SCHUMANN: SZENEN AUS GOETHE’S FAUST
“Maar”, zei ik, “Ik heb de hoop niet opgegeven dat ooit passende muziek bij Faust wordt geschreven.”“Dat is volkomen uitgesloten”.
Uit een gesprek van Eckermann met Goethe, 12 februari 1829
Achtergronden
Goethe kreeg in zoverre gelijk dat geen enkele componist muziek bij zijn volledige Faust leverde. Sinds 1808 toen het eerste deel van diens tragedie verscheen hebben heel wat dichters, schilders en componisten zich laten inspireren door de legende van de begin zestiende eeuwse historische magiër en waarzeggen Georg Faust aan wie bovennatuurlijke krachten waren toegeschreven. Als eerste publiceerde een anonymus in 1587 de Historia von D. Johann Faustus. Maar ook al is die stof nog nooit volledig in een muziekwerk behandeld, er is toch best een aardig aantal muzieken bij dat meesterwerk geschreven. Behalve Schumann hebben onder meer Berlioz (La damnation de Faust), Liszt (Faust Sinfonie), Gounod (opera Faust), Anton Rubinstein (muzikaal portret Faust), Spohr (opera Faust), Wagner (Faust ouverture), Boito ( opera Mefistofele), Mahler (tweede deel Symfonie nr. 8), Busoni (opera Doktor Faustus), Lili Boulanger (cantate Faust et Hélène), Pousseur (Vôtre Faust), Rihm (Faust und Yorrick) en Schnittke (Faust cantate) zich met dit gegeven bezig gehouden. In de meeste gevallen beperkten die componisten zich tot deel I dat zich het beste leent als stof voor een operalibretto omdat het expliciet de tragedie van Gretchen behandelt.In 1844 vatte Schumann voor het eerst het plan op om een opera aan deze materie te wijden, pas later besliste hij dat de oratoriumvorm geschikter was. Vòòr hem had nog niemand zich gewaagd aan de mystieke slotscène die hem het derde deel, ‘Fausts Verklärung’ opleverde. Dat deel was op tijd klaar voor het Goethe eeuwfeest in 1849.Pas later, nadat hij het muzikaal door Mendelssohn gedomineerde Leipzig had ingewisseld tegen een door Wagner geregeerd’ Dresden volgden deel I (een portret van Gretchen) en II (over een intussen berouwvolle Faust). Ze verraden dienovereenkomstig een nogal andere, veel meer lyrische stijl. Eigenlijk schreef Schumann nooit iets met een meer dramatisch karakter dan het blind worden en de dood van Faust in die ‘Zweite Abteilung’. In 1850 was het werk feitelijk afgerond, in 1853 volgde nog de ouverture.De afzonderlijke delen kwamen vrij snel tot uitvoering, maar een realisatie van het complete werk dat naar analogie van de Bildungsroman wel als een Bildungsoratorium is omschreven in Keulen duurde tot na Schumanns dood, pas in 1862.Het werk is nog steeds een zeldzaamheid en komt weinig tot uitvoering. Maar hoe bijzonder het is.
De opnamen
Noodzakelijkerwijs moeten we ons hier beperken tot de nog redelijkerwijze verkrijgbare opnamen beperken. Dit betekent dat een oude Urania opname van Schmidt-Isserstedt en een Kruidvat/Brillant Classics opname van Pfaff niet meedoen.Blijven over vier versies, waarvan de nieuwste op basis van een drietal uitvoeringen in april 2008 onder Harnoncourt in het Concertgebouw nog moet verschijnen.Van dat viertal valt als eerste de EMI opname van Klee af. Ondanks deelname van sterke vocale krachten als Fischer-Dieskau, Mathis, Gedda en Berry maakt de uitvoering als geheel toch een wat provinciale indruk. Heel bijzonder is hierna de Decca versie van Britten, die eerst bij gelegenheid van Benjamin Brittens zestigste verjaardag in november 1973 op lp werd uitgebracht (SET 567/8). Elisabeth Harwood is hier een kwetsbare, zuivere Gretchen en Dietrich Fischer-Dieskau reageert heel direct en intens op Fausts verblindende en visionaire dromen en op het moment van zijn sterven. Als Mephistoles en Ariel maken John Shirley-Quirk en Peter Pears ook diepe indruk met hun genuanceerde karaktertekening. Britten maakt een heel geïnspireerde en inspirerende indruk als dirigent; koren en orkest presteren ook op de toppen van hun kunnen. Pluspunt is verder dat iedere rol, hoe klein ook, afzonderlijkIs bezet. De opname klinkt nog steeds prachtig warm van toon.Bij de ‘live’ Sony opname uit Berlijn komt vooral de orkestpartij prachtig uit de verf. Soms is de kracht daarvan iets teveel voor sommige solisten. Maar Bryn Terfel in de titelrol is dominant genoeg en hij stelt geen moment teleur met zijn warme stem, zijn vloeiende voordracht, zijn grote engagement en – ook weer – heel fraaie karakterisering. Als Dr. Marianus in deel III laat hij prachtig aangehouden mezzo- en sotto voce horen. Hij is ook te horen als Pater Seraphicus. De Gretchen van Karita Matilla is puur, helder, sympathiek en safe. Ze neemt ook Una Poenitentium voor haar rekening. Veel of ook voor de vier zussen Marthe en Schuld, Not en Mangel en de andere dubbelrollen van Barbara Bonney (het mooist tijdens haar middernachtelijk treffen met Faust), Iris Vermillion, Brigitte Poschner-Klebel en de als steeds voortreffelijke Susan Graham. Ze zorgen voor een heel contrastrijke kleurwerking. Wat het kooraandeel betreft, biedt deze uitgave de mooiste resultaten. Abbado toont veel empathie en begrip van het werk en laat met zijn geweldige orkest horen dat het verwijt aan Schumann dat hij niet behoorlijk kon orkestreren hier onzin is.Ook op de komende opname kunnen we ons verheugen. Spannend is nog op welk label dat zal zijn. Harnoncourt zorgt als bijna altijd voor nieuwe inzichten en bijzonder uitgewerkte details. Ook hij ontkwam blijkbaar niet aan een stel dubbelrollen, maar ze zijn alle heel goed ingevuld. Christian Gerhaher is een verrassend profilerende, geloofwaardige Faust, maar haast nog verrassender is de onbekende Christiane Iven als Gretchen (ze werkte mee aan een CPO opname van Bachs Lukas Passion en zong voor Naxos Mayrhoferliederen van Schubert); ze moest op het laatste moment invallen. Andere uitblinkers zijn Werner Güra, Birgit Remmert en Franz Josef Selig.Het is even afwachten hoe en wanneer deze opname wordt uitgebracht.
Conclusie
Misschien is deze discografie wat prematuur, maar het lijkt nuttig om voordat Harnoncourts opname daadwerkelijk te koop is de aandacht te vestigen op het feit dat er al een paar eerdere prachtige uitgaven van Schumanns bijzondere werk waren: Britten met een sympathieke, warmbloedige lezing met uitstekende zangers, Abbado met het mooiste, duidelijkste orkestrale aandeel, de mooiste koorinbreng en een stel bijzonder goede solisten. En straks dus Harnoncourt die op zichzelf natuurlijk al de nodige aandacht waard is.
Discografie
Elizabeth Harwood, Jenny Hill, Jennifer Vyvian, Felicity Palmer, Meriel Dickinson,Margaret Cable, Pauline Stevens, Alfreda Hodgson, Peter Pears, John Elwes, Neil Jenkins, John Noble, Dietrich Fischer-Dieskau, John Shirley-Quirk, Robert Lloyd, Wandsworth schoolkoor, Aldeburgh festival singers en Engels kamerorkest o.l.v. Benjarmin Britten. Decca 425.705-2, 476.154-8 (2 cd’s). 1972
Barry Daniels, Dietrich-Fischer-Dieskau, Edith Mathis, Hanna Schwarz, Harald Stamm, Ilse Gramatzki, Kari Lövaas, Nicolai Gedda, Norma Sharp, Walter Berry, Tölzer jongenskoor, Koor van de Musikverein Düsseldorf, Düsseldorf symfonie orkest o.l.v. Bernhard Klee. EMI 575.667-2 (2 cd’s).
Bryn Terfel, Karita Mattila, Jan-Hendrik Rootering, Barbara Bonney, Endrik Wottrich, Iris Vermillion, Brigitte Poschner-Klebel, Susan Graham, Hans-Peter Blochwitz en Harry Peeters met het Tölzer jongenskoor, het Zweeds omroepkoor, het Eric Ericson kamerkoor en het Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Claudio Abbado. Sony S2K 66308 (2 cd’s). 1994
Christian Gerhaher, Christiane Iven, Alastair Miles, Werner Güra, Mojca Erdmann, Birgit Remmert, Elisabeth von Magnus, Franz Jozef Selig, Nationaal kinderkoor, Groot omroepkoor en Concertgebouworkest o.l.v. Nikolaus Harnoncourt. ……. (2 cd’s), 2008