Verg. Discografieën

RAVEL: ENFANT ET LES SORTILÈGES, L' (geactualiseerd)

RAVEL: L’ENFANT ET LES SORTILÈGES

 

In het libretto van de music-hall ster en romancière Colette leeft een verveeld, lastig en ondeugend jochie dat van zijn moeder zijn huiswerk moet maken zijn frustraties uit op de levenloze objecten en dieren uit zijn omgeving. Tot zijn verrassing komen zij tot leven en nemen wraak op hem. Maar dan maakt hij het weer goed door een gewonde eekhoorn te helpen. Wanneer hij zelf gewond raakt, brengen de dieren hem naar huis, weg uit de betoverde tuin.

 

Achtergronden

 

Hoe geboeid Ravel ook was door de operavorm, van de twaalf projecten die hij overwoog werden er maar twee – beide éénakters – gerealiseerd, eerst de komedie L’heure espagnole in 1911 en daarna de ‘lyrische fantasie’ L’enfant et les sortilèges. Op de gok had Colette hem tijdens W.O. I een libretto naar de loopgraven bij Verdun gestuurd, maar dat raakte zoek. Na die oorlog kreeg hij een kopie, maar het duurde tot 1924 voordat het werk dat een beeld geeft van de kindertijd en van moederliefde gereed was. Waarschijnlijk heeft Colette’s kostelijke fantasie iets van Maeterlicks l’Oiseau bleu.

Ravel vindt steeds precies de juiste toon in een partituur vol verfijnde en haast magische gevoeligheid en scherpzinnigheid waarin verder raffinement, fantasie en pret hand in hand gaan. Zo maken we mee hoe het nukkige knaapje weigert sommen te maken (en uit wraak later l’arimétique wraak komt nemen), Engelse theepot breekt, aan de staart van de kat trekt,  een eekhoorn prikt met een penpunt, het vuur dooft door er een ketel op te zetten, het behangpapier afscheurt, zijn boeken maltraiteert, de pendule van de grootvaderklok sloopt, een fragiel stoeltje schopt (une bergère is géén herderinnetje!) om vervolgens te merken dat alle zich tegen hem keren, waarna het tafereel naar buiten wordt verplaatst waar de bomen en de dieren agressief hun verhaal vertellen totdat de jongen het tij keert door een gewond eekhoornpootje te verbinden en hij zijn fouten inziet en betraand maar met beleden schuld in de armen van zijn moeder valt. Prachtige, ontroerende momenten te over, zeker in de haast magische tuinscène vol heel oorspronkelijke instrumentale kleuren. Zo schiep Ravel een volkomen overtuigende wereld die zowel verleidelijk als sinister is. 

Na de première in Monte Carlo zijn theateropvoeringen beperkt gebleven. Op het toneel is dit een moeilijk goed te realiseren werk van slechts drie kwartier omdat het lastig is zangers en/of acteurs te verkleden als sofa,  nachtegaal, leunstoel, uil, theepot, grootvaderklok, behang, haardvuur, boom, kat, kikker of eekhoorn.

Maar des te beter leent het werk zich voor een geluidsopname waarbij men de eigen fantasie kan activeren.

 

De opnamen

 

De eerste opname die in 1947 verscheen met Ernest Bour als dirigent was meteen raak en zette de toon voor de specifiek Franse uitvoeringen. Magie is troef van Nadine Sautereau’s kind, Yvon le Marc’Hardours kater en klok, Sonhe Michels ontroerende eekhoorn tot Denise Scharley als libel en moeder. Alle karakters kloppen in stijl en subtiliteit. Het koor levert een vitale en verbeeldingsvolle bijdrage en de orkestbegeleiding dito.

De volgende versie was uit (Franstalig) Zwitserland, van Ernest Ansermet die slechts een wat nuchter-zakelijke, dus bleke afspiegeling was met als enige ster Suzanne Danco in wat bijrollen. Teleurstellend was vooral het door Flore Wend als een steile concertzangeres geportretteerde kind.

In 1960 vond Lorin Maazel met een Frans ensemble voor het eerst de juiste aanpak, geholpen door een louter Franse bezetting van zangers/acteurs die het kind en zijn vele vriendelijke kwelgeesten tot leven wekken. Elk muzikaal en verbaal punt uit het briljante en vernuftige, bij vlagen ook komische stuk wordt door de feitelijk ideale bezetting mooi naar voren gebracht. Gelukkig dat deze analoge opname in 1989 zorgvuldig werd gedigitaliseerd. De hele atmosfeer is prachtig, de tere poëzie wordt alle recht gedaan en de zangers kunnen in hun moers taal met haast neoklassieke puntigheid en articulatie alles uit hun rollen toveren. Met een volledig meewerkend orkest en een goed in evenwicht zijnde opname is dit nog steeds een prachtuitgave.

Om onduidelijke redenen maakte André Previn twee opnamen. Hij toont meteen veel feeling voor het Franse karakter en idioom, kiest royale tempi, geeft de ritmen veerkracht. Tot zover is alles keurig in orde. Kleine vraagtekens rijzen bij het luisteren naar de niet-Franse solistenbezetting. Dat geldt voor zijn beide uitvoeringen. Maar wel beschikte hij bij zijn tweede opname over betere zangers en een attenter orkest. Bovendien is de sfeer dat wat magischer. Op zichzelf zingt Pamela Helen Stephen voortreffelijk als kind, maar ze is hoorbaar geen Française. De verzameling tot leven gewekte voorwerpen wordt mooi briljant gekarakteriseerd.

Kan zijn dat Simon Rattle sinds hij het werk concertant in 1982 in Londen uitvoerde daar een speciale voorliefde voor heeft. Maar voor een van meet af aan geslaagde uitvoering had hij beter net als Maazel naar Frankrijk kunnen gaan. Zijn solisten hebben op papier deels sterstatus, ze zingen ook prachtig, maar de rollen zijn niet steeds gelukkig verdeeld en zeker Kozena als kind blijft ietwat on-Frans klinken allemaal. Ze is er duidelijk als Rattle’s echtgenote bijgehaald. Soms mag dat van voordeel zijn, hier niet echt. En het Berlijnse orkest met zijn post-Karajan volbloed klankgemiddelde is ook niet het eerste ensemble dan in gedachten komt als het erom gaat alle subtiliteiten aan het licht te brengen. Kan het zijn dat Rattle’s grote zelfbewustzijn een volkomen slagen van dit project in de weg stond?

Naar verhouding brengt het Amerikaanse gezelschap uit Nashville onder Alastair Willis het er zeker niet slecht af. Met Julie Boulianne, die hooguit wat te oud klinkt als kind en Geneviève Després als moeder is de taalkloof gering. Voor de rest een goed verzorgde hoewel dus niet echt idiomatische interpretatie. Maar wel voor een koopje aangeboden met Shéhérazade als extra.

De opnamen van Charles Dutoit en Armin Jordan zijn niet meer vers in omloop en die van Herbert Kegel, Peter Maag en Alain Lombard ontbraken, maar zouden waarschijnlijk weinig gewicht in de schaal hebben gelegd.

Om alleen ter willle van Ravels opera zo’n dik album van James Levine en met Charles Dutoit aan te schaffen, lijkt ook dubieus.

De voorlopig nieuwste opname betreft een tijdens het Masumoto Festival gemaakte opname – gelukkig met minimale stoorgeluiden - van een uitvoering die nu ter gelegenheid van de tachtigste verjaardag van Seiji Ozawa is uitgebracht. Door zijn studie bij Monteux en Munch is de dirigent heel goed thuis in de Franse muziek en dat is hoorbaar in zijn precieze, verfijnde aanpak. 

De solisten, meest met dubbelrollen, lijken een heterogeen team met niet al te veel Franse inslag, maar ze voldoen eigenlijk allen erg goed. Paul Gay en Elliot Madore kenden we al uit de voorstelling in Glyndebourne. Als kind is Isabel Leonard gelukkig nooit te quasi verlegen; ze toont met haar fraaie mezzo de geleidelijke ontwikkeling van rotjochie via een zich geleidelijk ontwikkelend medegevoel tot de verlatenheid aan het eind en ook de anderen zorgen zorgvuldig dat ze niet karikaturaal klinken. De schaapherders en herderinnetjes maken een passend bekoorlijke indruk. Met haar verbluffende coloraturen geeft Anna Christy het haardvuur een dreigend karakter, als prinses zingt ze een mooie klaagzang. De beide katten miauwen aandoenlijker en zorgvuldiger dan in Rossini’s kattenduet mogelijk zou zijn.

Dit alles, deze als geheel zeer goed gelukte presentatie  kan zo onder de invloed van de dirigent zijn ontstaan; hij zorgt voor een lichte toets in de geestige passages en die de pathetische ogenblikken elegant afwikkelt.

 

Video

 

De simplistische enscenering van Frank Corsaro en Maurice Sendak voor de opvoering in Glyndebourne in 1987 vond geen algemeen gunstig onthaal, te beginnen met een onnodige stille proloog. Close-ups van Cynthia Buchan om het jongetje uit te beelden verhogen de geloofwaardigheid niet. Er zijn best amusante momenten, vooral in de bijdragen van  Thierry Dran als kikker en het stel agressieve leunstoelen van François Loup en Hyacinth Nicholls, maar de hele benadering is te zeer aan de letterlijke kant en het ontbreekt in de tuinscène aan de gewenste geheimzinnige sfeer. Het muzikale aandeel van Simon Rattle en de zijnen is goed, beter dan in zijn Berlijnse uitvoering.

De fantasievolle oplossing in balletsfeer die Jiri Kylián (die een treffende inleiding geeft) met het Nederlands Danstheater in het Holland Festival 1997 vond, is heel overtuigend want mooi sfeervol met goed uitgewerkte grappige momenten en toch steeds een gevoel van dreiging op de achtergrond. De dansers bewegen zich lichtvoetig en subtiel. Fijn dat dit op een dvd is bestendigd. De keuze voor de goed gesynchroniseerde DG opname van Maazel blijkt tot een optimaal succes te leiden.

Dan is er een nieuwere opname uit Glyndebourne die meteen het grote voordeel heeft dat het om een qua uitvoering reële opname van een voorstelling gaat. Pelly brengt de fantasiewereld heel mooi in beeld, Khetouna Gadelia typeert de overgang van een ondeugend, kwaadwillig kind naar een gehoorzaam, invoelend kind erg goed, Élodie Méchain is een warmvoelende, bezorgde moeder en ook alle overige voorwerpen en dieren worden treffend getypeerd. Wat Kazushi Ono met het orkest laat horen, is subtiel en briljant. Zo werd dit tot de voorlopig mooiste versie. 

 

Conclusie

 

Eigenlijk zou me verplicht kennis moeten nemen van de werkelijk voorbeeldige oude realisatie van Bour. Maar daarna is feitelijk nog steeds de opname met Maazel de meest stijlgetrouwe en de best gerealiseerde. Hij is met en zonder L’Heure espagnole ter beschikking. Op de tweede plaats komen Previn II en Ozawa ex aequo. Bij de dvd opnamen is het Ono die de eerste plaats veroverd, gevolgd door de Nederlandse productie (gecombineerd met Prokofievs Peter en de wolf) die ook een uitstekende indruk maakt.

 

Discografie

 

1947 Nadine Sautereau, Denise Scharley met koor en orkest van de Franse omroep o.l.v. Ernest Bour. Testament SBT 1044.

 

1954 Juliette Bise,  Flore Wend, Suzanne Danco, Hugues Cuénod, Pierre Mollet met koor en het Suisse romande orkest o.l.v. Ernest Ansermet. Decca 433.400-2, 458.716-2, 4800124 (2 cd’s).

 

1960 Françoise Ogéas, Jeanine Collard e.a. het koor en orkest van de Franse omroep o.l.v. Lorin Maazel. DG 423.718-2, 449.769-2 (2 cd’s), 474.890-2.

 

1963. Andrée Aubéry-Luchini, Mady Mesplé, Geneviéve Macaux, Michel Sénéchal, Derrik Olsen met koor en orkest van de Italiaanse omroep o.l.v. Peter Maag. Arts 43039-2.

 

1973 Ingeborg Springer, Anneliese Burmeister e.a. met het Leipzigs omroeporkest en –koor o.l.v. Herbert Kegel. Berlin Classics BC 1182. 

 

1982 Susan Davenny Wyner, Jane Berbié, Jocelyne Taillon, Arleen Auger, Philip Langridge en Jules Bastin met de Ambrosian singers en het Londens symfonie orkest o.l.v. André Previn. EMI 747.169-2.

 

1986. Colette Alliot-Lugaz, Arlette Chedel, Elisabeth Vidal, Audrey Michael, Isabel Garcisanz, Michel Sénéchal met het Suisse romande orkest en –koor o.l.v. Armin Jordan. Erato ECD 75312.

 

1987. Jeanne Piland, Anne-Marie Rodde, koor en Concertgebouworkest o.l.v. Charles Dutoit. RCO Live RCO 08005 (14 cd’s).

 

1992. Colette Alliot-Lugaz, Catherine Dubosc, Marie-Françoise Lefort, Georges Gautier met het Montréal symfonie orkest o.l.v. Charles Dutoit. Decca 440.333-2.

 

1992. Martine Mahé, Arlette Chedel, Elisabeth Vidal, Magali Damonte, Michèle Lagrange met het Theaterorkest Bordeaux en het Nationaal orkest Bordeaux Aquitaine o.l.v. Alain Lombard. Valois V 4670.

 

1997 Pamela Helen Stephen, Anna Marie Owens e.a. met het New London kinderkoor en het Londens symfonie orkest en –koor o.l.v. André Previn. DG 457.589-2.

 

2002. Danielle de Niese, Earle Patriarco, Ruth Ann Swanson, Wendy White met het Ensemble van de Metropolitan Opera, New York o.l.v. James Levine. Met Opera (21 cd’s, 32 dvd’s).

 

2008 Magdalena Kozená, Annick Massis, Nathalie Stutzmann, Sophie Koch, José van Dam, François le Roux, Jean-Paul Foucécourt met het Berlijns omroepkoor en het Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Simon Rattle. EMI 264.197-2. 

 

2009 Julie Boulianne, Geneviève Després met het Chattanooga jongenskoor, het Chicago symfonie koor en het Nashville symfonie koor en –orkest o.l.v. Alastair Willis. Naxos 8.660215. 

 

2013. Isabel Leonard, Yvonne Naef, Paul Gay, Anna Christy, Marie Lenormand, Elliot Madore, Jean-Paul Fouchécourt met het SKF Matsumoto (kinder)koor en het Saito Kinen orkest o.l.v. Seiji Ozawa. Decca 478.676-2.

 

Video

 

1987 Cynthia Buchan, Fiona Kimm met het Glyndebourne Festival ensemble o.l.v. Simon Rattle. NVC Arts 5186-54314-2 (dvd).

 

1997 Nederlands Danstheater, regie Jiri Kylián met muziek van de DG opname van Lorin Maazel. ArtHaus 100.102 (dvd).

 

2012. Elliot Madore, Khatouna Gadelia, Elodie Méchain, Julie Pasturaud met het Ensemble van de Glyndebourne opera o.l.v. Kazushi Ono. Regie Laurent Pelly. FRA Musica FRA 008 (dvd).