Verg. Discografieën

STRAUSS, R.: SALOME

STRAUSS: SALOME

 

Salome (in het Hebreeuws de vrederijke) is de in het bijbelverhaal Marcus. 6:14-29 (Matt. 14:6) niet met name genoemde dochter van Herodes Filippus en Herodias. Ze is de piepjonge vrouw die als tweede dochter van Herodes Antipas de dood van de gevangen Johannes de Doper weet te bewerken. Op aandrang van haar moeder vraagt zij namelijk als beloning voor haar dansen het hoofd van Johannes. 

Sinds de elfde eeuw is deze geschiedenis vaak uitgebeeld. Zo hebben we in de literatuur het beroemde, ja destijds beruchte want omstreden in het Frans geschreven toneelstuk Salomé van Oscar Wilde uit 1893 waarop Richard Strauss met een eigen, uit dat stuk afgeleid libretto zijn opera uit 1905 baseerde.

 

Achtergronden

 

Het grootste en belangrijkste deel van het leven van Strauss was aan de opera gewijd. Zijn eerste opera, Guntram (1884) was nog een Wagneriaans experiment, dat alleen nog interessant is dank zij de prachtige melodie uit de finale. Feuersnot (1901) is ook nog weinig meer dan een hommage aan Wagner, maar geeft wel blijk van de grotere mogelijkheden van de menselijke stem en het orkest die de componist heeft ontdekt en benut.

Met Salome en Elektra komt Strauss in compacte werken van nog geen twee uur lengte tot een unieke expressionistische stijl. Daarnaar keerde hij later terug in zijn kameropera Ariadne auf Naxos en het gecompliceerde symbolistische drama Die Frau ohne Schatten (1919).

De première van Salome in december 1905 katapulteerde Strauss op slag tot superster. Het oorspronkelijk in het Frans geschreven drama van Oscar Wilde was in het Duits vertaald door Hedwig Lachmann en vervolgens door de componist op maat gesneden voor een geschikt operalibretto.

De handeling is vrij simpel: Herodes heeft Johannes de Doper (Jochanaan) gevangen laten nemen. Deze weigert resoluut om in te gaan op de avances van Herodes’ schoondochter Salome. Salome voert de “Dans van de zeven sluiers” als ware striptease uit voor Herodes op voorwaarde dat deze haar alles zal geven waarom ze vraagt. Herodias, haar moeder, fluistert haar in dat ze om het hoofd van Jochanaan moet vragen. Het afgehakte hoofd wordt haar op een schaal gebracht en in een lange slotscène kust zij zijn lippen. Uit afgrijzen brengt Herodes ook haar ten dood.

Verdere dramatis personae in het werk zijn Narraboth, een Cappadociër. De page van Herodias, 2 soldaten, 5 joden, twee Nazareners en een slaaf.

Salome is een haast bedwelmende, in vervoering brengende evocatie van verdorvenheid en waanzin. De enorme erotische decadentie van de handeling wordt onderstreept door heel kleurrijke muziek en Strauss’ uitbeelding van Herodias’ necrofiele dochter getuigt van een enorme emotionele kracht. Strauss omschreef de titelrol als een ‘rol voor een zestien jaar oud meisje met de stem van een Isolde’. Een verdorven vroegrijp meiske dus dat zojuist seksueel is ontwaakt en dat eerst verliefd en vervolgens geobsedeerd wordt door Jochanaan. Ze weet ook hoe ze haar zin moet krijgen, want dat lukte haar al eerder. Herodes die ook op haar verliefd is, blijkt een zwakkeling. Daar tegenover staat Herodias als een kreng van een moeder. 

Inderdaad gaat het hier om een behoorlijk zware hoofdrol want Salome is maar sporadisch afwezig gedurende het ongeveer 100 à 110 minuten durende werk.

Hoewel Salome niet meer echt schatplichtig is aan Wagner zoals zijn eerdere opera’s dat duidelijk wel waren, heeft dit doorgecomponeerde werk toch nog veel aan Wagner te danken. Bijvoorbeeld aan wat de inzet, het gebruik van het orkest betreft. Het orkest speelt namelijk een dominerende rol van a tot z. De componist zag de orkestpartij als “een scherzo met een fataal einde. Verder is sprake van het aan zijn grote voorganger ontleende systeem van Leitmotive en de vocale opzet met afwisseling tussen declamatie en langere melodische lijnen die pakkend worden begeleid.

Geen wonder dat in de verdere beoordeling eigenlijk telkens de hoofdrol toevalt aan de dirigent en dat het verder uiteraard vooral om Salome zelf, om Jochanaan, Herodias en Herodes gaat.

 

De opnamen

 

Op het appèl ontbraken de beide in de discografie het laatst genoemde opnamen. In de eindbeoordeling zouden ze waarschijnlijk geen grote rol hebben gespeeld. Ook ontbrak de Franse versie van Nagano. Die kan heel interessant zijn vanwege de in dit geval oorspronkelijke taal, maar ziet er op papier afgezien van de inbreng van José van Dam nogal anoniem uit.

Opnamen van vóór W.O. II schijnen niet te bestaan, maar die schade werd na 1945 vrij snel ingehaald. Te beginnen met oudgedienden Maria Cebotari en Julius Patzak en Clemens Krauss. Voor zover dat te beoordelen is door de miserabele opnamekwaliteit, is hier sprake van een prachtige vertolking. Maar alleen geschikt voor onderzoekers en diehards.

In 1948 komen we voor het eerst in een radio opname uit Dresden Christel Goltz tegen. Ze zingt in Dresden en is in topvorm, levert hier van haar drie ondernemingen de beste af. Naast haar een imposante, want wankelmoedige Herodes van Bernd Aldenhoff en een krachtige Jochanaan van Josef Hermann. Keilberth was de ervaren, toegewijde dirigent.

In 1949 maken we de sprong over de oceaan naar New York waar in de Met Pietje Precies en niet om zijn warmte-uitstraling bekende Fritz Reiner aan het roer stond. Het is de enige gelegenheid om de voor de rol van Salome geboren Ljuba Welitisch in actie te horen. Nog altijd maakt ze ondanks een matige opnamekwaliteit diep indruk. Ze belicht alle facetten van haar rol fraai. Met de beheersing en de precisie waarvoor Reiner in de orkestbak zorgt werd het een opname om in de gaten te houden.

In 1951 is het de beurt aan Inge Borkh. Ook zij stond bekend om haar bijzondere invulling van de Salomerol. Maar hier valt ze tegen: ze klinkt schril, lijkt te overacteren, maar komt wel als heel gewiekst over. Van Hotter mag men een geweldige Jochanaan verwachten en aan die verwachting wordt geheel voldaan. Max Lorenz was te oud om nog echt een goede Herodes te kunnen zijn. Opvallend wel Fehenberger als Narraboth. Over Keilberth opnieuw niets dan goeds-

Een voorbeeld hoe iemand een bepaalde rol beter aan zich voorbij kan laten gaan, leverde Varnay met haar te zware stem in 1953. Geen twijfel aan haar artistieke competentie, maar stem en karakter passen niet. Opnieuw de oude Patzak Herodes. Hermann Weigert, de echtgenoot van Varnay, dirigeert vrij onopvallend.

Dat het niet altijd grote namen hoeven te zijn om als Salome een geweldige prestatie te leveren, bewees Walburga Wegner in de opname van Moralt uit 1953. Een rots in de branding is ook Josef Metternich als Jochanaan. De stem van de jonge Waldemar Kmennt leent zich ideaal als Narraboth. Moralt tot slot toont zich een Straussvertolker met aandacht voor detail, maar minder voor gloedvolle momenten.

In 1954 kon Clemens Krauss met krachten van de Weense Staatsopera vrij gemakkelijk de prestaties van Moralt overtreffen. Afgezien van meer vibrato in haar stem is te horen dat Goltz nog steeds een superieure Salome is hier. Jammer dat Braun zo’n prozaïsche Jochanaan is en dat ook Patzak hoorbaar in zijn nadagen verkeert.

Hierna komen we bij een reeks opnamen die meer de oren doen spitsen. Allereerst is daar Solti, een Straussvertolker met een grote renommee. Fulminant geeft hij inhoud aan die scherzogedachte van de componist. Voor het eerst is dat ook deze muziek waardig in briljant stereogeluid gevat in 1961. Birgit Nilsson, jong nog, weet schijnbaar moeiteloos goed raad met de decadente sensualiteit van Salome, Stolze is een meer dan gedegen, haast koortsig weifelende en tenslotte bijna gekke Herodes, Wächter een kernachtige, eerder agressieve dan visionaire Jochanaan en Hofmann een gemene heks als Herodias. Verder trekt de geweldige Narraboth van Waldemar Kmennt de aandacht. 

De beroemde John Culshaw zorgde voor de suggestieve, nu wat naar het schrille neigende Sonic Stage opname.

Vier jaar later leidde Kossler opnieuw in de Weense Staatsopera bij een opname van Myto. Het resultaat is ontoegankelijk voor deze vergelijker, maar lijkt alleen al door de Salome van Silja interessant en intrigerend. Een onverwachte verschijning in deze rol in 1968 is daarna Caballé, die we vooral kennen uit Frans en Italiaans repertoire. Ze klinkt hier prachtig en in vocaal opzicht is er weinig op haar interpretatie aan te merken: alleen ze is geen echte Salome want ze klinkt veel te lieflijk. Een mooie Herodes in slecht Duits van Lewis en een fout bezette, te Italiaans klinkende Jochanaan van Milnes maken het er niet beter op, jammer genoeg voor de best overtuigende dirigent Leinsdorf.

Komen we in 1971 bij nog zo’n Straussveteraan: Böhm. Eerst vanuit Hamburg met een Jones die de rol van Salome hier (nog) niet goed aankon, een Fischer-Dieskau die haast blaffend een Jochanaan suggereert en een matige Herodes van Cassilly. Zodat deze versie het moet hebben van Moll en Sotin als respectievelijk eerste soldaat en eerste Nazarener. Een tamelijk povere oogst.

In 1972 revancheerde Böhm zich met veel overtuiging in een live opname aan de Weense Staatsopera. Daar had hij om te beginnen een perfect orkestapparaat ter beschikking. Maar ook Rysanek toont zich een vrijwel ideale Salome met een mooi uitgedrukte langzaam grotere erotische lust. De beroemde slotscène klinkt zeldzaam sensueel. Wächter is overtuigender nog dan bij Solti. Genoemd moet ook worden de vurige Narroboth van Kmennt. Daar tegenover staan dan helaas een zwakke Herodias van Hoffman en een ongeloofwaardige Herodes van Hopf.

Rysanek horen we opnieuw uit 1974 en ze levert een haast nog fraaier prestatie. Maar het totaal wordt hier bedorven door een misplaatste, want zwaar overdreven Herodes van Vickers en een te grauwe profeet van Stewart. Jammer voor de fraaie invulling door het orkest onder Kempe. Klein nadeel is verder dat het om een opname in de openlucht tijdens een Orange Festival gaat.

In tegenstelling tot Böhm nam Karajan – gewoonlijk toch de eerste die bij technische vernieuwingen werken recyclede – slechts eenmaal op, in 1977. Maar wel meteen bijzonder raak. Aan sensualiteit en dynamische kracht geen gebrek in de orkestpartij. In Behrens vond de dirigent een ideale Salome die haar rol geleidelijk opbouwt tot een uiting van pure extase. De onbekende Karl Walter Böhm is een heel fijnzinnige, markante Herodes, Van Dam is een frappant goede, gevoelig-autoritaire profeet en voor een positief opvallende Herodias zorgt Baltsa.

Sinopoli was het die in 1991 voor een der meest overtuigende verklankingen zorgde. Aan de Deutsche Oper in Berlijn had hij de beschikking over een heel goed en vooral homogeen zangerscorps. Te beginnen met de frisse, sensuele Studer, beschikkend over een lichte sopraan, als Salome. Ze ontwikkelt haar rol gestaag van bedorven, instabiel bedelend karaktertje met een bedorven aard tot iemand met een sterke wil en een boeiende extatische climax. Terfel is een profeet uit één stuk en Hiestermann een neurotische Herodes. Alle aandacht ook voor Rysanek als Herodias. Een walgelijk echtpaar samen.

In 1994 wierpen Jessye Norman en Ozawa zich in Dresden op deze opera. Met teleurstellende gevolgen. Ozawa mist het temperanent voor een werk als dit, hoe mooi het orkestspel ook klinkt en Norman had alleen al vanwege vocale tekortkomingen (gebrek aan hoogte en drama) deze opname beter niet kunnen goedkeuren. Ook een te nuchtere Morris (profeet) en een lompe Herodes (Raffeiner) maken het er niet beter op. 

In 1995 duikt Terfel opnieuw op, nu in Wenen aan de Staatsopera bij Von Dohnanyi. Een eigenlijk te vaak onderschatte dirigent, zo ook hier. Prachtig zoals hij de orkestpartij detailrijk voorschotelt maar ook zorgt voor samenhang en gloed. Terfel won nog aan karakter in zijn rol. Grote verrassing is de in dit repertoire toch nogal onbekende Malfitano. Ze heeft het nodige meisjesachtige, beschikt over sensualiteit, zingt intelligent met fraaie stemmiddelen, maar mist wat aan kleur en inhoud. Ietsje tegenvallend is de overdreven aandoende Herodes van Riegel, maar geweldig dan weer de ijzige, standvastige Herodias van Schwarz. De opname an sich klinkt groots.

En dan een grote verrassing uit onbekende hoek: Strauss uit Kopenhagen. Die verrassing blijkt heel aangenaam te zijn. De Chandos opname klinkt zoals we van dat merk verwachten uitstekend met een heel natuurlijk stereobeeld. Dirigent Schönwandt doet in niets onder voor zijn beste collega’s. Maar er is zoveel meer: Nielsen die zich ook in de kring der overtuigendste Salomevertolksters schaart met een ideaal voor die rol geschikte stem en die verder prachtig inhoud verleent aan het beeld van de verwende, bedorven, oversekste prinses als teenager. Gelukkig is de ondersteunende bezetting ook op niveau met een nobele Jochanaan van Hale die Terfel naar de kroon steekt en Goldberg die als Herodes de nodige gedegenereerde bijgelovigheid en onzekerheid demonstreert. Silja is een ietwat overdreven Herodias, Van der Walt een lyrische Narraboth.

 

Video

 

Er bestaan gelukkig ettelijke video opnamen van Salome. Een gestaag groeiend aantal. Daarvan valt eentje meteen af: die van Dohnanyi met Malfitano in de regie van Luc Bondy, maar niet in Wenen, doch in Covent Garden werd opgenomen, juist erg waardevol. Deze is namelijk het vhs tape stadium nooit te boven gekomen.

Götz Friedrich maakte in 1974 (of ’75) in Wenen een studio opname van een opvoering van Böhms representatie van het werk. Die ziet er heel gedateerd uit met Gerd Straubs plexiglas decors en Jan Skalicky’s kostuums die met het vele leder een pornoshop suggereren. Ook de choreografie van de sluierdans maakt een klunzige indruk. De prestaties van de zangers en het orkest die niet gering zijn worden hierdoor gedevalueerd.

Blijft de niet op cd, wel op dvd verkrijgbare recente Londense productie van David McVicar in Covent Garden met Philippe Jordan als dirigent. De regisseur baseerde zich op Pasolini’s film Salò o le 120 giornate di Sodoma (waarin De Sade erbij werd gesleept) uit 1975  en verplaatste de handeling in een jaren ’30 vorige eeuw omgeving in het welvarende milieu van de familie Herodes. De decors van Es Devlin tonen het banket in een kamer boven van een huis met vele kamers, waarin Salome haar sluierdans in opeenvolgend zeven kamers opvoert om extra haar verwende opvoeding te onderstrepen. Ze draagt een petticoat en eindigt het werk in een wit, met bloed besmeurd exemplaar.

In de titelrol zien en horen we de nog vrij onbekende Nadja Michael die hier zowel in haar zang als in haar bewegingen een voortreffelijke Salome toont te zijn. De rol ligt haar volmaakt. Ook voor een haast perfecte invulling van de Jochanaanrol zorgt bariton Michael Volle; Thomas Moser geeft prachtig uiting aan de zwakke kanten van Herodes en Michaela Schuster is een bovenmiddelmatige Herodias. Philippe Jordan tot slot zet de orkestpartij neer zoals ment hoopt en mag verwachten.

 

Conclusie

 

Wanneer we op de uitgaven van Reiner en Keilberth na het historische deel laten voor wat het is duidelijk dat er geen absolute winnaar is. Het gaat er bij het plussen en minnen maar om waar men de zwaartepunten legt. Zo kan er een overtuigend pleidooi worden gehouden voor Karajans brok dynamisch muziektheater, voor het trio Studer, Terfel en Sinopoli, de vurige Solti die zoveel spanning schept, of het homogene hoogstaande resultaat van Schönwandt en zijn bezetting.

Van de video realisaties is die van Jordan op Opus Arte verre te verkiezen.

 

Discografie

 

1944. Inge Borkh Max Lorenz, Margarethe Klose, Ferdinand Frantz, Franz Fehringer met het Orkest van de Omroep Hessen o.l.v. Kurt Schröder. Myto MCD 935.92.

 

1947 Maria Cebotari, Julius Patzak, Marko Rothmüller met het Weens filharmonisch orkest o.l.v. Clemens Krauss. Gebhardt JGCD 0011-2.

 

1948. Christel Goltz, Bernd Aldenhoff, Josef Hermann met de Staatskapel Dresden o.l.v. Joseph Keilberth. Berlin Classics BC 2062-2.

 

1949 Ljuba Welitsch, Frederick Jagel, Herbert Janssen met het Ensemble van de Metropolitan Opera, New York o.l.v. Fritz  Reiner. Gebhardt JGCD 0013-2.

 

1949. Licia Albanese, Cloe Elmo, Italo Tajo, Giuseppe di Stefano met het Ensemble van de Metropolitan Opera New York o.l.v. Giuseppe Antonicelli. Guild GHCD 2230/1.

 

1951. Inge Borkh, Max Lorenz, Hans Hotter, Lorenz Fehenberger met het Beiers Staatsorkest o.l.v. Joseph Keilberth. Orfeo C3429321.

 

1952. Walburga Wegner, Waldemar Kmennt, Josef Metternich met het Weens symfonie orkest o.l.v. Rudolf Moralt. Philips 438.664-2.

 

1952. Ljuba Welitsch, Elisabeth Höngen, Set Svanholm, Hans Hotter met het Ensemble van de Metropolitan Opera New York o.l.v. Fritz Reiner. Myto 2 MCD 952.125.

 

1954. Christel Goltz, Julius Patzak, Hans  Braun, Anton Dermota met het Weens filharmonisch orkest o.l.v. Clemens Krauss. Decca 475.608-7, Naxos 8.111014/5.

 

1953. Astrid Varnay, Julius Patzak, Hans Braun met het Orkest van de Beierse omroep o.l.v.   Hermann Weigert. Orfeo C50300211.

 

1955. Inge Borkh, Blanche Thebom, Ramón Vinay, Mark Harrell, Giulio Gari met het Ensemble van de Metropoltan Opera New York o.l.v. Dimitri Mitropoulos. Arkadia CDMP 459.3.

 

1958. Montserrat Caballé, Sabine Zimmer, Alexander Welitsch, Zbyslaw Wozniak met het Ensemble van de Opera Bazel o.l.v. Silvio Varviso. Membran 233194.

 

1961. Birgit Nilsson, Gerhard Stolze, Eberhard Wächter met het Weens filharmonisch orkest o.l.v. Georg Solti. Decca 414.414-2, 475.7528.

 

1963. Christel Goltz, Siw Ericsdotter, Heinz Hoppe, Helmut Melchert, Ernst Gutstein met de Staatskapel Dresden o.l.v. Otmar Suitner. Berlin Classics BC 9101-2.

 

1965. Anja Silja, Gerhard Stolze, Eberhard Wächter met het Weens filharmonisch orkest o.l.v. Zdenek  Kosler. Myto MCD 001.1212.

 

1968. Montserrat Cabballé, Richard Lewis, Sherrill Milnes, Londens symfonie orkest o.l.v. Erich Leinsdorf. RCA GD 86644.

 

1969. Paula Bukovac, Niels Müllia, Sigrid Kehl, Heiner Horn, René Kollo met het Ensemble van theater La Fenice, Venetië o.l.v. Heinz Wallberg. Mondo Musica MFOH 10121.

 

1971. Gwyneth Jones, Richard Cassilly, Dietrich Fischer-Dieskau met het Orkest van de Staatsopera Hamburg o.l.v. Karl Böhm. DG 445.319-2.

 

1972. Leonie Rysanek, Hans Hopf, Eberhard Wächter met het Weens filharmonisch orkest o.l.v. Karl Böhm. RCA 74321-69430-2. 

 

1974. Leonie Rysanek, John Vickers, Ruth Hesse, Thomas Stewart, Horst Laubenthal met het Frans Nationaal orkest o.l.v. Rudolf Kempe. Melodram GM 3.0047.

 

1977. Hildegard Behrens, Karl-Walter Böhm, José van Dam met het Weens filharmonisch orkest o.l.v. Herbert von Karajan. EMI 567.080-2.

 

1990. Cheryl Studer, Horst Hiestermann, Bryn Terfel met het Orkest van de Deutsche Oper, Berlijn o.l.v. Giuseppe Sinopoli. DG 431.810-2.

 

1990. Jessye Norman, Walter Raffeiner, James Morris met de Staatskapel Dresden o.l.v. Seiji Ozawa. Philips 432.153-2.

 

1990. Eva Marton, Heinz Zednik, Bernd Weikl met het Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Zubin Mehta. Sony S2K 46717.

 

1994. Catherine Malfitano, Kenneth Riegel, Bryn Terfel met het Weens filharmonisch orkest o.l.v. Christoph von Dohnanyi. Decca 444.178-2.

 

1998. Inga Nielsen, Rainer Goldberg, Robert Hale met het Deens Nationaal omroeporkest o.l.v. Michael Schønwandt. Chandos CHAN 9611.

 

Engelstalige versie

 

Sally Burgess, Susan Bullock, John Graham-Hall, John Wegner, Andrew Rees met het Philharmonia orkest o.l.v. Charles Mackerras. Chandos CHAN 3157.

 

Franstalige versie

 

1990. Karen Huffstodt, Hélène Jossoud, Jean Dupouy, José van Dam, Jean-Luc Vials met het Ensemble van de Opéra Lyon o.l.v. Kent Nagano. Virgin 759.054-2, 791.477-2.

 

2007. Sofia Soloviy, Costantino Finucci, Leonardo Gramegna, Francesca Scaini, Vincenzo Maria Sarinelli met het Internationaal Italiaans orkest o.l.v. Massimiliano Caldi. Dynamic CDS 572/1-2.

 

Video

 

1974. Teresa Stratas, Hans Beirer, Bernd Weikl met het Weens filhatrmonisch orkest o.l.v. Karl Böhm. DG 073-433-9 (dvd).

 

1992. Maria Ewing, Gillian Knight, Kenneth Riegel, Michael Devlin met het Ensemble van Covent Garden Londen o.l.v. Edward Downes. Pioneer 69.009 (dvd).

 

1997. Catherine Malfitano, Bryn Terfel, Kenneth Riegel, Anja Silja, Robert Gambill met het Ensemble van Covent Garden, Londen o.l.v. Christoph von Dohnanyi. Decca 074-105-9 (dvd).

 

2007. Iris Vermillion, Nadja Michael, Peter Bronder, Falk Struckmann met het Ensemble van La Scala Milaan o.l.v. Daniel Harding. TDK DVWW-OPSALOME (dvd).

 

2008. Nadja Michael, Michael Volle, Thomas Moser met het orkest van Covent Garden o.l.v. Philippe Jordan. Opus Arte OA 0996D (dvd).

 

2008. Karita Mattila, Kim Begley, Ildiko Komlosi, Juha Uusitalo, Patrick Summers met het Ensemble van de Metropolitan Opera New York o.l.v. Patrick Summers. Sony 88697-80663-9 (dvd).

 

2011. Angela Denoke, Kim Begley, Doris Soffel, Alan Held, Marcel Reijans met het Duits symfonie orkest Berlijn o.l.v. Stefan Soltesz. ArtHaus 101.593 (dvd).