STRAVINSKY: L’HISTOIRE DU SOLDAT
De soldaat van Stravinsky uit zijn kamermuzikaal klein en sober gehouden L’histoire du soldat wekt een heel ander soort medelijden dan die uit Alban Bergs grootschalige opera Wozzeck. Deze compositie draagt de sporen van de Eerste Wereldoorlog, niet alleen wat de ontstaanstijd, 1918, betreft.
Achtergronden
Tijdens W.O. I bevindt Stravinsky zich als een soort quasi balling in het Zwitserse Morges aan het Meer van Genève. Afgesloten van inkomstbronnen moest hij trachten in zijn levensonderhoud te voorzien.
Samen met de schrijver Charles Ferdinand Ramuz schreef hij daartoe in 1918 een ‘melodrama om te lezen, te spelen en te zingen’ onder de titel L’histore du soldat. Met een verteller, twee acteurs, een danseres en een ensemble bestaande uit zeven instrumentalisten die ook op het podium staan werd dit een soort prototype van het twintigste eeuwse muziektheater. De eerste uitvoering was 28 september 1918 in het Stedelijk theater in Lausanne onder leiding van Ernest Ansermet. De bedoeling was om het ensemble met een vrachtwagen langs Zwitserse dorpen te brengen om daar voorstellingen te geven, maar daarvan kwam niets terecht.
Waar gaat het meer in detail om?
Het ietwat Faustiaanse verhaal gaat als volgt: De soldaat gaat op verlof met als enige bagage zijn viool. Hij ontmoet onderweg de duivel in vermomming. Deze biedt hem in ruil voor die viool een boek waarin de soldaat de grootst mogelijke weelde wordt aangeboden, terwijl hij wel in de macht van de duivel blijft.
Die belofte wordt gestand gedaan en de soldaat wordt een rijk iemand, maar hij heeft geen vrienden en lijdt geestelijk armoede. Hij herwint zijn geluk wanneer hij met een trucje zijn viool terugkrijgt.
De prinses van zijn land wordt ziek en wanneer hij in staat is om haar te genezen, mag hij haar tot bruid nemen. De duivel duikt vlak voor deze wonderbaarlijke genezing op, waarschuwt de soldaat dat hij nooit naar zijn vaderland mag terugkeren want dat hij anders onherroepelijk wordt verdoemd.
Maar het verlangen van de soldaat om zijn geboorteplaats terug te zien is sterker dan de waarschuwing van de duivel en vlak voordat hij zijn geboortedorp bereikt, grijpt de duivel hem en begeleidt hem al vioolspelend naar de hel.
Het zal duidelijk zijn dat het hier om een variant op Faust gaat, maar het werk wijst ook vooruit naar Stravinsky’s The Rake’s progress uit 1951.
Stravinsky heeft om dat verhaal te vertellen een klein uurtje nodig en zijn compositie is in twee delen gesplitst; hij bestaat uit 16, meest korte muziekdeeltjes met daartussen gesproken passages van een verteller, de duivel en de soldaat en dansen van de prinses.
Het instrumentarium bestaat uiteraard primair uit een viool en verder uit klarinet (A en Bes), fagot, cornet, tenor- en bastrombone, contrabas en slagwerk. De relatie met een jazzband is duidelijk; de fagot vervangt de in de jazz prominente saxofoon. De décors leverde René Auberjonois.
Suitevormen
De standaard Suite uit 1920 biedt met zijn dertien delen met het gangbare instrumentarium maar zonder de gesproken gedeelten de normale vorm, bestaande uit ‘Marche du soldat’, ‘Petits airs au bord du ruisseau’, ‘Pastorale’, ‘Marche royale’, ‘Petit concert’, ‘Trois danses (Tango, Valse, Ragtime)’, ‘Danse du diable’, ‘Grand chorale’ en ‘Marche triomphante du diable’.
Voor de amateur klarinettist Reinhardt had Stravinsky een jaar tevoren al een suite voor viool, klarinet en piano gemaakt. Maar er zijn meer arrangementen in omloop, behalve natuurlijk een piano-uittreksel.
De opnamen
Het interessantst zijn de historische opnamen van het complete werk met de mensen die aan de wieg daarvan stonden: Ramuz en Ansermet zelf. Het Zwitserse label Claves had in Genève toegang tot omroepmateriaal en biedt een opname uit 1952. Daaraan toegevoegd is een fragment van ruim vijf minuten waarin we Ramuz horen in een fragment uit het tweede deel.
De volgende legendarische historische opname uit 1962 is van de grote Stravinsky interpreet Igor Markevitch die over niemand minder dan Jean Cocteau als verteller en Peter Ustinov als duivel beschikt. Plus over een stel uitmuntende instrumentalisten.
Dan zijn er natuurlijk de verschillende opnamen onder leiding van Stravinsky zelf die een hoge authenticiteitswaarde bezitten, als is het net als bij dichters die niet steeds de beste voordrachtskunstenaars van eigen werk zijn ook bij componisten die net steeds de beste vertolkers van eigen werk zijn. De oudste mono-opnamen zijn niet meer dan curiositeiten. Het meest representatief is zijn opname uit 1961.
Ook een volgende opname, ditmaal van Stokowski is bijzonder. Niet alleen door de voortreffelijke wijze waarop onder zijn leiding wordt gemusiceerd, maar ook omdat de nicht en echtgenote van componist Darius Milhaud, Madeleine, is uitverkoren als vertelster. Martial Singher domineert als duivel, maar ook Jean-Pierre Aumont als soldaat voldoet goed.
Homogener, over het geheel beter en idiomatischer is hierna Dutoit met zijn team. Gelukkig werd zijn mooie Erato uitgave door Warner overgenomen. Zeker ook de aandacht waard is een heel goede verklanking van Mintz met de Depardieu’s.
Om een zo breed mogelijke verspreiding mogelijk te maken had de componist er niets op tegen dat de teksten in andere talen dan het Frans zouden worden gebruikt. Zo is er een zeer bruikbare Engelse vertaling van Michael Flanders en Kitty Black die in de opname van Ward zeer goed tot zijn recht komt omdat zijn uitvoering zo puntig en levendig is en zijn drie acteurs hun rollen zo goed maar zonder overdrijving acteren. De esprit en het pathos van het werk worden alle recht gedaan.
Diezelfde vertaling is te horen van John Gielgud bij de Boston Chamber players. Dat is een wat merkwaardig geval, want het bijzonder enthousiast uitgevoerde instrumentale gedeelte werd drie jaar voordat de acteur werd ingelast al vastgelegd. Diens nogal overgecultiveerde, maar best dramatische inbreng zorgt voor enige incongruentie.
Ook bij Järvi sr. horen we datzelfde Engels maar dat de best goede uitvoering en de prachtige opname dan weer worden tekort gedaan door slechts één spreker – Aage Haugland – doet afbreuk aan het geheel, hoe fraai deze ook een crypto Frans accent simuleert en de duivel een gewiekst voorkomen verleent. Datzelfde euvel van slechts 1 spreekstem kleeft aan de verder wel goede versie van Lee.
De Duitse vertaling die Leiner gebruikt is zeker niet verkeerd, maar ligt misschien in Nederland wat moeilijk. Datzelfde geldt voor Schmölzer en Horwitz c.s.
Zoals haast steeds onvermijdelijk stond een stel opnamen niet voor beluistering ter beschikking. Of daar gemiste kansen onder zijn?
Bij de Suites vormen de luxe, heldere interpretaties van Boulez op Erato en meer nog op DG heel positief op, maar hier wordt in eigenlijk alle opzichten de show gestolen door Järvi jr.
Voor het overige staat het iedereen natuurlijk volkomen vrij om welke andere opname van zijn/haar gading te kiezen, gebaseerd op de eigen sympathieën.
Wie hecht aan beeld plus geluid is voortreffelijk af met de opname van Porcelijn.
Conclusie
Wie niet tegen een oudere mono opname opziet, moet zeker proberen de Philipsuitgave van Markevitch te bemachtigen. Anders liefst Dutoit of Stokowski voor een Franstalige versie. Desnoods uitwijken naar het Engels bij Ward.
Wat de suite betreft is mee door de samenstelling van het verdere programma Paavo Järvi favoriet.
Discografie
Compleet
1940. Gedeelten tweede deel. Charles-Ferdinand Ramuz (spr), William Jacques, Jean Villard Gilles (spr), François Simon met leden van het Suisse romande orkest o.l.v. Ernest Ansermet. Claves CD 50-8918.
1952 Gilles, François Simon, William Jacques (spr) met leden van het Suisse romande orkest o.l.v. Ernest Ansermet. Claves CD 50-8918.
1961. Jeremy Irons, Roy d’Antonio, Charles Brady, Richard Kelly (spr) met leden van het Columbia symfonie orkest o.l.v. Igor Stravinsky. Sony 82876-76586-2.
1962. Jean Cocteau, Peter Ustinov, Jean-Marie Ferry, Anne Tonietti (spr) met 7 instrumentalisten o.l.v. Igor Markevitch. Philips 420.773-2, 438.973-2 (2 cd’s).
1967. Jean-Pierre Aumont, Martial Singher, Madeleine Milhaud, (spr) met instrumentaal ensemble o.l.v. Leopold Stokowski. Vanguard ATMSC 1559.
1970. François Simon, François Berthet, Gérard Carrat met instrumentalisten o.l.v. Charles Dutoit. Erato ECD 88198, Warner Apex 2564-61367-2.
1972. John Gielgud, Ron Moody en Tom Courtenay met de Boston Chamber players. DG Eloquence 480.3300. (2 cd’s).
1986. Christopher Lee (spr) met het Schots kamerorkest o.l.v. Lionel Friend. Nimbus NI 5063.
1991. Aage Haugland (spr) met leden van het Schots nationaal orkest o.l.v. Neeme Järvi. Chandos CHAN 9189.
1992. Heinz Schimmelpfennig, András Szerda, Markus Hoffmann met het Ensemble contemporain o.l.v. Peter Leiner. Bayer 100207.
1994. Ron Bohmer, Reed Armstrong en Sally Goodwin met Solisti New York o.l.v. Ransom Wilson. Chesky V 2202220.
1995. David Timson, Benjamin Soames, Jonathan Keeble met leden van het Northern Chamber orchestra o.l.v. Nicolas Ward. Naxos 8.553662.
1995. Laurent Manzoni (spr) het New Music studium o.l.v. Antonio Plotino. Arts & Music 47357.
2003. Michel Fau, Eric Pérez, Geneviève Page, Agnès Crépel (v), Olivier Derbesse (kl) e.a. instrumentalisten o.l.v. Jean-François Verdier. Arion ARN 68634.
2005. Jason O’Mara (spr) met leden van het London festival orkest o.l.v. Ross Pople. Arte Nova 378650.
2007. August Schmölzer (spr), Christian Altenburger (v), Gerald Pachinger (kl), Richard Galler (fag), Peter Fliecher (corn), Rudolf Josel (tromb), Herbert Mayr (cb) en Leonhard Schmidlinger (sl). ORF CD 3015.
2009. Dominique Horwitz (spr), Kolja Blacher (v), Alexander Bader (kl), Markus Weidmann (fag), Gabor Tarkövi (tr), Christhard Gössling (tromb), Peter Riegelbauer (cb) en Jan Schlichte (slw). Berliner Philharmonie 06005.
2012. Jan Opalach (spr) met de Eastman virtuosi o.l.v. Mark Scatterday. Avie AV 2277.
Suite
1932. Darrieux (v) met instrumentaal ensemble o.l.v. Igor Stravinsky. Andante RE A 1960 (3 cd’s).
1954. Alexander Schneider (v) met instrumentaal ensemble o.l.v. Igor Stravinsky.
1946. Boston symfonie orkest o.l.v. Leonard Bernstein. Andante AND 1140 (3 cd’s), RCA 09026-68101-2, Pearl 66.
1953. Cleveland orkest o.l.v. Igor Stravinsky. Sony MH2K 63325 (2 cd’s).
1961. Israel Baker (v) met instrumentaal ensemble o.l.v. Igor Stravinsky. Sony 88697-88414-2.
1980. Solistenensemble van het Bolshoi theater o.l.v. Alexander Lazarev. Melodiya (Mobile Fidelity) MFCD 891.
1980. Leden van het Los Angeles kamerorkest o.l.v. Gerard Schwarz. Delos DE 3021.
1989. Antoine Vitez, Patrice Chéreau, Roger Planchon (spr.) met leden Ensemble InterContemporain o.l.v. Pierre Boulez. Erato 4509-98955-2 (2 cd’s).
1994. Instrumentalisten van het St. Luke’s orkest o.l.v. Robert Craft. MusicMasters 67152-2, Naxos 8.557505.
1996. Cleveland orkest o.l.v. Pierre Boulez. DG 471.197-2.
1996. Carole Bouquet, Gérard en Guillaume Depardieu (spr.) met 7 instrumentalisten o.l.v. Shlomo Mintz. Auvidis V 4805.
1997. Lorin Maazel (v), Karl-Heinz Steffens (kl) en Wolfgang Bauer (tr). RCA 09026-68470-2.
1998. André de Shields (spr), David Shifrin (kl), Milan Turkovic (fag), Wynton Marsalis (tr), Ida Kavafian (v) en Edgar Meyer (cb). Camerata CM 2806-2.
2001. David Lefèvre (v), Florent Héau (kl) en Anne-Lise Gastaldi (p). Zig-Zag Territoires ZZT 020201-2.
2002. Leden van de Deutsche Kammerphilharmonie, Bremen o.l.v. Paavo Järvi. Petatone PTC 5186-046.
2004. Leden van het Fins kamerorkest o.l.v. Petri Sakari. Alba 120.
Arrangement voor 2 piano’s en ensemble
1997. Len Vorster (p) en Siro Battaglin (p) met het Schirmer ensemble o.l.v. Brett Kelly. Naxos 8.554367.
Video
1988. Nacho Duato, Aryeh Weiner, Gerard Tibbs, Teresina Mosco met het Nederlands Danstheater o.l.v. David Porcelijn; choreografie Jirí Kylián. ArtHaus 100.132 (dvd).
2004. Als ballet Soldat. Christopher Carney en Amanda Britton met het Mercury ensemble o.l.v. Roger Heaton. Kultur Video 2286 (dvd).
2005. Als ballet Soldat. Rambert dance company. Warner 9031-74249-2 (dvd).
1984. Als animatiefilm van R.O. Blechman. Met Max von Sydow, Andre Gregory, Dusan Makavejev en Christian Blackwood. Koch Vision.