Verg. Discografieën

SHOSTAKOVICH: STRIJKKWARTETTEN NR. 1-15

SHOSTAKOVICH: DE 15 STRIJKKWARTETTEN

 

 De rol van Dimtri Shostakovich – van de mens en zijn muziek – in de Westerse cultuur is er de afgelopen jaren alleen maar complexer op geworden naarmate een ware industrie zich ontfermt over de zogenaamde revisionisten en anti-revisionisten, die met zijn allen verklaren dat zij de waren hoeders zijn van ’s componisten ziel. Er zal nog heel wat tijd verstrijken en onderzoek moeten worden gedaan voordat een volledig en afgerond beeld ontstaat. Om de mens èn zijn muziek grondiger te leren kennen, verdient het aanbeveling om gedegen kennis te maken met zijn strijkkwartetten. 

Achtergronden

9 Augustus 1975 overleed in Moskou een van de belangrijkste componisten uit de twintigste eeuw, tevens een van de grootste vertegenwoordigers van de Russische cultuur: Dimitri Shostakovich. Terwijl reeds de volgende dag de media in vrijwel de hele wereld over het overlijden van de componist berichtten, gunde de Pravda als officieel orgaan van de Sovjet machthebbers zich wat meer tijd. Pas drie dagen later publiceerde het blad op pagina drie een onopvallend berichtje met de volgende inhoud:“In zijn 69e jaar stierf de grootste componist uit onze tijd, Dimitri Shostakovich, afgevaardigde van de Opperste Sovjet van de USSR, Held van de socialistische arbeid, Volkskunstenaar van de USSR, onderscheiden met de Lenin prijs en met staatsprijzen van de USSR. Als trouwe zoon van de communistische partij en belangrijke figuur uit het openbare leven wijdde D.D. Shostakovich zich als kunstenaar en als burger zijn leven lang aan de ontwikkeling van de sovjet muziek en versterkte hij de idealen van het socialistische humanisme…..” – enzovoorts, enzovoorts.Deze doortrapte huichelarij gold een componist die als geen ander in de muziekgeschiedenis leed onder de terreur van een schrikregiem en die werd achtervolgd door officiële veroordelingen en uitvoeringsverboden. Zijn muziek is alleen bezien tegen deze biografische achtergrond begrijpelijk. Zelf was de componist ervan overtuigd dat hij alleen overleefde omdat Stalin erg gesteld was op zijn filmmuzieken. Op dat gebied was hij ook heel productief met ruim dertig stuks.Frappant genoeg was Shostakovitch ondanks al deze bedreigingen een heel productieve componist. Zijn laatste werk, de altvioolsonate, draagt het opusnummer 147. Hij componeerde volledig uit het hoofd, het snelle noteren was dan nog slechts een schematische taak. Alleen zo is het grote aantal werken te verklaren: niet alleen 15 symfonieën, 15 strijkkwartetten, drie opera’s (waarvan een onvoltooid), maar ook een groot aantal cantates en gebruiksmuziek die het regiem van hem verlangde. Hij was noch als held, noch als martelaar geboren, maar moest zich met de machthebbers verzoenen, wilde hij overleven. Daardoor ontstond buiten zijn vaderland het scheve beeld van de retrogressieve Sovjet staatscomponist die maling had aan alle moderne stromingen. Dat beeld veranderde pas wezenlijk na zijn dood, toen biografen als Krzystof Meyer, Laurel Fay en de thans qua authenticiteit niet langer in twijfel getrokken memoires van Volkov opening van zaken gaven en in flarden de hele tragedie van dit componistenleven onthulden. Waarbij kwam dat het einde van het zich als een doodlopende straat gebleken serialisme definitief was toen. Gevolg: een nieuwe, positieve waardering van de tonale composities.Pas betrekkelijk laat vond Shostakovich de weg naar het strijkkwartet die bij hem samenviel met een innerlijke emigratie. Toen hij in 1938 het eerste werk in deze vorm schreef, had hij reeds vijf symfonieën en twee opera’s gecomponeerd. Anders dan de voor het grote concertbedrijf bedoelde symfonie heeft het strijkkwartet een privé natuur. Hier kon hij zich duidelijker uitspreken. Het gaat hier om heel persoonlijke getuigenissen: Bekenntnismusik, die de lensfasen van de componist als mijlpalen markeren. Waar in de symfonieën de knipoog niet zelden is verborgen in de stoer virtuoze Spielereien en parodieën, dwingt deze muziek een componist om zich met intieme middelen op het wezenlijke te concentreren.Hoogtepunt in dit opzicht is het beroemde achtste kwartet uit 1960, dat in Rudolf Barshai’s zetting voor strijkorkest als Kamersymfonie op. 110a grote bekendheid verwierf. Shostakovitch droeg het weliswaar op aan de “Offers van het fascisme en de oorlog” maar in werkelijkheid is dit hoogst persoonlijke stuk een soort klinkend zelfportret zoals het ook in de 10e symfonie telkens terugkerende motief D-S-C-H – de initialen van zijn naam in het Duits als de noten D, Es, C, B – en de vele zelfcitaten verraden.Shostakovich ontwikkelde een eigen tactiek bij het schrijven van kwartetten. “Men verklaart slechts aan een groot werk ter ere van het socialisme te werken. Men krijgt dan enige tijd rust en schrijft een strijkkwartet”, vertelde hij zelf. Natuurlijk, ook de strijkkwartetten hebben niet alle eenzelfde hoog soortelijk gewicht, maar als geheel telt de cyclus tot het beste en belangrijkste wat de 20e eeuwse kwartetliteratuur opleverde. Het visionaire karakter van de late kwartetten weerspiegelt – net als destijds bij Beethoven en Bartók – de persoonlijke gesteldheid van de componist, getekend door angst, pijn, ziekte en de nabije dood. De structuur wordt gecompliceerder, er treden klankmatige vervreemdingen en twaalftoons vormingen op, het verstoppertje spelen dat steeds als camouflage diende, is afgelopen, de taal wordt directer, kariger, meedogenlozer. Dat bereikt zijn hoogtepunt in het 15e kwartet uit 1974 met zijn vijf adagio’s. Als geheel vormt de cyclus van vijftien een innerlijke odyssee waarin een gebied van toenemende spirituele isolatie wordt verkend. 

De opnamen

Te beginnen met het Russische Beethoven kwartet heeft het nooit ontbroken aan opnamen van Shostakovitch’ vijftiental.Het Beethoven kwartet verzorgde veel premières en de nagelaten vertolkingen geven blijk van verbondenheid en autoriteit, maar bezitten nu nog voornamelijk sentimentele waarde. Interessant documentair materiaal is het wel. Maar ook andere opnamen van deze werken kwamen en verdwenen, doken soms ineens op een ander label op (de Borodin versie). Sommige cyclussen werden enthousiast begonnen maar nooit afgemaakt (Shostakovitch- en St. Petersburg kwartet), andere zijn misschien in statu nascendi (Yggdrasil- en Rubio kwartet). Hoe dan ook: het veld is beperkt en overzichtelijk.Het Shostakovitch kwartet registreerde de cyclus langzaamaan in de periode van 1978 tot 1985. Als om hun naamgever eer te bewijzen speelt het ensemble met een echt Russische intensiteit, maar haalt het in laatste instantie niet in vergelijking met de andere hieronder besproken versies.Datzelfde geldt voor het Brodsky kwartet met een nogal extroverte aanpak. Een grote, soms ook grove toon, weinig zin voor verfijning, maar wel veel spontaniteit.De oorspronkelijke Melodia opnamen van het Borodinkwartet verschenen in West Europa aanvankelijk bij EMI, maar zijn nu terug in eigen stal. Er moet nog een eerdere reeks van dit kwartet bestaan, maar deze gold terecht een tijdlang als gouden standaard. De interpretaties munten uit door een geweldige verfijning, een over het geheel weelderige toon en een grote technische perfectie. De intonatie is ook feilloos. De opnamen klinken wat droog (het ergst getroffen zijn nr. 3 en 5), maar wel helder.De opnamen van het Engelse Fitzwilliam kwartet werden gemaakt in de All Saint’s kerk in Petersham in Surrey en klinken erg direct en helder. Het ensemble levert een over de hele linie en van het eerste tot het laatste kwartet homogene, stijlvolle en idiomatische prestatie.De aangenaamste verrassing komt van het Hongaarse Eder kwartet met vrij nieuwe – echt mooie - opnamen op een goedkoop label. Het ensemblespel kent distinctie, aan stijlgevoel ontbreekt het niet en de vertolkingen zijn doorleefd en kernachtig.De recente vertolkingen door het Emerson kwartet kunnen worden beschouwd als een pleidooi voor de moderniteit van deze werken. De teneur is objectief, koel, uitgesproken virtuoos. De verklankingen lijken hier ontdaan te zijn van de oer-Russische ballast. Met schril-bruuske uitbarstingen en elegische  sidderingen zorgt het ensemble voor een atmosferische dichtheid die met zijn intensieve nuancering de existentiële uitzonderingstoestand waarin de componist vaak verkeerde mooi onderstreept. Geen wonder dat de scherzi en de snelle, toccata-achtige passages het mooiste slaagden. Muzikale zenuweinden worden meedogenloos blootgelegd. De rustiger passages lijden enigszins onder een dergelijke neutrale aanpak. Daar zou iets meer doorsijpelend gevoel een weldaad zijn geweest. Maar wat is authentiek in dit geval? De warmere, vettere toon van het Borodin kwartet met meer kleuren op hun palet en spelend met een guller vibrato? Een compliment ook voor de opnametechniek die heel gedetailleerd laat horen waar het op aan komt. Vooral de articulatie wint daarbij. Het gaat overigens om live opnamen uit de Harris concertzaal in Aspen waar de werken tijdens twee achtereenvolgende zomerfestivals tot stand kwamen. Afgezien van wat reparatiewerk achteraf is het bereikte resultaat opvallend goed, juist ook door het vrijwel ontbreken van publieksgeluiden. 

Conclusie

De uiteindelijke keuze is wat beperkt en dus vrij makkelijk. Voor traditie is het ’t nog steeds het Borodinkwartet dat het beste scoort, voor een nieuwe, moderne – misschien meer toekomstgerichte – aanpak is het Emerson kwartet ongenaakbaar. Compromisoplossingen tussen deze extremen bieden het achtenswaardige Fitzwilliam kwartet en het in de goedkope klasse zeker niet te versmaden Eder kwartet. 

Discografie

Beethoven kwartet. Koch Consonnance 81-3005/9 (5 cd’s mono/stereo) 1955/69

Borodin kwartet. EMI 647.166/70-2, 747.507-2, Melodia 74321-40711-2 (6 cd’s). 1978, 1981/2/3

Brodsky kwartet. Teldec 903171-702-2 (6 cd’s). 1991

Eder kwartet. Naxos 8550-972/6 (5 cd’s). 1994/5

Emerson kwartet. DG 463.284-2 (5 cd’s). 1998/9

Fitzwilliam kwartet. Decca 433.078-2 (6 cd’s). 1975/7

Shostakovitch kwartet. Olympia OCD 5009 (5 cd’s). 1978/85