STRAVINSKY: LE ROSSIGNOL, LE CHANT DU ROSSIGNOL
Net als die andere prachtige sprookjesachtige opera – Ravels L’Enfant et les sortilèges – is Stravinsky’s Le rossignol moeilijk geloofwaardig op het toneel te brengen. In beide gevallen kunnen een met toewijding, fantasie en bijzondere middelen gemaakte opvoering en een voor de tv en dvd gemaakte computersimulatie animatiefilm uitkomst bieden.
Achtergronden
“In China, dat is bekend, is de keizer een Chinees en iedereen die hij om zich heen heeft, is ook Chinees. Het is nu lang geleden, maar juist daarom is het de moeite waard om het verhaal te horen voordat het wordt vergeten. Het kasteel van de keizer was het mooiste ter wereld.......”. Zo begint het sprookje De nachtegaal dat Hans Christian Andersen schreef. Het sprookje gaat over de macht van de muziek om de dood te overwinnen.
De jonge Stravinsky voelde zich tot dat onderwerp aangetrokken en bekende op latere leeftijd dat het tevens een poging was om de verloren schoonheid van de sprookjeswereld die hij als kind had gekend te doen herleven. Het onderwerp leefde waarschijnlijk ook dankzij het succes dat zijn leraar Nicolai Rimsky-Korsakov had met zijn sprookjesopera’s, met name met De gouden haan uit 1907.
Aan het begin van het jaar daarop stelden Stravinsky zelf en zijn vriend Stepan Mitusov een libretto samen voor wat Le rossignol zou worden. De componist begon te schetsen aan de eerste akte, maar een opdracht van Sergei Diaghilev om twee pianowerken van Chopin te orkestreren voor het ballet Les Sylphides en de dood van Rimsky in juni 1908 onderbraken die bezigheden met als gevolg dat de orkestratie van die eerste akte pas in de late zomer van 1909 klaar was.
Een langere onderbreking van vier jaar werd veroorzaakt doordat Stravinsky kort na elkaar de opdracht voor drie volledige balletten – De vuurvogel, Petroesjka en Le sacre du printemps - van Diaghilev moest vervullen. In 1913 bood het net opgerichte Vrije Theater in Moskou Stravinsky een aanzienlijk honorarium (10.000 roebel) om De nachtegaal te voltooien. De componist aarzelde omdat zijn muziektaal in de interim periode bijna onherkenbaar was veranderd. Maar dat duurde niet lang, want een praktisch man als hij was, rationaliseerde hij het dilemma: “Omdat pas in de tweede akte van duidelijke handeling sprake is, vond ik het geen probleem wanneer de muziek uit de proloog (= de eerste akte) een ander karakter kreeg dan de rest”. De muziek voor de tweede en derde akte ontstond in het najaar en de winter van 1913/4.
Begin 1914 was duidelijk dat het Vrije Theater uit Moskou failliet was. Toen Diaghilev dat nieuws hoorde, stelde hij voor om het werk het volgende seizoen in de Parijse Opéra te geven en inderdaad: op 26 mei 1914 ging het daar in première met decors van Alexandre Benois en Pierre Monteux als dirigent. Met de Eerste Wereldoorlog in alle hevigheid aan de gang waren het ook onzekere tijden
Drie jaar later, begin 1917, benaderde Diaghilev Stravinsky opnieuw met het voorstel om Le rossignol als ballet te geven. De componist had daarover echter zo zijn eigen ideeën. “Ik had bedacht dat ik een symfonisch gedicht van Le rossignol zou kunnen maken door de muziek uit de homogene tweede en derde akte te combineren en ik zei Diaghilev dat ik hem dat orkestwerk graag ter beschikking zou stellen als hij daar een ballet op wilde baseren. Hij was dankbaar voor die suggestie en baseerde een choreografie op Andersens sprookje”.
Hoewel Le chant du rossignol zoals het werk heette in april 1917 klaar was, duurde het nog tot 6 december 1919 voordat het in Genève met het Orchestre de la Suisse romande onder Ernest Ansermet voor het eerst werd opgevoerd. De ‘Zwitserse Rivièra’ was een geliefde bestemming voor Russische emigranten en Stravinsky verbleef er vaak tussen 1910 en 1919. Diaghilev zelf verzorgde de eerste balletopvoering het jaar daarop in februari 1920 in Parijs.
Stravinsky liet dus de muziek van de eerste akte weg, bracht coupures aan in die van de tweede en derde akte, maakte de orkestratie lichter en gaf meer ruimte aan solo instrumenten (de viool of de fluit in plaats van een coloratuur sopraan als nachtegaal bijvoorbeeld en het stuk eindigt met het trompetlied van de visser) en instrumentgroepen. De drie delen - ‘Het feest in het paleis van de keizer van China’, “de twee nachtegalen’ en ‘De ziekte en de beterschap van de keizer van China’ – gaan zonder onderbreking in elkaar over. Het werk toont de componist in een heel coloristisch, lyrisch en impressionistisch daglicht als geweldig orkestrator.
De opnamen
Le rossignol
Los van de eventuele verdere kwaliteiten (opnametechnisch is hij zeker niet geweldig) is de uitvoering van Stravinsky zelf uit medio jaren ’60 bij alle authenticiteit te globaal en niet subtiel en gedetailleerd genoeg; de zangers vallen ook wat tegen en het bewuste werk maakt deel uit van de complete werkset van 22 cd’s. De verklanking van zijn acoliet en vertrouweling Craft is hier niet makkelijk verkrijgbaar en de Erato opname van Boulez is uit de handel.
Om alleen Le Rossignol te bezitten, zal wel niemand op de gedachte komen om de hutspot van Levine in aan te schaffen.
Wat de volledige opera betreft, is feitelijk de oudste opname van Cluytens met Janine met haar prachtig kwinkelerende hoge coloraturen in de titelrol in menig opzicht nog steeds een goede keus. Gelukkig staat ook de rest van de bezetting op vergelijkbaar hoog niveau en toont de dirigent zich een fijnzinnig vertolker met veel gevoel voor sfeer. Jammer dat de opname hoorbaar verouderd is en dat de sopraan wel erg dicht op de microfoon stond.
De uitvoering die Conlon in 1999 verzorgde en die als basis voor de filmanimatie diende klinkt om te beginnen uiteraard een stuk frisser en mooier. En Natalie Dessay doet nauwelijks onder voor Micheau. Vsevolod Grivnov als visser is ook volmaakt bezet de rest van de cast kent geen zwakke plekken. Marie McLauglin als kok, Laurent Naouri als kamerheer en Violeta Urmana als de dood: alle lof! Wat de niet-Russische zangers betreft is duidelijk veel aandacht besteed aan de juiste uitspraak van dat Russisch. Een letterlijk en figuurlijk fantastische prestatie.
Een grote onbekende is de opname van Saraste.
Le chant du rossignol
De kampioenen bij de opnamen van dit werk zijn Boulez met liefst 5 stuks uit verschillende perioden van zijn loopbaan en Maazel met drie. Van Boulez mag men veel verwachten en natuurlijk voldoet hij met zijn in helderheid en precisie gevatte opvatting die door de jaren heen niet veel veranderde aan hoge verwachtingen. Maar veel warmte en een beetje romantiek gaat er niet van uit.
Bewonderaars van Van Beinum zullen het spijtig vinden dat zijn cd heruitgave slechts een ééndags vlieg was.
Gek genoeg behoort de eerste realisatie van Maazel uit Berlijn nog tot de beste. De laatste uit New York komt dicht in de buurt, maar klinkt relatief wat opdringeriger. Daarnaast zijn het vooral de interpretaties van Ansermet (die ooit de wereldpremière leidde) en die hier op zijn best is te horen, de legendarische, prachtige van Reiner (nu in SACD vorm heruitgegeven), de fantastische van Dorati (dito SACD) en als verrassing de recente, heel fijnzinnige interpretatie van Levi (eveneens in SACD gedaante) die de beste blijvende indrukken nalaten. De keuze van één van hen zou vooral van de gewenste combinatie afhankelijk worden gemaakt. Hoe mooi en interessant ook, de opnamen van het Concertgebouworkest worden pas echt interessant wanneer ze worden losgemaakt uit de albums met elk 14 cd’s.
Conclusie
Tenslotte is het heel eenvoudig, want feitelijk is alleen de EMI cd- en de Virgin dvd opname van het volledige werk van Conlon en de zijnen passen optimaal en zijn op uniform hoog peil. Kies zo enigszins mogelijk het dvd formaat. Over de uitvoeringen van het symfonisch gedicht is hierboven eigenlijk al meteen het eindoordeel uitgesproken.
Discografie
Le rossignol
1955. Jeanine Micheau, Geneviève Moizan, Christiane Gayraud, Jean Giraudeau, Lucien Lovano, Bernard Cottret, Michel Roux met koor en orkest van de Franse omroep o.l.v. André Cluytens. Testament SBT 1135.
1963. Reri Grist, Marina Picassi, Elaine Bonazzi, Lauren Driscoll, Stanley Kolk, William Murphy, Donald Gramm, Kenneth Smith, Herbert Beattie met het Ensemble van de Opera Washington o.l.v. Igor Stravinsky. Sony 46290 (22 cd’s).
1984. Solisten met het Ensemble van de Metropolitan Opera, New York o.l.v. James Levine. Metropolitan Opera (21 cd’s, 32 dvd’s).
1996. Olga Trifonova, Robert Tear, Philippa Dames-Longworth, Stephen Richardson, Paul Whelan, Andrew Greenan en Sally Burgess met London Voices en het Philharmonia orkest o.l.v. Robert Craft. Music Masters 67184-2 (2 cd’s).
1999. Natalie Dessay, Marie McLaughlin, Violeta Urmana, Vsevolod Grivnov, Albert Schagidullin, Laurent Naouri en Maxime Mikhailov met het Ensemble van de Opéra, Parijs o.l.v. James Conlon. EMI 556.874-2.
Met onbekende opnamedatum
….. Phyllis Bryn-Julson, Felicity Palmer, Elisabeth Laurence, Ian Caley, Michael George, John Tomlinson e.a. met de BBC singers en het BBC symfonie orkest o.l.v. Pierre Boulez. Erato 2292-45627-2.
….. Solisten met koor en orkest van de Finse omroep o.l.v. Jukka-Pekka Saraste. Virgin 562.022-2 (2 cd’s).
Video
Natalie Dessay, Marie McLaughlin, Violeta Urmana, Vsevolod Grivnov, Albert Schagidullin, Laurent Naouri en Maxime Mikhailov met het Ensemble van de Opéra, Parijs o.l.v. James Conlon. Virgin 544.242-9 (dvd).
Le chant du rossignol
1947. Stockholm filharmonisch orkest o.l.v. Victor de Sabata. Nuova Era 2319, Archipel ARPCD 0135.
1952. Cincinnati symfonie orkest o.l.v. Leon Goossens. Historic Recordings.
1954. NBC Symfonie orkest o.l.v. Guido Cantelli. Testament SBT 41306 (4 cd’s).
1956. Suisse romande orkest o.l.v. Ernest Ansermet. EMI 575.094-2 (2 cd’s).
1956. Concertgebouworkest o.l.v. Eduard van Beinum. Retrospective Recordings RET 044.
1956. Chicago symfonie orkest o.l.v. Fritz Reiner. RCA 74321-84609-2, 82876-66377-2.
1958. Radio symfonie orkest Berlijn o.l.v. Lorin Maazel. DG 449.769-2.
1959. Londens symfonie orkest o.l.v. Antal Dorati. Mercury 432.012-2, 470.643-2.
1975. New York filharmonisch orkest o.l.v. Pierre Boulez. Sony MK 42396.
1981. Frans Nationaal orkest o.l.v. Pierre Boulez. Erato 3984-24246-2, 4509-98955-2.
1983. Seatlle symfonie orkest o.l.v. Gerard Schwarz. Delos DE 3702 (2 cd’s).
1991. Deens nationaal omroeporkest o.l.v. Dmitri Kitaenko. Chandos CHAN 8967.
1993. Suisse romande orkest o.l.v. Neeme Järvi. Chandos CHAN 9238.
1996. Cleveland orkest o.l.v. Pierre Boulez. DG 471.197-2.
1998. Weens filharmonisch orkest o.l.v. Lorin Maazel. RCA 74321-57127-2.
2007. New York filharmonisch orkest o.l.v. Lorin Maazel. DG 477.7175.
2009. Vlaams Omroeporkest o.l.v. Yoël Levi. Glossa GCDSA 922001.
2010. Luzern Festival orkest o.l.v. Pierre Boulez. Accentus ACC 30230 (2 cd’s).
Met onbekende opnamedatum
….. Staatsfilharmonisch orkest Rheinland Pfalz o.l.v. Klaus Arp. Arte Nova 74321-155339-2.
….. Concertgebouworkest o.l.v. Pierre Boulez. RCO Live RCO 05001 (14 cd’s).
….. Concertgebouworkest o.l.v. Riccardo Chailly. RCO Live RCO 08005 (14 cd’s).
….. Dresdens filharmonisch orkest o.l.v. Herbert Kegel. Berlin Classics BC 2044-2.
….. Deens Nationaal omroeporkest o.l.v. Dmitri Kitaenko. Chandos CHAN 8967.
Bewerking Dushkin
….. Samuel Dushkin (v) en Igor Stravinsky (p). Andante 1100 (3 cd’s).
Pianobewerking Lourié
1994. Martin Jones. Nimbus NI 5519/20 (2 cd’s).