Verg. Discografieën

SHOSTAKOVITCH: PIANOTRIO NR. 2

SHOSTAKOVITCH: PIANOTRIO NR. 2

 

“Ik dank mijn hele ontwikkeling aan hem. Het zal onvoorstelbaar moeilijk worden om zonder hem te leven”. Dat noteerde Shostakovitch in februari 1944 nadat hij had vernomen van de onverwachte dood van zijn waarschijnlijk beste vriend Ivan Sollertinsky.

 

Achtergronden

 

‘Het is onmogelijk om in woorden uit te drukken wel leed me overspoelde toen ik het nieuws over de dood van Ivan Ivanivich hoorde. Ik ben hem grote dank verschuldigd voor mijn ontwikkeling”. Sollertinsky (03-12-1902 tot 11-02-1944) was een veelzijdige musicoloog die directeur was van zowel het conservatorium als de filharmonie in Leningrad, waar hij zich onder meer voor Mahler inzette. Hij was sinds 1927 bevriend met Shostakovitch en stierf nadat hij tijdens het beleg van Leningrad naar Novosibirsk was geëvacueerd.

Ten tijde van Sollertinsky’s dood werkte Shostakovitch aan zijn pianotrio nr. 2 in in e op. 67 en besloot hij om dit werk op te dragen aan de nagedachtenis van zijn vriend. In augustus was het erk gereed. Hij volgde daarmee een zestig jaar oud voorbeeld van Tchaikovsky zijn pianotrio in 1882 opdroeg aan de pas overleden Nikolai Rubinstein en kwam zo ook terecht in het vaarwater van Rachmaninovs trio élégiaque uit 1892.  

De rouwende en radeloze toon van het mineur werk wordt aan het begin meteen aangekondigd door de zwevende celloharmonieën die worden geëvenaard door een afstompend sombere melodie van de viool; een overpeinzing volgt.

Later wordt een sardonisch, wreed scherzo vol met de componist eigen sardonische humor opgevolgd door een sombere langzame passacaglia, geplaatst rondom een sequens van acht verstikte slagwerkakkoorden van de piano. Deze fungeren als voorspel tot het laatste en langste deel in dansvorm dat opvalt door het gebuik van Joodse kletzmermuziek, een uiting van het afgrijzen van de  componist over de gruweldaden die tegen Joden in concentratiekampen werden gepleegd. Het pakkende hoofdthema wordt aan wat improvisaties onderworpen voordat de sfeer weer ernstig wordt als de thema’s van de vorige delen terugkeren. Dan roept de piano plotseling  tot de orde en herhalen de viool en de cello langzaam de brutale dansmelodie, alsof deze uit een vreemde buitenwereld komt. Het werk eindigt bevredigend kalm door het groteske achter zich te laten.

Het complete werk, dat niet alleen persoonlijke, maar ook universele betekenis heeft, toont aan dat Shostakovitch heel goed wist hoe hij emotionele diepten moest peilen die de condition humaine mede bepalen. Serieuze beweringen en dreigende verklaringen worden enigszins gecompenseerd door satirische en bittere humor. Dat is in veel van zijn werken het geval en is een bewijs van een groot kunnen.

 

De opnamen

 

Naarmate bij het samenstellen van de reeks met ooit gemaakte opnamen de lijst langer en langer werd wat verassend is voor een compositie die niet tot het ijzeren repertoire behoort, zakte de moed me in de schoenen. Het lijkt alleen al onmogelijk om al die opnamen te bemachtigen en daar dagen lang vergelijkend naar te luisteren. Het gevolg is dat hier hier meer om een inventariserende Discografie dan om een Vergelijking gaat.

Het is natuurlijk wel mogelijk om een stel uitgaven aan te stippen die ooit diepe indruk maakten. Als uitgangspunt moeten de zeer authentieke opnamen dienen waaraan de componist zelf als pianist deelnam en verder die met Gilels, Richter, Oistrakh en Rostropovich.

Verder lijkt het logisch opnamen te kiezen die beide trio’s combineren. Dan komen vooral het Weens pianotrio en het Grieg trio in aanmerking met een lichte prioriteit voor de Weners. Daar voegde zich onlangs het trio rond Vladimir Ashkenazy bij. Die wordt duidelijk gedomineerd door de pianist en is als geheel misschien wat onevenwichtig, maar hij heeft dan ook de dragende rol.

Wie een voorkeur heeft voor Nederlands fabricaat kan vertrouwen op het Osiris kwartet (zelfs tweemaal vertegenwoordigd) en het Storioni trio 

Verder valt voor het anders gekoppelde tweede trio te denken aan Mustonen c.s., het Wanderer trio en de opnamen met Argerich.

 

Conclusie

 

Een stimulans om zelf ook op onderzoek te gaan, of tenminste om eigen sympathieën te volgen moet voorop staan. Wie voor heel goed en veilig kiest, komt bij het algemeen hooggeschatte Weens trio met Stefan Mendl (p), Wolfgang Rredik (v) en Marcus Trefny (vc) terecht. Dit drietal reageert met onmiddellijke gevoeligheid op de sfeerverschuivingen, soms misleidend naïef, maar vaak dominant en dreigend. Deze musici zijn ook vooral behendig in het opzoeken en volgen van het relaas in de uitgebreide finale, waarbij ze wat hartstochtelijk spel bewaarden voor de terugkeer van het beginmateriaal net voordat het in de coda in opperste uitzichtloosheid wegzakt. Probeer ook Ashkenazy & Co.

 

Discografie

 

1946. Dmitry Shostakovitch, David Oistrack, Milos Sádlo. Russian Revelation RV 70006, Doremi DHR 7701, Dante LYS 369/70 (2 cd’s).

 

1956. Dmitry Shostakovitch, Dmitri Tsiganov, Sergei Shirinsky. Russian Revelation RV 70007, Doremi DHR 7787, Documents 298296.

 

1961. Emil Gilels, Leonid Kogan, Mstislav Rostropovich. BBC Legends BBCL 4024-2. 

 

1961. Lev Oborin, David Oistrack, Sviatoslav Knushevitzky. Multi Sonic 310.

 

1966. Dmitri Bashkirov, Igor Bezrodny, Mikhail Khomitser.  Melodiya MEL CD 10-01697.

 

1976. Oistrack trio. Praga PR 254.054.

 

1980. Trio Zingara. Kenwest KNEW CD 202.

 

1983. Borodin trio. Chandos CHAN 8342.

 

1985. Sviatoslav Richter, Oleg Kagan, Natalia Gutman. Live Classics LCL 172.

 

1986. Tchaikovsky trio. Dynamic DC U23, Ondine ODE 744-2.

 

1987. Emanuel Ax, Isaac Stern, Yo-Yo Ma. CBS MK 44664.

 

1987. Garcia trio. Caprice CAP 21348.

 

1989. Beaux Arts trio. Philips 432.079-2, Decca 475.7425 (5 cd’s).

 

1989. Igor Joukov, Grigori Feigin, Valentin Feigin. Chant du Monde LDC 278.1018/9 (2 cd’s).

 

1989. Yuval trio. Centaur CRC 2443.

 

1989. Münchens pianotrio. MDG MDG L 3334.

 

1990. Edward Auer, Christian Bor, Nathaniel Rosen. Fidelio 8843.

 

1990. Nash ensemble. Virgin 391.337-2.

 

1990. Lucia Negra, Arve Tellefson, Frans Helmerson. BIS CD 026.

 

1992. Kopenhaags trio. Kontrapunkt 32131.

 

1992. Osiris trio. Canal Grande CG 9218.

 

1993. Moskou’s trio. Chant du monde RUS 288088.

 

1994. Romantisch trio. Russische compact disc RCD 10401.

 

1995. Rachmaninov trio. Schwann 3-6400-2.

 

1995. Stockholm Arts trio. Naxos 8.553297.

 

1995. Elisabeth Leonskaja met leden van hert Borodin kwartet. Teldec 4509-98414-2.

 

1996. Olli Mustonen, Joshua Bell, Steven Isserlis. Decca 452.899-2.

 

1996. Eleonora en Elvira Bekova, Joan Rodgers. Chandos CHAN 9526 (2 cd’s).

 

1997. Jean-Claude Pennetier, Régis Pasquier, Roland Pidoux. Lyrinx LYR 182.

 

1997. Bartos trio. Hungaroton HCD 31789.

 

1997. Boris Berezovsky, Vadim Repin, Dmitry Yablonsky. Erato 0630-17875-2.

 

1997. Ahn trio. EMI 556.674-2.

 

1998. Martha Argerich, Gidon Kremer, Mischa Maisky. DG 459.326-2.

 

1998. Eroica trio. EMI 556.673-2.

 

1998. Bambergs trio. Thorofon CTH 2397.

 

1998. Grieg trio. Simax PSC 1147.

 

1998. Weens pianotrio. Nimbus NI 5572.

 

1998. Osiris trio. Channel Classics CCS 13098 (2 cd’s).

 

1999. Münchens pianotrio. Orfeo C 465991 A.

 

1999. Academia trio. Vars VA 0106-2.

 

2000. Storioni trio. Coda STA 02020-2.

 

2000. TrioMats. Daphne 1016.

 

2000. Compinsky trio. Cambria CAMCD 1130.

 

2000. Arman trio. MSR MS 1046. 

 

2001. Guarneri trio. Praga PRD 250.16-2.

 

2001. Hidy-Ozolins-Tsutsumi trio. Doremi DHR 6605.

 

2002. Narziss & Goldmund trio. Academiezaal 001.

 

2002. Jupiter trio. Bridge 9147.

 

2002. Lars Vogt, Christian Tetzlaff, Boris Pergamentchikov. AVI 8553100.

 

2003. Arthur Schoonderwoerd, Graf Mourja, Marie Hailynck. Alpha 055.

 

2003. Igor Uryash met leden van het St. Petersburg kwartet. Hyperion CDA 67158.

 

2003. Trio Wanderer. Harmonia Mundi HMC 90.1825.

 

2003. Martha Argerich, Maxim Vengerov, Gautier Capuçon. EMI 476.871-2 (3 cd’s).

 

2004. Boris Berezovsky, Dnitri Makhtin, Alexander Kniazev. Warner 2564-61937-2.

 

2004. ArteMiss trio. Arco Diva UP 0069-2131.

 

2004. Stefan Stroissnig, Dalibor Karvary, Milan Karanovic. Orf CD 381.

 

2004. Roma pianotrio. Genuin GMP 04509.

 

2004. Kempf trio. BIS SACD 1482.

 

2004. Jascha Nemtsov, Dmitry Sitkovetsky, David Geringas. Hännsler CD 98.491.

 

2005. Paian trio. Coviello 5050-2.

 

2005. Dar trio. Classical Records CR 064.

 

2005. Trio di Parma. Stradivarius STR 33706.

 

2005. Zürichs pianotrio. Claves 50-2605.

 

2005. Cracovia trio. Dux DUX 0541.

 

2005. Beaux Arts trio. Warner 2564-62514-2.

 

2005. Rachmaninov trio. Tudor TUDOR 7138.

 

2005. Rosamunde trio. Alto ALC 1005.

 

2006. Plamena Mangova, Natalia Prischepenko, Sebastian Klinger. Fuga Libera FUG 525.

 

2006. Trio Opus 8. Hänssler PH 08014.

 

2006. Leschetitzky trio. Cascavelle VEL 3104.

 

2006. Megumi, Arisa, Honoka Fujita. Intim Musik IMCD 104.

 

2006. Yakov Kasman, Petr Macecek, Petr Prause. Calliope CAL 9370.

 

2006. Spirale trio. Aliud ACD HN 013-2,

 

2007. Tchaikovsky trio. Concerto CNT 2093.

 

2007. Nota Bene trio. Claves 50-2720.

 

2008. Abegg trio. Tacet 174.

 

2008. Eggner trio. Gramola 98837.

 

2008. Merling trio. MSR M 51319.

 

2010. Lars Vogt, Christian en Tanka Tetzlaff. AVI 8553224.

 

2010. David trio. Stradivarius STR 33861.

 

2010. Boulanger trio. Hännsler PH 12045.

 

2010. Florestan trio. Hyperion CDA 67834.

 

2011. Mondriaan trio. Challenge CC 72535.

 

2012. Boulanger trio. Profil Medien PH 12045.

 

2012. Atos trio. Farao 8108083.

 

2013. Smetana trio. Supraphon SU 4145-2.

 

2013. Cho pianotrio. Telos TLS 197.

 

2013. Trio Pirandello. Quartz QTZ 2106.

 

2014. Arnon Erez, Hagai Shaham, Raphael Wallfisch. Nimbus NI 5917.

 

2015. Gryphon trio. Analekta AN 29854.

 

2015. Gerold Huber, Anton Barachovsky, Sebastian Klinger. BR KLassik 900131.

 

2015. Vladimir Ashkenazy, Zsolt-Tihamér Visontay en Mats Lidström. Decca 478.938-2.

 

Video

 

2011. Ibuki trio. Claudio CR 58906.