Verg. Discografieën

SHOSTAKOVICH: SYMFONIE NR. 9

SHOSTAKOVICH: SYMFONIE NR. 9

 

Met welke adjectieven wil men de symfonieën van Dimitri Shostakovich  in het algemeen omschrijven? Hoe dan ook: op nr. 9 lijken die niet direct van toepassing. Hier gaat het namelijk om de kortste en luchtigste symfonie uit de lange reeks. Naar analogie van Prokofiev zouden we van de klassieke symfonie kunnen spreken. Anders gezegd: naar de geest Haydnesk, naar de inhoud Rossiniaans.

 

Achtergronden

 

Deze Negende symfonie in Es op. 70 was niet wat zijn bewonderaars ervan verwachtten. Voorjaar 1945 leverde de componist die in de jaren van W.O. II zulke episch-dramatische nationalistische partituren had geproduceerd ineens een betrekkelijk luchtig werk vol satirische humor zonder al te hoog soortelijk gewicht (de componist sprak van een ‘lichte en zonnige stemming’) in vijf bondige delen, waarvan de laatste drie zonder onderbreking worden gespeeld.

Van de belangrijke Sovjet componisten waren echter juist grootse Overwinningssymfonieën in bombastische stijl gevraagd, maar Shostakovich voldeed niet aan die wens en werd daarom als ‘ideologisch zwak’ beschouwd, musicoloog Boris Asafiev beschouwde het werk “als een persoonlijke belediging” en er werd deels boos op gereageerd; ook de buitenlandse meningen waren verdeeld: “de Russische componist had zijn gevoelens over de nederlaag van het Nazisme niet zo kinderachtig moeten uiten”, stelde het New York World telegram vast. Tot op zekere hoogte keerde de componist terug naar de spiritualiteit van zijn werk uit de jaren twintig.

Er moet de nodige zelfreflectie ten grondslag liggen voordat de componist dit werk opzette. Bewust onthulde hij hiermee niet het verwachte grote oorlogsmonument  of een hoogdravend eerbetoon aan de grote Leider en Leraar, maar een bescheiden ‘scherzosymfonie’. Een vluchtige terugblik op de Symfonie nr. 9 blijkt uit het eerste deel. Verder gaat het om een ‘anti-negende’ bezien tegen de achtergrond van Beethovens, Schuberts, Bruckners en Mahlers Negende.

De muziek werd in ongeveer zes weken geschetst in de lente en zomer van 1945; begonnen werd daaraan rond VE day, 8 mei 1945, en de partituur was in augustus helemaal klaar. De première vond 3 november 1945 in Leningrad plaats door Mravinsky.

Het eerste staat in de traditionele sonatevorm, compleet met de de herhaling van de expositie. De muziek is wel meteen kenmerkend voor deze componist en had ook ‘Feestelijke Ouverture’ kunnen heten. Maar de wortels zijn heel klassek en het is bekend dat de componist tijdens het componeren ’s avonds vaak met Dmitry Kabalevsky symfonieën van Haydn als pianoduo doorspeelde. Het tweede thema heeft iets circusachtigs.

In het tweede deel slaat de stemming om naar een tere lyrische melancholie met een zweem pathos. De lange melodielijnen van de houtblazers die vaak onbegeleid zijn zorgen voor een transparant klankweefsel waarin het zware koper er het zwijgen toe doet.

Tenslotte komen we net als in de symfonie nr. 8 en het pianokwintet aan bij de continumuziek die onder het mom van de delen III tot V wordt aangeboden. In wezen gaat het om twee scherzandi die onderling zijn verbonden door een kort ietwat treurig intermezzo.

Het scherzo is een kenmerkend vlot deel en het blije karakter wordt beklemtoond door de manier waarop het wordt afgekapt met een gewichtige lage fanfarefiguur van de trombones en de tuba waarna het largo begint. Het effect van dat koper, gevolgd door een wat eenzaam klaaglijke  fagot is heel treffend.

Daarna keren de trombones terug, de fagot gaat in recitatiefvorm verder en voert naar het speelde allegretto waarin hij de eerste 26 maten solieert. Geleidelijk ontwikkelt dit deel zich tot een vrolijke mars en een galop waarmee dan toch de overwinning in de oorlog nog wordt gevierd met kleine trom, tamboerijn, triangel, bekkens en al.

Zo voldeed het werk tenslotte toch nog aan de Russische na-revolutionaire eisen van een positieve expressieve verklaring met herkenbare menselijke status.

 

De opnamen

 

Ditmaal is eens grondiger uitgezocht wat er aan opnamen van Shostakovich IX bestaat. Dat is niet mis en de reeks begint al in het ontstaansjaar van het werk in 1945 bij Kubelik. Verder worden hier niet al die uitgaven behandeld – een aantal is niet of moeilijk verkrijgbaar – maar zijn de belangrijkste en de interessantste uit de lange reeks gelicht.

Van de oudere (mono- en prille stereo) opnamen is het in het voorbijgaan misschien interessant om kennis van te nemen, maar belangrijk wordt het pas vanaf Kondrashin die te beginnen in 1965 het werk enige malen opnam. De relatie tussen de componist en Mravinsky was verre van goed en die met Kondrashin – zo blijkt uit alle berichten – des te beter. Hij was het ook die de première van nr. 4 en 13 gaf.

Meteen  wordt duidelijk dat hij tot de meest authentieke vertolkers van deze symfonie kan gelden. Wat opvalt is de stuwende vlotheid gepaard aan een fikse dramatische spanning en dat alles met een sarcastisch randje. Hier komt de Moskouse opname als nr. 1, die met het Duitse jeugdorkest als nr. 2.

Wie Rozdestvensky heeft zien en horen dirigeren, weet dat deze dirigent altijd wel goed is voor wat ironie of een grap. Hij is in deze symfonie heel markant omdat hij de over het geheel vrolijke, wat sardonische sfeer van de symfonie tot in het sadistische ironiseert, zeker in de hoekdelen. Of hij daarmee juist de bedoelingen van de componist naar voren brengt? In elk geval verdient hij te worden gehoord. Van de vele vormen waarin zijn vertolking is verschenen, liggen de goedkope Brilliant- en Olympia uitgaven het meest voor de hand.

Verder bestaan van Celibidache de nodige opnamen ter beschikking. Hij gaat als steeds zorgvuldig te werk, maar de oudste uitgaven toen hij nog niet zo’n voorkeur voor trage tempi had, verdienen de voorkeur.

Daar tegenover maakt Haitink indruk met zijn toegewijde letterlijke, sobere weergave waarin niet alle potentie uit het werk wordt gehaald. Deze symfonie had wat temperamentvoller gemogen.

Kitajenko nam een cyclus op tijdens zaaluitvoeringen, maar zijn nr. 9 is bij uitzondering een studio-opname en komt tot heel gedistingeerde resultaten.

Het is een moment van agogische overdrijving in het langzame deel dat bij herhaling de verder goede, wat vormelijke interpretatie van Rostropovich ontsierd.

Dat de symfonie ook een warme, expressieve kant heeft, wordt door Järvi fraai aangetoond in Schotland. Daarmee is het moderato het beste gediend: het klinkt lyrisch, onsentimenteel en doet niets af aan de uitgelatenheid van de finale, maar ook de andere delen komen weinig tekort.

Eenmaal aan het te traag genomen tweede deel diskwalificeert Rahbari zich, hoewel dat de enige smet is op een verder heel goede, mooiklinkende interpretatie.

Bij de de meer recente opnamen valt vooral die van Petrenko positief op met een gespierde, energieke lezing. Ook hij maakt van het tweede deel een nogal aangezet beschouwelijk moment, maar in het presto komt orkestrale virtuositeit naar voren en in de finale veel flair.

Vergeleken daarna met Boryenko blijkt dat deze om te beginnen beschikt over een heel volgzaam omroeporkest dat hooguit bij vlagen wat te weinig contrastrijk en terloops spel laat horen.

En Gergiev? Twee opnamen van hem staan ter beschikking en uit beide blijkt geheel volgens verwachting dat zijn affiniteit met dit repertoire door een levendig felle aanpak mooie vruchten afwerpt. De Philips opname zal steeds moeilijker verkrijgbaar zijn, de recentere op het eigen theaterlabel maar met hetzelfde orkest is dan een veiliger aanrader op niveau.

Een andere Russische opname van formaat is die van Kreizberg op de top van zijn dirigentschap, door de opnamemensen optimaal vastgelegd (met eerste en tweede violen niet naast maar tegenover elkaar). De tempi zijn aan de snelle kant wat van de symfonie het wervelwind karakter verhoogt. In het presto horen we prachtige houtblazers en de finale is echt een ideale climax.

 

Beeldopnamen

 

Het interessantst is de uitgebreide documentaire over de Oorlogssymfonieën met bijdragen van de familie van de componist inclusief zijn dochter Galina, vrienden en collega’s. Zij allen getuigen van het moeilijke leven gedurende oorlogstijd; ook de weduwe van Shebalin komt aan het woord , net als Elisabeth Wilson, de dochter van de Britse ambassadeur in Moskou, teven auteur van het uitstekende Shostakovich biografie. Even zien we ook de gevreesde Khrennikov die in 1948 de symfonie wegens ‘formalisme’ aanklaagde gedurende het door de nog gevreesder Zhdavov voorgezeten congres van Sovjet componisten in 1948. Zeldzaam archiefmateriaal te over en prachtige uitvoeringen van Gergiev. 

Bij Bernstein is te horen dat de emotie van het tweede deel hem het meeste aanspreekt. Ook zijn introductie van het werk is de moeite waard, net als de goede beeldregie van Humphrey Burton.

Maar echt bewonderenswaardig is hier Solti die de geest van de symfonie ideaal treft, en af en toe een lichte lach vertoont. Het Münchense omroeporkest speelt prachtig voor hem en de camera observeert alles zonder opdringerig te zijn.

 

Conclusie

 

Niet één duidelijke ideale vertolker komt naar voren, wat de keus deels vergemakkelijkt, deels echter ook bemoeilijkt. Laat de keuze om te beginnen afhangen van het verlangen om meteen de hele groep van vijftien symfonieën aan te schaffen, of 1 cd met koppeling van een andere symfonie.

Bij de integralen zijn het vooral Kondrashin (Melodiya), Barshai (Brilliant) en Kitajenko (Capriccio) die de neus vooraan hebben, bij de dubbel cd’s Rozhdestvensky (met nrs. 1, 5 en 6) en bij der losse opnamen nogmaals 2x Kondrashin (met nr. 15, Melodyia en met een gemengd programma, Berlin Classics), Kreizberg (met nr.5), Järvi (met Suite Katerina Ismailova, Feestouverture en Tea for two, Chandos), Gergiev, (met nr. 15, Mariinsky) en Petrenko (met nr. 5).

Bij de dvd opnamen is de Philips documentaire het omvangrijkst en interessantst. Daarna volgt Solti.

 

Discografie

 

1945. Tsjechisch filharmonisch orkest o.l.v. Rafael Kubelik. Supraphon SU 4080-2 (2 cd’s).

 

1946. Boston symfonie orkest o.l.v. Serge Koussevitzky. Biddulph WHL 058.

 

1947. New York filharmonisch symfonie orkest o.l.v. Efrem Kurtz. CBS MPK 45698, Sony SICC 1601 (2 cd’s).

 

1947. Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Sergiu Celibidache. Tahra TAH 290.

 

1952. New York filharmonisch orkest o.l.v. Dimitri Mitropoulos. CBS MPK 45698.

 

1954. RIAS Symfonie orkest Berlijn o.l.v. Ferenc Fricsay. EMI 575.109-2 (2 cd’s).

 

1955. Berlijns omroeporkest o.l.v. Rolf Kleinert. Urania URLP 7128 (lp).

 

1956. Omroeporkest Turijn o.l.v. Otto Klemperer. Memories Reference MR 2095/6 (2 cd’s).

 

1958. Moskou’s Omroeporkest o.l.v. Alexander Gauk. Melodiya D 03402-3.

 

1961. Pools Omroeporkest o.l.v. Jan Krenz. Eterna 820305 (lp).

 

1961. Londens symfonie orkest o.l.v. Malcolm Sargent. Everest EVC 9005.

 

1965. New York filharmonisch orkest o.l.v. Leonard Bernstein. CBS MK 44711.

 

1965. Moskous’s filharmonisch symfonie orkest o.l.v. Kyril Kondrashin. Chant du monde ZIE.AAX 1176 (2 cd’s), Melodiya 74321-19846-2.

 

1966. Tsjechisch filharmonisch orkest o.l.v. Karel Ancerl. Praga PR 254002/3 (2 cd’s).

 

1967. Omroeporkest Milaan o.l.v. Sergiu Celibidache. Arkadia CDGI 765.1.

 

1967. NHK Symfonie orkest Tokio o.l.v. Lovro von Matacic. Altus ALT 129.

 

1969. USSR Symfonie orkest o.l.v. David Oistrakh. Russian Revelation RDCD 11192.

 

1969. Zagreb filharmonisch orkest o.l.v. Milan Horvat. Turnabout  TV 34223 (lp).

 

1971 Zweeds Omroeporkest o.l.v. Sergiu Celibidache. DG 469.069-2 (4 cd’s), DG 469.073-2.

 

1972. Moskou’s Conservatorium orkest o.l.v. Alexander Lazerev. Melodiya 33C 04557-8 (lp).

 

1972. Suisse romande orkest o.l.v. Water Weller. Decca SXL 6563 (lp).

 

1973. Sofia Staats filharmonisch orkest o.l.v. Dobrin Petkov. Balkanton BCA 503 (lp).

 

1974. Slowaaks filharmonisch orkest o.l.v. Ladislav Slovák. Opus 9110.0832 (lp)

 

1976. Tsjechisch filharmonisch orkest o.l.v. Vaclav Neumann. Supraphon COCQ 84043 (2 cd’s).

 

1978. Omroeporkest Leipzig o.l.v. Herbert Kegel. Weitblick SSS 0040-2.

 

1978. Russisch Staatsorkest o.l.v. Jevgeny Svetlanov. Melodiya S 10.10399, Chant du monde LDX 78687 (lp).

 

1980. Cincinnati symfonie orkest o.l.v. Walter Süskind. Vox CDX 5139 (2 cd’s).

 

1980. Junge Deutsche Philharmonie o.l.v. Kyril Kondrashin. Berlin Classics BC 2157-2.

1980. Londens filharmonisch orkest o.l.v. Bernard Haitink. Decca 414.677-2, 475.7413 (11 cd’s).

 

1980. Concertgebouworkest o.l.v. Kyril Kondrashin. Philips 438.284-2.

 

1981. Engels Jeugdorkest ol.v. Kyril Kondrashin. BSR RTS 3 (lp).

 

1981. Tsjechisch filharmonisch orkest o.l.v. Zdenek Kosler. Praga PR 250.085.

 

1982. USSR Ministerie van cultuur symfonie orkest o.l.v. Gennady Rozhdestvensky. BMG 74321-49611-2 (2 cd’s), Olympia OCD 113, Melodyia 258.488, Brilliant Classics 9273 (3 cd’s).

 

1985. USSR Symfonie orkest o.l.v. Gavrill Yudin. Melodiya C 10.30485 (lp).

 

1986. Weens filharmonisch orkest o.l.v. Leonard Bernstein. DG 419.771-2, 477.519-2 (6 cd’s).

 

1987. Schots nationaal orkest o.l.v. Neeme Järvi. Chandos CHAN 8587.

 

1987. Berlijns symfonie orkest o.l.v. Claus Peter Flor. Berlin Classics BC2172-2.

 

1988. Slowaaks omroeporkest o.l.v. Ladislav Slovák. Naxos 8.550632.

 

1988. Vancouver symfonie orkest o.l.v. Rudolf Barshai. CBC SMCD 5074.

 

1988. Japans filharmonisch symfonie orkest o.l.v. Akeo Watanabe. Toshiba EMI JPCD 5001.

 

1989. Royal philharmonic orkest o.l.v. Vladimir Ashkenazy. Decca 430.227-2, 475.8748 (12 cd’s).

 

1989. Atlanta symfonie orkest o.l.v. Yoel Levi. Telarc CD 80215.

 

1990. Weens filharmonisch orkest o.l.v. Georg Solti. Decca 430.505-2.

 

1990. Belgisch BRTN filharmonisch orkest o.l.v. Alexander Rahbari. Naxos 8.550427.

 

1990. Münchens filharmonisch orkest o.l.v. Sergiu Celibidache. Audior AUDSE 520-1 (2 cd’s), EMI 557.855-2.

 

1991. Oslo filharmonisch orkest o.l.v. Mariss Jansons. EMI 754.339-2, 365.300-2 (10 cd’s).

 

1992. Dallas symfonie orkest o.l.v. Eduardo Mata. Dorian DOR 90169. 

 

1993. Weens symfonie orkest o.l.v. Eliahu Inbal. Denon CO 75444.

 

1993. Nationaal symfonie orkest Washington o.l.v. Mstislav Rostropovitch. Teldec 4509-90849-2, Warner 2564-60121-2.

 

1993. Helsinki filharmonisch orkest o.l.v. James DePreist. Ondine ODE 846-2.

 

1993. Oekraïns staats filharmonisch orkest o.l.v. Stewart Robertson. Verdi AU 32252.

 

1994. Montréal symfonie orkest o.l.v. Charles Dutoit. Decca 448.122-2.

 

1995. Moskou’s Omroeporkest o.l.v. Vladimir Fedosejef. Pony Canyon PCCL 00356.

 

1995. St. Petersburg filharmonisch orkest o.l.v. Yuri Temirkanov. RCA 09026-68548-2.

 

1996. WDR Symfonie orkest Keulen o.l.v. Rudolf Barshai. Brilliant Classics 6324 (11 cd’s).

 

1998. Freiburg Filharmlonisch orkest o.l.v. Johannes Fritzch. Divine Art ATHCD 16.

 

1999. Praags symfonie orkest o.l.v. Maxim Shostakovitch.  Supraphon SU 3890-2 (10 cd’s).

 

2001. Omroeporkest Frankfurt o.l.v. Hugh Wold. HR Musik HRMK 011-02.

 

2002. G. Verdi orkest Milaan o.l.v. Oleg Caetani. Arts 47675-2.

 

2002. Kirov orkest o.l.v. Valery Gergiev. Philips 475.065-2.

 

2003. Beethoven orkest Bonn o.l.v. Roman Kofman. MDG MDG 337.1202-2.

 

2003. Russisch nationaal orkest o.l.v. Vladmir Spivakov. Exton OVCL 00117.

 

2003. Russisch Staats symfonie orkest o.l.v. Valeri Polyanskiy. Chandos CHAN 10378.

 

2004. Radio filharmonisch orkest o.l.v. Mark Wigglesworth. BIS SACD 1563.

 

2004. Gürzenich orkest Keulen o.l.v. Dimitri Kitaenko. Capriccio 71029 (12 cd’s).

 

2006. Russisch Nationaal orkest o.l.v. Yakov Kreizberg. Pentatone PTC 5186-096.

 

2008. Liverpool filharmonisch orkest o.l.v. Vasily Petrenko. Naxos 8.572167.

 

2008. St. Petersburg Staats Academisch orkest o.l.v. Alexander Titov. Northern Flowers NF 9976.

 

2008. Mariinsky orkest o.l.v. Valery Gergiev. Mariinsky  MAR 05-2.

 

2009. SWR Omroeporkest Stuttgart o.l.v. Andrey Boreyko. Hänssler CD 93.284.

 

Voor pianoduo

 

2011. Vicky Yannoula en Jakob Fichert. Toccata Classics TOCC 0034. 

 

Video

 

1986. Weens filharmonisch orkest o.l.v. Leonard Bernstein. DG 073-417-0 (dvd). 

 

1990. Symfonie orkest van de Beierse omroep o.l.v. Georg Solti. ArtHaus 100.302 (dvd), 208.7898 (3 dvd’s).

 

1994/2002. Documentaire van Larry Weinstein over De oorlogssymfonieën nr. 4-9. Rotterdams filharmonisch- c.q. Kirov orkest o.l.v. Valery Gergiev. Philips 074-3117 (5 dvd’s). 

 

2003. Beethoven orkest Bonn o.l.v. Roman Kofman. MDG MDG 937.1202-8 (dvd).

 

2011. Luzerns symfonie orkest o.l.v. Neeme Järvi. Accentus Music ACC 20224 (dvd).