Verg. Discografieën

STRAVINSKY: OEDIPUS REX (geactualiseerd)

STRAVINSKY: OEDIPUS REX

 

In 1927 baseerde Stravinsky zijn semi abstracte, ritualistische ‘opera-oratorium’ muziekdrama in twee aktes op de beroemdste tragedie van Sophocles en op een libretto van Jean Cocteau. Het werk is geconcipieerd voor een spreker, Oedipus, Jocaste, Créon, Tirésias, een herder en een boodschapper.

 

Achtergronden

 

Sinds Freud hem postuum van een complex voorzag, is Oedipus een der bekendste figuren uit de Griekse mythologie. Gebaseerd op Sophocles’ beroemdste tragedie is Stravinsky’s beklemmende Oedipus Rex uit 1927, herzien in 1948 een semi abstract muziekdrama waarin wordt verhaald op de eenvoudigste, krachtigste manier over de betreffende gebeurtenissen wordt verhaald.

“Elk serieus werk, om hat even of het gaat om dichtkunst, muziek of toneel, vergt een lange ceremoniële voorbereiding, een architectuur waarin de kleinste fout de piramide in onbalans brengt”. (Cocteau in Dagboek van een onbekende).

De betekenis van de geschiedenis van Oedipus als exemplarisch voorbeeld van een fataal noodlot wordt door Stravinsky door de volkomen scheiding in de presentatie, waarin de aria’s en koren worden gepuncteerd door korte en simpele verklarende teksten die in de moedertaal van het publiek (en dus in het origineel van Cocteau, dat helaas zoek raakte, in het Frans) door een verteller worden gesproken, terwijl verder in het door Jean Daniélou geschreven Latijn en niet in het oud-Grieks wordt gezongen. 

Deze staat apart van de gekostumeerde zangers, die geen enkele individualiteit en woord en gebaar mogen uiten, in moderne kleding. Voor de teksten van de vocale rollen kosen Cocteau en Stravinsky voor het Latijn als “medium dat weliswaar niet dood is, maar versteend is geraakt en zo gemonumentaliseerd dat het immuun is geworden voor ieder risico op vulgariteit”.  

De componist wilde een minimum aan beweging door de zangers zonder dieptewerking op het podium te laten staan in kostuums die die alleen beweging van hun hoofd en armen veroorloven. De fusie van tekst en muziek is optimaal.

Op deze manier hoopte hij iedere indruk van spektakel te voorkomen en de nadruk te leggen op de innerlijke wereld van het drama. Het thema van het noodlot dat het menselijk handelen stuurt, werd vaker door Stravinsky gebruikt, maar nooit zo verpletterend en bloederig.

De stroom van continuïteit in de afwikkeling is vooral te danken aan de muziek: het drama van Oedipus Rex is statisch, maar de partituur bezit met zijn klassieke vormen (aria’s, duetten, koren) een enorme kracht. De melodische en harmonische taal is toepasselijk retrospectief met eenvoudige drieklanken en tonale melodiek vanuit een modernistisch perspectief. De ritmen zijn zoals verwacht repetitief als om de kracht van het noodlot in te peperen.

In twee bedrijven wordt verteld hoe Oedipus de stad Thebe probeert te bevrijden van de pest en via de raadsels van de sfinx ontdekt dat hij zijn vader heeft gedood en met zijn moeder is getrouwd. Overmand door zelfhaat steekt hij zijn ogen uit met de gouden broche van koningin Jocasta die zichzelf ophangt.

Bovendien gaat het in dit van neoclassicisme doortrokken werk om een van Stravinsky’s mooiste toespelingen op voorgangers als Monteverdi en Händel, maar breder gezien ook op Moesorgsky en Verdi (Aïda) en met een knipoog naar Bellini en Donizetti. De fusie van tekst en muziek is meesterlijk en heel boeiend. 

Toch kent die muziek best wat problemen. Bijvoorbeeld in het tafereel waarin Créon de boodschap van het orakel van Delphi overbrengt. Dat is een lappendeken van gesepareerde clichés die op verwrongen manier weer aan elkaar zijn gelijmd (ongeveer zo als Picasso dat deed met de anatomie van Les demoiselles d’Avignon).

 

De opnamen

 

Logisch dat het voor de hand ligt het werk in eerste instantie te leren kennen via de drie opnamen die Stravinsky zelf daarvan maakte. De vrij belabberd klinkende eerste opname is van minder belang, de tweede is het interessantst door de aanwezigheid van Cocteau en de derde klinkt het beste. Een drietal dat vanwege de hoge authenticiteitsgraad enigszins hors concours meedoet.

De eerste mono opname klinkt erg droog en direct, de tweede maakt interpretatief de beste indruk en de derde bezit de beste geluidskwaliteit. Toch belandt van dit drietal geen enkele niet op een favoriete plaats, hoe authentiek het allemaal ook is.

Mooi als de vertolkingen van pakkende Fricsay en de bewonderde Ansermet zijn wanneer men ze afzonderlijk beschouwt, ze maken zeker qua opnamekwaliteit een te verouderde indruk. 

Zonder dat we het ons in het Westen bewust waren, was Ancerl een groot Stravinskyvertolker. Hij weet het drama mooi te intensiveren en zorgt voor precisie. Misschien is Zídek als Oedipus niet optimaal, maar dat wordt ruimschoots gecompenseerd door de Créon van Berman en de Jocaste van Soukupová. Ancerl was destijds een van de vurigste pleitbezorgers van Stravinsky zodat het geen verbazing wekt dat hij met de Nazi bezetting van Tsjecho-Slowakije achter de rug voor een aangrijpende realisatie zorgde.

Tweemaal is Davis present. Vrij jong leidde hij een Engelstalige uitvoering die veel indruk maakt met levendige details en erg mooi orkestspel; vooral de felle blazers maken indruk en Richardson is een overtuigde, hartstochtelijke verteller. Hier wordt op vitale wijze een aangrijpend drama naverteld. Dowd is een schep focusserende Oedipus, Johnson een ferme Jocasta, Herincx een duistere Créon. 

Maar hierna komt de dirigent in zijn tweede, in München gemaakte opname  op eenzelfde, mogelijk nog hoger niveau.

Hij brengt de levendige details van de macabere partituur met een fraaie kleurenrijkdom. De uitmuntende solisten worden met prachtig orkestspel gesteund; vooral de vinnige blazers vallen op en met Ralph Richardson stond een zeer goede verteller ter beschikking.

De opname van Bernstein werd gemaakt kort voordat hij van Sony naar DG overstapte. Bijvoorbeeld doordat Wagner als verteller het over ‘Eddipus’ heeft, krijgt het resultaat een Amerikaans tintje. Maar Kollo blijkt een heldhaftige Oedipus en Troyanos een treffende Jocaste; de dirigent weet ook goed het karakter van de muziek inlevend uit te drukken. 

Voor een van de pakkendste realisaties die van begon tot eind raak is werd gerealiseerd door Salonen die over de hele linie eersterangs krachten ter beschikking had. Wat een trouvaille om Patrice Chéreau in fraai Frans als verteller te horen en veteraan Gedda nog als herder te ontmoeten. Op Vinson Cole als Oedipus, Simon Estes als Créon en vooral Van Otter als Jocasta valt niets aan te merken. Ook het Ericson koor onderscheidt zich als altijd positief.

Ongeacht de mooie dingen die Levine laat horen, wordt hij gediskwalificeerd door de zwakke inbreng van Quivar en de matige van Langridge. Jammer voor de uitstekende Mödl.

Het is mooi dat de Japanse uitvoering van Ozawa parallel op cd en dvd is verschenen. Op zichzelf beschouwd kan het resultaat er aardig mee door, maar in vergelijking blijken er gewoon nog idiomatischer, krachtiger uitingen voorhanden te zijn. De visie is eerder Oosters dan Westers (neo)klassiek. De rolbezetting is verder best goed, alleen helpt de gesproken Japanse tekst niet erg.

Met de klank van de Chandos opname van Järvi is niets mis, met de verklanking van de dirigent eigenlijk ook weinig, maar de solisten zijn geen van alle geweldig. Het minst voldoet de Jocaste van Schnaut.

De neo-klassieke kanten van het werk zijn bij Welser-Möst in betere handen dan de ruwe felheid. Daardoor schiet zijn interpretatie net wat tekort. De lichte tenor van Rolfe Johnson is ook niet van voordeel; Lipovsek overtuigt met een lichtelijk gesluierde toon ook niet volkomen als Jocaste, maar de overige solisten zijn heel succesvol. 

Van Craft als Stravinsky discipel en amanuensis mochten we veel verwachten, maar als interpreet behoort hij niet tot de boeiendsten; hij reageert wat terughoudend en hij wordt ook niet geholpen door de soms maar matige kwaliteit van zijn vocalisten. Weliswaar is Hill weliswaar een viriele, maar ook in vocaal opzicht niet perfecte Oedipus en is Lane een zwakke Jocasta die te weinig noblesse uitstraalt.

Velen zullen nog de vertolking van Chailly tijdens een Kerstmatinee in goede herinnering hebben. Die is zo indringend en pakkend van de kant der dirigent, koor en orkest, maar helaas niet van de solisten – de saaie Dean Smith (Oedipus), de kleurloze Uusitalo (Créon) dat hij niet erg hoge ogen voor een plaats aan de top verdient, hoezeer Meier ook Jocaste raak trof, maar alleen voor deze Stravinsky zal wel niemand een album met veertien cd’s willen aanschaffen.

Een voordeel bij Gergiev is meteen dat hij Depardieu de oorspronkelijke Franse tekst laat gebruiken. De dirigent zorgt voor een coherent, indringend resultaat waarin belangrijke details niet verloren raken. Semishkur groeit steeds meer in de Oedipus rol, met haar grote, expressieve stem is Semenchuk een ontroerende Jocaste. De opname op zich is ook voortreffelijk geslaagd maar of het algehele Russische accent met een verteller die geen zuiver Frans spreekt en een koor dat moeite heeft met Latijn verzwakken het resultaat.

Dat Gardiner een uitstekende Stravinskyvertolker is, bewees hij met zijn opnamen van de Symphonie de psaumes en The Rake’s progress. Oedipus is bij hem naar verwachting ook in goede handen al kiest hij wel vrij snelle tempi. Hij ontdoet het werk van zijn afstandelijke, kille kanten wat in de alom geslaagde athletische interpretatie bijzonder is, maar trof het niet met zijn matige solisten en de vervagende zaalopname uit de Londense Barbican Hall. Het koor onderscheidt zich eigenlijk het meest. 

Een geval apart is de Engelstalige uitgave van Solti.

 

Conclusie

 

Misschien enigszins verrassend zijn het vooral Davis II, Ancerl en Salonen die de diepste blijvende indrukken nalaten. Als Davis I nog op 1 cd leverbaar is, hoort hij ook bij dit selecte groepje.

 

Discografie

 

1950. Ernst Häfliger, Hélène Bouvier, James Loomis, André Vessières, Hugues Cuénod met het Chorale du Brassus en het Suisse romande orkest o.l.v. Ernest Ansermet. Decca 480.3775 (4 cd’s).

 

1951. Peter Pears, Martha Mödl, Heinz Rehfuss, Otto von Rohr. Helmut Krebs, Werner Hessenland met het WDR Omroeporkest en –koor Keulen o.l.v. Igor Stravinsky. Music & Arts CD 1184, Acanta 233694 (2 cd’s), Naxos 8.980177.

 

1952. Nicolai Gedda, Magda László, Arnoldo Foà, A;do Bertocci, Nestore Catalani met koor en orkest van de Italiaanse omroep Rome o.l.v. Herbert von Karajan. Opera d’oro OPD 1320, Documents 298317.

 

1952. Jean Cocteau,  Léopold Simoneau, Eugenia Zareska, Gérard Serkoyan, Bernard Cottret, Michel Hamel, Georges Abdoun met koor en orkest van de Franse omroep o.l.v. Igor Stravinsky. Montaigne TCE 8760 (2 cd’s), Doremi DHR 7916-9 (4 cd’s).

 

1960. John Westbrook, George Shirley, Shirley Verrett, Donald Gramm, John Reardon, Loren Driscoll met koor en orkest van de Washington Opera o.l.v. Igor Stravinsky. Sony SM2K 46300 (2 cd’s), 88697-20311-2.

 

1960. Ernst Häfliger, Hertha Töpper, Kieth Engen, Paul Kuën, Ivan Sardi met het NDR koor Hamburg en het RIAS symfonie orkest Berlijn o.l.v. Ferenc Fricsay. DG 445.445-2 (2 cd’s).

 

1961. Ralph Richardson, Ronald Dowd, Raimund Herincz,Harold Blackburn, Patricia Johnson met het Sadler’s Wells operakoor en het Royal philharmonic orkest o.l.v. Colin Davis. EMI 463.989-2 (6 cd’s).

 

1961. John Westbrook, George Shirley, Shirley Verrett, Donald Gramm met koor en orkest van de Opera Wahington o.l.v. Igor Stravinsky. Sony SM2K 46300 (2 cd’s), Sony 88697-10311-2.

 

1965. Jean Desailly, Ivo Zidek, Vera Soukupová, Karel Bermann, Eduard Haken, Zdenek Kroupa met het Tsjechisch filharmonisch koor en –orkest o.l.v. Karel Ancerl. Supraphon SU 111947-2211.

 

1969. Giancarlo Sbragia, Lajos Kozma, Tatiana Troyanos, Franz Crass, Luigi Roni, Franco Jacopucci met koor en orkest van de Italiaanse omroep Rome o.l.v. Claudio Abbado. Memories HR 4128.

 

1972. Michael Wagner, René Kollo, Tatiana Troyanos,, Tom Krause e.a. met de Harvard Glee Club en het Boston symfonie orkest o.l.v. Leonard Bernstein. Sony 88697-00819.

 

1983. Michel Piccoli, Jessye Norman, Thomas Moser, Alexandru Ionita, Siegmund Nimsgern met koor en orkest van de Beierse omroep o.l.v. Colin Davis. Orfeo C 71831 A.

 

1991. Vinson Cole, Anne Sofie von Otter, Simon Estes, Hans Sotin, Nicolai Gedda met het Zweeds omroepkoor, het Eric Ericsson kamerkoor en het Zweeds omroeporkest o.l.v. Esa-Pekka Salonen. Sony SK 48057.

 

1991. Philip Langridge, Florence Quivar, James Morris, Jan-Hendrik Rootering, Donald Kaasch, Jules Bastin met het Chicago symfonie orkest en –koor o.l.v. James Levine. DG 435.872-2. 

 

1992. Georges Wilson, Peter Schreier, Jessye Norman, Bryn Terfel, de Tokio Operazangers, het Shinyuaki koor  en het Saito Kinen orkest o.l.v. Seiji Ozawa. Philips 438.865-2.

 

1992. Anthony Rolfe Johnson, Marjana Lipovsek, John Tomlinson, Alastair Miles, John Mark Ainsley met het Londens filharmonisch koor en –orkest o.l.v. Franz Welser-Möst. EMI 754.445-2.

 

1993. Jean Piat Peter Svensson, Gabriele Schnaut, Ruben Amoretti, Franz Grundheber, Günther von Kannen met het Chorale du Brassus, het Pro Arte koor Lausanne en het Suisse romande orkest en –kamerkoor o.l.v. Neeme Järvi. Chandos CHAN 9235.

 

2001. Edward Fox, Jennifer Lane, Martyn Hill,, het Simon Joly mannenkoor en het Philharmonia orkest o.l.v. Robert Craft. Naxos 8.557499.

 

2001. Johan Leysen, Robert Dean Smith, Waltraud Meier, Juha Uusitalo, Jan-Hendrik Rootering met het Groot Omroepkoor en het Concertgebouworkest o.l.v. Riccardo Challly. RCO Live RCO 12004 (14 cd’s).

 

2010. Gérard Depardieu, Sergei Semishkur, Ekaterina Semenchuk, Mikhail Petrenko, Evgeny Nikitin, Alexander Timchenko met koor en orkest van het Mariininsky theater St. Petersburg o.l.v. Valery Gergiev. Mariininsky MAR 0510.

 

2013. Stuart Skelton, Fanny Ardant, Jennifer Johnson, Gidon Saks met het Monteverdikoor en het Londens symfonie orkest o.l.v. John Eliot Gardiner. LSO Live LSO 0751.

 

In het Engels

 

1976. Peter Pears, Kerstin Meyer, Donald McIntyre, Stafford Dean, Ryland Davies, Benjamin Luxon met het John Alldis koor en het Londens filharmonisch orkest o.l.v. Georg Solti. Decca 430.001-2.

 

Video

 

1992. Philip Langridge, Jessye Norman, Bryn Terfel, Min Tanaka, de Tokio Operazangers, het Shinyuaki koor, de Saito Kinen Festival dansers en het Saito Kinen orkest o.l.v. Seiji Ozawa. Philips 074-307-7 (dvd).