RACHMANINOV: PIANOCONCERT NR. 2
Een psychotherapeutische hypnose behandeling was het die Serge Rachmaninov als 25-jarige na het wansucces met zijn symfonie nr. 1 had in een toch al door depressies overschaduwd deel van zijn leven hielp. Voor zijn genezing bedankte hij in 1901 zijn behandelende arts/hypnotiseur Nikolai Dahl in de vorm van zijn pianoconcert nr. 2.
Achtergronden
Een breed uitwaaierend thema uit dat werk is zelfs – wat haast voor zichzelf spreekt – een muzikaal motief geworden in de cultfilm The seven year itch van Wilder met Marilyn Monroe en in Brief Encounter.
In het besef van Rachmaninovs volledige technische beheersing over de piano, wekt het enige verbazing dat hij zo heeft toegegeven aan de neiging om hier bravura muziek te schrijven. Alle pianoconcerten van Rachmaninov werpen solistische barricaden op, maar afgezien van het enorm zware derde concert komen maar weinig momenten voor waarin dat voor de luisteraar speurbaar is.
Dat eerste deel schreef Rachmaninov het laatst. Gezien de zijn creatieve opleving is het nogal merkwaardig dat hij de figuatie van het tweede deel pp vroeger werk baseerde, maar het beroemde klarinetthema was wel nieuw. Zelfs voor Rachmaninov is het concert bijzonder melodieus
Dat het tweede concert het populairst werd, is begrijpelijk omdat het om een vrij optimistisch werk gaat. Het begint met de bekende en beroemde acht ik sterkte toenemende akkoorden van waaruit de muziek uit een enigszins duistere onzekerheid lijkt op te stijgen tot blijken van stralend zelfvertrouwen, getuige meteen de weelderige aansluitende melodie. Bovendien zit het concert boordevol prachtige muziek. Opvallend is nog wel dat in het eerste deel de solist nergens het beginthema oppakt; er komt trouwens best de nodige solistische zelfopoffering voor de solist te pas. Wat overigens ook niet wil zeggen dat het orkest zich niet soms te buiten gaat aan momenten van hevig zwelgen.
De opnamen
Misschien is het leuk om met een eigen citaat uit m’n in pocketboek platengidsje Disco Digest uit 1960 toen de lp wereld nog overzichtelijk was te beginnen:
“Minstens vijftien opnamen bestaan van ‘het’ pianoconcert van Rachmaninov. Eigenlijk is het onnodig om naast Richters waarlijk sublieme Warschause opnamen nog andere te noemen. Fabelachtig en fascinerend was de Russische pianist hier presteert. Hij laat het werk als nieuw klinken zodat ook degene die het stuk wat beu is opnieuw weer plezier aan deze muziek zal beleven.
Curzon en Anda spelen de muziek veel minder Slavisch. Curzon beklemtoont de tere, sympathieke kanten meer dan Anda die die erg doorzichtig speelt en met veel elan zijn fraaie pianistiek demonstreert. Katchen is bovenal virtuoos, maar de expressieve gedeelten zijn bij hem wat ongevoelig. Nee, in alle opzichten is Richter de eerste keus! Van authentiek historisch belang in natuurlijk ook de opname van de componist zelf uit 1929.”
Intussen weten we dat zelfs toen veel meer opnamen bestonden (die voor een groot deel achter het IJzeren Gordijn ontstonden en in het Westen ontoegankelijk waren), maar dat sindsdien de bordjes danig zijn verhangen met een zwaar overvoerde markt die op papier wel een keuze biedt tussen ruim 125 uitgaven. En dan zijn er zeker nog ettelijke, meestal van lokaal belang, niet vermeld.
Dat deze onmogelijk alle uitgebreid de revue kunnen passeren, is logisch en onvermijdelijk. Verwonder u over de ellenlange discografische lijst, ontmoet sommige solisten als welkome oude vrienden en kies desnoods voor hen. Voor het overige beperk ik me tot het noemen van de momenteel het meeste blijvende genoegen verschaffende pianisten; sommige daarvan maakten meer dan één opname van pianoconcert nr. 2.
Zo ook inderdaad Richter, maar de Poolse uitgave doorstond de tijd het beste en zijn superieure beheersing van het klavier, zijn krachtige Russische toon en zijn talent om op onsentimentele manier zonder autoritair te worden melodielijnen te creëren geeft deze bewuste opname een tijdloze kwaliteit. De onderhuids aanwezige wanhoop klinkt door, maar ook het soms aanwezige vuur krijgt het volle pond. Klein bezwaar hooguit: het wat opgevoerde tempo van het begin en het monogeluid.
De opname van de Rachmaninov als solist klinkt even oud als hij is met een wazige baskant en een klank die in het algemeen weinig allure bezit, noch van de piano, noch van het orkest. Maar het is natuurlijk hoogst authentiek om Rachmaninov zelf op een manier die nooit meer wordt gevolgd zelf de solopartij te horen interpreteren. Hij speelt niet vrijer, romantischer, eerder omgekeerd. De tempi zijn aan de snelle kant en even langer bij heel expressieve momenten stil staan, komt niet voor. Het eindresultaat maakt mooi de structuur en de dynamische kracht van het stuk duidelijk dan de communicatie van gevoelens.
De volgende die sterk naar voren komt, is Kapell. Ook hem moet men eens beluisteren. Ook Cliburn presteert fraai en heeft de houdbaarheidsdatum zeker niet overschreden, zeker niet in zijn samenwerking met Reiner.
Janis fraseert lyrisch en verwerkt de eb en vloed van de melodische lijnen van de muziek op heel natuurlijke wijze.
Wild zorgt voor opgelegde bravoure in 1965 maar ook al liet hij zijn gevoelens nogal de vrije loop, hij speelt wel beheerst. Problematischer zijn de vrij grote tempofluctuaties
Askenazy komt in zijn Londense opname meer dan in zijn Amsterdamse tot een prachtig idiomatisch resultaat.
Kocsis vertegenwoordigt fraai het gewenste naturel dat dit werk zeer ten goede komt
Zimerman speelt vooral overpeinzend, maar ook kristalhelder, hoogst geëngageerd en scherpzinnig. Thibaudet verdient ook een eervolle vermelding. Kissin biedt het nodige jeugdige sensuele raffinement.
Andsnes is in emotioneel opzicht misschien wat terughoudender, maar zij opvatting is over de hele linie prachtig uitgebalanceerd kernachtig en dichterlijk.
Opvallend veel onbekende namen passeren de revue. Of daar veel aangename verrassingen bij zijn?
Heel eigentijds won Lisitsa menig hart via YouTube. Op haar cd is veel positiefs te horen, zeker in het eerste deel, maar ze springt er verder niet echt boven uit. Dat doet Grimaud in haar tweede opname, ‘live’ uit Luzern wel.
Matsuev is bij de jongeren zeker de moeite met zijn opwindende lezing. Maar meer waardering gaat toch uit naar de altijd fascinerende Wang. Trouwens bij de dames komt ook Biret krachtig naar voren.
Mogelijk nog onder de waarderende indrukken van haar recente ‘live’ optreden werd de cd van Fedorova aansluitend nog regelmatig beluisterd en bleef het enthousiasme ongetemperd, meteen vanaf die lastige inzet. Weloverwogen, natuurlijke rubati en een geëngageerd optreden over de hele linie tot en met het in de finale getoonde élan maken haar lezing tot een van de aantrekkelijkere. Het onbekende Duitse orkest weet haar mooi gelijkgestemd te begeleiden.
Conclusie
De opname van de Rachmaninov als solist klinkt even oud als hij is met een wazige baskant en een klank die in het algemeen weinig allure bezit, noch van de piano, noch van het orkest. Maar het is natuurlijk hoogst authentiek om Rachmaninov zelf op een manier die nooit meer wordt gevolgd zelf de solopartij te horen interpreteren. Hij speelt niet vrijer, romantischer, eerder omgekeerd. De tempi zijn aan de snelle kant en even langer bij heel expressieve momenten stil staan, komt niet voor. Het eindresultaat maakt mooi de structuur en de dynamische kracht van het stuk duidelijk dan de communicatie van gevoelens.
Een regelmatige terugkeer tot Richter ligt ook voor de hand. Verder vallen Zimerman, Andsnes, Ashkenazy (Londen), Grimaud en nu dus ook het unicum Wang en de zo positief opvallende Fedorova in de uitgelezen groep der meest gewaardeerden.
Discografie
1929. Serge Rachmaninov met het Philadelphia orkest o.l.v. Leopold Stokowski. Fidelio CD 8819, RCA 09026-61265-2 (10 cd’s), RCA RD 85997, Dutton CDVS 1915, Naxos 8.110601.
1929. Simon Barere met orkest o.l.v. Antonio Brico. Appian APR 5625.
1937. Benno Moisewitsch met het Londens filharmonisch orkest o.l.v. Walter Goehr. Avid AMSC585.
1940. Walter Gieseking met het Concertgebouworkest o.l.v. Willem Mengelberg. Music & Arts CD 2, Naïve AN 2090 (4cd’s).
1945. Artur Rubinstein met het Hollywood Bowl orkest o.l.v. Leopold Stokowski. Biddulph LHW 041.
1945. William Kapell met het Robin Hood Dell orkest o.l.v. Wlliam Steinberg. RCA 09026-68992-2, Naxos 8.110692.
1946. Artur Rubinstein met het NBC Symfonie orkest o.l.v. Vladimir Golschmann. Naxos 8.111289.
1946. Eileen Joyce met het Londens filharmonisch orkest o.l.v. Erich Leinsdorf. Dutton CDEA 5505.
1947. Cyril Smith met het Liverpool filharmonisch orkest o.l.v. Malcolm Sargent. Dutton CDCLP 4004.
1947. Lev Oborin met het USSR Omroeporkest o.l.v. Alexander Gauk. Dante HPC 159.
1948. Rosa Tamarkina met het USSR Staats symfonie orkest o.l.v. Nikolai Anosov. Vista Vera VVCD 00092.
1948. Sviatoslav Richter met het USSR Staats symfonie orkest o.l.v. Nikolai Anosov. Vista Vera VVCD 00143.
1950. Julius Katchen met het Concertgebouworkest o.l.v. Rafael Kubelik. Q-Disc MCCL 97018.
1951. Lev Oborin met het Moskou’s omroep symfonie orkest o.l.v. Nikolai Anosov. Moscow Conservatoire SNC CD 0091.
1951. Julius Katchen met het New Symphony orkest Londen o.l.v. Anatole Fistoulari. Decca 475.7221 (8 cd’s), Dutton CDLXT 2504.
1951. Tatiana Nikolayeva met het Tsjechisch filharmonisch orkest o.l.v. Konstantin Ivanov. Monopole 042.
1952. Sviatoslav Richter met het Warschau Nationaal filharmonisch orkest o.l.v. Stanislaw Wislocki. Philips 456.952-2 (2 cd’s), DG 477.812-2 (9 cd’s), DG 415.119-2, 423.772-2, 447.420-2.
1953. Edith Farnadi met het Weens Staatsopera orkest o.l.v. Hermann Scherchen. Tahra 3007/8 (2 cd’s).
1953. Géza Anda met het SWR Omroeporkest Baden-Baden o.l.v. Hans Rosbaud. Hänssler 94.208 (2 cd’s).
1953. Moura Lympany met het Philharmonia orkest o.l.v. Nicolai Malko. Olympia OCD 190.
1954. Julian von Karolyi met het Münchens filharmonisch orkest o.l.v. Hans Rosbaud. DG 477.089-2 (5 cd’s).
1954. Géza Anda met het Philharmonia orkest o.l.v. Alceo Galliera. Testament SBT 1064.
1955. Benno Moiseiwitsch met het BBC Symfonie orkest o.l.v. Malcolm Sargent. Guild GMCD 2326.
1955. Leonard Pennario met het St. Louis symfonie orkest o.l.v. Vladimir Golschmann. EMI 767.315-2.
1955. Marjorie Mitchell met het Weens Staatsopera orkest o.l.v. William Strickland. Music Treasures MT 26 (lp).
1955. Sviatoslav Richter met het Moskou’s omroeporkest o.l.v. Kurt Sanderling. Urania URN 4235.
1955. Felicja Blumental met het Colonne orkest Parijs o.l.v. Jean Giardino. Pathé KBP 1008 (lp).
1955. Benno Moisewitsch met het Philharmonia orkest o.l.v. Hugo Rignold. Philips 456.907-2 (2 cd’s).
1955. Orazio Frugoni met het Weens Pro Musica orkest o.l.v. Harold Byrns. Vox PL 9650 (lp).
1955. Cor de Groot met het Residentie orkest o.l.v. Willem van Otterloo. Philips 464.375-2 (5 cd’s), Challenge CC 72383 (7 cd’s).
1955. György Sándor met het New York filharmonisch symfonie orkest o.l.v. Artur Rodzinsky. Columbia RL 3052 (lp).
1956. Andor Foldes met het Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Leopold Ludwig. DG LPM 18190 (lp).
1956. Eugene Istomin met het Philadelphia orkest o.l.v. Eugene Ormandy. Columbia ML 5108 (lp).
1956. Clifford Curzon met het Londens filharmonisch orkest o.l.v. Adrian Boult. Decca 475.6786-2 (6 cd’s).
1956. Yevgeny Malinin met het Moskou’s filharmonisch orkest o.l.v. Igor Bezrodny. Melodiya S 10.8291-2.
1956. Benno Moiseiwitsch met het Londens filharmonisch orkest o.l.v. Walter Goehr. Appian APR 5505, BBC BBCL 4074-2, Naxos 8.110676.
1956. Artur Rubinstein met het Chicago symfonie orkest o.l.v. Fritz Reiner. RCA 09026-61829-2 (5 cd’s), RD 84934, 09026-61869-2.
1956. Yevgeny Malinin met het Philharmonia orkest o.l.v. Otto Ackermann. Columbia CX 1369 (lp).
1957. Naum Starkman met Portugees Nationaal symfonie orkest o.l.v. Pedro de Freitas Branco. Strauss SP 4114.
1957. Felicja Blumental met het Weens Staatsopera orkest o.l.v. Michael Gielen. Brana BR 0012.
1958. Alexander Brailowsky met het San Francisco symfonie orkest o.l.v. Enrique Jorda. RCA VD 60540.
1958. Philippe Entremont met het Nederlands filharmonisch orkest o.l.v. Walter Goehr. MMS 2062 (lp).
1958. Artur Rubinstein met het Chicago symfonie orkest o.l.v. Fritz Reiner. RCA RD 63035.
1958. Yuri Boukoff met het Weens symfonie orkest o.l.v. Jean Fournet. Forgotten Records FR 545.
1958. Aldo Ciccolini met het Nationaal orkest van de Franse omroep o.l.v. Constantin Silvestri. EMI 385.265-2 (2 cd’s).
1958. Raymond Lewenthal met het Weens Staatsopera orkest o.l.v. Maurice Abranavel. Millennium Classics UMD 80398.
1958. Julius Katchen met het Londens symfonie orkest o.l.v. Georg Solti. Decca 417.880-2.
1959. Sviatosav Richter met het Leningrad filharmonisch orkest o.l.v. Kurt Sanderling. Melodiya 74321-29467-2, SUCD 1000993.
1959. Peter Katin met het Londens filharmonisch orkest o.l.v. Adrian Boult. Decca 461.348-2.
1959. Vivian Rivkin met het Weens Festival orkest o.l.v. Herbert Grossman. Whitehall WHS 40018 (lp).
1960. Kjell Baekkelund met het Oslo filharmonisch orkest o.l.v. Oivin Fjeldstad. RCA 1025 (lp).
1960. Joyce Hatto met het Hamburgs Pro Musica orkest o.l.v. George Hurst. Saga X1D5045 (lp).
1960. Gabriel Tacchino met het Parijs’ Conservatorium orkest o.l.v. André Cluytens. EMI 573.177-2 (4 cd’s).
1960. Philippe Entremont met het New York filharmonisch orkest o.l.v. Leonard Bernstein. Sony 53512, SK 87283.
1961. Byron Janis met het Londens symfonie orkest o.l.v. Antal Dorati. Mercury 432.759-2.
1961. Van Cliburn met het Chicago symfonie orkest o.l.v. Fritz Reiner. RCA RD 8591-2.
1961. Leonard Pennario met Los Angeles filharmonisch orkest o.l.v. Erich Leinsdorf. EMI 769.029-2.
1962. John Ogdon met het Philharmonia orkest o.l.v. John Pritchard. EMI 92747 (4 cd’s).
1963. Van Cliburn met het Moskou’s filharmonisch symfonie orkest o.l.v. Kyrill Kondrashin. Melodiya MEL CD 1001529.
1963. Philippe Entremont met het Philadelphia orkest o.l.v. Eugene Ormandy. Sony 8996-2.
1963. Gary Graffman met het New York filharmonisch orkest o.l.v. Leonard Bernstein. Sony SFK 63032.
1963. Artur Rubinstein met het Philadelphia orkest o.l.v. Eugene Ormandy. RCA 09026-63060-2.
1963. Rudolf Kerer met het Moskou’s filharmonisch orkest o.l.v. Kyrill Kondrashin. Melodiya S 0683-4 (lp).
1963. Vladimir Ashkenazy met Moskou’s filharmonisch orkest o.l.v. Kyrill Kondrashin. Decca 473.601-2 (10 cd’s), Decca 425.047-2.
1964. Peter Katin met het New Symphony orkest Londen o.l.v. Colin Davis. Pristine Classics PASC 273.
1964. Marius Ubendorff met het Münchens symfonie orkest o.l.v. Karl Winter. Fidelio ATL 4059 (lp).
1965. Viktor Merzhanov met het Moskou’s omroeporkest o.l.v. Nikolai Anosov. Vista Vera VVCD 00015.
1965. Jacques Klein met het Brabants orkest o.l.v. Hein Jordans. Philips Wing WL 1136 (lp).
1965. Kyoko Tanaka met het Japans filharmonisch orkest o.l.v. Akeo Watanabe. King Records KICC652.
1965. Sviatoslav Richter met het Leningrads symfonie orkest o.l.v. Kurt Sanderling. Chant du monde LDC 278950, Eurodisc Ariola GD 69049.
1965. Earl Wild met het Royal philharmonic orkest o.l.v. Jascha Horenstein. Chesky CD 2A, Chandos CHAN 6507, CHANX 10078 (2 cd’s).
1966. Garrick Ohlson met het Omroeporkest Milaan o.l.v. France Caracocciolo.
1967. Augustin Anievas met het Philharmonia orkest o.l.v. Aldo Ceccato. EMI 568.619-2 (2 cd’s).
1967. Valentina Kamenikova met het Brno staats filharmonisch orkest o.l.v. Jiri Pinkas. Supraphon SUA ST 50887.
1969. Mirka Pokorná met het Brno staats filharmonisch orkest o.l.v. Jirí Waldhans. Supraphon SU 0011 (2 cd’s).
1970. György Cziffra met het Philharmonia orkest o.l.v. György Cziffra. EMI 474.732-2.
1970. Gabor Gábos met het Boedapest filharmonisch orkest o.l.v. Miklós Lukács. Hungaroton SLPX 11460 (lp).
1970. Shura Cherkassky met het Göteborg symfonie orkest o.l.v. ??
1971. Ivan Davis met het Royal philharmonic orkest o.l.v. Henry Lewis. Decca SPC 21057.
1971. Vladimir Krainev met het Moskou’s Omroeporkest o.l.v. Konstantin Ivanov. Melodiya SM 02695-6 (lp).
1972. Vladimir Ashkenazy met het Londens symfonie orkest o.l.v. André Previn. Decca 473.251-2 (3 cd’s), Decca 436.386-2 (2 cd’s), Decca 425.576-2 (2 cd’s), Decca 417.702-2.
1972. Alicia de Larrocha met het Montréal symfonie orkest o.l.v. Charles Dutoit. Decca 476.7701.
1972. Alexis Weissenberg met het Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Herbert von Karajan. EMI 769.380-2.
1973. Gina Bachauer met het Straatsburg filharmonisch orkest o.l.v. Alain Lombard. Erato ECD 4000.
1973. Pavel Serebryakov met het Leningrad filharmonisch orkest o.l.v. Yuri Serebryakov. Bomba Piter CDMAN 386-09.
1973. Rafel Orozco met het Rotterdams filharmonisch orkest o.l.v. Edo de Waart. Philips 438.383-2 (2 cd’s).
1974. Werner Haas met het Omroeporkest Frankfurt o.l.v. Eliahu Inbal. Pentatone PTC 5186-114.
1974. Ilana Vered met het Philharmonia orkest o.l.v. Andrew Davis. Decca 461.136-2.
1975. Tamás Vásáry met het Londens symfonie orkest o.l.v. Yuri Ahronovitch. DG 419.061-2, 474.171-2.
1976. Abbey Simon met het St. Louis symfonie orkest o.l.v. Leonard Slatkin. MMG MCD 10043.
1977. Jean-Philippe Collard met het Capitole orkest Toulouse o.l.v. Michel Plasson. EMI 767.419-2.
1979. Nikolai Petrov met het USSR Staats symfonie orkest o.l.v. Jevgeny Svetlanov. Melodiya S 10 011497-8 (lp).
1980.Emmanuel Ax met het Buffalo filharmonisch orkest o.l.v. Julius Rudel. Beau Fleuve 92863-16512 (5 cd’s).
1980. Viktor Yeresko met het USSR Staats symfonie orkest o.l.v. Alexander Lazarev. Melodiya MLD 32176.
1981. Marta Deyanova met het Sofia filharmonisch orkest o.l.v. Dimitur Manolov. Harmonia Mundi HM 139, Laserlight 14271.
1981. Evi Martyn met het Schwabische symfonie orkest Reutlingen o.l.v. Dimitri Agrafiotis. Glendale GLS 8009 (lp).
1982. Martino Tirimo met het Philharmonia orkest o.l.v. Yoel Levi. EMI 762.034-2.
1982. Peter Rösel met het Berlijns symfonie orkest o.l.v. Kurt Sanderling. Berlin Classics BC 9307-2.
1982. Hiroko Miyamoto met het Kansai filharmonisch orkest o.l.v. Carl August Bünte. Bella Musica BM 312455.
1983. Ivan Drenikov met het Bulgaars nationaal omroeporkest o.l.v. Jean-Pierre Wallez. Laserlight 14272.
1983. Wolfgang Manz met het Belgisch nationaal orkest o.l.v. Georges-Élie Octors. Muso MU 005 (5 cd’s).
1983. Cécile Licad met het Chicago symfonie orkest o.l.v. Claudio Abbado. CBS MDK 45803.
1983. Pierre-Alain Volondat met het Belgisch nationaal orkest o.l.v. Georges-Élie Octors. Queen Elisabeth 2980005 (3 lp’s).
1984. Jorge Bolet met het Montréal symfonie orkest o.l.v. Charles Dutoit, Decca 480.6624-2 (2 cd’s), Decca 421.181-2, 430.736-2.
1984. Cristina Ortiz met het Royal philharmonic orkest o.l.v. Moshe Atzmon. Decca 414.348-2, 448.221-2.
1984. Victor Eresko met het Russisch Staats academie orkest o.l.v. Gennadi Provatorov. RCA 74321-24211-2.
1984. Vladimir Ashkenazy met het Concertgebouworkest o.l.v. Bernard Haitink. Decca 414.475-2.
1984. Zoltán Kocsis met het San Francisco symfonie orkest o.l.v. Edo de Waart. Philips 412.881-2, 426.749-2, 446.199-2.
1985. Philip Fowke met het Royal philharmonic orkest o.l.v. Yuri Temirkanov. EMI EMX 9509.
1985. Viktor Yeresko met het Russisch Staats symfonie orkest o.l.v. Gennady Provotorov. Melodiya 40068-2 (2 cd’s).
1985. François René Duchable met het Straatsburg filharmonisch orkest o.l.v. Theodor Guschlbauer. Erato 2292-45238-2, 0630-18411-2.
1987. Cécile Ousset met het Birmingham symfonie orkest o.l.v. Simon Rattle. EMI 747.223-2.
1988. Jenö Jandó met het Boedapest symfonie orkest o.l.v. György Lehel. Naxos 8.550117, 8.553269.
1988. John Ogdon met het Londens symfonie orkest o.l.v. Gennady Rozhdestvensky. Collins 91088-71.
1988. Jevgeny Kissin me het Londens symfonie orkest o.l.v. Valery Gergiev. RCA RD 87982, RCA RD 60567 (2 cd’s).
1988. Mikhail Pletnev met het Philharmonia orkest o.l.v. Libor Pesek. Virgin 790.724-2.
1989. Andrei Gavrilov met het Royal philharmonic orkest o.l.v. Vladimir Ashkenazy. EMI 754.003-2.
1989. Alexei Sultanov met het Londens symfonie orkest o.l.v. Mxim Shostakovitch. Teldec 2292-46281-2.
1989. John Ogdon met het Londens symfonie orkest o.l.v. Gennady Rozhdestvensky. Collins 1088-2.
1989. Andrei Gavrilov met het Philadelphia orkest o.l.v. Riccardo Muti. EMI 749.966-2.
1989. David Golub met het Londens symfonie orkest o.l.v. Wyn Morris. Pickwick PCD 903.
1990. Howard Shelley met het Schots nationaal orkest o.l.v. Bryden Thomas. Chandos CHAN 8882/3 (2 cd’s).
1990. Yefim Bronfman met het Philharmonia orkest o.l.v. Esa-Pekka Salonen. Sony SK 47183.
1990. Hiroko Nakamura met het USSR Staats symfonie orkest o.l.v. Jevgeny Svetlanov. Sony SK 48030.
1990. Alexei Sultanov met het Londens symfonie orkest o.l.v. Maxim Shostakovich. Warner 40835-2.
1990. Mikhail Rudy met het Leningrad filharmonisch orkest o.l.v. Mariss Jansons. EMI 754.232-2.
1990. Horacio Gutiérrez met het Pittsburgh symfonie orkest o.l.v. Lorin Maazel. Telarc CD 80259.
1991. Viktoria Postnikova met het Russisch staats symfonie orkest o.l.v. Gennday Rozhdestvensky. Russian Revelation RV 10003.
1991. Sergei Tarasov met het Rostov filharmonisch symfonie orkest o.l.v. Semyon Kogan. MCA AED 10272.
1991. Eun Soo Son met het Moskou’s filharmonisch symfonie orkest o.l.v. Mark Ermler. Russian Revelation RDCD 11172.
1991. Mikhail Pletnev met het Russisch staats symfonie orkest o.l.v. Vassily Sinaisky. Melodiya 10.25999.
1991. Kai Adomeit met de Bohuslav Martinu filharmonie o.l.v. Peter Lücker. Bayer BR 100.194.
1991. Hiroko Nakamura met het Russisch Staats academie symfonie orkrest o.l.v. Jevgeny Svetlanov. Sony SK 48030.
1991. Arthur Ozolins met het Toronto symfonie orkest o.l.v. Mario Bernardi. CBC SMCD 5108.
1991. Lilya Zilberstein met het Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Claudio Abbado.DG 439.930-2.
1991. Jean-Bernard Pommier met het Hallé orkest o.l.v. Lawrence Foster. Virgin 759.297-2.
1992. Oliver Trendl met het Brno staats filharmonisch orkest o.l.v. Leos Svárovsky. Thorofon CTH 2178.
1992. Hélène Grimaud met het Royal philharmonic orkest o.l.v. Jesús López-Cobos. Denon CO 75368.
1992. Kim Hae-Jung met het Russisch ministerie van cultuur symfonie orkest o.l.v. Gennady Rozhdestvensky. Kleos KL 5102.
1993. Sequeira Costa met het Royal philharmonic orkest o.l.v. Christopher Seaman. RPO CD 7022.
1993. Alexander Svyatkin met het St. Petersburg filharmonisch orkest o.l.v. ?. Manchester Files CDMAN 107.
1993. Michie Koyama met het BBC Symfonie orkest o.l.v. Andrew Davis. Sony SRCR 9140.
1994. David Lively met het BRT filharmonisch orkest Brussel o.l.v. Alexander Rahbari. Koch DICD 920.221.
1994. Dubrovka Tomsic met het Ljubljana Omroeporkest o.l.v. Anton Nanut. Grand Gala 2140.
1995. Pavel Jegorov met het New Classical orkest o.l.v. Alexander Titov. Sony QK 64558.
1996. John Lill met het BBC Wales orkest o.l.v. Tadaaki Otaka. Nimbus NI 1720.
1996. Victor Sangiorgio met het West Australisch symfonie orkest o.l.v. Vladimir Verbitsky. ABC 454.174-2.
1996. Dieter Goldmann met het Münchens symfonie orkest o.l.v. Henry Adolph. Bella Musica BMCD 312168.
1996. Garrick Ohlsson met de Academy of St. Martin-in-the-Fields o.l.v. Neville Marriner. Hänssler 98.9932.
1996. Vladimir MIshtchuk met het Russisch filharmonisch orkest o.l.v. Samuel Friedmann. Arte Nova 74321-79760-2.
1996. Bernd Glemser met het Pools Nationaal omroeporkest o.l.v. Antoni Wit. Naxos 8.550810.
1996. George Vakhnadze met het Tblisi symfonie orkest o.l.v. Jansug Kakhidze. Sony SK 62294.
1997. Noriko Ogawa met het Malmö symfonie orkest o.l.v. Owain Arwel Hughes. BIS CD 900.
1997. Svetlana Navasardian met het Moskou’s symfonie orkest o.l.v. Alexander Anissimov. Amadis 7150.
1997. Andrei Pisarev met het New Russia orkest o.l.v. Jevgeny Svetlanov. Bel Air BAM 9621.
1997. Evelyn Chen met het Philharmonia orkest o.l.v. Leonard Slatkin. Sony 88697-64297-2.
1998. Idil Biret met het Pools nationaal omroeporkest o.l.v. Antoni Wit. Naxos 8.554376.
1998. Santiago Rodriguez met het Berlijns symfonie orkest o.l.v. Stephen Gunzenhauser. Elan CD 82402.
1998. Kun-Woo Paik met het Omroeporkest Moskou o.l.v. Vladimir Fedoseyev. RCA SMCD 5052.
1998. Alexei Orlovetsky met het Nieuw Klassiek orkest St. Petersburg o.l.v. Alexander Titov. WCD 98014.
1998. Jean-Yves Thibaudet met het Cleveland orkest o.l.v. Vladimir Ashkenazy. Decca 460.503-2.
1999. Shoshana Ruiakov met het Muziekfestival orkest o.l.v. David Gilbert. Eroica 3024.
2000. Wibi Soerjadi met het Londens filharmonisch orkest o.l.v. Miguel Gómez-Martinez. Philips 464.602-2.
2000. Vardan Mamkonian met het Omroeporkest Frankfurt o.l.v. David Stahl. Orfeo C 497001 A.
2000. Alexander Ghindin met het Helsinki filharmonisch orkest o.l.v. Vladmir Ashkenazy. Ondine ODE 977-2.
2000. Evgeny Ukhanov met het Sydney symfonie orkest o.l.v. Edvard Tchivhel. ABC Classics 461.654-2.
2000. Krystian Zimerman met het Boston symfonie orkest o.l.v. Seiji Ozawa.DG 459.643-2.
2000. Indrek Laul met het Ests Nationaal symfonie orkest o.l.v. Arvo Volmer. Consonant Works CW 0001.
2000. Hélène Grimaud met het Philharmonia orkest o.l.v. Vladimir Ashkenazy. Teldec 8573-84376-2.
2001. Israela Margalit met het Londens symfonie orkest o.l.v. Barry Wordsworth. Black Box BBM 3001.
2001. Oleg Marshev met het Aarhus symfonie orkest o.l.v. James Loughran. Danacord DACOCD 582/3 (2 cd’s).
2001. Mikhail Petukhov met het Moskou’s filharmonisch orkest o.l.v. Yuri Simonov. Monopoly GI 2067.
2002. Konstantin Scherbakov met het Russisch Staats symfonie orkest o.l.v. Dmitry Yablonksky. Naxos 6.110013.
2002. Oxana Yablonskaya met het Moskou filharmonisch orkest o.l.v. Dmitri Yablonsky. Bel Air BAM 2017.
2003. Stephen Hough met het Dallas symfonie orkest o.l.v. Andrew Litton. Hyperion CDA 67501/2 (2 cd’s), CDA 67649.
2003. Klára Würtz met het Oekraïns nationaal symfonie orkest o.l.v. Vladimir Sirenko. Brilliant Classics 92122 (2 cd’s).
2003. Alexander Lubiantsev met het Sydney symfonie orkest o.l.v. Janos Fürst. ABC Classics 476.4330.
2003. Valentina Lisitsa met het Londens symfonie orkest o.l.v. Michael Francis. Decca 478.4890-2.
2004. Kazumasa Matsumoto met het Belgisch Nstionaal orkest o.l.v. Gilbert Varga. Victor VICC 6040-2.
2004. Jorge Luis Prats met het Mexico stad filharmonisch orkest o.l.v. Enrique Bátiz. Sanctuary CD RSN 3050.
2004. Lang Lang met het Mariinsky orkest St. Petersburg o.l.v. Valery Gergiev. DG 480.6368 (4 cd’s), DG 479.2236 (2 cd’s), DG 477.5499.
2004. Alexander Lubiantsev met het Sydney symfonie orkest o.l.v. Janos Fürst. ABC 476.4330.
2005. Claude Kahn met het Orchestre symphonique français o.l.v. Sabine Diaz. Epidaure EPI 10046.
2005. Leif Ove Andsnes met het Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Antonio Pappano. EMI 319.385-2 (2 cd’s), EMI 474.813-2.
2005. Jean-Philippe Collard met het Boedapest filharmonisch orkest o.l.v. Rico Saccani. BPO Live BPOL 1006.
2005. Nikolai Lugansky met het Birmingham symfonie orkest o.l.v. Sakari Oramo. Warner 2564-61946-2.
2005. Boris Berezovsky met het Oeral filharmonisch orkest o.l.v. Dimitri Liss. Mirare MIR 008.
2005. Adam Skoumal met het Praags symfonie orkest o.l.v. Leos Svarovsky. Arco Diva UP 0057.
2006. Julius-Jeongwon Kim met het NDR Symfonie orkest Hamburg o.l.v. Vladimir Valek. EMI EKLD 0720.
2006. Derek Han met het Royal philharmonic orkest o.l.v. Carlos Miguel Prieto. Royal Phil. Orkest RPO SP 010.
2006. Elena Caldine met het Russisch filharmonisch orkest o.l.v. Dmitri Yablonsky. Bel Air BAM 2040.
2006. Henri Sigfridsson met het SWR Omroeporkest Stuttgart o.l.v. Stefan Solyom. Hänssler 98.259.
2006. Matthias Soucek met de Württembergse Philharmonie Reuttlingen o.l.v. Stefan Malzew. Gramola 98796.
2006. Nikolai Evrov met het Bulgaars omroeporkest o.l.v. Jean-Pierre Wallez. Sanctuary RSN 3096.
2007. Yuki Kurashima met het Boedapest Concert orkest o.l.v. Tamas Gal. EMI Toshiba TOCE 56016.
2007. Ian Hobson met Sinfonia Varsovia. Zephyr 7 (2 cd’s).
2008. Barry Douglas met het Russisch Staatsorkest o.l.v. Jevgeny Svetalanov. RCA 27972-2.
2008. Nobuyuki Tsujii met het Duits symfonie orkest Berlijn o.l.v. Yutaka Sado. Challenge CC 72371.
2008. Dejan Lazič met het Londens filharmonisch orkest o.l.v. Kirill Pedrenko. Channel Classics CCS SA 26308.
2009. Simon Troceski met het Liverpool filharmonisch orkest o.l.v. Vasily Petrenko. Avie AV 2192.
2010. Yuja Wang met het Mahler kamerorkest o.l.v. Claudio Abbado. DG 477.9308.
2010. Izumi Tateno met het Tsjechisch nationaal symfonie orkest o.l.v. HIsayoshi Inoue. King KICC 3551.
2010. Vadim Kholodenko met het Sendai filharmonisch orkest o.l.v. Kazufumi Yamashita. Fontec FOCD 9491.
2011. Sa Chen met het Gulbenkian orkest Lissabon o.l.v. Lawrence Foster. PentaTone PTC 5186-444.
2011. Nobuyuki Tsajii met het Duits symfonie orkest Berlijn o.l.v. Yutaka Sado. Challenge CC 72371.
2012. Denis Matsuev met het New York filharmonisch orkest o.l.v. Alan Gilbert. RCA 88764-9260-2.
2013. Yevgeny Sudbin met het Singapore symfonie orkest o.l.v. Lan Shui. BIS SACD 2012.
2014. Valery Tryon met het Royal philharmonic orkest o.l.v. Jac van Steen. SOMM CD 253.
2014. Anna Fedorova met de Noordwestduitse Filharmonie o.l.v. Laércio Diniz. Piano Classics PCL 0081.
Bewerking voor harmonie orkest
2005. Alexander Vaguener met de Koninklijke Harmonie van Thorn o.l.v. Norbert Nozy. World Wind Music WWM 500.129.
Bewerking voor 2 piano’s
2009. Mahery Andrianaivoravelona en Enguerrard-Friedrich Lühl. Polymnie POL 150.865.
Video
1958. Van Cliburn met het Moskou’s Staats filharmonisch orkest o.l.v. Kyrill Kondrashin. VAI 4454 (dvd).
1972. Alexis Weissenberg met het Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Herbert von Karajan. DG 073-439-9 (dvd).
2008. Hélène Grimaud met het Luzern Festival orkest o.l.v. Claudio Abbado. DG 073-4530 (dvd).
2011. Eldar Nebolsin met het St. Petersburg Staats symfonie orkest o.l.v. Vladimir Lande. Naxos 2.110284 (dvd).
2013. Denis Matsuev met het St. Petersburg filharmonisch orkest o.l.v. Yuri Temirkanov. Ideale Audience 207506-8 (dvd).