Verg. Discografieën

SCHMITT: TRAGÉDIE DE SALOMÉ, LA

SCHMITT: LA TRAGÉDIE DE SALOMÉ

 

Componist, academicus en criticus Florent Schmitt (1870-1958) was een invloedrijke figuur in de Franse muziekwereld gedurende de eerste helt van de twintigste eeuw. Hij werd in Lotharingen geboren en de daar heersende Duitse invloeden gaven hem een breder cultureel inzicht dan veel van zijn landgenoten. Hij omarmde de muziek van Wagner en Richard Strauss, maar volgde ook de traditionele opleiding van de meeste Franse componisten uit die tijd.

 

Achtergronden

 

Schmitt wordt voornamelijk herinnerd vanwege zijn balletpartituur La tragédie de Salomé. Een ongeveer een uur durend werk uit 1907 op het bijbelse thema van Salome uit Mattheus 14 en Marcus 8. Het is noch op Gustave Flauberts novelle Salomé uit 1877, noch of Oscar Wilde’s notoire, in het Frans geschreven toneelstuk gebaseerd, maar op een gedicht van Robert d’Humières. Duidelijk is dat in het eerste decennium van de twintigste eeuw Salome op heel wat podia danste in verschillende composities.

Het was oorspronkelijk een ‘drame muet’ (ongezongen drama) voor een kamerorkest met twintig instrumentalisten dat 9 november 1907 in Parijs in première ging nadat Salome van Strauss daar een half jaar eerder was opgevoerd, maar drie jaar later maakte Schmitt daar een ongeveer een half uur durende suite (of symfonisch gedicht) van. 

Het bijbelse verhaal speelt zich af in het paleis van Herodes aan de Dode Zee. Salome is hier een nogal naïef meisje dat door haar moeder wordt opgejut en dat niet ten volle beseft wat ze doet als ze voor Herodes danst. Daarom is er ook geen ‘Dans met de zeven sluiers’. Ze danst tweemaal voor Herodes en als het hoofd van Johannes de Doper wordt binnengedragen deinst ze terug van de schrik en in het laatste tafereel vlucht ze snel van het toneel, achtervolgd door een fantoom van het hoofd van Johannes. Zag Wilde Salome slechts gehuld in parels, bij Schmitt danst ze zelfs een moment naakt.

De gangbare vorm bestaat uit de delen ‘Prélude’, met een prachtige suggestie sfeervolle evocatie van het Midden Oosten met een belangrijke ro voor de althobo, ‘Danse des perles’, ‘Les enchantements sur la mer’, dan begint geleidelijk de angst binnen te sluipen in de nog luchtige ‘Danse des éclairs’ en ‘Danse de l’effroi’ 1 en 2 Deze laatste zijn geen dansen meer voor Herodes maar in paniek als ze vergeefs probeert te ontsnappen. Juist in deze dansen toont de componist zich het meest vernieuwend, maar ook daarbuiten is de muziek heel zinstrelend. Het is wat onduidelijk in hoeverre daar een zangsoliste (sopraan)als Muezzin en een woordloos zingend vrouwenkoor als sirenen in ‘Les enchantements sur la mer’ aan te pas moeten komen. Het kan een nuttige bijdrage aan deze erotische exotica zijn met zijn melancholieke arabesken en vocaliserende koorzang. Wat verder weg doemen ook herinneringen op aan Rimsky-Korsakov met zijn Scheherazade en Antar.

Beroemd werd de Parijse voorstelling van  23 februari en22 april 1912 met de ballerina Natasja Troechanova. Daar zei Stravinsky over: “Dieu que c’est beau! C’est un des plus grands chef-d’oeuvre de la musique moderne’.

Schmitts indringende muziek biedt goed tegenspel aan Debussy en Ravel in het weelderige zeezicht en loopt vooruit op Stravinsky’s Sacre in de ritmen en harmonieën van de finale, ‘Dans van de angst’. Stravinsky erkende de invloed die daarvan uitgaat en voelde zich vereerd dat het werk aan hem is opgedragen. 

 

De opnamen

 

Volledigheidshalve zijn de oudste opnamen tot 1958 in onderstaande lijst opgenomen, maar afgezien van die van de Schmitt zelf verdienen die weinig aandacht vanwege de ontbrekende klankrijkdom.

De enige echt volledige uitvoering is die van Patrick Davin die daar (zonder koor, maar met de passende stem van Marie-Paule Fayt) 59’07” voor nodig heeft.

De versies van Sascha Goetzel en de wat bezonnen Yannick Nézet-Séguin die veel greep op de vorm heeft, werden in de rubriek CD Recensies vrij warm begroet en blijven ook bij terugluisteren volop in de race. Marek Janowski is meteen aantrekkelijk door de lage prijs van zijn dubbelalbum, maar zijn vertolking is ook niet te versmaden: loom beginnend maar gestaag werkend aan een logische opbouw naar het aangrijpende eind.

Iets van de anderssoortige decadentie die we van Strauss Salome kennen, sijpelt ook door bij Sylvain Cambreling die mooi onder het glinsterende oppervlak van het werk duikt in een kleurige interpretatie.

Verder behoort ook Thierry Fischer tot de warmere pleitbezorgers die zowel de geheimzinnige als de furieuze kanten van het werk goed belicht en de mooie orkestratie goed laat uitkomen.

Yan Pascal Tortelier profiteert om te beginnen van een geweldige opnamekwaliteit, maar ook het Braziliaanse orkest draagt veel bij aan een soepele, sensuele en indringende verklanking. 

Curieus zijn de reducties voor 2 en 1 piano, maar deze kunnen natuurlijk nooit de kleurenpracht bieden van de oorspronkelijke orkestvorm.

 

Conclusie

 

Bij zoveel vrij gelijkwaardige versies is het lastig om een eensluidend slotoordeel te geven. 

De volledige versie van Davlin is een nuttig unicaat. Troostrijk is, dat het moeilijk is om een miskoop te doen. Voor de hand liggend is een opname te kiezen met ander werk van Schmitt, bijvoorbeeld Psalm 47 op. 48. In dat geval is vooral veel te zeggen voor Tortelier en Fischer (die bovendien onbekende Suite sans esprit de suite op. 89 biedt).

 

Discografie

 

1929. Gramophone symfonie orkest o.l.v. Piero Coppola. Dante LYS 373.

 

1930. Claire Croiza (ms) met het Walther Straram orkest o.l.v. Florent Schmitt. Urania WS 121/2 (2 cd’s).

 

1943. Parijs’ Conservatorium orkest o.l.v. Charles Munch. Gramophone W 1559/62 (78 t.).

 

1957. Parijs’ Opéra orkest o.l.v. Pierre Devaux. Forgotten Records FR 410, FR 918.

 

1958. Detroit symfonie orkest o.l.v. Paul Paray. Mercury 434.336-2.

 

1961. Nationaal Portugees symfonie orkest o.l.v. Pedro de Freitas Branco. Strauss SP 4113, Forgotten Record FR 928.

 

1970. Philharmonia orkest o.l.v. Antonio de Almeida. ReDiscovery RD 082.

 

1972. Nationaal orkest van de Franse omroep o.l.v. Jean Martinon. EMI 749.748-2.

 

1988. Nationaal orkest van de Franse omroep o.l.v. Marek Janowski. Erato 8573-85636-2 (2 cd’s). Warner 2564-62764-2.

 

1991. Marie-Paule Fayt (spr.) met de Staatsfilharmonie Rheinland-Pfalz o.l.v. Patrick Davin. Naxos 8.550895, 8.223448.

 

2006. Jennifer Walker (s) met koor en nationaal symfonie orkest van de BBC Wales o.l.v. Thierry Fischer. Hyperion CDA 67599

 

2007. SWR Omroeporkest Baden-Baden en Freiburg o.l.v. Sylvain Cambreling. Hänssler 93.223.

 

2010. São Paulo  symfonie orkest o.l.v. Yan Pascal Tortelier. Chandos CHAN 5090.

 

2010. Borusan Instanbul filharmonisch orkest o.l.v. Sascha Goetzel. Onyx ONYX 4048.

 

2010. Stedelijk orkest Montréal o.l.v. Yannick Nézet-Séguin. Atma ACD 22647.

 

Versie 1911 voor 2 piano’s

 

2010. Leslie De’Ath en Anya Alexeyev. Dutton CDLX 7273

 

Versie voor piano op. 50 bis

 

2009. Vincent Larderet. Naxos 8.572194.