STRAVINSKY: SYMFONIEËN IN C EN IN 3 DELEN
De relatie van Stravinsky met het genre symfonie ontstond pas laat en had geen permanent karakter. Weliswaar schreef hij in zijn studententijd een symfonie in Es op. 1, maar daarna had jarenlang de balletmuziek prioriteit. Pas in 1939 kwam een echte symfonie aan de orde, niet als een vervolg op Mahler, maar veel kleinschaliger met exemplaren van symfonieën van Haydn, Beethoven en Tchaikovsky’s Eerste als stimulerende voorbeelden.
Achtergronden
Acht jaar nadat hij zijn Symphonie de psaumes had geschreven, ontving Stravinsky in 1939 van het Chicago symfonie orkest de opdracht voor een symfonie, waarin hij nu het orkest alleen kon laten schitteren in wat enigszins een showstuk werd.
Het gaat om een werk dat Stravinsky’s grote talent tot synthese toont. Er zijn namelijk duidelijk formele en thematische toespelingen op andere werken – in het eerste tweetal delen op Haydn, Beethoven en Tchaikovsky – maar als geheel bezit het werk een typisch Stravinskyaanse scherpte met pittige accenten van de houtblazers, gonzend contrapunt en zwaar geaccentueerde motorische ritmen.
Het werk is vierdelig en gebaseerd op heldere motieven en doet het begrip ‘symfonie’ volkomen recht, ook al schuwt de componist de organische ontwikkeling die meestal aan het symfonische componeren eigen is
Het werk werd wel geschreven tegen een achtergrond van narigheid. Tussen 1938 en 1939 stierven de oudste dochter, de echtgenote en de moeder van de componist allen aan tuberculose, ook de componist zelf raakte besmet. Het uitbreken van de oorlog in Europa maakte ook dat Stravinsky naar de V.S. verhuisde waar hij zich metterwoon vestigde.
Toch is van dat alles weinig te horen in de Symfonie in C die werd gecomponeerd ‘in het meest tragische jaar van mijn leven’ volgens de componist. ‘In de weken na de dood van mijn dochter wist ik alleen te overleven door aan de symfonie te werken, waarmee ik niet wil zeggen dat de muziek mijn verdriet laat blijken’.
De Symfonie in drie delen (1943/5) werd door de componist zelf omschreven als zijn ‘Oorlogssymfonie’ en het gaat hier inderdaad om een der belangrijkste tijdens W.O. II ontstane werken. Ook al gaat deze symfonie in tegenstelling tot de oorlogsmuziek van Prokofiev, Shostakovitch en Richard Strauss eerder een weerspiegeling van de vage beelden uit die tijd dan van directe ervaringen met strijd, slachtoffers en verwoesting.
In 1963 gaf hij van elk deel de onderlinge verbinding met die beelden aan. Het eerste deel was geïnspireerd door en documentaire over de toepassing van de tactiek van de verschroeide aarde in China, het begin van het derde deel door nieuwsbeelden van in paradepas marcherende soldaten en het laatste deel had een relatie met ‘de opkomst van de geallieerden na de omverwerping van de Duitse oorlogsmachine’. Het laatste ‘vrij commerciële’ éénzesde Des akkoord zou ‘extra enthousiasme tonen over de geallieerde overwinning’.
Maar Stravinsky temperde de verwachtingen over een dus programmatisch werk meteen met de woorden: ‘De symfonie is géén programmamuziek; componisten combineren noten. Dat is alles’.
In beide begindelen is een belangrijke rol weggelegd voor een concertante piano, vervolgens voor harp; beide instrumenten komen tot slot samen in de finale. Heel knap worden stilistisch diverse groepen tegenover elkaar geplaatst.
Stravinsky’s kenmerkende technieken – prominent aanwezige blazers, snelle tempowisselingen, strikte harmonieën – worden hier weer met succes toegepast en ’s componisten afkeer van het fascisme blijkt nergens duidelijker dan in het derde deel met zijn haast meedogenloos aandoende marsritme en pittige fanfare orkest achtige orkestratie.
De opnamen
Het heeft zin om met een nadere keus allereerst de essentie daarvan in de gaten te houden. Wie het alleen om deze twee symfonieën gaat, moet liever niet beginnen aan dikkere albums met minder gewenste stukken tenzij hij een complete, volkomen eigen Stravinsky wil (Sony) of een volledige Karajan uit de jaren zestig (DG).
Daarna is het logisch om allereerst de componist als autoritair vertolker van eigen werk in ogenschouw te nemen. Over welke positie Stravinsky zelf als vertolker van eigen werk inneemt, bestaan sterk wisselende inzichten. Met het toenemen van zijn leeftijd was hij niet steeds in staat tot echt pakkende vertolkingen, maar hij bleef wel altijd een karakteristieke zaakwaarnemer wiens analytische inzicht vaak samenviel met het karakter van de gedirigeerde muziek. Dat is ook hier het geval en een hoge mate aan authenticiteit valt deze uitvoeringen, vooral die met het Columbia orkest, niet te ontzeggen. De uitvoeringen hebben scherpte en klinkt zoals de componist zelf het wilde.
De Europese opname van de Symfonie in 3 delen uit begin jaren vijftig is in menig opzicht het beste omdat hier niet een ad hoc ensemble aan het werk wordt gezet, maar een vast en in eigentijdse muziek doorkneed ensemble uit Baden-Baden.
Hierna zijn velen geroepen, maar weinigen uitverkoren. Na een vrij strenge voorselectie blijven de volgende interpreten over; sommige opnamen vallen wegens onverkrijgbaarheid af (de Philipsen, Dutoit onder meer):
Bij de oudere opnamen zijn die (onverwacht) van Furtwängler uit Salzburg en de idiomatischer van Sacher uit München van voorbijgaande aard boeiend. Dan is Klemperer een veel aangenamere verrassing.
Logisch is wel een keuze van de ‘3 symfonieën’, dus inclusief de Symphonie de psaumes (maar zonder de nog geen tien minuten durende blazerssymfonietjes) op 1 cd te maken. Dan komen vooral Tilson Thomas, Gielen en Rattle in aanmerking. Wie is geïnteresseerd in de prille Symfonie in Es op. 1 is aangewezen op de Chandos dubbel cd opname.
Iemand als Tilson Thomas toont veel panache in de Symfonie in C en geeft een elektriserende verklanking van de andere symfonie.
Het is duidelijk dat Rattle geniet van de jazzy uitbarstingen in het eerste deel van de Symfonie in 3 delen die hij heel energiek aanpakt, een stuk beter dan in zijn eerdere opname uit Birmingham. Hij weet het Berlijnse orkest tot heel subtiel, ad rem spel met prachtige blazerssoli aan te zetten. In vergelijking met Boulez en Gielen zorgt hij voor meer sfeertekening en verfijning en legt hij fraai structuren bloot. Ook de Symfonie in C komt mooi naar voren want de vertolking heeft een aangename intensiteit. Dichterlijkheid is troef in het larghetto dat echt langzaam verloopt.
Dat het Londens symfonie orkest een uitstekend klanklichaam is voor een scherpe Stravinsky weergave toont ook Colin Davis aan, die met het Orkest van de Beierse omroep niet helemaal hetzelfde niveau bereikt. Ook Ashkenazy zorgt voor ver boven het middelmatige uitstijgende verklankingen.
Voor habitués in Rotterdam mag de opname van Conlon nog interessant zijn.
De Finnen van Saraste klinken heel zwierig en alert in een aardig zwaarteloze vertolking. Heel zuiver klassiek gericht klinkt de muziek bij Gibson met een alert reagerend Schots orkest dat een topprestatie levert.
Dat Craft op Naxos in het complete symfonieprogramma goed overtuigt, is niet meer dan logisch en te verwachten bij zo’n adept die jarenlang nauw met de componist samenwerkte. Hij voelt zich wel hoorbaar beter thuis in de Symfonie in C dan in die in drie delen.
Bij Järvi senior valt altijd de nodige kracht en energie waar te nemen in zijn vertolkingen. Hij haalt alles uit de jeugdsymfonie en is daarvan de enige vertolker tot nu toe op cd. Hier krijgt Stravinsky enigszins Beethoveniaanse trekken met licht romantische invloeden. Op dezelfde dubbelaar neemt Rattle de Blazerssymfonietjes keurig voor zijn rekening met het Nash ensemble. En dan is er nog de onbekende Ode ter nagedachtenis aan Natalia Koussevitzky.
Dit alles maakt het dubbelalbum van Chandos hoogst interessant.
De Symfonie in 3 delen wordt in een niet erg dramatische, maar wel met veel heftigheid, kracht, gewicht en structurele helderheid geladen interpretatie door Boulez in Berlijn geleid.
Bij de video opnamen valt tegen de verwachting in de uitvoering van Solti snel af. Zijn aanpak van de Symfonie in 3 delen is te log en te zwaar. Opvallend goed bevalt ook de pittige realisatie van Metzmacher.
Van het programma dat Gergiev in mei 2009 in Londen dirigeerde slaagde het Stravinsky aandeel met de Symfonie in 3 delen het beste: scherp gearticuleerd, vol ritmische stuwkracht, mooie timbres. Jammer dat het Rachmaninovaandeel duidelijk minder is.
Conclusie
Ware Stravinsky verzamelaars zullen niet zonder een van zijn eigen opnamen willen zijn. Gelukkig zij ze behalve in het dikke album ook separaat verkrijgbaar op Sony, maar het is goed nog speciaal te wijzen op de in Duitsland gemaakte opname van de Symfonie in 3 delen. Bij de nieuwere, goedkope uitgaven maakt Craft een heel goede indruk. De Chandos dubbel cd van Gibson/Järvi verdient ter wille van de extra’s een aanbeveling, Rattle lijkt voor beide symfonieën momenteel de beste keus, op de hielen gezeten door Tilson Thomas en Boulez is aan te bevelen voor de Symfonie in 3 delen.
Discografie beide werken samen
1960. Suisse romande orkest o.l.v. Ernest Ansermet. Decca 467.818-2 (8 cd’s).
1961/2. Columbia symfonie orkest o.l.v. Igor Stravinsky. Sony SM22K 46290 (22 cd’s), SM2K 46294 (2 cd’s), SMK 42434, 88697-10311-2.
…… Tsjechisch filharmonisch orkest o.l.v. Václav Neumann c.q. USSR Omroeporkest o.l.v. Gennady Rozhdestvensky. Praga PR 250.063.
1981. Suisse romande orkest o.l.v. Charles Dutoit. Decca 414.272-2, 436.474-2.
1981. Schots Nationaal orkest o.l.v. Alexander Gibson. Chandos CHAN 6345/6 (2 cd’s), CHAN 6577.
1984. Israël filharmonisch orkest o.l.v. Leonard Bernstein. DG 477.5193 (6 cd’s), 415.128-2.
1985. Symfonie orkest van de Beierse omroep o.l.v. Colin Davis. Philips 416.985-2.
1985/6. Rotterdams filharmonisch orkest o.l.v. James Conlon. Erato ECD 88249.
1987. Schots nationaal orkest o.l.v. Alexander Gibson. Chandos CHAN 8345/6 (2 cd’s), CHAN 6577.
1991. Fins omroeporkest o.l.v. Jukka-Pekka Salonen. Virgin 791.495-2.
1991. Lobdens symfonie orkest o.l.v. Michael Tilson Thomas. Sony SK 53275.
1991. Radio Symfonie orkest Berlijn o.l.v. Vladimir Ashkenazy. Decca 478.3028 (7 cd’s).
1992. Suisse romande orkest o.l.v. Neeme Järvi. Chandos CHAN 9239.
1993. Londens symfonie orkest o.l.v. Michael Tilson Thomas. Sony SK 53275 .
1993/7. Chicago symfonie orkest o.l.v. Georg Solti. Decca 458.898-2.
1994. Tsjechisch filharmonisch orkest o.l.v. Vaclav Neumann. Praga PR 250.063.
1994. Londens symfonie orkest o.l.v. Colin Davis. Philips 442.583-2 (2 cd’s).
1996. Nieuw Zeelands symfonie orkest o.l.v. En Shao. Naxos 8.553403.
1999. Philharmonia orkest o.l.v. Robert Craft. Naxos 8.557507.
2003/6. SWR Symfonie orkest Baden-Baden en Freiburg o.l.v. Michael Gielen. Hänssler 93.183.
2005. SWR Symfonie orkest, Baden-Baden o.l.v. Michael Gielen. Hännsler 93183.
2008. Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Simon Rattle. EMI 207.630-0.
2009. Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Somon Rattle. EMI 207.630-0.
Symfonie in C
1943. NBC Symfonie orkest o.l.v. Leopold Stokowski. Guild GHCD 2379/80 (2 cd’s).
1946. Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Herbert von Karajan. DG 423.252-2.
1953. Cleveland orkest o.l.v. Igor Stravinsky. Sony MH2K 63325 (2 cd’s).
1962. Columbia symfonie orkest o.l.v. Igor Stravinsky. Sony 6548.
1963. Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Herbert von Karajan. DG 423.252-2, 477.0055 (82 cd’s).
1999. Philharmonia orkest o.l.v. Robert Craft. Koch 37504-2.
Symfonie in 3 delen
1944. New York filharmonisch orkest o.l.v. Igor Stravinsky. Dante Lys LYS 271/3 (3 cd’s).
1950. Weens filharmonisch orkest o.l.v. Wilhelm Furtwängler. Varese Sarabande VCD 47259.
1951. SWR Symfonie orkest Baden-Baden o.l.v. Igor Stravinsky. Music & Arts CD 1184 (2 cd’s).
Nationaal orkest van de Franse omroep o.l.v. Jascha Horenstein. Music & Arts CD 1146 (9 cd’s).
1962. Philharmonia orkest o.l.v. Otto Klemperer. EMI 764.142-2, 567.337-2.
1965. Symfonie orkest van de Beierse omroep o.l.v. Paul Sacher. MGB MGB 6240 (4 cd’s).
1985. Rotterdam filharmonisch orkest o.l.v. James Conlon. RPHO 9394/1-4 (4 cd’s).
1986. Birmingham symfonie orkest o.l.v. Simon Rattle. EMI 585.538-2 (2 cd’s).
1990. New York filharmonisch orkest o.l.v. Zubin Mehta. Teldec 8573-89095-2.
1990. Londens symfonie orkest o.l.v. Gennady Rozdestvensky. Nimbus NI 1749 (7 cd’s).
1990. Philharmonia orkest o.l.v. Esa-Pekka Salonen. Sony SK 45796.
1993. Suisse romande orkest o.l.v. Neeme Järvi. Chandos CHAN 9238.
1993. Duits Symfonie orkest Berlijn o.l.v. Vladimir Ashkenazy. Decca 478.4253.
1996. Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Pierre Boulez. DG 457.616-2.
1996. Bambergs Symfonie orkest o.l.v. Ingo Metzmacher. EMI 556.184-2.
1997. Symfonie orkest van de Beierse omroep o.l.v. Lorin Maazel. RCA 09026-68470-2.
1998. Philharmonia orkest o.l.v. Robert Craft. Koch 3.7472-2.
2003. Norrland opera symfonie orkest o.l.v. Kristjan Järvi. CCn’C 02962.
2006. Bambergs symfonie orkest o.l.v. Jonathan Nott. Tudor 7145.
2009. Chicago symfonie orkest o.l.v. Pierre Boulez. Chicago Symphony Orchestra CSOR 901.920.
2009.Londens symfonie orkest o.l.v. Valerie Gergiev. LSO Live LSO 0688.
Video
1993. Symfonie orkest van de Beierse omroep o.l.v. Georg Solti. ArtHaus 100.320 (dvd).
2008. Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Simon Rattle. Medici Arts 2056978 (dvd).
….. ? Orkest o.l.v. Rafael Kubelik. ArtHaus 100.723 (dvd).