Verg. Discografieën

POULENC: CONCERT VOOR 2 PIANO'S EN ORKEST

POULENC: CONCERT VOOR 2 PIANO’S EN ORKEST

 

Poulencs Concert voor twee piano’s en orkest uit 1932 is vooral een briljant divertissement. Het eerste deel bezit een oppervlakkige neoklassieke stijl, maar vrijpostige motieven duiken telkens op om ieder zweem van seriositeit weg te vagen. Daarna volgen een elegant larghetto met de nodige melodieuze schoonheid en een finale die een en al energieke stoeipartij is. 

 

Achtergronden

 

Poulenc zelf was een begaafde pianist en alle vier de concerten die hij componeerde zijn voor een toetsinstrument, te beginnen met het  voor Wanda Landowska geschreven klavecimbelconcert uit 1928. Hoewel dit mede werd geïnspireerd door het voorbeeld van Stravinsky’s Concert voor piano en blazers, blijkt Poulencs eigen soort neoclassicisme van veel oppervlakkiger aard, meer gericht op achttiende eeuwse smaak dan op structurele samenhang. Maar pas in het kostelijke Concert voor twee piano’s krijgt Poulencs onbeschaamde eclecticisme vrij baan. Heel watliefhebbend eerbetoon geldt zijn klassieke voorvaderen (inclusief een substantieel brok Mozart in het langzame deel). Maar dat wordt voortdurend ondermijnd door een ontzettend leuk mengsel van dolle zotternij, schijn bombast en Raveliaanse exotiek. Alle drie meteen in het eerste deel. Ieder blijk van diepgang ontbreekt. De jonge componist maakt hier een zorgeloze indruk en wil de luisteraar louter vermaken. Jammer dat het allemaal na twintig minuten voorbij is. Geen wonder dat dit concert een van zijn populairste werd. Het is hooguit een probleem om twee inlevende pianisten voor een uitvoering.

Het concert werd geschreven in opdracht van de bekende filantroop en lid van de Parijse beau monde prins Edmond de Polignac, ook bekend als de Winnaretta zanger. De première vond 9 september in Venetië plaats tijdens het International Society for Contemporary Music Festival in Venetië. Poulenc zelf en Jacques Février waren solist bij het Milanese Scala orkest o.l.v Désiré Defauw. 

 

De opnamen

 

In de discografielijst hieronder zijn verrassend veel opnamen genoemd. Een deel daarvan is van vage herkomst met onbekende solisten, orkesten en dirigenten. Mogelijk missen we daaraan iets geweldigs, maar de kans daarop is niet zo groot.

Tot de eersten die het werk in de V.S. introduceerden behoort het destijds heel bekende duo Arthur Gold en Robert Fizdale dat het werk in 1954 en 1962 voor Amerikaanse Columbia op lp registeerde; verdoekt naar cd is het resultaat niet.

Met zijn partner van het eerste uur, Jacques Février nam Francis Poulenc het concert tweemaal op. Groot zijn de onderlinge verschillen tussen dit tweetal niet, maar dit tweetal versies ontleent zijn belang meer aan de authenticiteitswaarde dan aan grootse interpretaties.

Gelukkig is met het verscheiden van het Erato label de fijne Rotterdamse opname (die hooguit de solisten wat teveel naar voren haalt) van François-René Duchable en Jean-Philippe Collard via Warner nog toegankelijk. Hij behoort nog tot de aantrekkelijkste vanwege de getoonde flair. 

Iemand als Pascal Rogé voelt zich volmaakt thuis in dit repertoire en door hem meegesleurd vindt ook Sylviana Deferne de juiste stijl; het Philharmonia orkest begeleidt mooi lichtvoetig.

Omdat deze levendige muziek vraagt om een uitgesproken flamboyante vertolking is het goed en passend de briljante zusjes Katia en Marielle Labèque in actie te horen. Hopelijk is hun opname nog verkrijgbaar.

Stijlgevoel, panache en enthousiasme bepalen in hoge mate ook de verklanking van Eric le Sage en Frank Braley uit Luik.

Een geval apart is de opname met Claire Chevallier en Jos van Immerseel. Bijzonder vanwege het gebruik van Érard vleugels uit respectievelijk 1905 en 1896. De joie de vivre van het concert krijgt hier een pittige aanpak, vooral van de kant van het orkest; van de solisten zorgt vooral Van Immerseel voor een stevige beurt. De hoekdelen sprankelen, het lome langzame deel heeft de gewenste glorieuze houding en de dirigerende solist houdt het allemaal met krachtige hand bijeen.

Het is ontzettend jammer dat niet zo gauw de hand te leggen was op de uitgaven van Sviatoslav Richter en Elisabeth Leonskaja en op die van Martha Argerich en Alexandre Gurning.

 

Conclusie

 

Wanneer we ons beperken tot de positieve uitschieters, zijn Duchâble/Collard en Chevalier/Van Immerseel, de sussen Labèque met daarachter Le Sage en Braley de winnaars. Met excuses aan de niet gehoorden die mogelijk onrecht is gedaan. 

 

Discografie

 

1947. Whittemore en Lowe met het Minneapolis symfonie orkest o.l.v. Dimitri Mitropoulos. Dante LYS 482.

 

1957. Francis Poulenc en Jacques Février met het Parijs’ Conservatoriumorkest o.l.v. Pierre Dervaux. EMI 566.837-2 (5 cd’s).

 

1958. Julian Lerche en Ingeborg Herkomer met het Tsjechisch filharmonisch orkest o.l.v. Karel Ancerl. Chant du monde PR 254008.

 

1962. Francis Poulenc en Jacques Février met het Parijs’ Conservatoriumorkest o.l.v. Georges Prêtre. EMI 762.690-2 (2 cd’s).

 

1971. Bracha Eden en Alexander Tamir met het Suisse romande orkest o.l.v. Sergiu Comissiona. Decca 448.270-2 (2 cd’s)>

 

1983. Gabriel Tacchino en Bernard Ringeissen met het Monte Carlo filharmonisch orkest o.l.v. Georges Prêtre. EMI 747.369-2.

 

1968. Lyubov Bruk en Mark Taimanov met het Leningrads kamerorkest o.l.v. Lazar Gozman. Philips 456.736-2 (2 cd’s).

 

1984. François René Duchable en Jean-Philippe Collard met het Rotterdams filharmonisch orkest o.l.v. James Conlon. Erato ECD 88140, 2292-45232-2, Warner 2564-62552-2.

 

1987. Brigitte Meyer en Alexander Rabinowitch met het Europees Concertorkest o.l.v. Patrick Crispini. Doron DRC 3022.

 

1989. Katia en Marielle Labèque met het Boston symfonie orkest o.l.v. Seiji Ozawa. Philips 426.284-2.

 

1990. Jean-Bernard Pommier en Anne Queffelec met City of London Sinfonia o.l.v. Richard Hickox. Virgin 545.028-2.

 

1990. Güher en Süher Pekinel met het Filharmonisch orkest van de Franse omroep o.l.v. Marek Janowski. Teldec 4509-97445-2.

 

1992. Sylvianne Deferne en Pascal Rogé met het Philharmonia orkest o.l.v. Charles Dutoit. Decca 436.546-2.

 

1992. Roland Pöntinen en Love Derwinger met het Malmö symfonie orkest o.l.v. Osmo Vänskä. BIS CD 593.

 

1993. Joshua Pierce en Dorothy Jonas met het orkest van de Poolse nationale omroep o.l.v. David Amos. Albany TROY 112. 

 

1993. Ingryd Thorson en Julian Thurber met het Aarhus symfonie orkest o.l.v. Frans Rasmussen. Olympia OCD 364.

 

1993. Sviatoslav Richter en Elisabeth Leonskaja met het Lets nationaal symfonie orkest o.l.v. Peter Magi. Doremi DHR 7945.

 

1996. Peter Toperczer en Marián Lapsansky met het Slowaaks filharmonisch orkest o.l.v. Bystrik Rezucha. Opus CD 9150.1457.

 

1999. Anna en Ines Walachowski met het Württembergs filharmonisch orkest Reutlingen o.l.v. Roberto Paternostro. Ars FCD 368.366.

 

2003. Eric le Sage en Frank Braley met het Luiks filharmonisch orkest o.l.v. Stéphane Denève. RCA 82876-60308-2.

 

2003. Genova & Dimitrov met het SWR Omroeporkest Kaiserslautern o.l.v. Alun Francis. CPO 999.992-2.

 

2005. Martha Argerich en Alexandre Gurning met het Orkest van de Italiaans-Zwitserse omroep Lugano o.l.v. Erasmo Capilla. DG 477.9884 (4 cd’s).

 

2006. Susan Grace en Alice Rybak (Quattro Mani) met het Colorado College zomerfestival orkest o.l.v. Scott Yoo. Bridge 9224.

 

2008. Claire Chevallier en Jos van Immerseel met Anima Eterna o.l.v. Jos van Immerseel. Zig-Zag Territoires ZZT 110403.

 

Arrangement voor 2 piano’s, orgel en slagwerk

 

2009. Yaara Tal, Andreas Groethuysen, Hansjörg Albrecht en Babette Haag. Oehms OC 637. 

 

Arrangement voor 2 piano’s

 

1991. Madeleine Forte en Del Parkinson. Romeo 72524 (3 cd’s).

 

2006. Alain en Tristan Raës. Solstice SOCD 236. 

 

Video

 

1950. Francis Poulenc en Jacques Février met het Parijs’ Conservatoriumorkest o.l.v. Georges Prêtre. EMI 310.200-9 (dvd).

 

2006. Güher en Süher Pekinel met het Zürichs kamerorkest o.l.v. Muhai Tang. ArtHaus 101.349 (dvd).