus wanneer ze gescheiden werden. Toch is het tegenwoordig niet ongebruikelijk dat er maar een, of soms twee van de drie op het programma staan. Het kan ook gebeuren dat een van de drie gecombineerd wordt met een andere opera, soms zelfs van een andere componist, iets wat Puccini nog vreselijker vond. Als geheel is Il trittico dan ook goed uitgebalanceerd. Il tabarro (De mantel), is tamelijk donker en somber, gevuld met geweld en broeierigheid, en alles wat zo kenmerkend is voor het verismo. Suor Angelica, Puccini's persoonlijke favoriet (en vaak juist de eerste die weggelaten wordt als er maar een of twee worden uitgevoerd) is een opbeurende vertelling over religieuze verlossing. Gianni Schicchi, de laatste van de drie, is het populairst; het is een komedie vol cynisme over hebzucht en complotten, die samengaan met de verdeling van een erfenis.
Il tabarro
De opera is gebaseerd op een libretto van Giuseppe Adami naar La houppelande van Didier Gold. De handeling rond een beurtvaarder speelt op en rond een aan de kade liggende boot met als dramatis personae scheepseigenaar Michele, zijn vrouw Giorgetta, de stuwadoors Luigi, Tinca en Talpa plus La frugola, de vrouw van Talpa. Terwijl de stuwadoors bezig zijn de lading van de boot te halen, vraagt Michele zich af of zijn vrouw Giorgetta hem nog wel trouw is. Ze schenkt wijn aan de werkers, en ze dansen op de muziek van de orgeldraaier. Frugola verschijnt, op zoek naar haar echtgenoot. Ze laat iedereen de aankopen zien die ze in de stad gedaan heeft en vaart uit tegen de mannen omdat ze staan te drinken. Luigi beklaagt zich over zijn lot. Samen met Giorgetta haalt hij herinneringen op aan hun oude buurt. Michele weigert Luigi mee te nemen naar Rouen. Luigi regelt heimelijk een rendez-vous met zijn geliefde Giorgetta voor hij vertrekt. Michele mijmert met Giorgetta over de dagen voor het overlijden van hun kind, en hoe ze alle drie onder zijn mantel pasten. Hij weet dat hun liefde getaand is, en probeert haar terug te winnen. Luigi, die denkt dat Michele's aangestoken pijp het signaal is dat hij van Giorgetta verwacht, komt terug naar de boot en wordt geconfronteerd met Michele. Michele dwingt Luigi zijn affaire met Giorgetta te bekennen, vermoordt hem, en verbergt hem onder zijn mantel. Wanneer Giorgetta terugkomt opent hij zijn mantel en onthult haar dode minnaar.
Suor Angelica
De handeling van deze eenakter op libretto van Govacchino Forzano speelt in een klooster in de buurt van Siena waar de volgende personen de handeling bepalen: uiteraard de ‘gevallen’ zuster Angelica zelf, haar tante, de moeder overste, de leermeesteres, de zusters Genovieffa, Osmina en Dolcina, de verpleegzuster, de leermeesters plus novices en bedelzusters.
Puccini’s zus, Iginia, was een non en de componist bezocht haar regelmatig in het klooster van Vicopelago om de juiste sfeer voor zijn opera op te doen. Het is een opera waarin uitsluitend vrouwen zingen. Een tegenhanger dus van Massenet’s Le jong;eur de Notre Dame, waarin alleen mannen voorkomen. Ongetwijfeld heeft dat werk er invloed op gehad, evenals Giordano’s navrante kloostergeschiedenis Mese Meriano waarmee het de moederliefde gemeen heeft. Maar Puccini’s opera in de ontroerendste van de drie.
De opera begint met scènes die de typische aspecten van het leven in het klooster weergeven: alle zusters zingen hun lofzang, en de zuster ordebewaarster legt de twee lekenzusters boetedoening op en iedereen verzamelt zich op de binnenplaats. De leermeesteres legt uit dat het de eerste van de drie avonden is dat de neergaande zon de fontein bereikt en het water goud kleurt. Dat zijn de avonden waarop de zusters bidden voor de medezusters die het afgelopen jaar zijn overleden. Zuster Genevieve doet het voorstel om wat van het gouden water op het graf van zuster Rosa, die dit jaar overleden is, te sprenkelen.
De zusters bespreken de kleine wensen die zij hebben met elkaar. De ordebewaarster is van mening dat welke wens dan ook verkeerd is. Zuster Genevieve bekent dat ze graag de lammetjes weer zou zien, en zuster Dolcina zou graag iets goeds te eten hebben. Alleen zuster Angelica beweert geen wensen te hebben, maar zo gauw ze dit zegt beginnen de anderen te fluisteren: zuster Angelica heeft gelogen, want ze verlangt al jaren naar bericht van haar familie. Sinds ze zeven jaar geleden het klooster inging heeft ze niets meer van hen gehoord. Het gerucht gaat dat ze voor straf naar het klooster is gestuurd.
De conversatie wordt onderbroken door de ziekenzuster, die zuster Angelica smeekt een geneeskrachtige kruidendrank te maken: haar specialiteit. Dan komen de lekenzusters met de mededeling dat er een koets is gearriveerd bij het klooster. Angelica wordt onmiddellijk nerveus, en denkt (terecht) dat iemand uit haar familie haar komt opzoeken. Moeder-overste spreekt haar bestraffend toe vanwege haar onbetamelijke opwinding en laat dan weten dat het bezoek niemand minder is dan de tante van Angelica, een kille en ongenaakbare prinses.
De prinses legt uit dat Angelica's zuster gaat trouwen, en dat Angelica daarom allerlei papieren moet tekenen om afstand te doen van het recht op haar erfenis. Angelica antwoordt dat ze heeft geboet voor haar zonden, maar dat er één ding is wat ze niet kan doen – de herinnering aan haar onechte zoontje dat haar zeven jaar geleden is afgenomen loslaten. De prinses weigert eerst te spreken, maar uiteindelijk vertelt ze zuster Angelica dat haar zoon aan de koorts gestorven is. Zuster Angelica, total geruïneerd, tekent het document en stort ineen. De prinses vertrekt.
Zuster Angelica krijgt een visioen – ze gelooft dat haar zoontje haar roept om naar hem toe te komen in het paradijs. Ze bereidt een gifdrank en neemt die in. Pas dan realiseert ze zich dat zelfmoord een doodzonde is en dat ze zichzelf hiermee verdoemd heeft. Ze smeekt de maagd Maria om vergiffenis en wanneer ze sterft gebeurt er een wonder: de Maagd Maria verschijnt, samen met Angelica's zoon, die haar omhelst.
Het werk is zo compact dat alle vrouwenfiguren behalve Angelica en haar tante in het eerste gedeelte voorkomen. En toch komen ook daar veel figuren zo uit de verf dat men ze niet snel meer vergeet: de lieflijke zuster Genovieffa die in de wereld herderinnetje was en als enige wens heeft ooit nog eens een lammetje in de armen te mogen nemen (een rolletje van slechts een paar minuten dat toch zo nauw verwant is aan Liu, aan Mimi en aan Angelica zelf), de ijverige suor Zelatrice, de ijzig koele abdes, de hartelijke verpleegzuster, de heel menselijke suor Dolcina.
De prille stemming van de kloostertuin is speurbaar in iedere maat van het werk, beginnend met de angelusklokken. Zelfs de humor ontbreekt ni (het gebalk van de ezeltjes waarmee de bedelzusters terugkomen, de opstandige drift waarmee waarmee de zich verongelijkt voelende suor Osmina de celdeur achter zich dichtsmijt.
Gianni Schicchi
We zijn in het Florence uit 1299, waar we aan het sterfbed van Buoso de volgende personen aantreffen: Gianni Schicchi en zijn dochter Lauretta, Zita de nicht van Buoso en Rinuccio haar neef, Gherardo de neef van Buoso met zijn vrouw Nella en hun zoon Gherardino.
Het libretto van Giovacchini Forzano gaat terug tot Canto XXX uit Dante’s La divina comedia:
“En hij, van Arezzo, aarzelend, bevend,
vertelde me ‘Dat de gek Gianni Schicchi is,
die de ander in zijn gekte smart veroorzaakt.’"
De tekst vermeldt dat Schicchi:
‘om de schoonste van de groep voor zichzelf te winnen,
zich als Buoso Donati voordoet, die een eerlijk testament maakt.’
De familieleden betuigen hun gehuichelde deelneming met het overlijden van Buoso Donati. Al gauw wordt er gefluisterd dat deze zijn gehele vermogen heeft nagelaten aan het klooster. Zij zoeken wanhopig naar het testament. Rinuccio vindt het, maar weigert het openbaar te maken aan zijn tante Zita, tenzij zij met zijn voorwaarden instemt. Als het in hun voordeel is moet zij hem toestemming geven om met de dochter van Schicchi, Lauretta, te trouwen. De Donati familie kijkt neer op Schicchi omdat hij een relatieve nieuwkomer is in Florence. Zita stemt toe (het kan haar niet schelen met wie Rinuccio trouwt, zo lang als het testament haar maar rijk maakt), en leest het testament terwijl Rinuccio Schicchi laat komen. Als het testament het gerucht bevestigt is iedereen furieus. Zij weigeren Rinuccio gezamenlijk toestemming om te trouwen en verwerpen boos zijn suggestie dat Schicchi, die bekend staat om zijn slimme oplossingen, hen zou kunnen helpen.
Schicchi en Lauretta krijgen een koude ontvangst. Schicchi, die ziet hoe teleurgesteld de familie is, gaat ervan uit dat Donati weer opgeknapt is. Hij wordt geïnformeerd over de juiste toedracht, en probeert vervolgens iedereen te troosten met het vooruitzicht van de erfenis. Zita legt Schicchi's de situatie uit, en weigert nogmaals in te stemmen met een huwelijk. Rinuccio smeekt Schicchi hem te helpen. Schicchi echter, boos geworden door deze ontvangst, weigert de familie te helpen. Zijn dochter weet hem desondanks over te halen met de beroemde aria ‘O mio babbino caro’ Schicchi leest het testament en verklaart dat er niets tegen gedaan kan worden. Dan, bij nader inzien, zendt hij zijn dochter weg, zodat zij onwetend blijft van wat hij gaat voorstellen. Schicchi geeft eerst opdracht het lichaam van Donati te verplaatsen naar een andere kamer en laat de vrouwen het bed opnieuw opmaken. Hij verzekert zich ervan dat nog niemand anders op de hoogte is van het overlijden, maar voordat hij kan uitleggen wat hij van plan is meldt de dokter zich. De familieleden houden hem tegen terwijl Schicchi de stem van Donati imiteert en de dokter vertelt dat hij zich beter voelt. De dokter vertrekt daarop, terwijl hij zichzelf roemt om zijn talenten. Dan legt Schicchi zijn plan uit: hijzelf zal zich als Donati voordoen en een nieuw testament dicteren.
Rinuccio gaat de notaris halen. De familie gaat akkoord met de verdeling van de bezittingen, met uitzondering van Donati’s ezel (de beste die er in heel Toscane te vinden is), de molens, en het huis. Ze komen overeen dat Schicchi zal beslissen aan wie deze bezittingen toebedeeld zullen worden, maar een voor een keren ze terug om hem te beloven dat zij hem ruim zullen belonen als hij hen de bezittingen zal toebedelen. Schicchi gaat met elke poging tot omkoping akkoord, maar herinnert ieder van hen aan de straf voor dit bedrog: het verlies van een hand en definitieve verbanning uit Florence. De notaris arriveert met de getuige. Schicchi dicteert dat hij een zeer bescheiden begrafenis wil, en maakt een legaat voor een zeer mager bedrag voor het klooster, en vervolgens neemt hij de overeengekomen verdeling op in het testament; de familieleden spreken er allemaal hun waardering over uit. Maar dan schenkt Schicchi de ezel, de molens en het huis een voor een aan zichzelf, dit tot woede van de familie. Nadat de notaris is vertrokken smijt hij iedereen het huis uit. Ze kunnen er geen van allen iets aan doen behalve bij elkaar te rapen wat ze kunnen meenemen. Nu dat Schicchi Lauretta haar bruidsschat kan geven is er geen beletsel meer voor haar huwelijk met Rinuccio. De geliefden omhelzen elkaar terwijl Schicchi bewogen toekijkt. Hij richt zich daarop tot het publiek en vraagt of dit geen goede besteding van Donati’s geld is. Dante heeft hem vanwege deze streek naar de hel verbannen, maar hij hoopt op een milder oordeel van het publiek. Schicchi is een slimme Toscaanse boer die perfect de gestorven vrek Buoso imiteert
Evenals de Quattro rusteghi van Wolf-Ferrari (waar het kennelijk door werd beïnvloed) is ook dit werk uitsluitend solistisch bezet, dus zonder koor. Het vereist een hecht sluitend ensemble.
De opnamen
Logisch is het om in de geest van de componist de drie werken als Il trittico in het geheel te overwegen. In de beschrijving en de discografie zijn ze weliswaar uitgesplitst, maar volgens deze logica komen maar een drietal complete opnamen in aanmerking.
De eerste nog steeds uiterst waardevolle verscheen in de jaren 1955-’58, dus gelukkig wel deels in stereo op His Master’s Voice en werd in Rome door drie verschillende dirigenten geleid: Il tabarro door Vincenzo Bellezza, Suor Angelica door Tullio Serafin en Gianni Schicchi door Gabriele Santini.
Om met het laatstgenoemde werk te beginnen: eigenlijk deed niemand de hoofrol daaruit tot nu toe fraaier dan Tito Gobbi, fraai terzijde gestaan door Victoria de los Angeles.
Tenzij men absoluut staat op ultramodern geluid of op de mogelijkheid de drie werken afzonderlijk aan te schaffen is echter de complete uitgave van de trilogie het meest aan te raden. Ook in beide andere werken schitteren zij. Gobbi’s pikzwarte, respect afdwingende, maar ook meelijkwekkende Michele in Il tabarro en zijn milde, geestige Schicchi zijn zelden geëvenaard, laat staan overtroffen. Bovendien maakt hij terloops ook duidelijk hoezeer de beide buitenste panelen van het triptiek bij elkaar passen. Ze zuster Angelica van Victoria de los Angeles is ook eigenlijk nooit ontroerender gezongen dan hier en haar Lauretta in Gianni Schicchi is uiterst bekoorlijk.
Aan de hand van deze maatgegevende versie als gouden standaard lijkt wel aangetoond dat Il tabarro de zwakste schakel in het paneel is. Dat wordt mede veroorzaakt doordat de naar mezzokarakter neigende, licht geaffecteerde klinkende sopraan Margaret Mas als Giorgetta, noch de enigszins ruige tenor van Giacinto Prandelli als Luigi er optimaal in slagen hun rollen gestalte te geven. Ze wekken niet de indruk dat ze hier een laatste kans krijgen om te ontsnappen aan een gehaat leven waartoe alle drie de hoofdrolspelers door de handeling zijn veroordeeld. Ook Carlo del Monte als Rinuccio in Gianni Schicchi lijkt in zijn gezelschap wat onderbezet, maar hij klinkt tenminste passend jong en trots wanneer hij bijvoorbeeld de lof van Florence zingt. Ook verder louter lof, met name voor de impulsieve, charmante en meisjesachtige Genovieffa van Lidia Marimpietri en de geweldige Fedora Barbieri als prinses in Suor Angelica.
De directie van Vincenzo Bellezza in Il tabarro is wat stroef (jammer ook dat hier de geluidseffecten achter het toneel zijn weggelaten), maar Tullio Serafin en Gabriele Santini leveren prachtig werk in beide andere stukken. Van echte, mooie stereoweergave is nauwelijks sprake, eerder van handig opgewaardeerde mono. Il tabarro is in deze productie apart uitgebracht op Regis, Gianni Schicchi op een losse EMI cd.
Vergeleken hiermee is de versie van Lorin Maazel met o.a. Renata Scotto, Marilyn Horne, Tito Gobbi, Ileana Cotrubas (Sony 79312, 3 cd’s) over de hele linie ietsje minder geslaagd. Ook de opnamekwaliteit valt wat tegen. In de opname van Il tabarro van Maazel is Domingo een markante Luig die de aria ‘Folle di Gelosia’ heel ontroerend zingt. Scotto is bij hem een heel gevoelige Angelica en ook Horne als haar tante behoort tot de uitblinkers. Wat kan er nog aan lof worden toegevoegd als het gaat om Gobbi als Schicchi? Te beginnen bij Santini en passend vervolgend bij Maazel. De rol was hem op het lijf geschreven. De enige zwakke schakel in de Sony opname is Cotrubas in ‘O Mio Babbino Caro’.
In geluidstechnisch opzicht wint de nieuwere EMI opname uit 1997 van Antonio Pappano het natuurlijk met gemak. Deze is warm van klank, heel dynamisch en aardig suggestief in ruimtelijk opzicht. De bevlogen dirigent creëert spanning en eenheid in de drie werken, hij intensiveert de emoties, met name op momenten als die waar de schipper merkt dat hij wordt bedrogen, de tragische zelfmoord van Angelica en de doorbraak van de jonge liefde aan het eind van Gianni Schicchi.
Pappano kon alleen in Gianni Schicchi beschikken over het sterduo Angela Gheorghiu en Roberto Alagna in de hoofdrollen. Zij maken er uiteraard wat heel moois van, met name van het happy end. In Il tabarro zijn ze nog geen minuut lang te horen als liefdespaar achter de schermen. Ongetwijfeld zou Gheorghiu ook hebben gezorgd voor een overtuigende Giorgetta in Il tabarro en een treffende zuster Angelica, maar de inzet van andere sopranen zorgt voor een welkom contrast. Maria Guleghina is een haast moederlijke Giorgetta en enige scherpte in het hoog wijst op haar frustratie.
Markanter nog is de voordracht van de jonge Chileense Cristina Gallardo-Domâs. Ze klinkt ongewoon kwetsbaar, maar ook heel jong als Angelica. Zowel haar gekweldheid, haar verdriet over haar gestorven zoontje als haar verzet jegens de prinses komen mooi naar voren. Bovendien weet ze prachtig te nuanceren. Bernadette Manca di Nissa is een dominante prinses, de typische mezzo van Felicity Palmer vormt daarmee een fraai contrast als abdes; ze is ook een heel geloofwaardige, chagrijnige Zita in Gianni Schicchi.
De kleinere vrouwenrollen zijn alle voortreffelijk bezet. Bij de mannen treffen we Carlo Guelfi aan als een pittige, bozige en viriele Michele en Neil Shicoff als passend lichtelijk hysterische Luigi. En dan is er natuurlijk niet te vergeten José van Dam als heel sardonische vertolker van de titelrol in Gianni Schicchi.
Het is hoe dan ook niet makkelijk tussen deze beide EMI opnamen te kiezen; ze vullen elkaar prachtig aan. Redelijke losse opnamen zijn er natuurlijk ook, met name van Giuseppe Patané die in Suor Angelica gelukkig ieder zweem van sentimentaliteit weet te vermijden en verder over heel goede krachten beschikt.
Wat de overige uitgaven betreft, bieden die vaak interessante inkijkjes, maar halen ze niet het niveau van de genoemden. Kies daaruit eventueel de bijdragen van persoonlijke favorieten.
dvd’s
Tenslotte is daar om te beginnen de nu gelukkig op dvd-v formaat uitgebrachte reeks Kerstmatinees 1998/2000 van het Concertgebouworkest o.l.v. Riccardo Chailly als voorlopig enige, gelukkig veel meer dan adequate videocoproductie van het Concertgebouworkest en AVRO Klassiek. Concertant weliswaar, maar met heel overtuigende solisten in de persoon van o.a. Juan Pons, Stephanie Friede en José Cura in Il tabarro, Cristina Gallardo-Domas, Jane Henschel in Suor Angelica en Bruno de Simone, Elisabetta Scano en Daniela Barcellona in Gianni Schicchi. Jammer dat de uitgave tekstueel en fotografisch zo armetierig is uitgevallen.
Wat dat betreft zijn de Scala uitvoeringen in kostuum onder leiding van diezelfde Chailly natuurlijk een echte stap vooruit met ook hechte, goed ingespeelde zangers teams.
De opnamen uit de Met van James Levine zijn ook zeer het aanzien en aanhoren waard, maar zijn voor het drietal werken waar het hier om gaat alleen ongelukkig in bulk verkrijgbaar. Gunstige uitzondering is Il tabarro, door DG separaat uitgebracht.
Conclusie
Ondanks een aantal geode zangers en een passend dirigaat van Maazel valt deze opname af omdat Sony niets heeft gedaan om de geluidskwaliteit te verbeteren en om de toegankelijkheid van de werken te vergroten door aparte tracks te maken.
Op alle essentiële punten is de uitgave van Pappano in het voordeel, dankzij Gobbi en De los Angeles op enige afstand gevolgd door de oude EMI opname van het dirigententrio. Voor losse opnamen komt vooral Patané in aanmerking en in de dvd sector domineert Chailly met zijn aangeklede en concertante versie.
Discografie audio
Il tabarro
1955. Tito Gobbi, Margaret Mas, Ljuba Welitsch, Richard Tucker, Magda Olivero, Giacinto Prandelli, Piero de Palma, Plinio Clabassi) en Miriam Pirazzini met het Ensemble van de Opera Rome o.l.v. Vinzenzo Bellezza. EMI 764.165-2, 212.714-2 (3 cd’s, mono), Naxos 8.111307, Regis RRC 2263.
1962. Robert Merrill, Renata Tebaldi, Mario del Monaco, Piero de Palma,Ercolani e.a. met het Ensemble van de Maggio musicale Fiorentino o.l.v. Lamberto Gardelli. Decca 311.665-2 (3 cd’s).
1964. Aldo Berocci, Dario Caselli, Giuseppe Nessi e.a. met het RAI Omroeporkest Turijn o.l.v. Giuseppe Baroni. Preiser 20002.
1975. Ingvar Wixell, Plácido Domingo, Renata Scotto, Gillian Knight, Michel Sénéchal, Dennis Wicks met de Ambrosian singers en het Philharmonia orkest o.l.v. Lorin Maazel. Sony M3K 79313, 88697-52729-2 (3 cd’s).
1979. Renato Brusson, Marilyn Zschau, Vladimir Atlantov e.a. met het Ensemble van de Weense Staatsopera o.l.v. Gerd Albrecht. Orfeo C76093D.
1988. Siegmund Nimsgern, Ilona Tokody, Tullio Pane, Gerhard Auer, Wiera Baniewicz, Giorgio Lamberti met het Omroeporkest München o.l.v. Giuseppe Patané. RCA 74321-140581-2.
1996. Nicola Martinucci, Maria Slatinara, Eduard Tumagian e.a. met het BRTN filharmonisch koor, het Jaak Gregor koor en het BRTN filharmonisch orkest o.l.v. Alexander Rahbari. Koch Discover 94336 (3 cd’s), 920209
1997. Carlo Guelfi, Maia Guleghina, Neil Shicoff, Riccardo Cassinelli, Enrico Fissore, Elena Zillo, Barry Banks, Angele Gheorghiu, Roberto Alagnamet de London Voices en het Londens symfonie orkest o.l.v. Antonio Pappano. EMI 556.587-2 (3 cd’s).
In het Duits
1973. Willi Brokmeier, Julia Varady, Dietrich Fischer-Dieskau, Doris Linser, Hertha Töpper, Hans Grotz, Robert Ilosfalvy met het Ensemble van de Beierse Staatsopera o.l.v. Wolfgang Sawallisch. Orfeo C463.971.
Suor Angelica
1950. Rosanna Carteri, Miti Ytuccato, Wanda Strappo e.a. met koor en orkest van de omroep Milaan o.l.v. Fernando Previtali. Fonit Cetra CDON 36 (3 cd’s), Warner 5050466-2910-2.
1957. Victoria de los Angeles, Fedora Barbieri, Mina Doro, Corinna Vozza, Lidia Malimpietri, Santa Chissari e.a. met het Ensemble van de Opera Rome o.l.v. Tullio Serafin. EMI 764.165-2 (3 cd’s), 212.714-2 (3 cd’s), Regis RRC 1306.
1962. Renata Tebaldi, Giulietta Simionato, Tavolaccini, Carrai, Danieli, Stasio met het Ensemble van de Maggio musicale Fiorentino o.l.v. Lamberto Gardelli. Decca 411.665-2 (3 cd’s).
1967. Elizabeth Carron, Joan Summers, Evelyn Sachs e.a. het het Ensemble van de Metropolitan Opera, New York o.l.v. Franco Patané. Legato LCD 212.
1967. Beverly Sills, Frances Bible, Beverly Evans, Joan Summers, Linda Heimall e.a. met het Ensemble van de New York City opera o.l.v. Franco Patané. House of Opera CD-Room.
1969 Maria Chiara, Adriana Lazzarini, Giovanna di Rocco, Mafalda Massini, Marisa Salimbeni met het Ensemble van La Fenice, Venetië o.l.v. Oliviero de Fabritiis. Mondo Musica MFOH 10391.
1973. Katia Ricciarelli, Fiorenza Cossotto, Anna di Stasio, Maria Gracia Allegri e.a. met het Ensemble van de Accademia di Santa Cecilia Rome o.l.v. Bruno Bartoletti. RCA VLS 32626 (lp).
1975. Renata Scotto, Marilyn Horne, Ileana Cotrubas, Gillian Knight, Ann Howard, Patricia Payne e.a. met het Philharmonia orkest o.l.v. Lorin Maazel. Sony M3K 79312, 88697-52729-2 (3 cd’s).
1978. Joan Sutherland, Christa Ludwig, Della Jones, Elizabeth Gale, Isobel Buchanan, Mary McLaughlin e.a. met het Londens operakoor en het Nationaal filharmonisch orkest o.l.v. Richard Bonynge. Decca 458.218-2.
1979. Pilar Lorengar, Kerstin Meier, Olivera Miljankovic, Margharete Bence, Axelle Gall e.a. met het Ensemble van de Weense Staatsopera o.l.v. Gerd Albrecht. Bella voce BLV 107.406 (3 cd’s), Orfeo C76093D (3 cd’s)..
1982. Margit Keszthelyi, Balész Póka, Katin Pitti, Zsuzsa Barlay e.a. met het koor van de Hongaarse Staatsopera en het Hongaars Staatsorkest o.l.v. Lambero Gardelli. Hungaroton HCD 12490-2.
1987. Lucia Popp, Marjana Lipovsek, Marga Schiml, Diane Jennings, Maria Gabriela Ferroni, Ellen van Lier e.a. met koor en orkest van de Beierse omroep o.l.v. Giuseppe Patané. RCA 74321-40575-2.
1991. Mirella Freni, Elena Suliotis, Ewa Podles, Barbara Frittoli, Sabina Macculli e.a. met het Ensemble van de Maggio musicale Fiorentino o.l.v. Bruno Bartoletti. Decca 436.261-2.
1993 Miriam Gauci, Lucienne van Dijck, Diane Verdoodt, Dina Grossberger e .a. met het Jaak Gregor koor en het BRTN filharmonisch orkest Brussel o.l.v. Alexander Rahbari. Discovery DICD 920120.
1997. Cristina Gallardo Domâs, Bernadette Manca di Nissa, Felicity Palmer, Elena Zilio, Sara Fulgoni, Dorothea Röschmann, Judith Rees e.a. met London voices, kinderkoor en Philharmonia orkest o.l.v. Antonio Pappano. EMI 556.587-2 (3 cd’s).
Gianni Schicchi
1957. Renato Capecchi, Vittoria Palombini, Bruna Rizzoli, Ornella Rovero, Mario Minetto, Agostino Lazzari, Plinio Clabassi, Giorgio Onesti e.a. met het Ensemble van het San Carlo theater Napels o.l.v. Francesco Molinari-Pradelli. Philips LL 09000 (lp).
1959. Tito Gobbi, Victoria de los Angeles, Carlo del Monte, Anna Maria Canali, Adelio Zagonara, Lidia Marimpietri, Claudio Cornoldi, Saturnu Meletti e.a. met koor en orkest van de Opera Rome o.l.v. Gabriele Santini. EMI 764.165-2 (3 cd’s, mono), 212.714-2 (3 cd’s), 562.777-2.
1962. Fernando Corena, Renata Tebaldi, Agostino Lazzari, Lucia Danieli, Renato Ercolani, Dora Carral, Giovanni Foiani e.a. met het Ensemble van de Maggio musicale Fiorentino o.l.v. Lamberto Gardelli. Decca 411.665-2 (3 cd’s).
1975. Tito Gobbi, Ileana Cotrubas, Anna di Stasio, Plácido Domingo, Scilly Fortunato, Florindo Andreolli, Alvaro Domingo, Alfredo Mariotti, Giancarlo Luccardi, Carlo Del Bosco, Stefania Malagù, Leo Pudis met het Londens symfonie orkest o.l.v. Lorin Maazel. Sony M3K 79312, 88697-52729-2 (3 cd’s).
1979. Walter Berry, Sonia Ghazarian, Margarita Lilova e.a. met het Ensemble van de Weense Staatsopera o.l.v. Gerd Albrecht. Orfeo C76093D.
1981. Gabriel Bacqier e.a. met het Ensemble van de Metropolitan Opera, New York o.l.v. James Levine. Metropolian Opera (21 cd’s).
1987. Rolando Panerai, Helen Donath, Erich Kunz, Vera Baniewicz, Peter Seiffert e.a. met het Omroeporkest München o.l.v. Giuseppe Patané. RCA 74321-25285-2.
1994. György Melis, Magda Kalmár, Dénes Gulgas e.a. met het Hongaars Staatsorkest o.l.v. Janos Ferencsik. Hungaroton 12541.
1998. Juan Pons, Mirella Freni, Leo Nucci, Giuseppe Giacomini, Elena Souliotis, Roberto Alagna met het Ensemble van de Maggio musicale Fiorentino o.l.v. Bruno Bartoletti. Decca 478 0341-6 (3 cd’s).
2004. Alberto Rinaldi, Tatiana Lipsic, Mabel Perelstein, Secco, Elena Lopez, José Garcia-Quijada met het Malaga filharmonisch orkest o.l.v. Alexander Rahbari. Naxos 8.660111.
in het Duits
1983. Konrad Rupf, Anna Tomova Sintow, Valentin Teodorian, Annelies Burmeister, Renate Härtel e.a. met het Omroeporkest Leipzig o.l.v. Herbert Kegel. Berlin Classics BC 2088-2.
Video
Il tabarro
1981. Luciano Pavarotti, Plácido Domingo, Teresa Stratas, Juan Pons, Kenn Chester, Dwayne Croft e.a. met het Ensemble van de Metropolitan Opera, New York o.l.v. James Levine. DG 073-4024-0 (dvd). Regie Franco Zeffirelli.
1998. Juan Pons, Stephanie Friede, José Cura, Sergio Bertocchi, Mario Luperi, Daniela Barcellona, Francesco Piccoli, Elisabetta Scano, Francesco Piccoli, leden Groot Omroepkoor en Concertgebouworkest o.l.v. Riccardo Chailly. RCO Live DVD 04001 (dvd).
2007. Alberto Mastromarino, Rubens Pelizzari, Alessandro Cosentino, Alessandro Spina, Amarilli Nizza, Annamaria Chiuri, Roberto Carli, Chiara Moschini en Alessandra Cantin met het Orkest van de stichting Toscanini en het Ensemble van het theater Modena o.l.v. Julian Reynolds. TDK DVWW-OPTRIT (dvd).
2008. Juan Pons, Miroslav Dvorsky, Paoletta Marrocu, Anna Maria Chiuri, Carlo Bosi, Luigi Roni, Andrea Caré e.a. met het Ensemble van La Scala Milaan o.l.v. Riccardo Chailly. Hardy HCD 4041 (2 dvd’s).
Suor Angelica.
1981. Solisten met het Ensemble van de Metropolitan Opera, New York o.l.v. James Levine. Metropolian Opera (21 cd’s).
1983. Rosalind Plowright, Dunja Vejzovich, Giovanna Santelli, Stefania Malagù e.a. het het Ensemble van La Scala Milaan o.l.v. Gianandrea Gavazzeni. EMI 90-3097-2 (dvd). Enscenering: Silvio Bussotti.
1999. Cristina Gallardo-Domas, Jane Henschel, Daniela Barcellona, Enkeledja Shkosa, Cinzia Forte, Cristina Barbieri, Elisabetta Scano, Tiziana Tramonti, Tannie Willemstein, Ilse van der Kastelen, Manon Heijne, Marieke Koster, Willemijn van Gent, Wieke Ubels, koor Nieuwe Muziek en Concertgebouworkest o.l.v. Riccardo Chailly. RCO Live DVD 04001 (dvd).
2007. Amarilli Nizza, Annamaria Chiuri, Elisa Fortunati, Paola Leveroni, Katarina Nikolic, Paola Santucci, Alice Molinari, Camilla Laschi, Alessandra Caruccio e.a. met het Orkest van de stichting Toscanini en het Ensemble van het theater Modena o.l.v. Julian Reynolds. TDK DVWW-OPTRIT (dvd).
2008. Barbara Frittoli, Mariana Lipovšek e.a. met het Ensemble van La Scala Milaan o.l.v. Riccardo Chailly. Hardy HCD 4041 (2 dvd’s).
Gianni Schicchi.
1981. Gabriel Bacqier e.a. met het Ensemble van de Metropolitan Opera, New York o.l.v. James Levine. Metropolian Opera (32 dvd’s).
2000. Bruno de Simone, Elisabetta Scano, Daniella Barcellona, Aquiles Machado, Bülent Bezdüz, Cristina Barbieri, Miguel Solá, Orlin Anastassov e.a. met het Concertgebouworkest o.l.v. Riccardo Chailly. RCO Live DVD 4001 (dvd).
2007. Alberto Mastromarino, Amarilli Nizza, Annamaria Chiuri, Andrea Giovannini, Alessandro Cosentino, Tiziana Tramonti, Grigorij Filippo Calcagno, Maurizio Lo Piccolo e.a. met het Orkest van de stichting Toscanini en het Ensemble van het theater Modena o.l.v. Julian Reynolds. TDK DVWW-OPTRIT (dvd).
2008. Leo Nucci, Nino Machaidze, Cinzia de Mola, Vittorio Grigolo, Francesca Sassu, Titziana Tramonti, Luca Casalin e.a. met het Ensemble van La Scala Milaan o.l.v. Riccardo Chailly. Hardy HCD 4041 (2 dvd’s).
2010. Antonio Corbelli, Massimo Giordano, Sally Matthews, Felicity Palmer en Mary McLaughlin met het Londens filharmonisch orkest o.l.v. Vladimir Jurowski. Opus Arte OA BD 7010D (dvd).