Verg. Discografieën

SCHNITTKE: BOETEPSALMEN

SCHNITTKE: BOETEPSALMEN

 

De eerste uitvoering van het aan de Russische Staats symfonie capella van Valery Polyansky opgedragen twaalf Boetepsalmen in december 1988 was ter viering van het duizendjarig Christendom in Rusland.

 

Achtergronden

 

De componist  gebruikt daarvoor geen bijbelse psalmteksten maar anonieme zestiende eeuwse teksten van monniken en lofzangen uit de Russisch orthodoxe kerk als uitgangspunt. De zelf misbruik makende ‘doloroso’ schuld en beklagenswaardigheid zijn nogal deprimerend, maar de verbeeldingskracht van de componist brengt alles op een hoger plan.

De delen zijn als volgt:

  1. 1. Adam zat wenend aan de poorten van het paradijs
  2. 2. O wildernis, breng mij samen met uw stilte en tederheid
  3. 3. Dat is waarom ik in armoede leef
  4. 4. Mijn ziel, waarom verkeer je in een staat can zonde?
  5. 5. O Mensheid, verdoemd en beklagenswaardig
  6. 6. Wanneer ze het schip dat plotseling opdook aanschouwden
  7. 7. O mijn ziel, waarom ben je niet bevreesd?
  8. 8. Wanneer je oneindig leed te boven wilt komen
  9. 9. Ik heb nagedacht over mijn leven als monnik
  10. 10. Christenvolk, kom samen
  11. 11. Ik betrad het met tranen gevulde leven als naakt kind
  12. 12. Vocalise

 

Het geheel geeft een nogal zonderling, maar moedig gevoel omdat de muziek draait om netelige thema’s rond de zonden. We kennen dit uit sommige werken van Arvo Pärt en er is altijd een sterke verbinding met het verleden, met oude tradities en een muziek die is geworteld in herkenbare tonaliteit. De componist vertrouwde op de metrisch structurele kracht van de teksten om tot een vloeiende melodische vorm van deze Stikhi pokayanniye te komen. De sfeer pendelt tussen het naargeestige en het extatische en weeft zich heen door golven dissonanten en consonanten, zonder dat een duidelijke drieklank harmonie is verdwenen.

De afsluitende, woordloos gezongen psalm is heel treffend. Het werk lijkt heel relevant voor de eerste jaren van glasnost. Om echte liturgische muziek gaat het niet. Het is ook heel wat meer dan opgewarmde traditionele Russisch orthodoxe gezangen en Gregoriaans. Schnittkes klankwereld is hier doordrenkt met de concepten van melodievoering, harmonie, schaal en structuur die we kennen uit zijn concertante literatuur. Over het authentieke model is een klanklaag gelegd van een eigen historische resonans gelegd.

Intussen worden in deze complexe muziek wel heel zware eisen gesteld aan de uitvoerenden. 

 

De opnamen

 

Jammer dat Polyansky zelf geen opname maakte. Vier opnamen zijn intussen van het werk verschenen. Kaljuste bepaalde als eerste meteen een hoge standaard Als eerste valt de Deense onderneming van Parkman het eerste af. Het koor doet erg zijn best maar soli maken een ruwe indruk.

Zoals wel vaker huldigt Creed een heel eigen opvatting die niet ideaal lijkt te sporen met ’s componisten intenties. Zijn Stuttgartse koor kan het ook niet opnemen tegen het Zweedse en het Berlijnse.

Door terug te gaan naar het autograaf van de componist en daaraan wat herstelwerk te verrichten komt Rademann tot een een heel gave, bijzondere interpretatie die in de recensierubriek met redenen omkleed veel lof kreeg.

 

Conclusie

 

Het is niet zo moeilijk om bij zo’n gering aantal opnamen tot een zinnig eindoordeel te komen. Toch is een definitieve keuze tussen Kaljste en Rademann nog best lastig, want beiden leveren hoogwaardige interpretaties. Misschien is het daarom in dit geval goed beide opnamen te luisteren en de eigen idealen de eigen opvatting de doorslag te laten geven,

 

Discografie

 

1996. Zweeds omroepkoor o.l.v. Tonu Kaljuste. ECM 453.513-2

 

1996. Deena Nationaal omroepkoor o.l.v. Stefan Parkman. Chandos CHAN 9480.

 

2011. SWR Vocaalensemble o.l.v. Marcus Creed. Hänssler SACD 93.281.

 

2015. RIAS Kamerkoor o.l.v. Hans-Christoph Rademann. Harmonia Mundi HMC 90.2225.