Verg. Discografieën

ROSSINI: BARBIERE DI SIVIGLIA, IL

 

ROSSINI: IL BARBIERE DI SIVIGLIA

 

Slechts weinig opera’s bereide de toeschouwer/luisteraar zoveel genoegen als Rossini’s ‘Barbier’. Hier brengt de listige Figaro in Spanje het liefdespaar Almavia en Rosina bij elkaar die eerder al in Mozarts Le nozze di Figaro onder andere omstandigheden waren opgedoken en treft de operaluisteraar datzelfde liefdespaar opnieuw, maar nu is het aan de grauwe alledaagsheid blootgesteld met alle complicaties en verleidingen van dien.

 

Achtergronden

 

Het verhaal wil dat Il barbiere di Siviglia, Rossini’s komische meesterwerk, binnen veertien dagen werd geschreven. De componist was daar zeker toe in staat, hoewel de muziek dermate oorspronkelijk is en de karakters zo scherp zijn getekend dat dit onwaarschijnlijk is.

Momenteel geldt het werk als de populairste Italiaanse opera, maar dat was niet altijd zo. De eerste opvoering in Rome in februari 1816 was zelfs een grote mislukking omdat alles wat maar fout kon gaan inderdaad fout ging. De Basilio viel zelfs over een valdeur en zong zijn ‘lasteraria’ met een fikse bloedneus. Een vroeg voorbeeld van Murphy. Aan het begin van de tweede akte was de muziek zelfs onhoorbaar door het kabaal dat het publiek maakte. De criticus Castil-Blaze schreef hierover na afloop: ”Alle fluiters leken wel een rendez-vous te hebben afgesproken voor deze voorstelling.”

Het gegeven van de opera is gebaseerd om een toneelstuk van Beaumarchais waarin een episode de wellustige hertog Almaviva – de aristocratische versierder uit Beaumarchais’ werk onderwerp werd was geworden van Mozarts Le nozze di Figaro die daar eerder al aan bod kwam met een andere episode. 

In deze geschiedenis treffen we de schone Rosina aan, de beschermelinge van doctor Bartolo die met haar wil trouwen. Graaf Almavia die op Rosina verliefd is, treedt in dienst van de geslepen barbier Figaro om zichzelf toegang te verschaffen tot het huis van Bartolo, eerst als inwonend soldaat, later als zangleraar.

De komedie gaat over de pogingen van Almaviva en consorten om hun doel te bereiken door de leden van Bartolo’s huishouding te misleiden; op hun beurt zetten deze echter ook alle middelen in om Rosina voor zich te winnen. De ware operaliefde gaat vanzelfsprekend uit naar de jongeren.

De wereld van Il barbiere bezit niet dezelfde dubbelzinnigheden en diepten van Le nozze, maar als een ongecompliceerde het leven positief beschouwende komische opera kent het zijn gelijke nauwelijks. Elke aria is opnieuw een hoogtepunt en sommige zijn werkelijk verbazend mooi.

Figaro’s haastige ratelaria ‘Largo al factotum’ is natuurlijk een van de bravura hoogtepunten, Rosina’s brutale aria ‘Una voce poco fá’ is een ander hoogtepunt, terwijl Almaviva’s ‘Ecco ridente’ een van de mooiste aria’s ooit van Rossini is. Een karakteristiek middel om voor een verrassend effect te zorgen, is het ‘Rossiniaanse crescendo’ waarin de componist een bepaald thema oppakt en dat veel herhaalt, iedere keer met een hogere toonhoogte en een zwaardere orkestbezetting.

De ouverture zet meteen de toon: hier staat een echte barbier op de planken. Levendige, veerkrachtige ritmen, eerder uitdagend dan verleidelijk, fraaie inbreng van de houtblazers en een gevoel van pret zowel als van grappige intrige kenmerken het werk. Hoe beter de interpreten dat naar voren brengen, des te geslaagder de opvoering.

 

De opnamen

 

Wie de lange discografische lijst in ogenschouw neemt, moet altijd wel iets van zijn gading vinden, ongeacht de competitie tussen ‘de mooisten en de besten’. Dat geldt zowel voor de liefhebbers van historische opnamen als voor die van bewonderaars van bepaalde zangeressen en zangers.

Eigenlijk is het opvallend dat aan de voorkeuren uit de in februari 2006 gemaakte mini vergelijking niet zoveel is veranderd ondanks daarna verschenen nieuwe opnamen. Wel is het aantal dvd’s behoorlijk uitgebreid. 

Hier wordt verder alleen aandacht besteed aan de uitschieters.

De oudste uitgave die nog echt de moeite waard is, komt van Serafin die een engelachtig zingende heel verleidelijke De los Angeles ter beschikking had. Becchi is een wat grove, maar pittige Figaro, Monti een heel levendige Almaviva en de nog goed bij stem zijnde Rossi Lemeni een opvallend goede Basilio met karakter. De opname is natuurlijk in mono, maar klinkt nog heel behoorlijk.

Te midden van die oudere registraties neemt vooral die uit Glyndebourne 1962 met Gui als dirigent en het koppel De los Angeles en Bruscantini een vooraanstaande plaats in. De opname heeft verder geen directe connectie met het festival, maar is gewoon in Londen in de studio gemaakt. De vertolkers zijn echter wel tijdens het festival in hun rollen gegroeid en vormen een mooi hecht team. De los Angeles zingt hemels, ook Bruscantini is als Figaro een toonbeeld van hoe deze rol gestalte moet worden gegeven, Alva is een vertrouwde, betrouwbare Almaviva en Wallace verrast met een mooie karakterstudie van  Bartolo

Destijds golden de vertolkingen van Marriner, Patanè en – zeker voor Callasfans – Galliera.

Marriner beschikt over een puik, homogeen stel zangers dat iedere pointe goed weet te maken. Hij zet meteen in de ouverture de toon: vrij nadrukkelijk, met veerkrachtig levendige ritmen, brutale in plaats van verleidelijke houtblazers en meteen zorgend voor een sfeer van intrige. Agnes Baltsa is in ‘Una voce poco fá’ dat deze Rosina niet alleen een dolce amorosa is maar waar nodig ook haar op de tanden toont. Haar Figaro, Allen, toont gevoel voor humor naast andere essentiële kwaliteiten en de overige mannenrollen zijn meer dan adequaat bezet. 

In de beste tradities wordt de opera door Patanè in de steigers gezet. Op Burchuladze (Basilio) na die enigszins uit de toon valt met zijn eerder Slavische dan Italiaanse inbreng  is de bezetting geheel Italiaans wat mooie vruchten afwerpt. Vrijwel geen andere Rosina zingt alle fiorituren zo virtuoos en met zoveel schijnbaar gemak als Bartoli. Haar stem klinkt klokachtig en helder, bovendien toont ze hoorbaar gevoel voor humor. Fissore is een en al gekwetste waardigheid en frustratie als Bartolo. Dat de muziek ook in afgemetener tempi zijn latente energie tot zijn recht kan laten komen, is een verdienste van de dirigent.

Bij Galliera gaat natuurlijk de grootste aandacht uit naar Callas, maar vlak als partner Tito Gobbi niet uit. Gobbi maakt van Figaro een heel bijzonder karakter, alleen al in vocaal opzicht en met een ondeugende charme die je van een studio opname niet verwacht. Alva toont zich als elegante en charmante Almaviva, al wordt hij soms wat door de dirigent onder druk gezet. De getoonde romantiek mag dan misschien wat ouderwets aandoen, maar de tand des tijds kreeg er geen vat op.

De andere opname met Callas, nu met Giulini aan het roer, ziet er op papier veelbelovend uit, maar valt in de praktijk tegen. Dat heeft in de eerste plaats te doen met de duidelijk manifeste publieksreactie op de wat geforceerde inbreng van Rossi-Lemeni als Don Basilio door het opgefokte pro Callas publiek dat ook bij haar niet zo bijzondere ‘Una voce poco fa’ overdreven reageert. Echt teleurstellend is ze in de tweede akte in de zangles met ‘Contro un cor’ adat ze een toon omhoog getransponeerd maar matig zingt. Bartolo’s reactie ‘Bella voce’ krijgt van het schellinkje ook de verwachte reactie. Callas lijkt de draad kwijt te zijn en alleen Gobbi weet als Figaro enigszins te overtuigen, Alva was nog niet rijp als Almaviva en Giulini weet het geheel niet te redden. Als geheel dus helaas een mislukking. 

Wie hoge verwachtingen koesterde omtrent Levine en zijn team wacht een teleurstelling. Deels is dat te wijten aan de nogal grof klinkende opname. Maar Sills (Rosina) noch Gedda (Almaviva) maken hun grote reputatie waar, hoe briljant ze ook zijn. Milnes is een kernachtige Figaro, Raimondi een welluidende Bartolo. Maar het is niet genoeg voor een aanbeveling.

Berganza zong de Rosina rol drie keer voor de plaat, in 1960 1964 en in 1971 en eenmaal tijdens het Holland festival 1962 plus eenmaal in video. Ze deed dat prachtig, met warme stem en veel finesse in de versieringen (en zelfs een paar hoge C’s) had hooguit wat meer temperament mogen tonen. De HF realisatie wekt dierbare herinneringen, ook dankzij de inzet van Giulini die op de ICA uitgave al even boeiend is. 

Iets aparts is wel de door Sony onlangs heruitgegeven live opname uit de New Yorkse Met van Erede (1950). Bijzonder vooral door Lily Pons die zichzelf met trillers en versieringen opwarmt in ‘Una voce poco fá’ om in haar zangles uit de tweede akte een Engelse versie van ‘Ah vous dirai-je maman’ in het spel te brengen en dat regelmatig te onderbreken met allerminst grappige en eerder vervelende toonladderoefeningen. Haar Bartolo is de oude Salvatore Baccaloni die meer spreekt dan zingt, zelfs in ‘A un dottore’ en ook Giuseppe Valdengo is te traag om Figaro tot leven te wekken; alleen Giuseppe de Stefano overtuigt. Een pover geheel dus.

Enigszins op de achtergrond speelt ook de uitgave van Humburg nog een goede rol. En wel omdat in deze realisatie sprake is van echt muziekdrama en niet alleen van een vocaal teststuk. Prachtig zijn de recitatieven geïntegreerd. De in Hongarije gemaakte opname heeft in essentie een Italiaanse bezetting; voor meer dan voldoende erotische ondertonen is gezorgd. De Grandis is een Basilio van formaat, de Bartolo van Romero doet nauwelijks voor hem onder. De andere rollen zijn evenwaardig goed bezet. En Vargas is een veelbelovende Almaviva.

Tot de betere opnamen behoort ook die van López-Cobos; hij werkt in heel vlotte tempi. Hier horen we weer Larmore als bekoorlijke Rosina met als tegenspeler de nogal dorre Figaro van Hagegard; Giménez is daarentegen een volwaardig Rossianiaanse Almaviva en de overige rollen kunnen er goed mee door.

Voor een onverwachte aangename verrassing zorgt de concertante uitvoering die Miguel Angel Gómez-Martinez in 2005 in de mooie Münchense concertzaal leidde. De tred is voortdurend licht, meteen al in de ouverture. De Almaviva van Brownlee bezit inderdaad een aristocratisch karakter, Garanča heeft als Rosina even tijd nodig om volledig op stoom te komen, maar imponeert daarna met haar prachtige toon  haar zwierige voordracht en de mooie versieringen die ze schijnbaar vanzelfsprekend aanbrengt. De Bartolo is hier voor de verandering en heel passend in het concept een buffo rol van De Simone. De tempi zijn als geheel aan de vlotte kant, maar de muziek blijft ademen. De over de hele linie frisse aanpak bevalt en imponeert.

 

Dan de dvd opnamen. Te beginnen met een wat tamme verfilming van een Milanese opvoering onder Abbado. Berganza is over het hoogtepunt van haar loopbaan hen, Prey mist het gewenste italianatà en eigenlijk alleen de dirigent zorgt voor de vereiste levendigheid.

Wat de verfilming van de door Asagaroff aangeklede en geregisseerde productie met Santi aangaat, hangt het er maar van af hoeveel vervreemding men toestaat: Almaviva verschijnt op een motor, Figaro op de fiets, maar eenmaal binnen normaliseert de situatie. De bezetting is een goede, zij het dat deze aan de jonge kant is. Interessant is vooral de Rosina van Kasarova: heel persoonlijk, met rijpe toon, helder in de versieringen maar niet al te lichtvoetig. Ghiaurov maakt als Baslio een vriendelijke, zij het vocaal lichtelijk versleten indruk; Lanza had een wat extroverter Figaro kunnen tonen, Macias is een fijnbesnaarde Almaviva. En oude rot Santi zorgt voor een zeer genietbare orkestrale kant.

Tijdens het Schwetzingen festival 1988 krijgen we Bartoli niet alleen te horen, maar ook te zien als Rosina. Ze ageert terecht als een superster en zet haar rol met alles erop en eraan fraai neer. Gelukkig vindt ze in Quilico een evenwaardige Figaro met prachtige acteer- en vocale kwaliteiten. Enigszins tegenvallend met zijn grofkorrelige stem is de Almaviva van Kuebler, maar de Basilio van Feller is dan weer imposant en de Bartolo van Lloyd toont karakter. Dirigent Ferro houdt de levendigheid mooi gaande.

Menigeen zal dierbare herinneringen bewaren aan de opvoeringen door de Nederlandse opera met de feestelijke, verrassende en misschien hier en daar wat overdreven aankleding en de aan rusteloosheid grenzende beweeglijkheid door Daniel Fo bewerkstelligd. Hij trekt het werk in de sfeer van de commedia dell’arte. Een vlotte pantomime begeleidt meteen de ouverture. De basis daarvoor werd reeds in 1987 gelegd, maar de registratie in kwestie dateert uit 1991. Zedda, een Rossinispecialist bij uitstek die zijn eigen uitgave hanteert, dirigeert een geanimeerde voorstelling met de oude rot Capecchi als Bartolo. Larmore is een jong ogende, uitdagende Rosina zonder veel tongue in cheek, Malis een redelijk competente Figaro die veel persoonlijkheid toont en Croft een heel goede Almaviva, hij steelt haast de show. Dit is theater en komische opera in optima forma.

De registratie van de opvoering onder Gelmetti valt nogal tegen; een gunstige uitzondering maakt Juan Diego Flórez met een fantastische Almaviva. Maar verder is deze productie helemaal niet bijzonder.

De opvoering met DiDonato in Covent Garden, geleid door Pappano is alleen al bijzonder omdat ze gedurende de eerste akte viel, een enkel verstuikte (gevreesd was zelfs dat ze een been had gebroken) en de verdere avonden in een rolstoel optrad. Het deed geen afbreuk aan haar inzet en temperament als Rosina. Dat is wat we hier te zien en te horen krijgen. Een gedreven dirigent brengt de felle ritmen en de kleur van het werk mooi tot leven; hij zorgt ook dat er stijlvol wordt versierd. Eens temeer schittert Flórez als Almaviva; Spagnoli is een wereldwijze, met alle watertjes gewassen Figaro, Corbelli (Bartolo) en Furlanetto (Basilio) schitteren in hun persoonlijk gestalte gegeven rollen.

Figaro in het Duits is wennen en wie iets bijzonders van Wunderlich een markante Almaviva had verwacht, zal lichtelijk worden teleurgesteld omdat zijn stijl en techniek niet geheel passend zijn. Prey, als Figaro daarentegen voldoet puik, Köth is een vaardige Rosina en Hotter een geweldige Basilio. Keilberth komt in deze feestelijke  Kerstuitvoering uit München langzaam op stoom. De enscenering is erg conventioneel en de beeldvoering is nogal aan verstopping onderhevig.

 

Conclusie

 

Bij de cd producties gaat het vooral tussen Patanè, Galliera, Humburg, Gómez-Martinez en op historisch gebied Gui met enigszins op de achtergrond López-Cobos en Marriner. En bij de dvd’s vooral tussen Zedda en Pappano met op enige afstand Ferro en Abbado.

 

Discografie

 

1930. Dino Borgioli, Mercedes Capsir, Riccardo Stracciari, Savatore Baccaloni, Vincenzo Bettoni met het Ensemble van La Scala Milaan o.l.v. Lorenzo Molajoli. EPM 150102 (3 cd’s), MSCM MM 30276, Ardi 2CD78008 (2 cd’s).

 

1946. Giampaolo Corradi, Mattia Nicolini, Tagliavini, Nino Maziotti, Tito Gobbi met het Ensemble van de Opera Rome o.l.v. Giuseppe Morelli. Arkadia 2023 (2 cd’s).

 

1949. Giuseppe Valdengo, Lily Pons, Giuseppe di Stefano, Salvatore Baccaloni, Jerome Hines met het Ensemble van de Metropolitan Opera New York o.l.v. Alberto Erede. Gala 100.738, Sony 88697-804622 (2 cd’s).

 

1949. Enzo Mascherini, Giulietta Siminonato, Giuseppe di Srtefano met het Ensemble van het Palacio de las bel las artes o.l.v. Renato Cellini. Istituto discografico italiana IDIS 347/8 (2 cd’s).

 

1950. Luigi Infantino, Giulietta Simionato, Giuseppe Taddei met koor en orkest van de RAI Milaan o.l.v. Fernando Previtali. Aura LRC 1128-2 (2 cd’s).

 

1950. Giuseppe Valdengo, Lily Pons II, Giuseppe di Stefano, Salvatore Baccaloni met het Ensemble van de Metropolitan Opera New York o.l.v. Alberto Erede. Sony 88697-804622 (2 cd’s).

 

1952. Nicola Monti, Victoria de los Angeles, Gino Bechi, Nicola Ross-Lemeni met Symfonie orkest Milaan en koor o.l.v. Tullio Serafin. Regis  RRC 2069,  Testament SBT 2166 (2 cd’s).

 

1953. Ivan Koslowsky, Nina Ostrumova, Ivan Burlak, Vladimir Balishev met het Ensemble van de Moskouse omroep o.l.v. Samuel Samosud. Dante Lys 15/16 (2 cd’s).

 

1954. Robert Merrill, Roberta Peters, Cesare Valletti, Cesare Siepi met het Ensemble van de Metropolitan Opera New York o.l.v. Erich Leinsdorf. Bongiovanni HOC 001/2 (2 cd’s).

 

1956. Luigi Alva, Maria Callas, Tito Gobbi, Nicola Rossi Lemeni met het Ensemble van La Scala Milaan o.l.v. Carlo Maria Giulini. Melodram GM 2.0038 (2 cd’s).

 

1956. Alvinio Misciano, Giulietta Simionato, Fernando Corena, Cesare Siepi met het Ensemble van de Maggio musicale Fiorentino o.l.v. Alber Erede. Urania 22.298, Decca 443.536-2 (2 cd’s).

 

1956. Luigi Alva, Antonietta Pastori, Ettore Bastianini, Andrea Mongelli met het Ensemble van het San Carlo theater Napels o.l.v. Francesco Molinari Pradelli. Andromeda ABDRCD 5060 (2 cd’s).

 

1956. Mario del Monaco, Maria Callas, Giuseppe Taddei, Oralia Dominguez met het Ensemble van het Palacio de las belles artes Mexico o.l.v. Oliviero de Fabritiis. Bravissimo BRV 9914 (14 cd’s), Profil Media PH 08015 (2 cd’s).

 

1957. Frank Guarrera, Roberta Peters, Fernando Corena met het Ensemble van de Metropolitan Opera New York o.l.v. Max Rudolf. Walhall WLCD 0277 (2 cd’s).

 

1957. Tito Gobbi, Maria Callas, Luigi Alva, Fritz Ollendorf, Nivola Zaccaria met het Philharmonia orkest en –koor o.l.v. Alceo Galliera. EMI 747.634-8, 556.310-2 (2 cd’s).

 

1958. Robert Merrill, Roberta Peters, Cesare Valletti, Giorgio Tozzi, Fernando Corena met het Ensemble van de Metropolitan Opera New York o.l.v. Erich Leinsdorf. RCA GD 86505 (2 cd’s).

 

1960. Luigi Alva, Teresa Berganza, Rolando Panerai, Fernando Corena, Ivo Vinco met het Ensemble van Covent Garden Londen o.l.v. Carlo Maria Giulini. ICA Classics ICAC 5046 (2 cd’s).

 

1960. Nicola Monti, Gianna d’Angelo, Renato Capecchi, Giorgio Tadeo, Carlo Cava met koor van de Nationaal Italiaans opera en het Symfonie orkest van de Beierse omroep o.l.v. Bruno Bartoletti. DG 459.500-2 (2 cd’s).

 

1960. György Melis, Margit László, József Réti, Lajos Katona, Mihaly Székely met het Földényi koor en het Hongaars omroeporkest o.l.v. Lamberto Gardelli. Hungaroton HCD 12625/6 (2 cd’s).

 

1962. Luigi Alva, Teresa Berganza, Renato Capecchi, Ugo Trama met het Residentie orkest en het Nederlands kamerkoor o.l.v. Carlo Maria Giulini. Gala GL 100.579 (2 cd’s).

 

1962. Luigi Alva, Victoria de los Angeles, Sesto Bruscantini, Caro Cava, Ian Wallace met het Ensemble van het Glyndebourne festival o.l.v. Viitorio Gui. EMI 764.162-2 (2 cd’s).

 

1964. Manuel Ausensi, Teresa Berganza, Ugo Benelli, Fernando Corena, Nicolai Ghiaurov met koor en het A. Scarlatti orkest Napels o.l.v. Silvio Varviso. Decca 417.164-2 (2 cd’s).

 

1971. Luigi Alva, Teresa Berganza, Hermann Prey, Enzo Dara, Paolo Montarsolo met het Ambrosian Operakoor en het Londens symfonie orkest o.l.v. Claudio Abbado. DG 415.695-2, 457.733-2 (2 cd’s).

 

1971. Valentin Teodorian, Magda Ianculescu, Nicolae Herlea, Valentin Loghin met het Ensemble van de Nationale Opera Boekarest o.l.v. Mihai Brediceanu. Carlton 30367-00497 (2 cd’s). 

 

1976. Sherrill Milnes, Beverly Sills, Nicolai Gedda, Renato Capecchi, Ruggero Raimondi met het Alldiskoor en het Londens symfonie orkest o.l.v. James Levine. EMI 585.523-2 (2 cd’s).

 

1982. Thomas Allen, Agnes Baltsa, Francisco Araiza, Domenico Trimarchi, Robert Lloyd met het Ambrosian operakoor en de Academy of St. Martin-in-the-Fields o.l.v. Neville Marriner. Philips 411.058-2, Decca 478.2497 (2 cd’s).

 

1982. Paolo Barbacini, Marilyn Horne, Leo Nucci, Enzo Dara, Samuel Ramey met het Ensemble van La Scala Milaan o.l.v. Riccardo Chailly. CBS S3K 37862 (2 cd’s).

 

1987. John Rawnsley, Maria Ewing, Claudio Desderi, Max-René Cosotti met het Ensemble van het Glyndebourne Festival o.l.v. Sylvain Cambreling. Bongiovanni HOC 001/2 (2 cd’s).

 

1987. Luciana Serra, Rockwell Blake, Enzo Dara, Bruno Pola, Paolo Montarsolo, Alberto Carusi met het Ensemble van de Opera Turijn o.l.v. Bruno Campanella. Nuova Era 6760/2 (3 cd’s).

 

1988. William Matteuzzi, Cecilia Bartoli, Leo Nucci, Enrico Fissore, Paata Burchuladze met koor en orkest van het Teatro communale Bologna o.l.v. Giuseppe Patanè. Decca 425.520-2 (2 cd’s).

 

1992. Jennifer Larmore, Raúl Giménez, Hakan Hagegard, Alessandro Corbelli, Samuel Ramey met het koor van het Grand Théâtre Genève en het Lausanne kamerorkest o.l.v. Jesús López-Cobos. Teldec 9031-74885-2 (2 cd’s).

 

1992. Jerry Hadley, Susanne Mentzer, Bruno Praticò, Thomas Hampson, Samuel Ramey met het Orchestra di Toscana o.l.v. Gianluigi Gelmetti. EMI 754.863-2 (2 cd’s).

 

1992. Kathleen Battle, Plácido Domingo, Frank Lopardo, Lucia Gallo, Ruggero Raimondi met het koor van La Fenice Venetië en het Europees kamerorkest o.l.v. Claudio Abbado. DG 435.763-2 (2 cd’s).

 

1992. Robero Servile, Sonia Ganassi, Ramón Vargas, Angelo Romero, Franco de Grandis met het Hongaars omroepkoor en het Failoni orkest o.l.v. Will Humburg. Naxos 8,660027/9 (3 cd’s).

 

1997. Magda Ianculescu, Valentin Teodorian, Valentin Loghin Maria Sandulescu, Nicolai Herlea met het Ensemble van de Opera Boekarest o.l.v. Mihai Brediceanu. Austrophon 500.013 (2 cd’s).

 

2000. Marina Iwanowa, Mojca Vedernjak, Patrizio Saudelli, Gianpiero Ruggeri met koor en het Festival orkest Putbus o.l.v. Wilhelm Keitel. Arte 74321-49703-2 (2 cd’s).

 

2003. Vladimir Chernov, Edita Gruberova, Juan Diego Florez, Enrico Serra met het Omroepkoor München en het Orkest van de Beierse omroep o.l.v. Ralf Weikert. Nightingale NCO 4022 (3 cd’s).

 

2005. Lawrence Brownlee, Elina Garanča, Nathan Gunn, Bruno de Simone, Kristinn Sigmundsson met het Münchens omroeporkest en het koor van de Beierse omroep o.l.v. Miguel Angel Gómez Martinez. Sony 82876-80429-2 (2 cd’s).

 

In het Duits

 

1948. Günther Ambrosius, Sari Barabas, Franz Fehringer, Christa Ludwig met koor en orkest van de Hessische omroep o.l.v. Kurt Schröder. Walhall WLCD 0097 (2 cd’s).

 

1998. Peter Schreier, Ruth Margaret Pütz, Hermann Prey, Anneliese Burmeister met het Berlijns omroepkoor en de Staatskapel Berlijn o.l.v. Otmar Suitner. Berlin Classics BC 9021-2 (2 cd’s).

 

In het Engels

 

1994. Bruce Ford, Della Jones, Alan Opie met het Ensemble van de English Opera o.l.v. Gabriele Bellini. Chandos CHAN 7023/4 (2 cd’s).

 

Video

 

1972. Hermann Prey, Teresa Berganza, Enzo Dara e.a. met het Ensemble van La Scala Milaan o.l.v. Claudio Abbado. DG 073-403-9 (dvd).

 

1987. John Rawnsley, Maria Ewing, Claudio Desderi, Max-René Cosotti met het Ensemble van het Glyndebourne Festival o.l.v. Sylvain Cambreling. Warner  4509-99223-2 (dvd).

 

1988. Rockwell Blake, Kathleen Battle, Anthony, Leo Nucci, Enzo Dara, Ferruccio Furlanetto met het Ensemble van de Metropolitan Opera New York o.l.v.  Ralf Weikert. DG  073-142.230-9, 073-402-2 (dvd).

 

1988. Cecilia Bartoli, David Kuebler, Gino Quilico, Carlos Feller met het Keuls Operakoor en het Omroeporkest Stuttgart o.l.v. Gabriele Ferro. ArtHaus 100.090 (dvd).

 

1992. Jennifer Larmore, David Malis, Richard Croft, Simone Alaimo, Renato Capecchi en het Ensemble van de Nederlandse Opera o.l.v. Alberto Zedda. ArtHaus 100.412 (dvd).

 

2001. Reinaldo Macias, Vesselina Kasarova, Carlos Chausson, Manuel Lanza met het Ensemble van de Opera Zürich o.l.v. Nello Santi. TDK DV-OP 10.5124-9, Euro Arts 2051248 (dvd).

 

2002. Robero Saccà, Joyce DiDonato, Carlos Chausson, Dalibor Jenis met het Nationaal Operatheaterensemble Parijs o.l.v. Bruno Campanella. TDK DVWW-OPBARB (dvd).

 

2005. Raúl Giménez, Anna Bonitatibus, Alfonso Antionozzi, Leo Nucci met het Ensemble van het Teatro Regio di Parma o.l.v. Maurizio Barbacini. Hardy HCD 4023 (dvd).

 

2005. Juan Diego Flórez, Maria Bayo, Pietro Spagnoli, Ruggero Raimondi met het Symfonie orkest en -koor Madrid o.l.v. Gianlugi Gelmetti. Decca 074-311-1 (dvd).

 

2008. Franceso Meli, Rinat Shaham, Roberto Frontali, Bruno de Simone, met het Ensemble van het La Fenice theater Venetië o.l.v. Antonio Fogliani. Dynamic 33597 (dvd).

 

2009. Juan Diego Flórez, Joyce DiDonato, Pietro Spagnoli met het Ensemble van Covent Garden opera o.l.v. Antonio Pappano. Virgin 694.581-9 (dvd). 

 

2011. Dmitry Korchak, Ketevan Kemoklidze, Luca Salsi, Bruno Praticò met het Ensemble van het Teatro Regio di Parma o.l.v. Andrea Battistoni. ArtHaus 101.623 (dvd).

 

In het Duits

 

1959. Fritz Wunderlich, Hermann Prey, Erika Köth, 

 Max Proebstl, Hans Hotter met het Ensemble van de Beierse Staatsopera o.l.v Joseph Keilberth. DG 073-411-6 (dvd).