SMETANA: STRIJKKWARTET NR. 1 UIT MIJN LEVEN
Het eerste strijkkwartet van Smetana is een uitgesproken sterk autobiografisch gekleurd werk dat de titel Uit mijn leven heel fraai illustreert.
Achtergronden
Smetana schreef in zijn rijpe latere jaren slechts drie kamermuziekwerken: een pianotrio in 1855 ter herinnering aan zijn dochtertje dat op vijfjarige leeftijd stierf en twee strijkkwartetten, het eerste in e-klein in 1876 en het tweede in d-klein in 1882, twee jaar voor zijn dood.
Dar eerste kwartet werd meteen aan de Praagse Kamermuziek Vereniging aangeboden, maar het werd niet geaccepteerd vanwege 'een twijfelachtige orkestrale stijl en onoverkomelijke technische moeilijkheden'.
Dat bracht Smetana ertoe om 12 april 1878 zijn vriend en adviseur Josef Srb-Debrnov te schrijven: "Ik laat het graag aan anderen over om te oordelen over de stijl van mijn kwartet en ik ben niet boos als het niet positief wordt ontvangen of geacht wordt los te staan van wat tot nu toe is beschouwd als de orthodoxe kwartetstijl. Het was niet mijn bedoeling om een kwartet te op recept te schrijven.... Wat mij betreft neemt een compositie de vorm aan van het onderwerp en de omstandigheden die het inspireren."
Voor het eerst klonk het werk (ongewijzigd) in Praag op 29 maart 1879 door een ensemble dat werd geleid door Ferdinand Lachner.
In dezelfde brief aan Srb-Debrnov onthulde Smetana dat het kwartet was bedoeld als een beeld van zijn eigen leven. Het eerste deel, dat in de gangbare sonatevorm is geschreven, beschrijft "mijn neiging voor de kunst in mijn jeugd, de romantische atmosfeer, het niet uit te drukken verlangen naar iets dat ik niet nader kon omschrijven of bepalen, maar ook het voorgevoel van mijn toekomstige tegenspoed (gesymboliseerd door het nadrukkelijke dalende motief van de altviool aan het begin van het eerste thema).
De lang aangehouden noten in de finale zijn hiervan afgeleid en vertegenwoordigen de fatale hoge fluittonen in mijn oren die in 1874 het begin van mijn doofheid aankondigden.
Het tweede deel (een scherzo in F in de stijl van een polka met een trio in des-klein) voert met terug naar de gelukkige tijd uit mijn jeugd tussen de mensen op het platteland en in de aristocratische salons waar ik mijn jonge jaren doorbracht met het schrijven van dansen voor jongelui en waar ik zelf bekend stond als enthousiaste danser. Het gaat ook over mijn reislust en boven het tweede thema van de altviool en de eerste viool staat 'alla tromba posthorn'. Blijkbaar was het 't triogedeelte uit dit deel dat de leden van de Praagse Kamermuziek Vereniging tot hun zware kritiek bracht. Smetana zelf suggereerde dat eventuele intonatieproblemen in het akkoordspel eventueel konden worden ondervangen door het toepassen van een alternatieve notatie die hij zelfs in de partituur opnam.
Over het Largo sostenuto in As schreef Smetana: "Het roept het geluk in herinnering van de liefde voor het meisje dat later mijn toegenegen vrouw werd, de strijd tegen ongunstige omstandigheden en tenslotte het bereiken van mijn doel."
Smetana had pianoduetten gespeeld met Kateřina Kolař toen ze allebei nog kinderen waren; toen hij negentien was, werd hij op haar verliefd, maar ten gevolge van financiële problemen en andere moeilijkheden trouwden ze pas zes jaar later in 1849. Zij overleed tien jaar later.
Het rapsodische karakter van dit deel met zijn recitatiefachtige passages en de stormachtige tussenspelen die regelmatig de lyrische rust van de muziek verstoren, vormen een echo van Smetana's omschrijving; de terugkeer van beide hoofdthema's in de reprise met zwierige decoraties van de begeleidende partijen, is heel bijzonder.
De finale beschrijft "het inzicht van de componist 'hoe hij elementen uit de volksmuziek in zijn werk moet integreren en het plezier over het resultaat van die experimenten tot het punt waarop ze worden afgeremd door de catastrofe van de naderende doofheid; er is nog een straaltje hoop, een korte verbetering, maar bij de herinnering aan alles dat vroeg in mijn loopbaan leek te zijn beloofd, ontstaat een sterk gevoel van teleurstelling".
Het volksmuziekkarakter van de beide thema's die de ruggengraat van het grootste gedeelte van de finale uitmaken is duidelijk genoeg, net als de aanhoudende hoge Es die volgt op een pauze en die het begin van Smetana's doofheid markeert; de 'straal van hoop' blijkt uit de korte terugkeer van het weemoedige tweede thema uit het eerste deel.
De opnamen
Logisch dat in de lijst met opnamen de 'eigen' Tsjechische kwartetten een indrukwekkende optocht houden. Omdat de Tsjechen bovendien bekend staan als uitstekende musici, valt daar veel te oogsten, zeker nu sommige ensembles met eventuele personele wisselingen, een paar keer zijn vertegenwoordigd.
In het voorbijgaan signaleren we dat de fonografische geschiedenis van het werk al heel vroeg, in 1928, begon. Van die oudere opnamen is vooral de versie van het Hollywood kwartet interessant. Vuur en passie zijn hier in overvloed, net als ritmische vaart, maar dat alles nooit op een overdreven manier.
Bij de overige niet-Tsjechen maakte destijds het Guarneri kwartet met een heel dramatische, contrastrijke uitvoering veel indruk. Een opnametechnisch manco was alleen dat de cello nogal prominent was opgenomen.
Van het Alban Berg kwartet hadden we misschien meer mogen verwachten. Natuurlijk is de voordracht heel professioneel en verzorgd, maar de muziek had best wat spontaner, emotioneler mogen klinken.
Het Amadeus kwartet was wat dat betreft gevoeliger, genuanceerder, maar ook doeltreffender. Norbert Brainin legt de openlijkste expressie in zijn voordracht.
De Telarc opname van het Cleveland kwartet heeft de erg goede geluidskwaliteit mee, maar de vertolking had best wat spontaner, Boheemser mogen zijn.
Bovenmiddelmatig zijn altijd de opnamen van de Lindsays, die hier met een mooi intensieve, nogal assertieve verklanking komen waarin de emotionele extremen stevig zijn aangezet en de finale een mooi dramatisch aanzien krijgt.
Bij de nieuwere uitgaven stelt het Engelse Sacconi kwartet op eigen label wat teleur met een te grof besnaarde realisatie waarin ook de balans in het ensemble te wensen overlaat.
Daar plaatst het Dante kwartet een veel doorleefder, welsprekender en dramatischer aanpak tegenover. Juist ook de door 's componisten tinnitus opgeroepen emoties komen fraai uit de verf. Vergeet daarbij even de lichtelijk onzuivere intonatie aan het begin van het werk.
En dan de Tsjechen. Het Smetana kwartet is een paar maal vertegenwoordigd met stuk voor stuk heel idiomatische interpretaties. Daarvan heeft de 'live' BBC opname net dat tikje meer vuur en frisheid, maar ja: de klank is in mono. Voor een beter klinkende opname is daar natuurlijk de interpretatief bijna gelijkwaardige Supraphonuitgave die feitelijk wel als 'de klassieke' kan gelden.
Omdat de lezing van het Panocha kwartet wel van veel intelligentie en een gave afwerking getuigt, maar toch weer niet alle expressie uit de muziek tovert, valt deze uiteindelijk ook af.
Hierna imponeert het Škampa kwartet in twee vrij kort na elkaar ontstane opnamen meer met een heel genuanceerde en inderdaad dramatisch eindigende uitvoering vol contrast en glans. Van de beide heel idiomatische opname van het Talich kwartet klinkt de nieuwere het mooist en het meest geïnspireerd.
De inzet van het Takács kwartet is enorm en dat werpt mooie vruchten af. Heel persoonlijk, volkomen in de geest van de omschrijvingen die de componist zelf gaf, komt de muziek tot klinken. Uitblinker is de altviolist die zijn belangrijke rol uitermate goed vervult.
De overige opnamen waren niet ter beschikking.
En dan zijn er nog de door dirigent George Szell kleurig georkestreerde alternatieven. Zelf hield hij daar tweemaal een vastgelegd pleidooi voor, de tweede maal een stuk beter uitgevoerd en opgenomen dan de eerste. Vooral de polka heeft in deze zwaarder bezette gedaante aan kracht gewonnen. Maar de nieuwere opname van Geoffrey Simon doet hier nauwelijks voor onder en de klank van de nieuwere Chandos opname is een stuk beter.
Conclusie
Op langere gebruikstermijn zullen de vertolkingen van het Škampa- Lindsay- en Smetana kwartet waarschijnlijk het meeste bevrediging schenken, maar het Talich- en Dante kwartet blijven daar niet veel bij achter.
Discografie
1928. Boheems kwartet. Biddulph Lab 091/2.
1929. Flonzeley kwartet. Pristine Audio PACM 068.
1940. Primrose kwartet. Biddulph LAB 051/2.
1955. Hollywood kwartet. Testament SBT 1072.
1960. Koeckert kwartet. Orfeo C 318931.
1964. Janácek kwartet. Multisonic 31.0346-2.
1965. Smetana kwartet. BBC BBCL 4137-2.
1976. Smetana kwartet. Denon 33C37-97339, Supraphon SU 0070.2111, SU 4003-2 (3 cd's).
1977. Amadeus kwartet. DG 477.5739 (2 cd's), 437.251-2.
1977. Gabrieli kwartet. Decca 430.295-2.
1979. Melos kwartet. Intercord INT 820.743.
1984. Talich kwartet. Calliope CAL 9690.
1986. Guarneri kwartet. Philips 420.803-2.
1987. Medici kwartet. Nimbus NI 5131, NI 5389.
1988. Juilliard kwartet. Sony 63302.
1988. Cleveland kwartet. Telarc CD 80178.
1988. Endellion kwartet. Virgin 790.807-2.
1989. Panocha kwartet. Supraphon SU 3540-2131, SU 3484-2911, Supraphon SU 111514-2.
1990. Alban Berg kwartet. EMI 754.215-2.
1990. Lindsay kwartet. ASV CDDCA 777.
1990. Moyzes kwartet. Naxos 8.550379.
1990. Stamitz kwartet. Bayer BR 100219.
1990. Orlando kwartet. Ottavo OTR C69028.
1990. Hölderlin kwartet. Hera 02122.
1990. Janácek kwartet. Canyon Classics EC 3680-2.
1991. Talich kwartet. Collins 13232-71.
1992. Artis kwatet. Sony SK 5328-2.
1994. Manfred kwartet. Pierre Verany PV 795041.
1994. Alexander kwartet. Arte Nova 74321-34036-2.
1994. Panocha kwartet. Supraphon SU 01792131.
1995. Takács kwartet. Decca 452.239-2.
1995. Medici kwartet. Koch 36463-2.
1998. Prazak kwartet. Praga PRD 250.128.
2002. Skampa kwartet. Supraphon SU 37340-2.
2003. Talich kwartet. Calliope CAL 9332.
2007. Skampa kwartet. Wigmore WHLIVE 0019.
2009. Kocian kwartet. Praga PRD 250257.
2009. Bennewitz kwartet. Coviello COV 51004.
2010. Dante kwartet. Hyperion CDA 67845.
2010. Sacconi kwartet. Sacconi Records SACC 104.
Orkestbewerking Szell
1952. Cleveland orkest o.l.v. George Szell. West Hill Radio Archives WHRA 6018 (4 cd's).
1956. Cleveland orkest o.l.v. George Szell. Sony MH2K 63151.
1985. Londens symfonie orkest o.l.v. Geoffrey Simon. Chandos CHAN 8412.
Video
1989. Smetana kwartet. Supraphon SU 7004-2.