PROKOFIEV: PIANOCONCERT NR. 3
Niet alleen in de populaire symphonie classique laat Prokofiev zich van zijn vrolijker kant zien. Lyriek en een geladen energie treden ook als kenmerken van zijn persoonlijke stijl op in zijn van het vijftal populairste Pianoconcert nr. 3 in D op. 26 waaraan hij van 1917 tot 1921 werkte. Het werk heeft een lichtelijk neoklassiek karakter en de componist, zelf een klavierleeuw, stelt zijn interpreten voor een moeilijke opgave, alleen al wat de vereiste greeptechniek betreft.
Achtergronden
Eigenlijk is het wat merkwaardig dat de vijf pianoconcerten van Prokofiev niet vaker op de concertprogramma’s prijken omdat ze tot de meest inventieve ooit behoren. Concert nr. werd in 1912 geschreven en twee jaar later gebruikte hij het om zijn pianoleraren mee om de oren te slaan toen hij niet slaagde met een standaard werk uit het ijzeren repertoire van de klassieke concerten, maar met een stuk van hemzelf.
Hij won daar zowel een eerste prijs als een hoop ressentiment mee.
Het tweede concert is berucht vanwege de enorme moeilijkheid van de solopartij, met name voor de haast maniakale eisen die de cadens uit het eerste deel stelt.
Het derde, bekendste concert was bedoeld als virtuoos vehikel voor hemzelf en al verleent de stilistische diversiteit een gevoel van ontspanning aan de muziek, veel daarvan heeft ook iets demonisch en in ieder geval opwindends.
Het vierde concert werd in opdracht voor de eenarmige Oostenrijkse pianist Ludwig (broer van de beroemde Paul) Wittgenstein geschreven. Het werk hield Prokofiev druk bezig in de zomer van 1931 en leidde tot een werk dat bescheiden van omvang, doch heel veeleisend was. Wittgenstein kon of wilde er niets van weten en speelde het nooit zelf. Wel hield hij tot 1956 de partituur achter slot en grendel.
Prokofievs vijfde pianoconcert begon als een haast nietige, retrospectieve compositie, maar de uitvoerend kunstenaar in hem kreeg de overhand waardoor het werk tenslotte weer een hemelbestormende test voor de vingervlugheid werd. De vijf delen vormen eerder een suite dan een concert en mogelijk heeft een gebrek aan cohesie de mogelijke populariteit van het stuk altijd in de weg gestaan.
Zoals gezegd: tegen 1921 had de virtuoze pianist Serge Prokofiev een nieuw werk met orkest nodig om zijn grote virtuoze vaardigheden te kunnen tonen. Vooral omdat hij zich net in het Westen had gevestigd en nog naam moest maken al hoorde mem hem wel graag spelen.
Zijn derde pianoconcert is een samenstelling van thema’s die hij al vanaf 1911 had genoteerd, maar het leeuwendeel van het werk componeerde hij in het vakantieoord St. Brevin-les-Pins aan de Franse Atlantische kust.
Prokofievs landgenoot en buurman Konstantin Balmont droeg een sonnet ‘Prokofiev! Muziek en jonge bloesem’ aan hem op waarin hij Prokofievs veelzijdigheid en jeugdig elan bezong.
Het werk begint met een weemoedig klarinetthema dat aan Moedertje Rusland doet terugdenken maar al gauw begint de ware pret.
Een echt langzaam deel is er niet. In plaats daarvan krijgen we een andantino thema te horen met vijf variaties, alles in Prokofievs favoriete oude dansvormen, hier de gavotte. Dat thema wordt vijfmaal aan allerlei levendige, contrasterende veranderingen onderworpen.
In het centrum van de allegro ma non troppo finale wordt een mogelijk gebrek aan lyriek gecompenseerd door een grote romantische melodie.
Prokofievs vriend, de componist Miaskovsky, beschreef het werk geamuseerd als ‘een man met een dikke buik en korte armpjes en beentjes’.
De opnamen
Wie de wederom lange lijst met ooit, hopend op succes, ook commercieel, aan opnamen van dit derde concert is gemaakt, zal opvallen dat sinds Sergei Prokofiev zelf meteen een onmisbare, best opwindende, maar nu toch wat ademloze uitvoering leverde, het werk door de jaren heen steeds weer werd opgenomen met de logische uitzondering van de W.O. II oorlogsjaren.
Wie overweegt dit derde concert te kopen, doet er goed aan om vooraf te overwegen of het hem alleen om dat werk gaat (dat in de meest aanbevelenswaardige uitgaven vaak is gekoppeld met het wat voor de hand liggende derde concert van Bartók) op 1 cd, of dat het zinvol is om meteen voor het volledige vijftal te kiezen.
In dat laatste geval dienen zich vooral Ashkenazy en Bavouzet aan.
John Browning was de eerste die met Leinsdorf de complete reeks opnam. Uit die onderneming springen het tweede en vierde er het positiefst uit. De rest is mooi geslaagd, maar niet erg markant.
Best bevredigend is wat Michel Béroff voorschotelt. Hij toont veel inzicht en stijlbesef, vermijdt agogische eigenzinnigheden en laat ook de poëtische momenten opbloeien. Masur biedt heel goede ondersteuning.
Het was een mijlpaal in de opnameloopbaan van Vladimir Ashkenazy toen hij met Previn de volledige concertreeks opnam. Lyrisch, gedurfd en precies zo brutaal als waar de componist om vraagt. Maar ook met scherpe contouren en knap gearticuleerd. Wie spijkers op laag water zoekt, kan derze vinden in iets gemaniëreerd spel in het middendeel. Gelukkig is zijn prestatie zowel los als samen het de andere vier concerten leverbaar. Ashkenazy’s andere opnamen zijn ook mooi, maar hier hebben we het over de mooiste.
Dat de twee eendrachtig samenwerkende Russen Vladimir Krainev en Dmitri Kitaenko ook tot fraaie resultaten komen, hoeft niet te verwonderen. Alleen gaat de getoonde brille wat ten koste van de dichterlijkheid. De tweede, Frankfurtse uitgave van deze pianist bevalt alleen opnametechnisch al wat beter.
De denderende, geselende, briljante interpretatie van Horacio Gutiérrez biedt veel van wat de componist wel graag wenste van zijn vertolkers en Järvi’s dirigaat bezit bepaald karakter, maar de Chandos opnamemensen wisten het geluid in het Concertgebouw niet zo mooi vast te leggen als de collega’s van Decca en Philips bij vele andere gelegenheden. Het orkest speelt wel prachtig.
In dit gezelschap is het Kun-Woo Paik die haast voor de meeste bravura zorgt; dat gaat wat ten koste van andere, net zo belangrijke kwaliteiten. Ook is de tempokeus eigenlijk steeds een paar streepjes te fel, maar het middendeel is mooi uitgewerkt. De Naxos opname uit de concertzaal van de Poolse omroep klinkt verrassend realistisch.
Kernachtig en fors is wat Alexander Toradze laat horen, toch krijgen ook de rustiger momenten aardig reliëf. Gergiev toont zich hier de ideale begeleider en de opname klinkt bijzonder helder.
De Franse pianoschool werpt bij Jean-Efflam Bavouvet de mooiste vruchten af in zijn lucide spel. Verder toont hij een sterk ritmisch gevoel, heeft hij gevoel voor de sardonischer kanten van Prokofiev die hij waar gewenst energiek of juist bedachtzaam aanpakt. Het resultaat is een passend, hooguit wat koel uitgevallen statement.
Komen we aan de losse cd’s. Jeugdsentiment maakt dat ook Julius Kätchen (met Ansermet) nog altijd een warm plaatsje in mijn hart heeft. Hij was het die winnend in de jaren vijftig aanleiding gaf tot één van mijn eerste lp aankopen. Maar het is vooral William Kapell die bij de vroegste opnamen imponeert met elektriserend spel. Hij zorgde destijds voor de gouden standaard en zou door iedereen die dit werk dierbaar is moeten worden beluisterd. Naxos restaureerde de opname zo goed mogelijk.
Dat Marga Argerich terecht beroemd is als exponent van dit concert, is volkomen terecht. Driemaal – in 1967, 1997, 1997 liet ze het werk op cd vastleggen en van een vertolking in Londen uit 1977 bestaat een dvd. Telkens komen de explosieve energie en het scherp contrasterende karakter van het werk mooi uit; haar kwikzilveren temperament komt fraai uit en ze zorgt ook voor heel verfijnde, welgekozen verfijnde momenten. Met een smalle marge gaat de lichte voorkeur uit naar de EMI versie met Dutoit, maar die met Abbado is eveneens superieur.
Tot de opvallende verschijningen behoort ook Gary Graffman die het ideaal trof met George Szell. Het gevolg is een heel briljante, virtuoze weergave met een enigszins motorisch karakter.
Van Nikolai Demidenko is duidelijk dat hij over een enorme technische vaardigheid beschikt, maar met een grote virtuositeit alleen, zonder muzikaal gevoel, schiet hij het doel voorbij. Echte pianissimi ontbreken bijvoorbeeld geheel.
Dan veel liever Byron Janis het een rijk genuanceerde, heel briljante en in het middendeel echt poëtische voordracht. Perfectionist Dorati begeleidt optimaal en de oude Mercury opname klinkt nog altijd als een klein wonder.
Een eervolle vermelding verdient terloops nog Terence Judd die in 1978 aan het Tchaikovsky concours in Moskou deelnam en daar indruk maakte. Met iets meer verfijning was hij beter in herinnering gebleven.
Ook Jevgeny Kissin nam het derde concert enige keren op. Van hem boeit feitelijk de DG opname met Abbado nog het meest. Bij de opnamen uit de afgelopen toen jaar wekt die van Denis Matsuev met overdreven virtuoos gooi en smijtwerk, waaraan Gergiev dankbaar meedoet, een nogal povere indruk. Behzod Abduraimov plaatst Prokofiev teveel in een sfeer van mild understatement en had beter even kunnen wachten tot hij beter gewapend is. Maar de Armeense Nareh Arghamanyan toont, hoewel ook nog jong, veel meer persoonlijkheid en karakter. Ze had alleen iets meer vaart aan de muziek mogen geven. Ze is iemand die de aandacht waard is.
Met tot slot excuses voor de vele musici uit de discografische opsomming die om wat voor reden ook (schijnbaar oninteressant, niet of moeilijk verkrijgbaar, ontbrekend budget om ze te kopen of zelfs maar te lenen) ontbreken.
Beeldopnamen
Een gelukkig toeval wil, dat juist van de drie voorkeurs solisten ook dvd’s zijn verschenen. Alle drie, uiteraard met onderlinge verschillen, kunnen ze warm worden aangeraden.
Conclusie
De suggestie werd al gewekt: bij de volledige opnamen van de vijf concerten ligt Ashkenazy nog steeds een neuslengte voor op Bavouzet. Gutierrez en Toradze volgen op enige afstand. Bij de separate c’s zijn het 2x Argerich, Kapell, Kissin/Abbado die de beste papieren hebben.
Discografie
1932. Serge Prokofiev met het Londens symfonie orkest o.l.v. Piero Coppola. EMI 555.223-2, Dutton CDBP 9706, Pearl GEMM CD 9470, Naxos 8.110670.
1945. Dimitri Mitropoulos met het NBC Symfonie orkest o.l.v. Dimitri Mitropoulos. Piano Library 314.
1946. Pietro Scarpini met het Robin Hood Dell orkest o.l.v. Dimitri Mitropoulos. TIM 220832-303 (2 cd’s).
1949. William Kapell met het Dallas symfonie orkest o.l.v. Antal Dorati. RCA GD 60921, RCA 09026-68993-2, Music & Arts CD 990, Naxos 8.110673.
1949. William Kapell met het New York filharmonisch symfonie orkest o.l.v. Leopold Stokowski. Music & Arts MA 0990.
1951. Emil Gilels met het USSR Omroeporkest o.l.v. Kyrill Kondrashin. Chant du monde LDC 278978, RCA GD 69098.
1952. Sviatoslav Richter met het Moskous Jeugdorkest o.l.v. Kyrill Kondrashin. Urania URN 22383.
1952. Julius Katchen met het Suisse romande orkest o.l.v. Ernest Ansermet. Decca 480.0837, Testament SBT 1300.
1952. Nikita Magaloff met het WDR Omroeporkest o.l.v. Georg Solti. Arkadia CDHP 595.1.
1954. Samson François met het Parijs’ Conservatorium orkest o.l.v. André Cluytens. Columbis CX 1135 (lp).
1954. Alexander Uninsky met het Residentie orkest o.l.v. Willem van Otterloo. Challenge CC 72142 (13 cd’s).
1955. Leonard Pennario met het St. Louis symfonie orkest o.l.v. Vladimir Golschmann. EMI 567.312-2.
1956. Moura Lympany met het Philharmonia orkest o.l.v. Walter Süsskind. Olympia OCD 191.
1956. Sviatoslav Richter met het Tsjechisch filharmonisch orkest o.l.v. Karel Ancerl. Supraphon SU 3670-2.
1956. Emil Gilels met het Moskous Omroeporkest o.l.v. Kyrill Kondrashin. Chant du monde LDC 278978.
1957. Gary Graffman met het San Francisco symfonie orkest o.l.v. Enrique Jorda. RCA LM 2138 (lp).
1958. Samson François met het Tsjechisch filharmonisch orkest o.l.v. Karel Ancerl. Archipel ARPCD 0533.
1960. Van Cliburn met het Chicago symfonie orkest o.l.v. Walter Hendl. RCA 09026-62691-2, 82876-67894-2.
1961. John Browning met het Philharmonia orkest o.l.v. Erich
Leinsdorf. EMI 565.923-2.
1961. Rudolf Kerer met het Moskous filharmonisch orkest o.l.v. Kyrill Kondrashin. Multisonic 310353.
1962. Alexis Weissenberg met het Omroeporkest Turijn o.l.v. Sergiu Celibidace. Arkadia CDLSMH 34005.
1962. Marina Mdivani het het Moskous Omroep symfonie orkest o.l.v. Gennady Rozhdestvensky. Melodiya S 435 (lp).
1962. Byron Janis met het Moskou’s filharmonisch symfonie orkest o.l.v. Kyrill Kondrashin. Mercury 434.333-2.
1962. Friedrich Wührer met het SWR Omroeporkest Baden-Baden o.l.v. Michael Gielen. Vox PL 12190 (lp).
1964. John Browning met het Boston symfonie orkest o.l.v. Erich Leinsdorf. Testament SBT2 1376 (2 cd’s), EMI 565-923-2.
1965. Frantisék Maxián met het Praags omroeporkest o.l.v. Alois Klima. Sound CD 3437.
1966. Gary Graffman met het Cleveland orkest o.l.v. George Szell. CBS MYK 44876, Sony SK 78743.
1967. Martha Argerich met het Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Claudio Abbado. DG 415.062-2, 447.438-2.
1967. Nicolai Petrov met het USSR Omroeporkest o.l.v. Gennady Rozhdestvensky. Melodiya MEL 46065-2.
1968. Peter Katin met het Praags symfonie orkest o.l.v. Zdenek Kosler. Orchestral Concert CD’s CD2/2008.
1970. Julius Katchen met het Londens symfonie orkest o.l.v. István Kertész. Philips 456.859-2 (2 cd’s).
1970. Nelson Freire met het Symfonie orkest van de Beierse omroep o.l.v. o.l.v. Yuri Ahronovitch. Decca 478.677-2 (2 cd’s).
1971. Aleksey Lubimov met het USSR Staats academisch symfonie orkest o.l.v. David Oistrakh. Russian Compct Disc RCD 16301.
1971. Alexis Weissenberg met het Orchestre de Paris o.l.v. Sejo Ozawa. EMI 585.837-2 (4 cd’s), 679.086-2.
1972. Boris Krajny met het Tsjechisch filharmonisch orkest o.l.v. Jiri Belohlavek. Panton 811216.
1972. Israela Margalit met het Philharmonia orkest o.l.v. Lorin Maazel. Decca PFS 4255 (lp).
1973. Vladimir Ashkenazy met het Pittsburgh symfonie orkest o.l.v. William Steinberg. Koch Suisa INCD 7181.
1974. Michel Béroff met het Gewandhaus orkest Leipzig o.l.v. Kurt Masur. EMI 517.629-2.
1974. David Lively met het Moskous Omroep symfonie orkest o.l.v. Dmitri Kitayenko. Melodiya S 1005479/80 (2 lp’s).
1975. Vladimir Ashkenazy met het Londens symfonie orkest o.l.v. André Previn. Decca 411.969-2, 425.570-2, 452.588-2 (2 cd’s).
1975. Marian Lapsansky met het Slowaaks filharmonisch orkest o.l.v. Ladislav Slovák. Opus 9110-0419 (lp).
1976. Gabriel Tacchino met het Luxemburgs omroeporkest o.l.v. Louis de Froment. Vox CDX 3000 (3 cd’s), Turnabout TVS 34585.
1977. Claude Helffer met het Nationaal orkest Monte Carlo o.l.v. Bruno Maderna. Concert Hall SMS 2261 (lp).
1977. Dmitri Alexeyev met het Royal philharmonic orkest o.l.v. Yuri Temirkanov. Melodiya S 1016029 (lp).
1978. Terence Judd met het Moskous filharmonisch symfonie orkest o.l.v. Alexander Lazarev. Chandos CHAN 6509, 9913.
1978. Tedd Joselson met het Dallas symfonie orkest o.l.v. Eduardo Mata. RCA RD 30982.
1978. Vladimir Krainev met het Moskous filharmonisch orkest o.l.v. Dmitri Kitayenko. Melodiya MELCD 1002227 (2 cd’s).
1979. Alexander Mndoyants met het Moskous Omroep symfonie orkest o.l.v. Fuat Mansurov. Vista Vera VV 97012.
1979. Lyubov Timofeyeva met het Moskous Omroep symfonie orkest o.l.v. Dmitri Kitayenko. Melodiya S10.11403-4 (lp).
1981. Viktor Eresko met USSR Staats symfonie orkest o.l.v. Alexander Lazarev. Melodiya S 10 13945-6 (lp).
1984. Jevgeny Kissin met het Moskous filharmonisch symfonie orkest o.l.v. Andrey Chistakov. RCA RD 60051.
1985. Jon Kimura Parker met het Royal philharmonic orkest o.l.v. André Previn. Telarc CD 82009.
1986. Janis Vakarelis met het Royal philharmonic orkest o.l.v. Witold Rowicki. Pickwick RPO 8003, MCA 6204.
1987. Victoria Postnikova met het Russisch symfonie orkest o.l.v. Gennady Rozhdestvensky. Melodiya 74321-30645-2 (2 cd’s).
1988. Tzimon Barto met het Londens filharmonisch orkest o.l.v. Andrew Davis. EMI 749.495-2.
1988. Jorge Bolet met het Neurembergs symfonie orkest o.l.v. Ainslee Cox. Genesis GCD 104, Colosseum 9029-2.
1989. Santiago Rodriguez met het Sofia filharmonisch orkest o.l.v. Emil Tabakov. Elan CD 2220.
1989. Leif Ove Andsnes met het Bergen filharmonisch orkest o.l.v. Ole Kristian Ruud. Simax PSC 1060.
1990. Horacio Gutiérrez met het Concertgebouworkest o.l.v. Neeme Järvi. Chandos CHAN 10522 (2 cd’s), CHAN 8889.
1991. Mari Kodama met het Philharmonia orkest o.l.v. Kent Nagano. ASV CD DCA 786.
1991. Kun Woo Paik met het Pools Nationaal omroeporkest o.l.v. Antoni Wit. Naxos 8.550566.
1991. Stephen Prutsman met het Belgisch Nationaal orkest o.l.v. Ronald Zollman. René Gailly CD 90005 (3 cd’s).
1992. Olivier Cazal met het Sydney Symfonie orkest o.l.v. Edvard Tchivzel. ABC 476.227-4.
1993. Yefim Bronfman met het Israël filharmonisch orkest o.l.v. Zubin Mehta. Sony SK 52483.
1993. Hyooung-Joon Chang met het Russisch symfonie orkest o.l.v. Paul Freeman. Pro Arte 3463.
1993. Jevgeny Kissin met het Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Claudio Abbado. DG 439.898-2.
1993. Vladimir Krainev met het SWR Omroeporkest Frankfurt o.l.v. Dmitri Kitayenko. Teldec 9031-73257-2, Warner 461694-2 (2 cd’s).
1994. Dickran Atamian met het Seattle symfonie orkest o.l.v. Gerard Schwarz.Delos DE 3155, DE 3710.
1994. Kun-Woo Paik met het Pools Nationaal omroeporkest o.l.v. Antoni Wit. Naxos 8.550566.
1995. Yuliya Gorenman met het Luiks filharmonisch orkest o.l.v. Pierre Bartholomée. René Gailly CD 90009 (3 cd’s).
1995. Nikolai Demidenko met het Londens filharmonisch orkest o.l.v. Alexander Lazarev. Hyperion CDA 66858.
1997. Michael Ponti met het Staats filharmonisch orkest Halle o.l.v. ?. Dante PSG 9871
1997. Martha Argerich met het Montréal symfonie orkest o.l.v. Charles Dutoit. EMI 556.654-2.
1998. Alexander Toradze met het Kirov orkest o.l.v. Valery Gergiev. Philips 462.0480-2 (2 cd’s).
1998. Martha Argerich met het Concertgebouworkest o.l.v. Riccardo Chailly. Q Disc MCCM 97033.
1999. Mark Zeltser met het WDR Omroeporkest Keulen o.l.v. Rudolf Barschai. Laurel LR 904.
1999. Noriko Ogawa met het Russisch ministerie van cultuur symfonie orkest o.l.v. Gennady Rozhdestvensky. Victor VICC 60136.
2000. Yakov Kasman met het Moskous Symfonie orkest o.l.v. Emmanuel Leducq-Barôme. Calliope CAL 9303.
2001. Oleg Marshev met het Zuid Jutlands symfonie orkest o.l.v. Niklas Willén. Danacord DACOCD 584/5 (2 cd’s).
2001. Mikhail Petukhov met het Moskous Omroep symfonie orkest o.l.v. Vladimir Fedoseyev. Sonora SO 22590.
2002. Mikhail Pletnev met het Russisch nationaal orkest o.l.v. Mstislav Rostropovitch. DG 471.576-2.
2002, Tedd Joselson met Philharmonia Hungarica o.l.v. Zoltan Roszniai. Perpetua 7006.
2002. Samson François met het Philharmonia orkest o.l.v. Witold Rowicki. EMI 574.324-2 (2 cd’s).
2002. Hubert Salwarowski met het Szczecinsiej filharmonisch orkest o.l.v. Jerzy Salwarowski. DUX DUX 0378.
2004. Ayano Shimada met het Sydbey symfonie orkest o.l.v. Janos Fürst. ABC 476.4331.
2005. Abdel Rahman El Bacha met het Symfonie orkest van de Munt Brussel o.l.v. Kazushi Ono. Fuga Libera FUG 505 (2 cd’s).
2007. Kun Woo Paik met het Boedapest filharmonisch orkest o.l.v. Rico Saccani. Boedapest PO BPOL 1013.
2007. Eliane Rodrigues met het St. Petersburg filharmonisch orkest o.l.v. Edward Serov. Northern Flowers 09018.
2008. Freddy Kempf met het Bergen filharmonisch orkest o.l.v. Andrew Litton. BIS CD 1820.
2008. Jevgeny Kissin met het Philharmonia orkest o.l.v. Vladimir Ashkenazy. EMI 264.536-2.
2009. Ran Dank met het Sydney symfonie orkest o.l.v. Kirill Karabits. ABC 476.6960-2 (4 cd’s).
2010. Alexander Gavrylyuk met het Sydney symfonie orkest o.l.v. Vladimir Ashkenazy. Triton EXCL 00047.
2012. Denis Matsuev met het Mariininsky orkest St. Petersburg o.l.v. Valery Gergiev. Mariinsky MAR 0549.
2013. Behzod Abduraimov met het Italiaans Nationaal symfonie orkest o.l.v. Juraj Valchuda. Decca 478.5360.
2013. Nikolai Lugansky met het Duits symfonie orkest Berlijn o.l.v. Kent Nagano. Naïve AM 210.
2013. Jean-Efflam Bavouzet met het BBC filharmonisch orkest o.l.v. Gianandrea Noseda. Chandos CHAN 10802 (2 cd’s).
2013. Lang Lang met het Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Simon Rattle. Sony 88883-73226-2.
2014. Nareh Arghamanyan met het Berlijns omroeporkest o.l.v. Juraj Valchuda. Pentatone PTC 5186-510.
Video
1977. Martha Argerich met het Londens symfonie orkest o.l.v. André Previn. Euro Arts 3079858 (dvd).
2009. Yuja Wang met het Luzern festival orkest o.l.v. Claudio Abbado. Euro Arts 2057968 (dvd).
2013.Lang Lang met het Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Simon Rattle. Sony 88883-77379-9. (dvd).