Verg. Discografieën

SCHUBERT: ARPEGGIONE SONATE (geactualiseerd)

SCHUBERT: ARPEGGIONE SONATE

 

De Arpeggione is een in 1824 door Joh. Georg Staufer uit Wenen geïntroduceerd strijkinstrument waarvan de klankkast, de hals en de zes enkele snaren ongeveer gelijk zijn aan die van de gitaar. De arpeggione, of liefdesgitaar is in wezen een basviool met gitaarstemming en er is blijkbaar nooit andere muziek voor geschreven. Maar Schuberts sonate was altijd dankbare kost voor cellisten, al hebben ook altviolisten en – zoals blijkt uit de discografische opsomming – veel andere instrumenten er in bewerkingen dankbaar van gebruikt gemaakt, soms zelfs met orkestbegeleiding.

 

Achtergronden

 

Het gaat hier om de vreemdste eend in de bijt van Schuberts kamermuziek. In 1824 vond de Weense muziekinstrumentbouwer Staufer een nieuw instrument uit, een soort gebogen gitaar waarvan de snaren gestreken moesten worden. Hij noemde deze hermafrodiet tussen gitaar en violoncello een arpeggione. De gitarist Vincenz Schuster schijnt destijds ongeveer de enige te zijn geweest die dat instrument op professioneel niveau bespeelde. Nog in datzelfde jaar 1824 bestelde hij bij Schubert een werk om op hoog niveau succes te hebben. Wanneer deze niet de onderhavige sonate had gecomponeerd, was het instrument al lang vergeten.

Het resultaat was een prachtige driedelige sonate in a-klein met het later toegekende Deutsch nummer 821 die tegenwoordig vooral door cellisten wordt gekoesterd. 

Als zodanig blijft het stuk nog steeds wat onderschat. In de rechterhand moet de nodige panache worden getoond, meteen al in de beginmelodie die typisch Schubertiaans wordt gekenmerkt door een mengeling van zwier en melancholie. Een prachtig adagio, weer zo’n quasi lied, voert naar een thematisch rijk, maar verder wat onderontwikkeld allegretto.

Voor geïnteresseerde musici: er bestaat een prachtig facsimile van de hand van Fuzeau uit 1993 dat aantoont dat de meer gehanteerde Urtext uitgave nogal wat fouten bevat.

 

Bewerkingen

 

Vooral altviolisten die naar repertoire uitbreiding op het gebied van vroegromantische kamermuziek op zoek zijn, biedt de sonate welkome kansen en mogelijkheden. Maar bezie de lijst opnamen en het blijkt dat ook contrabassisten, houtblazers, gitaristen er dankbaar materiaal in vinden.

 

De opnamen

Uiteraard zijn theoretisch meer opnamen van de sonate in omloop dan in de discografie zijn vermeld. Maar ze zijn op incourante merken en vaak met ook minder goed toegeruste of interessante uitvoerenden.

Zelfs de drang om oudere muziek zo authentiek mogelijk te vertolken heeft helaas en merkwaardig genoeg geen greep gekregen op deze sonate want na de DG langspeler van Klaus Storck en Alfons Kontarsky zijn er nog wel een andere historisch correcte pogingen ondernomen. Gelukkig is er ook een vrij recente cd met France Springuel en Jan Vermeulen.

Gebrek aan een behoorlijk instrument zal wel een oorzaak zijn van het geringe aantal uitgaven. Of er niet meer spelers zijn die zich met het materiaal vertrouwd willen maken?

Beginnen we derhalve met de cello opnamen, waarbij we ons tot de meest markante beperken. Wat de niet nader besprokenen en de vele arrangementen betreft, is het aan de daardoor gefascineerde luisteraar om daarmee zelf eens proefondervindelijk kennis te maken.

Het is geen wonder dat cellisten verzot zijn op dit werk. Schubert gaf de cello in zijn Strijkkwintet een prachtige rol, maar verzuimde helaas om een echte cellosonate te schrijven en hier hebben ze een kostelijk substituut.

Het dient ook te worden opgemerkt, dat deze sonate beter klinkt op de cello dan met welk ander gangbaar instrument ook, al zijn die vele andere arrangementen voor een keertje best interessant. De cellist moet wel over een heel goede technische wapenrusting beschikken om sommige erg hoog liggende passages moeiteloos te laten klinken.

Mstislav Rostropovitch en Benjamin Britten brengen een haast tastbare sympathie en warmte in hun spel; ze laten de bescheiden charme van de sonate mooi uitkomen al vertoont de cellist misschien net iets teveel blijken van een overgroot zelfbewustzijn. Een klassieke versie.

De eerstvolgende die hierna de sonate alle recht deden, waren Mischa Maisky en Martha Argerich. De cellist toen nog zonder zijn latere sentimentaliseringen. Musisch plezier, mooie kleur- en intensiteitswisselingen zijn troef. Maar ook de gevoeliger momenten komen niets tekort.

Welgevormd en mooi gevoelig, zij het misschien niet optimaal karaktervol klinkt de uitgave van Maria Kliegel en Kristin Merscher.

Pieter Wispelwey en Paolo Giacometti maakten met een tussentijd van dertien jaar twee opnamen van de sonate. Een keuze wordt ietwat bemoeilijkt doordat beide vertolkingen hun plus- en minpunten hebben. Beide hebben als bijzonderheid dat Giacometti op een fortepiano speelt en de tweede als eigenaardigheid – misschien als dichterlijke vrijheid – dat in het eerste deel het lopende ritme nogal wordt ingehouden. Daar moet men aan wennen. Maar beide volgende delen slaagden geweldig mooi. 

In de eerdere opname treft de lichtere toets die Schuberts onschuldige lyriek ten goede komt. Het gebruik van darmsnaren en weinig vibrato dragen verder bij tot een bijzonder karakter. Kleur genoeg in deze realisaties waartussen het erg moeilijk kiezen is. De opnamekwaliteit vertoont geen significante onderlinge verschillen.

Het is interessant de interpretatie van Anne Gastinel en Claire Désert een rechtstreekse confrontatie te laten aangaan met die van Jean-Guihen Queyras en Alexandre Tharaud. Voor zover dat nog geldingskracht heeft, gaat het hier om representanten van de Franse school. Laatstgenoemd team maakt een wat introverter indruk zonder de expressie iets tekort te doen, de beide dames klinken wat romantischer, lyrischer met een minder straffe ritmiek en meer vibrato van de cello. Qua geldigheid doen ze echter nauwelijks voor elkaar onder. 

Weer anders pakken Antonio Meneses en Gérard Wyss deze materie aan. Ze leggen vooral de nadruk op de virtuoze kanten van de muziek. Daardoor schitteren vooral de snelle passages in de hoekdelen. Dat Wyss een ervaren liedbegeleider is, wordt in stimulerende zin goed hoorbaar.

Christian-Pierre La Marca en Amandine Savary vormen de kern van het jonge Trio Dali en zorgen in interpretatief opzicht voor een heel aangename verrassing. De vertolking heeft iets energiek opgewekts en getuigt van uitstekend teamwork. Voeg daarbij een heel natuurlijke opname in goede balans en succes is verzekerd.

Heel anders is dat bij Antonio Meneses en Maria Joȃo Pires. In rustige, zelfs vrij langzame tempi maken zij goed duidelijk hoe Schubert zichzelf nog trachtte op te vrolijken in de laatste stadia van zijn dodelijke ziekte, Heel treffend en verrassend. Hierna strijden Gautier Capuçon en Frank Braley beiden nogal om dominantie, wat Schubert niet ten goede komt. Een graadje te mild en afstandelijk is de inbreng van Tim Hugh en Piers Lane.

 

Bewerkingen

 

Keuze genoeg in velerlei instrumentale tinten en best eens interessant voor wat afwisseling. Het volledige tableau overziende, valt op dat veel minder bekende groten op soms kleine, deels onbekende labels zich hebben gemeld. Dat maakt ook het beluisteren daarvan moeilijk. Het veiligste advies is: houd u aan gevestigde reputaties. 

Bij de altisten strijden Joeri Bashmet en Martha Argerich (meer dan met)_ Mikhail Muntian om de eer met Pinchas Zukerman en Marc Neikrug. Gevolgd door Nobuko Imai en Roger Vignoles, Esther Apituley en Rié Tanake, Tabea Zimmermann en Kirill Gerstein en Rachel Roberts met Lars Vogt. Bashmet team gaat vrij energiek te werk en Bashmet is gelukkig kariger met vibrato dan Zukerman. Ook het serene adagio komt bij Bashmet wat fraaier uit de verf.

De anderen pakken de muziek uitgesproken gemütlich, dus rustiger aan. Dat komt de stemmingswisselingen ten goede; ook een zeker pathos ontbreekt niet,

Bij de fluitversies zijn het Emmanuel Pahud en Eric le Sage die domineren, bij de klarinetversies Fabio di Càsiola en Alena Cherny.

 

Conclusie

 

Het weliswaar niet complete veld overziende en de historische opnamen buiten beschouwing latend, is die ene opname van het origineel met Springuel en Vermeulen natuurlijk heel interessant en treden bij de cellisten vooral Maisky/Argerich, Wispelwey/Giacometti, Queyras/Tharaud en La Marca/Savary op de voorgrond met Kliegel/Merscher als goedkoop alternatief. Bij de altviolisten zijn dat Bashmet en Argerich, maar kijk in alle gevallen vooral ook naar de koppelingen want die kunnen een recital interessanter of juist minder gewild maken.

 

Discografie

 

Met arpeggione

 

1957. Klaus Storck en Alfons Kontarsky. DG 2533.175 (lp).

 

2010. France Springuel en Jan Vermeulen. Et’cetera KTC 1431.

 

Met viool

 

1988. Joseph Swensen en Jeffrey Kahane. RCA RD 87962.

 

Met viool en gitaar

 

2002. Gill Shaham en Göran Söllscher. DG 471.568-2.

 

Voor altviool en orkest

 

Paul Neubauer met het Israël filharmonisch orkest o.l.v. Simca Heled. Classico CLASSCD 232.

 

Met altviool

 

1989. Nobuko Imai en Roger Vignoles. Chandos CHAN 8664.

 

1990. Yuri Bashmet en Mikhail Muntian. RCA RD 60112.

 

1990. Yizhah Schotten en Edward Parmentier (klavec.). Music Press CRYSTAL.

 

1990. Andrzej Bauer en Ewa Kupiec. Schwann 31187-2.

 

1991. Paul Coletti en Phillip Bush. ARS FCD 368316.

 

1993. Raphael Oleg en Gérard Wyss. Denon CD 75636.

 

1994. Pinchas Zukerman en Marc Neikrug. Biddulph 80250-2.

 

1995. Georgi Badev en Bozidar Noev. Gega GD 172.

 

1997. Wiebke van Eijeren en Dorothee Krost-Vogel. Charade CHA 3022.

 

1997. Elisabeth Balmas en Laure Coladent. Mandala MAN 4911.

 

1998. Simonide Braconi en Monaldo Braconi. Agora AG 171.1.

 

1999. Pierre Lenert en Jeff Cohen. Syrius SYR 14135-2.

 

2000. Naoko Shimizu en Özgür Aydin. Genuin GEN 10193.

 

2001. Thomas Riebl en Susan Tomes. PAN 510.149.

 

2006. Esther Apituley en Rië Tanaka. Challenge CC 72165.

 

2007. Yuri Bashmet en Martha Argerich. DG 479.5096 (2 cd’s).

 

2008. Vidor Nagy en Günter Schmidt. Edition Hera 02201.

 

2008. Niels Monckemeyer en Nicolas Rimmer. Sony 88697-38621-2.

 

2009. Antoine Tamestit en Markus Hadula. Naïve V 5219.

 

2010. Havard Gimse en Henning Kraggerud. Naim NAIMCD 104.

 

2011. Tabea Zimmermann en Kirill Gerstein. Myrios MYR 008.

 

2013. Lise Berthaud en Adam Laloum. Aparté AP 069. 

 

2013. Rachel Roberts en Lars Vogt. AVI 8553245.

 

2015. Boris Kucharsky en Elisabeth Hopkins. Paladino PMR 0047.

 

Altviool en orkest

 

2011 Maxim Rysanov met het Zweeds kamerorkest. BIS SACD 1843. 

 

Met cello

 

1937. Pierre Fournier en Jean Hubeau. Pearl GEMMCD 9198, EMI 569.708-2 (4 cd’s).

 

1948. André Navarra en Artur Balsam. Dante LYS 448.

 

1957. Emanuel Feuermann en Gerald Moore. EMI 764.250-2, Pearl GEMM CD 944-2.

 

1958. Pierre Fournier en Jean Fonda. DG 447.349-2 (2 cd’s).

 

1959. Enrico Mainardi en Carlo Zecchi. Orfeo C 822-101 B.

 

1960. Maurice Gendron en Jean Françaix. Philips 438.960-2 (3 cd’s).

 

1961. Mistislav Rostropovich en Benjamin Britten. Decca 417.833-2.

 

1964. Paul Olevsky en Walter Hautzig. Brilliant Classics 95115 (2 cd’s).

 

1973. Arto Noras en Tapani Valsta. Finlandia FACD 705.

 

1976. Friedrich Jürgen Sellheim en Eckart Sellheim. Sony SBK 48171.

 

1978. André Navarra en Annie d’Arco. Calliope CAL 5614, CAL 9614.

 

1978. Esther Nyffenegger en Gérard Wyss. Baltic CDX 25202-2.

 

1981. Pierre Fournier en Jean Hubeau. EMI 629.539-2 (7 cd’s).

 

1984. Mischa Maisky en Martha Argerich. Philips 412.230-2.

 

1986. Lynn Harrell en James Levine. RCA GD 86531.

 

1987. Ofra Harnoy en Michael Dussek. RCA RD 87845.

 

1988. Tilmann Wick en Koko Sakoda. MDG MDG L 3197.

 

1988. Patrick Demenga enEke Mendez. Accord 20045-2.

 

1991. Maria Kliegel en Kristin Mercher. Naxos 8.50654.

 

1992. Lluis Claret en Alain Planès. Harmonia Mundi HMC 90.1383.

 

1993. Zvi Harrell en Maria Bondarenko. Sound Star SST 3110-2.

 

1993. David Geringas en Tatjana Schatz. Es-Dur ES 2018.

 

1995. Yo-Yo Ma en Emanuel Ax. Sony SK 61964.

 

1996. Pieter Wispelwey en Paolo Giacometti. Channel Classics CCS 9696.

 

1996. Mischa Maisky en Daria Hovora. DG 449.817-2.

 

1996. Hidemi Suzuki en Yoshiko Kojima. Duitse Harmonia Mundi 05472-77396-2.

 

1997. Hai-Ye Ni en Hélène Jeannay. Naxos 8.554356.

 

1997. Anner Bijlsma en Jos van Immerseel. Sony SK 63361. 

 

1999. Carlos Dourthe en Miklos Schön. Calliope CAL 9266.

 

1999. Christian Florea en Alan Branch. La ma de guido AH 076.

 

2001. Leonid Gorokhov en Nikolai Demidenko.ASGPL 1-006.

 

2002. Michal Kanka en Rumi Itoh. Praga PRD 25019-2.

 

2003. Peter Bruns en Roglit Ishay. Hänssler CD 98464.

 

2003. Tatjana Vasssileva en Pascal Godart. Accord 476.1279.

 

2003. Katharina Gross en Maria Panayiotidou. Aulos AUL 66114.

 

2003. Ernst Somon Glaser enLiv Glaser. Simax PSC 1175.

 

2004. Stefan Jess-Kropfitsch en Barbara Moser. Gramola 98763.

 

2005. Jean-Guihen Queyras en Alexandre Tharaud. Harmonia Mundi HMC 90.1930.

 

2005. Anne Gastinel en Claire Désert. Naïve V 5021.

 

2006. António Menesses en Gérard Wyss. Avie AV 2112.

 

2007. Friedrich Kleinhapl en Andreas Woyke. ARS 38028.

 

2009. Pieter Wispelewey en Paolo Giacometti. Onyx ONYX 4046.

 

2009. Marc Copey en Peter Laul. Aeon AECD 1095.

 

2010. Alexandre Debrus en Alexander Mogilevsky. Pavane ADW 7541.

 

2010. Thomas Carroll en Llyr Williams. Orchid ORC 100016.

 

2010. Sharon Robinson en Joseph Kalichstein. Bridge 9376.

 

2011. Christian-Pierre la Marca en Amandine Savary. Fuga Libera FUG 584.

 

2012. Antonio Meneses en Maria João Pires, DG 479.0965.

 

2012. Gautier Capuçon en Frank Braley. Erato 50999-93414582-8.

 

2013. Alexander Hülshoff en Andreas Frölich. Oehms OC 1818.

 

2014. Tim Hugh en Piers Lane. Chandos CHAN 10850 (2 cd’s).

 

2014. Stefano Veggetti en Jos van Immerseel. Alpha 216 (4 cd’s).

 

2014. Stéphane Tétreault en Marie-Eve Scarfone. Analekta AN 29994.

 

Als celloconcert

 

1954. Gaspar Cassado met het Bambergs symfonie orkest o.l.v. Jonel Perlea. Vox CDX 25502.

 

Voor contrabas

 

1980. Gary Karr en Harmon Lewis. Clavicenter KICC 47.

 

1993. Vincent Pasquier en Angéline Pondepeyre Maguelone MAG 350.503.

 

1996. Edwin Barker en Warren Jones. Boston BR 1018.

 

1997. Iván Sztankov en Erika Tóth. Hungaroton HCD 31732.

 

2011. Dominik Gregor en Thomas Steinhöfel. Spektral SRL 4-11103.

 

2013. Olivier Thiery en Sophie Labandibar. Challenge CC 72604.

 

Voor pianotrio

 

1995. Yuuko Shiokawa, Miklós Perényi en András Schiff. Teldec 0630-13151-2.

 

2009. Trio Portici. Pavane ADW 2530.

 

Voor fluit

 

1983. James Galway en Phillip Moll.RCA RD 70421.

 

1987. Shigenori Kudo en Shin-Ichi Fukuda. Victor VOC 1278.

 

1988. Toke Lund Christiansen en Elisabeth Westernholz. Kontrapunkt 32024.

 

1994. Emmanuel Pahud en Eric le Sage. Valois V 4717.

 

1996. Anton Serra en Montserrat Sasabò. Ars Harmonica AH 1001F.

 

1997. Abbie de Quant en Rudolf Jansen.    Et’cetera KTC 1205

 

2004. Krisztina Párkai en Anna Adamik. Antes BM-CD 31.9194.

 

Fluit en gitaar

 

1996. Peter Lukas Graf en Konrad Ragossnig. Claves 50-9705.

 

Voor klarinet

 

1980. Richard Stolzman en Emanuel Ax. RCA 88691-98911-2 (10 cd’s).

 

1982. Gervase de Peyer en Gwenneth Pryor. Chandos CHAN 8506.

 

2007. Fabio di Càsola en Alena Cherny. Sony 88697-32455-2.

 

Voor fagot

 

2007. David Seidel en Herbert Rüdisser. ORF CCR 62051.

 

2011. Karen Georghian en Philip Edward Fisher. Chandos CHAN 10703.

 

Voor gitaar en orkest

 

1998. John Williams met het Australisch kamerorkest o.l.v. Richard Tognetti. Sony SK 63385.

 

Voor 2 gitaren

 

2003. Olga Franssen en Esther Steenbergen. Et’cetera KTC 1256.

 

Video

 

1991. Yuuko Shiokawa, Miklós Perényi en András Schiff. Euro Arts 206679-8 (dvd).