Verg. Discografieën

SHOSTAKOVITCH: SYMFONIE NR. 10

SHOSTAKOVITCH: SYMFONIE NR. 10

 

Het was Jevgeny Mravinsky die 17 december 1953 de première van de tiende symfonie gaf. De componist werkte van 1951 tot 1953 aan het werk, eindelijk bevrijd van de dwang van de 6 maart 1953 gestorven dwang, maar nog niet van de Sovjet kunst doctrines. De juiste ontstaanstijd is omstreden. Volgens de componist was dat tussen juli en oktober 1953, maar zijn vertrouweling Tatjana Nikolajeva zei dat het werk al in 1951 gereed was en volgens andere bronnen zelfs al gedeeltelijk in 1946.

 

 

Achtergronden

 

De tiende symfonie werd dus een halpf jaar na Stalins dood door de Leningraders onder Mravinsky op de wereld losgelaten. Het was de eerste symfonie van deze componist na de ‘antiformalistische’ campagne van 1948 en het werk lijkt een tweeledig doel te hebben: het is bevredigend als abstracte, universele eenheid, maar er zijn tevens impliciete boodschappen over de persoonlijke identiteit en integriteit in verpakt.

Het vierdelige werk bestaat uit

  1. 1. Moderato (ca. 24 minuten)
  2. 2. Allegro (ca. 4 minuten)
  3. 3. Allegretto (ca. 13 minuten)
  4. 4. Andante – Allegro (ca. 14 minuten)

Dat brengt de totale uitvoeringsduur op ca. 54 minuten. Opvallend is de Bruckneriaanse lengte van het eerste deel. Het tweede deel is een kort en woest scherzo en is wel omschreven als ‘Stalins muzikale portret’.

Hoewel Mravinsky het hoorngeschal uit het derde deel lijkt te hebben opgevat als toespeling op zijn persoon en dit een verwijzing bevat naar Mahlers Lied von der Erde, weten we nu dat het een code is voor de naam Elmira, een ex-leerling van de componist door wie hij enige tijd was gefascineerd.

Een ander cruciaal onderdeel is de motivische handtekening die bestaat uit de noten D-es-C-H (= B).

Na een inleiding waarin het ’t zonlicht niet lukt om door de duisternis heen te breken, wordt in de finale de sfeer van gefrustreerde zelfverdediging naarmate de finale vordert aan de kant geveegd en aan het slot overheerst die signatuur.

Al met al is deze symfonie een van de minst uitgesproken van Shostakovitch tot dan toe. De grauwe, troosteloze kracht van de eerste drie delen kan mogelijk worden uitgelegd als een commentaar op de verschrikkelijke voorafgaande jaren. Sopraan Galina Vishnevskaya heeft de tiende verklaard als ‘een  het testament van narigheid waarin voor eeuwig een tiran is verdoemd’.

Maar wat feitelijk het meeste treft, is de manier waarop de muziek een symfonisch decorum in  zuiver abstracte termen ontwricht om een diepgravende onrust bloot te leggen. Zo bezien gaat het om een heruitvinding van de symfonie in handen van een grootmeester wiens gedachten een jarenlange gereserveerde incubatietijd doorliepenDat uit zich in de epische schaalgrootte. In feite zou het eerste deel – een immens herfstachtig essay van geleidelijk toenemend momentum – op zichzelf kunnen staan. Zoals het nu is, wordt het nogal plechtige karakter daarvan verbrijzeld in het schrille, agressieve scherzo. Maar ook de finale vertoont een pakkend contrast, ditmaal tussen een treffend Mahleriaans andante aan het begin en de dolle danse macabre die in de rest van dit deel domineert. 

De vraag of de idiomatische wortels van Shostakovitch binnen het Russische repertoire dichter bij Moesorgsky of juist dichter bij Tchaikovsky liggen, wordt hier duidelijk ten gunste van laatstgenoemde beantwoord.

 

De opnamen

 

Kwantitatief hebben we sinds 1954 met een weer verrassend groot aantal opnamen te maken. De eerste daarvan met Mravinsky heeft natuurlijk grote historische waarde, maar heeft te lijden onder de zelfs voor monobegrippen povere opnamekwaliteit. Wie Mravinsky belangrijk vindt, kan het beste voor diens opname uit 1976 kiezen. De ongeveer tezelfdertijd in 1954 gemaakte Amerikaanse opname van Mitropoulos klinkt een stuk beter dan Mravinsky 1. Mravinsky 2 werd gemaakt toen net de Russische tanks Praag binnenrolden en de geplande rebellie tegen het Russische regiem de kop werd ingedrukt. 

Bij de oudste opnamen verdient ook de rake vertolking van Ančerl een welwillend oor.

Een andere dirigent die zich van meet af aan sterk voor Shostakovitch inzette was Karajan. Van hem is de tweede opname uit 1966 de mooiste, want heel rijk van klank en recht doend aan het duistere, tevens nobele karakter van de symfonie. De lange melodielijnen zijn mooi uitgesponnen en de in elkaar grijpende structuren vertonen een goede eenheid. Een opvallende rol is weggelegd voor de eerste hoornist.

Het zijn bij de Russische dirigenten niet zozeer Rostropovich, Temirkanov, Svetlanov, Oistrakh, Maxim Shostakovitch, Polyansky, Fedosseyev, Kitajenko, Anissimov en Bychkov die diepe indrukken nalaten maar Kondrashin, Barshai, Petrenko en natuurlijk Gergiev.

De opname van Rozhdestvensky zou hoger op de ranglijst zijn geëindigd als de opnamekwaliteit niet zo pover was.

Van de drie opnamen die Haitink op zijn naam schreef, is de Amsterdamse het mooist uitgevallen. Jansons maakte twee opnamen, de eerste in Philadelphia, de tweede tegen het eind van zijn periode in Amsterdam; het is deze laatste die te prefereren is. Niet zozeer Paavo als wel Neeme Järvi laat – mee te danken aan de uitstekende opnamekwaliteit – heel goede indrukken na. Hetzelfde geldt voor de met dit repertoire heel goed vertrouwd zijnde Sanderling.

Bij de nieuwe opnamen is het vooral Nelsons die uitblinkt. In sommige kringen – vooral in Engeland -  wordt de scrupuleuze Petrenko ook hoog aangeslagen.

En dan is daar de bewerking door de componist zelf van de symfonie voor piano vierhandig. Het waardevolst is natuurlijk de verklanking waaraan hijzelf meewerkt, maar de latere versie klinkt beter.

Bij de dvd opnamen is de toevoegde waarde niet zo groot; beide opnamen voldoen echter goed.

 

Conclusie

 

Wie zelf nader wil vergelijken, moet daarin liefst de opnamen van Karajan (1967), Sanderling (1977), Mravinsky (1976), Haitink (1986) en Nelsons (2015) betrekken.

 

Discografie

 

1954. New York filharmonisch orkest o.l.v. Dimitri Mitropoulos. Urania URN 22.437, CBS MPK 45698.

 

1954. Leningrad filharmonisch orkest o.l.v. Jevgeny Mravinsky. Melodiya 74321-25198-2, Saga SCD 9017, Naxos 9.80578.

 

1954. Gewandhausorkest Leipzig o.l.v. Franz Konwitschny. Berlin Classics BC 9042-2 (2 cd’s).

 

1955. Tsjechisch filharmonisch orkest o.l.v. Karel Ančerl. DG 463.666-2, Naxos 9.80302.

 

1955. Leningrad filharmonisch orkest o.l.v. Jevgeny Mravinsky. Praga PR 250.053.

 

1955. Philharmonia orkest o.l.v. Efrem Kurtz. Testament SBT 1078.

 

1958. Omroeporkest Rome o.l.v. Artur Rodzinski. Stradivarius STR 10035.

 

1966. Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Herbert von Karajan. DG 429.716-2, 439.036-2.

 

1968. USSR Staats symfonie orkest o.l.v. Jevgeny Svetlanov. ICA ICAC 5036.

 

1968. Philadelphia orkest o.l.v. Eugene Ormandy. Sony SB2K 62409 (2 cd’s).

 

1968. Praags symfonie orkest o.l.v. Václav ßmetácek. Orchestral Concert CD 14/2011.

 

1969. Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Herbert von Karajan. Melodiya MELCD 100.1513.

 

1971. Berlijns symfonie orkest o.l.v. David Oistrakh. Harmonia Mundi HMX 290.5255/9 (5 cd’s).

 

1973. Moskou’s filharmonisch symfonie orkest o.l.v. Kyrill Kondrashin. Melodiya MELCD 100.1065, 74321-19847-2, Chant du monde LDC 2781005/6 (2 cd’s).

 

1973. Leningrad filharmonisch orkest o.l.v. Yuri Temerikanov. Russian Disc RDCD 11195.

 

1974. Bournemouth symfonie orkest o.l.v. Paavo Berglund. Warner 2564-69890-5.

 

1976. Leningrad filharmonisch orkest o.l.v. Jevgeny Mravinsky. Melodiya 74321-15198-2, Erato 2292-45753-2, Warner 2564-69890-5.

 

1977. Londens filharmonisch orkest o.l.v. Bernard Haitink. Decca 421.353-2, 425.064-2, 475.7413, 478.1429 (7 cd’s), 475.7413 (11 cd’s).

 

1977. Berlijns symfonie orkest o.l.v. Kurt Sanderling. Berlin Classics BC 9217-2.

 

1978. Frans nationaal orkest o.l.v. Kurt Sanderling. Naïve V 4973.

 

1981. Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Herbert von Karajan. DG 413.361-2, 477.5909, 479.2618 (12 cd’s).

 

1982. Londens symfonie orkest o.l.v. André Previn. EMI 573.368-2 (2 cd’s).

 

1983. Russisch ministerie van cultuur symfonie orkest o.l.v. Gennady Rozhdestvensky.  Melodiya 74321-63461-2 (2 cd’s), Brilliant Classics 9273 (3 cd’s).

 

1985. Philharmonia orkest o.l.v. Simon Rattle. EMI 747.350-2, 697.597-2.

 

1985. Concertgebouworkest o.l.v. Bernard Haitink. Q Disc 97014.

 

1986. Londens filharmonisch orkest o.l.v. Bernard Haitink. LPO LPO 0034.

 

1987. St. Louis symfonie orkest o.l.v. Leonard Slatkin. RCA RD 86597.

 

1988. Schots nationaal orkest o.l.v. Neeme Järvi. Chandos CHAN 8630.

 

1988. Londens filharmonisch orkest o.l.v. Andrew Litton. Virgin 790.784-2.

 

1989. Londens symfonie orkest o.l.v. Mstsislav Rostropovitch. Teldec 9031-74529-2, Warner 2564-64177-2.

 

1989. BRT filharmonisch orkest Brussel o.l.v. Alexander Rahbari. Naxos 8.550326.

 

1989. Atlanta symfonie orkest o.l.v. Yoël Levi. Telarc CD 80241.

 

1989. Helsinki filharmonisch orkest o.l.v. James DePreist. Delos DE 3089.

 

1989. Tsjechisch omroeporkest o.l.v. Ladislav Slovak. Naxos 8.550633.

 

1990. Royal philharmonic orkest o.l.v. Vladimir Ashkenazy. Decca 433.028-2, 475.8748 (12 cd’s).

 

1990. Weens symfonie orkest o.l.v. Eliahu Inbal. Debon CO 79474.

 

1990. Concertgebouworkest o.l.v. Claus Peter Flor. RCA RD 60448.

 

1990. Cleveland orkest o.l.v. Christoph von Dohnanyi. Decca 430.844-2.

 

1990. Londens symfonie orkest o.l.v. Maxim Shostakovitch. Alto ALC 1083, Collins 91106-71.

 

1990. Hallé orkest o.l.v. Stanislaw Skrowaczewski. Hallé CDHLD 7511.

 

1990. Chicago symfonie orkest o.l.v. Georg Solti. Decca 433.073-2.

 

1994. Philadelphia orkest o.l.v. Mariss Jansons. EMI 365.300-2, 555.232-2, Warner 2435-75178-5.

 

1995. Russisch Staats symfonie orkest o.l.v. Valeri Polyansky. Chandos CHAN 9522.

 

1996. WDR Omroeporkest Keulen o.l.v. Rudolf Barshai. Brilliant Classics 6324 (11 cd’s).

 

1997. BBC Wales symfonie orkest o.l.v. Mark Wigglesworth. BIS CD 973/4.

 

2000. Dallas symfonie orkest o.l.v. Andrew Litton. Delos DE 3283.

 

2001. Tchaikovsky omroeporkest Moskou o.l.v. Vladimir Fedoseyev. Relief CR 991047.

 

2002. Verdi symfonie orkest Milaan o.l.v. Oleg Caetani. Arts 47675-2.

 

2003. Beethoven orkest Bonn o.l.v. Roman Kofman. MDG MDG 337-1201-2.

 

2003. Gürzenich orkest Keulen o.l.v. Dmitri Kitajenko. Capriccio 49545 (12 cd’s).

 

2005. WDR Symfonie orkest Keulen o.l.v. Semyon Bychkov. Avie AV 2137.

 

2005. Omroeporkest Saarbrücken o.l.v. Günther Herbig. Berlin Classics BC 1615-2.

 

2005. Australisch Jeugdorkest o.l.v. Alexander Anissimov. Melba MR 301105.

 

2008. Royal philharmonic orkest o.l.v. Frank Shipway. Documents 291264, RPM 28960.

 

2008. Cincinnati symfonie orkest o.l.v. Paavo Järvi. Telarc CD 80702.

 

2009. Concertgebouworkest o.l.v. Mariss Jansons. RCO Live RCO 13001, LC 14237, 7100261 (7 cd’s).

 

2009. Liverpool filharmonisch orkest o.l.v. Vaslly Petrenko. Naxos 8.572461, 8.50111 (11 cd’s).

 

2010. Mariinsky orkest o.l.v. Valery Gergiev. Mariinsky MAR 0511.

 

2010. Mahler jeugdorkest o.l.v. David Afkham. Orfeo C 797-111 B.

 

2015. Boston symfonie orkest o.l.v. Andris Nelsons. DG 479.5059.

 

Pianobewerking vierhandig

 

1954. Dimitri Shostakovitch en Moise Feinberg. Chant du monde LDC 2781000, Russian Revelation RV 70002.

 

2011. Alexander Zelyakov en Folke Grasbeck. Bluebell ABCD 049.

 

Video

 

2009. Verbier festival orkest o.l.v. Yuri Temirkanov. Ideale Audience 307.9138 (dvd).

 

2013. Mariinsky orkest o.l.v. Valery Gergiev. ArtHaus 107.551 (dvd), 107.552 (4 dvd’s).