Verg. Discografieën

PROKOFIEV: ALEXANDER NEVSKY

PROKOFIEV: ALEXANDER NEVSKY

 

Reeds in 1932 begon de film, de bioscoop een belangrijke rol te spelen in de Sovjet Unie. Patriottische thema’s stonden centraal. Anders dan in Hollywood waar de filmthematiek heel algemeen was. In beide werelden werkten componisten die filmmuziek schreven, maar in de USSR ontkwamen ook de beroemdste niet aan eigenlijk verplichte bijdragen. Aan de filmmuzieken van Shostakovitch wijdde Chailly met een Concertgebouworkest zelfs een hele cd: Decca 460.792-2.

 

Achtergronden

 

Maar Prokofiev overtrof hem met zijn meesterwerk in dit genre, dat in suitevorm nu nog voortleeft. Dat verliep zo:

De Russische filmregisseur Sergei Eisenstein was in 1932 naar de Sovjet Unie teruggekeerd na een mislukte carrière in Hollywood en een afgebroken project in Mexico. Ook Prokofiev keerde in 1932 na een zelfverkozen ballingschap in het Westen waar hij als componist, pianist en dirigent in hoog aanzien stond teruggekeerd naar moedertje Rusland.

De beide artistieke reuzen werden door een haast paranoïde bureaucratie die hen besmet achtte met ongewenste invloeden bij elkaar gebracht en dwong hen in een keurslijf van ideologische dictaten van de heersende politieke machthebbers. In dat klimaat kon Prokofiev in het begin zijn creativiteit niet goed tonen.

Een kans op succes werd in 1937 geboden toen Eisenstein de opdracht kreeg om een film te maken over een vrijwel vergeten dertiende eeuwse Russische held, prins Alexander Nevsky en hij Prokofiev vroeg of hij muziek bij deze – zijn eerste – geluidsfilm wilde schrijven. Beiden zagen deze kans als een grote uitdaging en Prokofiev reisde in 1937/8 zelfs terug naar Hollywood om te leren hoe ze in de Walt Disney studio werkten. Hij kreeg zelfs een aanbod van Vernon Duke om daar à raison van 2500 dollar per week te blijven en bij het lokale filmcomponisten legertje van Korngold, Tiomkin, Rózsa en Steiner te voegen.

Eisenstein en Prokofiev kenden elkaar niet, maar bewonderden elkaar wel en moesten nog in de gunst van Stalin komen. Alexander Nevsky is het resultaat van een geweldig goede samenwerking tussen het tweetal, zeker wanneer we bedenken dat Prokofiev nooit ‘achtergrond muziek’ schreef. Film en muziek overstegen tenslotte ver de propagandistische grenzen. 

De film gaat in essentie over de strijd die Nevsky met het Russische leger voerde tegen de invasiekrachten van de Duitse kruisridders onder Peregrinus met als hoogtepunt de strijd op de bevroren rivier Neva, 5 april 1242. Die is muzikaal in zes delen uitgebeeld. In totaal telt de filmmuziek afhankelijk hoe men rekent en van welke versie men uitgaan 18 of  23 delen en wat we meestal te horen krijgen is een suite daaruit: de zevendelige Cantate opus 78. De gezongen teksten zijn van de componist zelf en Lugorsky.

Centraal in het werk staat de ongeveer 13 minuten durende strijd op het ijs die op zich in zes fragmenten afspeelt en eindigt wanneer het ijs breekt en de vijand letterlijk onder gaat.

Prokofiev schreef de muziek aan de hand van het script van Eisenstein en pas dan werd de scene verfilmd om te passen binnen het kader van de muziek. Het resultaat is een heel pakkende synthese van klank en beeld die aan spanning wint naarmate de briljante climax wordt opgebouwd totdat het ijs breekt en de Teutoonse ridders verdrinken.

Eisenstein koesterde de opvatting dat de muziek een organisch deel van de film moest vormen en waarschijnlijk hebben in het algemeen regisseur en componist nooit meer zo nauw samengewerkt als hier. Alexander Nevsky werd wel beschouwd als een filmopera en het is niet verwonderlijk dat het werk tot de eerste muziekvideo opnamen behoorde. 

Aanvankelijk had de componist zijn aandeel voor een klein studio orkest geschreven omdat een grootschalig ensemble moeilijk te hanteren was. Wel probeerde men te experimenteren met de Amerikaanse sound stage techniek, maar dat liep op een mislukking uit. De intonatie van de instrumenten en het koor was bedroevend en het frequentiebereik was beperkt tot 5kHz terwijl de industrie standaard 20kHz was, getuige Gone with the wind en Fantasia uit diezelfde periode uit Hollywood.

Een andere reden voor de catastrofe van de geluidopname waarin ook de povere klank van de geluidseffecten en de dialogen opvielen zal mede zijn veroorzaakt door ‘de ontbrekende filmrol’. Geheel overeenkomstig de Sovjet manie om strikt vast te houden aan productieschema’s, moest Eisensteins film in vijf maanden klaar zijn; de ‘Strijd op het ijs’ werd tijdens een hittegolf op een vlakte buiten Moskou vastgelegd!

Op een gegeven moment kreeg de regisseur midden in de nacht een oproep dat Stalin de film vooraf wilde zien voordat hij toestemming voor vertoning gaf. Gauw werd al het filmmateriaal verzameld en weggebracht zonder de regisseur daarvan op de hoogte te stellen. Maar één rol die net op de montagetafel lag, werd vergeten. Nadat Stalin toestemming had verleend, werd die ontbrekende rol gemakshalve ‘vergeten’. Dat kwam neer op 10 minuten mankerende film, uitgerekend in de ‘Strijd op het ijs’. Zo werd het publiek in 1938 vergast op een onaffe ruwe filmversie waarin de middeleeuwse gezangen van het invasieleger niet door een veldorgeltje, maar door een piano worden begeleid.

Voor concertuitvoering arrangeerde Prokofiev in 1939 de soundtrack tot de bewuste, prachtig royaal geherorkestreerde Cantate voor mezzosopraan, koor en groot orkest “Sta op, vrij en dapper volk, verdedig je mooie geboorteland”; deze eindigt met de triomfantelijke intocht van Nevsky in de stad Psov. Er ontstond een overweldigende apotheose als opvolger.

De orkestratie is hier voor elk 2 fluiten, hobo’s, klarinetten en fagotten, aangevuld met piccolo, althobo, basklarinet, contrafagot, tenorsaxofoon, 4 hoorns, 3 trompetten, 3 trombones, tuba, pauken, kleine en grote trom, bekkens, tamboerijn, maracas, wood blocks, triangel, buisklokken, tamtam, glockenspiel, xylofoon, 4 harpen, strijkorkest op basis van 8 contrabassen.

Het opwindendst is haast vanzelfsprekend ‘De strijd op het ijs’; de mezzosopraan zingt haar aandeel in het zesde deel ‘Het veld der doden’. Daaromheen botsen liederen van bezielend patriottisme met de dreiging en de gevolgen van een vijandelijke inval. Al met al muziek die op geweldige wijze de innerlijke verwikkelingen van de tragische gebeurtenissen toont.

 

De opnamen

 

Wanneer we de nogal verbrokkelde ontstaansgeschiedenis van de oorspronkelijke soundtrack met alle tekortkomingen van dien in ogenschouw nemen, wordt begrijpelijk dat constructies van het origineel lang op zich lieten wachten. In 1986 behoorden William Brohn en John Goberman tot de eersten. Ze baseerden de orkestratie op die van de Cantate. Hun resultaat werd in 1993 door Yuri Temirkanov in 1993 vastgelegd.

In oktober 2003 volgde Frank Strobel die in het Berlijnse Konzerthaus de film liet vertonen en daarbij zijn eigen reconstructie van de soundtrack liet horen. Beide versies hebben een zekere geldigheidswaarde en wie dat wil kan nader naar overeenkomsten en verschillen speuren. De uitgave van Temirkanov klinkt duidelijk Russischer, die van Strobel is mooier opgenomen.

Voor de meeste luisteraars kan volstaan worden met de essentie van de filmmuziek: de Cantate.

Wanneer we de vrij historische opnamen voor kennisgeving aannemen, begint de reeks uitgaven die werkelijk de moeite waard zijn in 1957 in prille, maar voortreffelijke stereo bij Fritz Reiner met een Engelstalige realisatie wat op zich een grote handicap is. Rosalind Elias zingt de klacht welsprekend en de dirigent zet opwindend de puntjes op de i.

Heel klassiek doet de vertolking van de eerder lyrische Karel Ancerl aan, maar hij klinkt wat achterhaald. Maar zijn opname heeft wel een groot pluspunt: de inbreng van het koor en soliste Vera Soukopová.

Hoewel zijn tweede opname op Telarc beter klinkt, is het de eerste op EMI van André Previn die meer de moeite waard is. Maar ook die is inmiddels overschaduwd door nieuwkomers.

De mooie Nederlandse inbreng van Kyril Kondrashin blijft helaas te zeer bedolven onder de dikke totaalverpakking; die van Leopold Stokowski was niet voorhanden. Van de erg romantische, maar niet optimale lezing van Mstislav Rostropovitch moeten we het ook niet hebben.

Dat Claudio Abbado een pakkende Prokofievvertolker is, was te verwachten, juist ook in zijn jongere jaren. De opname dateert uit zijn periode als chef van het volgzame Londens symfonie orkest en is doortrokken van een sfeer van wanhopige, stekende intensiteit. De explosieve climaxen krijgen van hem extra gewicht en nadruk. Een culminatiepunt wordt bereikt door de hier prachtig zingende Obraztsova.

Wat Riccardo Chailly in Cleveland tot stand bracht, is ook zeer het aanhoren waard, als is het maar door de typerende inbreng van veterane Irina Arkhipova. Merkwaardig dat deze opname is geschrapt uit de Decca catalogus.

Nogal spectaculair klinkt de van ijzige intensiteit vervulde verklanking van Neeme Järvi. Die ontstond in de Caird Hall in Dundee in een vrij ruime akoestiek. De erge kilte van de Russische winter wordt hier haast klank Hij belicht vooral de radeloosheid als de blijken van patriottisme mooi. Het weemoedige karakter van het klaaglied van een meisje dat op het dodenveld naar haar rivaliserende huwelijkskandidaat zoekt, wordt mooi vertolkt door Linda Finnie. Ze is wel wat prominent opgenomen. De dirigent intensiveert het drama enigszins wanneer hij aan het begin van ‘De strijd op het ijs’ het tempo geleidelijk wat verhoogt voor de aanstormende legers. Dat staat niet in de partituur, maar het verhoogt de spanning wel. Frappant hoe in Schotland zo’n Slavische sfeer werd geschapen.

Op zichzelf beluisterd kan hetgeen Charles Dutoit laat horen er heen goed mee door, maar hij roept toch eerder de sfeer van een Franse opera dan het karakter van een Russisch drama op. Wel heel mooi is hoe Jard van Nes zich in deze materie heeft ingeleefd.

Wat dat betreft is de door de wol geverfde Kurt Masur een betere leidsman met een imposant resultaat. Of de opname van Valery Gergiev nog verkrijgbaar is? Naar verwachting komt hij tot prachtige, rijk geschakeerde resultaten.

Sfeervol en vol dramatisch gevoel is de lezing van Dmitri Yablonsky op een goedkope Naxosuitgave.

 

Conclusie

 

Juist door hun verschillen zijn de gereconstrueerde volledige uitvoeringen van Temirkanov en Strobel beide zeer de moeite waard. Van de Cantate opnamen heeft die van Järvi feitelijk nog steeds de neus voor, maar probeer liefst ook even Abbado, Gergiev en Chailly.

 

Discografie

 

Cantate (7 delen)

 

1947. Ludmilla Legostayeva (ms) met het USSR Staatsorkest en –koor o.l.v. Samuil Samosud. Arlecchino ARL 135.

 

1951. Sophie van Sante (ms) met het Radio filharmonisch orkest en het Omroepkoor o.l.v. Leopold Stokowski. Music & Arts CD 831 CD 2.

 

1954. Ana-Maria Irarte met het Koor en orkest van de Weense Staatsopera o.l.v. Mario Rossi. Vanguard ATMCD 1513, Chandos CHAN 10153.

 

1955. Irene Companez (a) met Koor en orkest van de Italiaanse omroep, Rome o.l.v. Artur Rodzinsky. Stradivarius STR 10035, Urania URN 22361.

 

1957. Lili Chooksasian (a) met het New York filharmonisch orkest en het Westminster koor o.l.v. Thomas Schippers. CBS/Sony MPK 45557.

 

1962. Vera Soukopová (ms) met het Tsjechisch filharmonisch orkest en het Praags filharmonisch koor o.l.v. Karel Ancerl. Supraphon SU 3696-2911.

 

1966. Larissa Avdeeva (ms) met het USSR Nationaal orkest en Koren van de Russische Republiek o.l.v. Jevgeny Svetlanov. Chant du Monde 278.389, Melodiya MEL CD 10.01831.

 

1971. Anna Reynolds (ms) met het Londens Symfonie orkest en –koor o.l.v. André Previn. EMI 763.114-2.

 

1978. Elena Obraztsova (ms) met het Londens symfonie orkest en –koor o.l.v. Claudio Abbado. DG 419.603-2, 447.419-2.

 

1978.  Carolyn Watkinson met het Radio filharmonisch orkest en het Groot Omroepkoor o.l.v. Kyril Kondrashin. RCA 74321-30889-2 (4 cd’s).

 

1979. Ingeborg Springer (ms) met het Berlijns Omroeporkest en –koor o.l.v. Wolf-Dieter Hauschild. Berlin Classics BC 3099-2.

 

1983. Irina Archipova met het Cleveland orkest en –koor o.l.v. Riccardo Chailly. Decca 410.164-2, 430.738-2.

 

1986. Christine Cairns (ms) met het Los Angeles Filharmonisch orkest en – Master Chorale o.l.v. André Previn. Telarc CD 80143.

 

1987. Linda Finnie (ms) met het Schots Nationaal orkest en –koor o.l.v. Neeme Järvi. Chandos CHAN 8584.

 

1988.  Alfreda Hodgson (ms) met het Philharmonia orkest en –koor o.l.v. Ievgeny Svetlanov. ICA Classics ICAC 5069.

 

1990. Claudine Carlson (ms) met het St. Louis symfonie orkest en –koor o.l.v. Leonard Slatkin. Vox 115502-2 (2 cd’s).

 

1990. Ludmilla Schemtschuk (ms) met het Deens Nationaal omroeporkest en –koor o.l.v. Dmitri Kitaenko. Chandos CHAN 9001.

 

1990. Jard van Nes (ms) met het Montréal symfonie orkest en –koor o.l.v. Charles Dutoit. Decca 430.506-2.

 

1991. Oralia Dominguez (ms) met het Mexico City filharmonisch orkest en –koor o.l.v. Fernando Lozano. Forlane FF 022.

 

1991. Dolora Zajick (ms) met het Londens symfonie orkest en –koor o.l.v. Mstislav Rostropovitch. Sony S2K 48387.

 

1991, Carolyn Watkinson (ms) met het Gewandhausorkest, Leipzig en het Latvija Staatskoor o.l.v. Kurt Masur. Teldec 9031-73284-2.

 

1992. Mariana Paunova (a) met het Dallas symfonie orkest en –koor o.l.v. Eduardo Mata. Dorian DOR 90169.

 

1992. Marjana Lipovsek (a) met het Orchestre de Paris en –koor o.l.v. Semyon Bychkov. Philips 434.070-2.

 

1994. Ewa Podles (ms) met het Litouws Latvija koor en het Nationaal orkest, Lille o.l.v. Jean-Claude Casadesus. Harmonia Mundi HMC 90.1523, Naxos 8.557725.

 

2002. Olga Borodina (ms) met het Kirov orkest en –koor o.l.v. Valery Gergiev. Philips 473.600-2.

 

2002. Irina Gelahova (ms) met het Russisch Staatsorkest en het Stanislavsky koor o.l.v. Dmitry Yablonsky. Naxos 8.555710.

 

Engelstalig

 

1957. Rosalind Elias (ms) met het Chicago symfonie orkest en –koor o.l.v. Fritz Reiner. RCA GD 60176, 09026-63708-2.

 

Complete filmmuziek (18 delen)

 

1993. Evgenia Gorohovskaya (ms) met het Sint Petersburg filharmonisch orkest en –kamerkoor o.l.v. Yuri Temirkanov. RCA 09026-061926-2.

 

2003. Marina Domashenko met het Berlijns Omroeporkest en het Ernst Senff koor o.l.v. Frank Strobel. Capriccio 71014.