RAVEL: TZIGANE
Door Liszt en Paganini geïnspireerd, vergt de Tzigane van Ravel een optimum aan virtuositeit. Het zigeunerachtige idioom moet stijlbewust worden bezworen op een manier die veel weg heeft van de Stehgeiger van een danskapel.
Achtergronden
Ravel toonde voortdurend belangstelling voor uitvoerende musici die een sterke volkstraditie belichamen. Eén van hen was de Hongaarse violiste Jelly d’Aranyi die Ravel in 1922 zigeunermuziek hoorde improviseren bij een vriend thuis tijdens een besloten recital. Die avond speelden zij en de cellist Hans Kindler het viool/cello duo. Later op de avond vroeg Ravel de violiste of ze vioolmelodieën uit haar vaderland wilde spelen. Ze deed dit tot in de vroege uurtjes van de volgende morgen en ze zaaide daarmee bij de componist ideetjes voor een nieuwe compositie. Het was voldoende om hem te inspireren voor zijn niet lang daarna geschreven Tzigane, een gestileerd beeld van het vioolspel der Hongaarse zigeunerviolisten.
Het werk is geconcipieerd als een ‘Rapsodie voor viool en piano’ en kwam in 1924 tot stand. Uiteraard werd het stuk opgedragen aan d’Aranyi die er ook de eerste uitvoering van gaf, maar er blijkbaar geen opname van naliet. Zoals dat bij Ravel vaker het geval was, maakte hij nog datzelfde jaar een orkestratie van het stuk.
De vioolpartij wordt gekenmerkt door sterke Hongaarse gevoelens, maar wat de virtuositeit ervan betreft, wordt een duidelijke buiging richting Paganini gemaakt. Het stuk begint met een door jonge violisten gevreesde cadens die uitsluitend op de G-snaar wordt gespeeld. Het is een haast improviserend klinkende passage die in de verte herinnert aan Paganini’s Variaties over een thema uit Rossini’s ‘Mose in Egitto’die in hun geheel voor de G-snaar zijn geschreven.
Die cadens culmineert wanneer de piano inzet met het hoofdthema dat al vaag werd aangekondigd in het midden van het solistische beginvuurwerk. Wat volgt is een heetgloeiende uitwisseling van ideeën die tot in de laatste maat voortduurt.
De ‘piano luthéal’ die werd gebruikt bij de Parijse première van de Tzigane is een instrument dat zodanig is gemodificeerd met een metalen frame dat het klinkt als een cimbalom. Het timbre is niet geheel identiek, maar wekt wel de verlangde suggestie.
Het was in 1980 Theo Olof die als eerste met Daniel Wayenberg op een EMI lp 057-26469 een pleidooi hield voor het gebruik van die piano luthéal in plaats van de gewone concertvleugel als begeleidingsinstrument. Emmy Verhey en Carlos Moerdijk volgden in hun voetsporen.
De opnamen
Met ongeveer tien minuten uitvoeringsduur is de Tzigane typisch zo’n stuk dat in verzamelprogramma’s belandt. Dat maakt het des te begrijpelijker dat vrijwel iedereen primair zal kiezen voor een cd van haar of zijn favoriete uitvoerende of in tweede instantie van het (hieronder niet vermelde) verdere moois op de bewuste plaat. Chauvinisten kunnen dus bijvoorbeeld ongehoord Krebbers, Olof, Verhey, Jansen of Philippens kiezen.
In de discografie zijn wel de meeste opnamen vermeld, maar de lijst zal wel weer niet geheel volledig zijn. Wie die lijst doorneemt, komt een falanx van beroemde namen tegen, de ouderen onder hen zelfs vaak in veelvoud uit verschillende perioden van hun loopbaan. Uit dat vermelde aantal is tenslotte in de bespreking een keuze gemaakt op grond van belang van de betreffende vertolking en ter wille van een hanteerbare selectie van het boeiendste materiaal.
Met pianobegeleiding
De ouderen
De historisch geïnteresseerden zullen het nodige aan oud materiaal vinden, waarbij niet zozeer de opnamen van Yehudi Menuhin en Arthur Balsam, maar eerder bijvoorbeeld die van de in 1949 tragisch bij een vliegtuigongeluk omgekomen Ginette Neveu de moeite waard zijn. De registratie van haar Ravel 18 maart 1949 moet een van haar laatste opnamen zijn. Ongelooflijk, wat de Française aan verbeeldingskracht, vitaliteit en spontaniteit toonde….
Ook Jascha Heifetz en Arpád Sándor zijn zeker het aanhoren nog waard. Van de diverse opnamen die David Oistrakh maakte, is die met Vladimir Yampolsky uit 1958 de mooiste. Pakkender heeft hij het werk nooit uitgevoerd, vooral het slot is heel meeslepend en Yampolsky toont zich een heel inspirerende begeleider.
Met luthéal
In de grote reeks opnamen met piano zijn die van Chantal Juillet en Pascal Rogé die van het team Philippe Gaffin en Claire Désert en vooral die van Daniel Hope en Sebastian Knauer de enige waar de piano terecht is vervangen door een luthéal. Dat instrument produceert een fraaie reeks sprankelende metalige klanken en verleent een exotisch en treffend karakter aan deze uitvoeringen. Hope en Knauer verdienen met een geringe marge de erepalm; Juillet maakt indruk met haar pogingen tot een echte zigeunerstijl. De beginsolo is mooi gekarakteriseerd door briljante ritmen en een uitstekend gevoel voor timing, maar Gaffin doet weinig voor haar onder.
Met pianobeleiding
Ontroerend is het om nog eens naar de tragisch te jong overleden Philip Hirschhorn en Helmuth Barth nog eens te luisteren in de nadagen van hun Brusselse succes en later nog eens begeleid door Lydia Petchenskaya.
Te midden van de wat oudere opnamen trekt ook die van Arthur Grumiaux en Istvan Hajdu ook nu nog de aandacht. Het vertrouwde koppel Augustin Dumay en Maria-João Pires weet ook goed te overtuigen. Maar meer nog zijn het Leonidas Kavakos en Péter Nagy die de geest van deze muziek treffen.
Opvallend is de opname van Maxim Vengerov en Irina Vinogradova. Waarom? Omdat Vengerov toen nog maar 15 jaar was en een adembenemend virtuoze interpretatie van het werk geeft.
Bij Vadim Guzman en Angela Yoffe wordt vuurwerk aangekondigd; dat wordt ook ontstoken, maar het is nogal koud vuur. Alles klinkt heel virtuoos, maar er spreekt wat weinig gevoel uit.
Eveneens alle opmerkzaamheid verdient Alina Ibragimova met Cédric Tiberghien omdat de voordracht hier zo intens doorleefd is en van binnenuit gloeit en dat bij een continu heel fraaie toon. Details krijgen de volle aandacht, precisie en contrastwerking zijn troef.
Arabella Steinbacher voldoet hier met haar partner Robert Kulek niet aan de hoogste verwachtingen, maar wel aan hoge. Dat Rosanne Philippens en Yuri van Nieuwkerk zich haast ongemerkt ook in de top melden, is een feit dat grote bewondering en waardering wekt.
Arrangementen
Van de bewerkingen is die van de Moldavische Patricia Kopatchinskaja het interessantst door de pianopartij over te hevelen naar een cimbalom. Ze draagt het stuk met haar broer Viktor Kopatchinskaja doorleefd en fris, maar ook enigszins aardgebonden voor en zorgt zo niettemin voor een bijzonderheid.
Met orkestbegeleiding
Wanneer uit de oudere opnamen moet worden geselecteerd, denk dan vooral aan de vurig virtuoze Ruggero Ricci, maar vergeet vooral ook niet de combinatie van David Oistrakh met Kondrashin.
Van de verschillende opnamen van Itzhak Perlman is de Parijse met Jean Martinon de logische en voor de hand liggende keuze met op enige afstand de versie uit New York met Zubin Mehta die toch iets minder charisma bezit.
Het is de moeite zeker waard om nog eens naar Christian Ferras te luisteren, kort nadat hij het Brusselse concours won.
Arthur Grumiaux en Manuel Rosenthal onderscheiden zich ook positief. Meer gunstige uitschieters leveren Kyung-Wha Chung en Charles Dutoit, en ook met Dutoit in ietsje minder mate Chantal Juillet.
Ware het niet dat de nogal onbekend gebleven Graf Mourja al te makkelijk over details heen speelt en aanwijzingen misacht dan zou hij met zijn uitstekende techniek een minder rommelige indruk nalaten. Innemend geschakeerd speelde ook Leila Josefewitz bij Neville Marriner, maar het waren Joshua Bell en Andrew Litton die meer karakter en glans leverden aan de muziek.
Vlotte virtuositeit en een nogal lichte aanpak zijn kenmerkend voor Renaud Capuçon in Bremen te gast bij de vaardige Daniel Harding. Het ontbreekt de violist absoluut niet aan virtuositeit en brille. Niets ontsnapt aan zijn vingers en zijn strijkstok. Het resultaat heeft iets volmaakts. En toch: in laatste instantie gaat het hem eigenlijk toch iets te makkelijk, te vlot af; de dieptewerking, het engagement hadden wat groter mogen zijn.
Meer dan gedegen is wat Frank Peter Zimmermann en Gianluigi Gelmetti tevoorschijn toveren.
Over de geslaagde onderneming van Janine Jansen en Barry Wordsworth hoeft hier nauwelijks meer een woord vuil te worden gemaakt. Vergelijk haar eens direct met de ook geweldige Sarah Chang, terzijde gestaan door Plácido Domingo.
Een ietwat verborgen pareltje blijkt de lezing van de jonge Nicola Benedetti omdat ze het stuk met hoorbaar plezier en veel gevoel voor het juiste idioom en de juiste kleuren voordraagt, nu eens fraai versierend, dan weer trots declamerend; Vassily Petrenko begeleidt haar voortvarend.
Even lijkt het erop dat Rachel Kolly d’Alba met haar passie en presence tot een bewonderenswaardig, zelfs meesterlijk resultaat komt, maar dan blijkt ze helaas tot in het groteske te overdrijven. Een gemiste kans.
Conclusie
Het ligt nogal voor de hand om de voorkeur te geven aan die interpretaties die het dichtst bij het origineel, dus bij de oorspronkelijke piano luthéal begeleiding staan: aan Hope in de eerste plaats, maar tevens aan Juillet en Graffin. Denk bij de versies met pianobegeleiding primair aan Kavakos maar ook aan Dumay en daarnaast vooral aan de piepjonge Vengerov, de geweldige Ibragimova, Oistrakh in Londen en de historische opname van Neveu. Maar geef ook het grote jonge talent van Philippens een kans.
Bij de opnamen met orkestbegeleiding is het vooral de vertrouwde Perlman (Parijs) die blijvend imponeert. Maar geef daarnaast ook eens een welwillend oor aan Capuçon, Jansen, Bell, Chung en Zimmermann.
Discografie
Voor viool en piano
1932. Yehudi Menuhin en Arthur Balsam. EMI 565.962-2, Biddulph LAB 046, Testament SBT 1003, Biddulph LAB 046.
1933. Zino Francescatti en Maurice Fauré. Pearl GEMMCD 9125, Pearl BVA 2, Music & Arts CD 1260.
1934. Jascha Heifetz en Arpad Sándor. RCA 09026-61733-2, Pearl GEMMCD 9023, Cascavelle VEL 3049 (3 cd’s).
1941. Ida Haendel en Ivor Newton. Pearl GEMMCD 9939.
1946. Ginette Neveu en Jean Neveu. EMI 763.493-2, Dutton CDBP 9710.
1947. Zino Francescatti en Arthur Balsam. Doremi DHR 7812, Biddulph 80224-2, Cascavelle VEL 3049 (3 cd’s).
1956. Michael Rabin en Leon Pommers. Doremi DHR 7970/1 (2 cd’s), EMI 300.023-2.
1956. David Oistrakh en Vladimir Yampolsky. Praga PR 54016, PR 254016.
1958. David Oistrakh en Vladimir Yampolsky. Testament SBT 1442, Doremi DHR 7950.
1958. Zino Francescatti en Eugenio Bagnoli. Vogue VG 672010, Orfeo C 711081 B, Andromeda ANDRCD 9112.
1962. Arthur Grumiaux en Istvan Hajdu. Philips 446.560-2 (2 cd’s).
1962. Christian Ferras en Pierre Barbizet. EMI 767.217-2 (2 cd’s).
1967. Philip Hirschhorn en Helmuth Barth. Doremi DHR 9606-8.
1967. Philip Hirschhorn en Lydia Petcherskaya. Cypres CYP 9606, Decca 480.5816 (10 cd’s).
1968. Ida Haendel en Derek Bampton. Doremi DHR 7726.
1972. Jascha Heifetz en Brooks Smith. RCA 09026-61777-2.
1975. Viktor Tretjakov en Mikhail Erakhin. Vogue VG 651022.
1978. Leonid Kogan en Nina Kogan. Orfeo C 6570518A, C 657041 B.
1980. Augustin Dumay en Jean-Philippe Collard. EMI 769/464-2.
1980. Theo Olof en Daniel Wayenberg. EMI 057-26469 (lp).
1983. Dmitry Sitkovetsky en Bella Davidovitch. Orfeo C 108841 C.
1985. Jitka Nováková en Josef Hála. Panton 71.0423-2.
1988. Alberto Lysy en Aquiles delle Vigne. CBR SBCD 6400.
1989. Maxim Vengerov en Irina Vinogradova. Biddulph LAW 001.
1989. Sonig Tschakerian en Giovanni Battista Rigon. As Disc 5009.
1989. Christophe Boulier en Miklos Schön. REM 311109.
1989. Gil Shaham en Gerhard Oppitz. DG 429.729-2.
1990. Midori en Robert McDonald. Sony SK 46742.
1990. Régis Pasquier en Brigitte Engerer. Harmonia Mundi HMC 90.1364.
1991. Tasmin Little en Piers Lane. EMI 764.507-2.
1993. Augustin Dumay en Maria Joao Pires. DG 445.880-2.
1993. Emmy Verhey en Carlos Moerdijk. TMD 93110-2.
1993. Søren Elbaek en Morten Mogensen. Steeple Chase 32174.
1995. Chantal Juillet en Pascal Rogé. Decca 455.486-2, 475.486-2, 476.6436.
1997. Cecilia Zilliacus en Anders Kilström. Caprice CAP 21564.
1999. James Ehnes en Wendy Chen. CBC MVCD 1138.
1999. Graf Mourja en Elena Rozanova. Harmonia Mundi HMN 91.1701.
2000. Mirjam Contzen en Valéry Rogatchev. Arte Nova 74321-82579-2.
2001. Patrick Bismuth en Anne Gaels. ZigZag Territoires ZZT 010801.
2001. Alexander Sitkovetzky en Olga Sitkovetzky. Wigmore Hall.
2001. Jean-Claude Pennetier en Régis Pasquier. Saphir LVC 001044.
2001. Patrick Bismuth en Anne Gaels. Zig-Zag Territoires ZZT 010801-2.
2002. Sergei Khatchatryan en Lusine Khatchatryan. EMI 575.684-2.
2002. Leonidas Kavakos en Péter Nagy. ECM 476.053-2.
2002. Vadim Tchijik en Cédric Tiberghien. Lyrinx LYR 2223.
2003. Daniel Hope en Sebastian Knauer. Warner 2564-66054-2.
2004. Philippe Graffin en Claire Désert. Avie AV 2059.
2004. Susanna Henkel en Milana Chemyavska. The Spot Records 28869-2.
2005. Augustin Dumay en Jean-Philippe Collard. Cascavelle VEL 3082.
2005. Barnabás Kelemen en Péter Nagy. Naxos 8.557541.
2006. Baiba Skride en Lauma Skride. Sony 82876-88872-2.
2006. Vadim Gluzman en Angela Yoffe. BIS SACD 1652.
2007. Jean-Marc Phillips-Varjabédian en Emmanuel Strosser. Warner 2566-69690-6.
2007. Kristian Winther en Anthony Romaniuk. Melba MR 301115.
2007. Arabella Steinbacher en Robert Kulek. Orfeo C 739081 A.
2007. Herwig Zack en Bernd Zack. Avie AV 2143.
2007. Yossif Ivanov en Itamar Golan. Ambroise AM 138.
2008. Vadim Gluzman en Angela Yoffe. BIS SACD 1652.
2008. Jenny Spanoghe en Jan van Ladeghem (Duo Landini). Granota 2510.
2010. Jinjo Cho en Louise-Andrée Baril. Analekta AN 29604-2.
2010. Sarah Nemtanu en Chilly Descharmes. Naïve V 5235.
2010. Alina Ibragimova en Cédric Tiberghien. Hyperion CDA 67820.
2011. Sasha Rozdestvensky en Michal Kanka. Praga PRD 250285.
2012. Rosanne Philippens en Yuri van Nieuwkerk. Channel Classics CCS SA 35013.
Met onbekende opnamedatum
….. Michael Schwalbe en Karl Engel. EMI 769.089-2.
….. Zakhar Bron en Irina Vinogradova. Arsis AC 899062-2.
Bewerkingen
Met harp
2006. Diego Tosi (v), Annette Abscheidt (hp) en Camerata de France. Solstice COCD 235.
Met cimbalon
2010. Patricia Kopatchinskaja en Viktor Kopatchinskaya. Naïve V 5193.
Met contrabas
1994. Françoise Perrin (v), Pierre Feyter (cb), Thierry Ravassard (p). Gallo CD 801.
Met Colors of invention ensemble
2008. Gilles Apap met Colors of Invention. Apapaziz GKJ 00108.
Voor viool en orkest
1947. David Oistrakh met het Russisch Staatsorkest o.l.v. Kyrill Kondrashin. Dante Lys LYS 353/6 (4 cd’s).
1947. Ginette Neveu met het Boston symfonie orkest o.l.v. Charles Munch. Dante LYS 480.
1949. Ginette Neveu met het New York filharmonisch orkest o.l.v. Charles Munch. Music & Arts CD 837.
1953. Christian Ferras met het Belgisch nationaal orkest o.l.v. Georges Sebastian. Decca 468.496-2.
1954. Jascha Heifetz met het RCA Victor symfonie orkest o.l.v. Alfred Wallenstein. Naxos 8.111363.
1955. Michael Rabin met het Philharmonia orkest o.l.v. Adrian Boult. Testament SBT 61471 (6 cd’s).
1957. Ruggero Ricci met het Suisse romande orkest o.l.v. Ernest Ansermet. Belart 461.119-2, Decca 475.105-2 (5 cd’s).
1957. Leonid Kogan met het USSR Symfonie orkest o.l.v. Zdenek Chalabala. Arlecchino ARL 8.
1960. David Oistrakh met het USSR Omroeporkest o.l.v. Kyrill Kondrashin. Chant du monde LDC 278908, DG 477.7479 (3 cd’s), Brilliant Classics 9056 (20 cd’s).
1963. Erick Friedman met het Londens symfonie orkest o.l.v. Malcolm Sargent. RCA 09026-61210-2.
1963. Arthur Grumiaux met het Lamoureux orkest o.l.v. Manuel Rosenthal. Philips 416.886-2, 462.856-2 (2 cd’s).
1964. Ida Haendel met het Tsjechisch filharmonisch orkest o.l.v. Karel Ancerl. Supraphon SU 1936-2011.
1964. Arthur Grumiaux met het Lamoureux orkest o.l.v. Jean Fournet. Philips 473.104-2 (5 cd’s).
1968. Itzhak Perlman met het Londens symfonie orkest o.l.v. André Previn. RCA GD 86520, 07863-56520-2.
1968. Ida Haendel en Derek Bampton. Doremi DHR 7726.
1969. Henryk Szeryng met het Monte Carlo Opera orkest o.l.v. Edouard van Remoortel. Philips 420.887-2, 422.274-2.
1974. Itzhak Perlman met het Orchestre de Paris o.l.v. Jean Martinon. EMI 747.725-2, 769.568-2, 566.058-2, 762.808-2, 941.194-2.
1977. Kyung-Wha Chung met het Royal philharmonic orkest o.l.v. Charles Dutoit. Decca 417.118-2.
1977. Pina Carmirelli met het SWR omroeporkest o.l.v. Ernest Bour. Hänssler 93.111.
1978. Herman Krebbers met het Concertgebouworkest o.l.v. Kyrill Kondrashin. Philips 438.282-2, 462.087-2, Globe GLO 6905 (2 cd’s), Globe 06900 (6 cd’s).
1980. Oleg Kagan met het Moskou’s Staats symfonie orkest o.l.v. Vassily Sinaisky. Live Classics LCL 173.
1981. Jean-Jacques Kantorow met het Nieuwe Japanse filharmonisch orkest o.l.v. Michiyoshi Inouë. Denon 38C37-7005, DC 8077.
1984. Augustin Dumay met het Monte Carlo filharmonisch orkest o.l.v. Manuel Rosenthal. EMI 747.544-2.
1986. Itzhak Perlman met het New York filharmonisch orkest o.l.v. Zubin Mehta. DG 423.063-2, 447.445-2.
1987. Salvatore Accardo met het Londens symfonie orkest o.l.v. Claudio Abbado. DG 439.414-2, 469.184-2 (2 cd’s).
1990. Stephanie Chase met het Philharmonia orkest o.l.v. Geoffrey Simon. Cala CACD 1004.
1990. Yan Pascal Tortelier met het Ulster orkest o.l.v. Yan Pascal Tortelier. Chandos CHAN X 10251 (2 cd’s).
1990. Frank Peter Zimmermann met het Omroeporkest Stuttgart o.l.v. Gianluigi Gelmetti. EMI 754.248-2, 253.057-2.
1991. Joshua Bell met het Royal philharmonic orkest o.l.v. Andrew Litton. Decca 433.519-2, 478.3725 (10 cd’s).
1992. Anne-Sophie Mutter met het Weens filharmonisch orkest o.l.v. James Levine. DG 437.544-2.
1992. Marat Bisengaliev met het Pools nationaal omroeporkest o.l.v. Johannes Wildner. Naxos 8.553509, 8.550494.
1995. Itzhak Perlman met het Orchestre de Paris o.l.v. Daniel Barenboim. EMI 483.186-2.
1996. Leila Josefewicz met de Academy of St. Martin-in-the-Fields o.l.v. Neville Marriner. Philips 454.440-2.
1996. Chantal Juillet met het Montréal symfonie orkest o.l.v. Charles Dutoit. Decca 458.143-2.
1998. Vadim Repin met het Londens symfonie orkest o.l.v. Kent Nagano. Erato 3984-27314-2.
1999. Václav Hudecek met Praags omroeporkest o.l.v. Vladimir Válek. Supraphon SU 3419-2031.
1999. Pierre Amoyal met het Suisse romande orkest o.l.v. Armin Jordan. Erato 8573-84255-2 (2 cd’s).
2000. Renaud Capuçon met de Deutsche Kammerphilharmonie Bremen o.l.v. Daniel Harding. Virgin 545.482-2.
2001. Sarah Chang met het Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Plácido Domingo. EMI 557.220-2.
2001. Howard Zhang met Nicolaus Esterházy Sinfonia o.l.v. Takuo Yuasa. Naxos 8.555093.
2002. Janine Jansen met het Royal philharmonic orkest o.l.v. Barry Wordsworth. Decca 475.011-2, 480.4231 (3 cd’s).
2003. Maxim Vengerov met het Philharmonia orkest o.l.v. Antonio Pappano. EMI 557.593-2.
2004. Akiko Suwanai met het Philharmonia orkest o.l.v. Charles Dutoit. Philips 475.6189.
2005. Augustin Dumay met het Walloons kamerorkest o.l.v. Jean-Philippe Collard. Cascavelle VEL 3082.
2008. Nicola Benedetti met het Liverpool filharmonisch orkest o.l.v. Vassily Petrenko. DG 476.3399.
2009. Min Hee Lee met het Filharmonisch orkest Baden-Baden o.l.v. Pavel Baleff. Bella Musica BM 31.2428.
2010. Rachel Kolly d’Alba met het Pays de la Loire symfonie orkest o.l.v. John Axelrod. Warner 2564-67181-4.
2012. Gordan Nicolic met het Nederlands filharmonisch orkest o.l.v. Carlo Rizzi. Tacet 207.
….. Isaac Stern met het Philadelphia orkest o.l.v. Eugene Ormandy. Sony SM3K 45952 (3 cd’s).
Video
1961. Christian Ferras en Guy Bourassa. VAI VAI 4282 (dvd).
1996. Maxim Vengerov met het Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Claudio Abbado. ArtHaus 100.042 (dvd).