SCHÜTZ: WEIHNACHTSHISTORIE SWV 435
In zijn geestelijke koormuziek toont Heinrich Schütz zich duidelijk in de ban van Martin Luther en plaats hij altijd de tekst in het centrum van de muziek.
Achtergronden
In 1664 schreef Schütz zijn Historia der freuden- und gnadenreichen Geburth Gottes und Marien Sohnes Jesu Christ. Daarin neemt een belangrijk instrumentaal koor op opmerkelijke wijze deel in de constructie van de koorgedeelten. Het concerterende beginsel waarbij de instrumentale en vocale stemmen van gelijkwaardige betekenis zijn, is hier duidelijk van toepassing. Aan de andere kant is het opmerkelijk hoe Schütz de vrijere toon in het zingen integreert en meer gaat neigen tot de oude lextion toon die hier wordt begeleid door een basso continuo.
De beide bezoeken die Schütz aan Venetië bracht, vonden plaats op een cruciaal moment in de ontwikkeling van de Italiaanse muziek. Van 1608-1612 studeerde hij bij Giovanni Gabrieli en absorbeerde hij de nieuwe concertato stijl met solostemmen en -instrumenten boven een sterk harmonisch kader. In 1628 keerde hij naar Duitsland terug en onderkende ook de invloed van Monteverdi’s dramatische stijl, met name die van het ‘spreken in muziek’ in de vorm van recitatieven.
De muziek voor zijn nog steeds wat wonderlijke, levendige relaas van het kerstverhaal was ongeveer tweehonderdvijftig jaar zoek omdat Schütz alleen het recitatief van de evangelisten publiceerde. Arnold Schering ontdekte de refreinen en verhalende intermedii (tussenstukken) in 1908; van het beginrefrein bestaat alleen de baslijn, de rest moest worden gereconstrueerd.
Het kerstverhaal wordt, zoals gangbaar in dit soort composities, verteld door de evangelist, een tenor. Hij doet dat in een syllabische melodische lijn, ondersteund door eenvoudige continuo-harmonie. Daarbij treden momenten van grote zeggingskracht en subtiliteit op: zoals bijvoorbeeld Herodus’ ‘buitensporige gramschap’ als hij merkt dat de Drie Wijzen hem voor de gek hebben gehouden. Maar het indrukwekkendst zijn de acht intermedii: het engelenkoor dat God verheerlijkt, begeleid door violen; de herders die zich naar de stal reppen met blokfluit en dulciaan; opgeblazen hogepriesters met trombones en harmonium; Herodus’ cynische instructies aan de Drie Wijzen.
De opnamen
Zoals gewoonlijk was niet al het in de discografie genoemde materiaal present. Maar uit hetgeen wel voorhanden is, zijn voldoende duidelijke conclusies te trekken. Hoe het beter niet moet, laat om te beginnen Andrew Parrott in een erg stijfjes uitgevallen realisatie horen.
Eén der eerste uitgaven die het werk geheel recht doen, komt van de Musicalische Compagney. Dit ensemble zorgt voor een goede muzikale samenhang en formuleert de teksten duidelijk. De diskantisten David Cordier en Derek Lee Ragin falsetteren genuanceerd en Harry Geraerds declameert de evangelistenrol mooi.
Over een vocale bezetting met sterren op hun gebied beschikte René Jacobs. Tot hen behoren de fraaie evangelist Martin Hummel, Maria Cristina Kiehr en de als steeds uitblinkende Andreas Scholl. Jacobs gaat weloverwogener, rustiger te werk dan we van hem gewend zijn en combineerde de kerstgeschiedenis met de vier Kleine geistliche Konzerte en het gerelateerde motet Heut eist Christ geboren. Het gaat om heel mooie verklankingen die fraai zijn opgenomen en die van een uitstekende documentatie zijn voorzien.
Op het goedkope Naxos label zorgt Jeremy Summerly die beschikt over een groep van tien zangers, waarvan sommigen ook meteen als solist fungeren voor een heel treffende, compacte lezing die vrij streng van toon is en voorzien van een heldere instrumentale begeleiding. De diverse groepen – engelen, herders, wijzen – zijn goed weergegeven en het geheel ademt een gedegen musicologisch hoogst verantwoorde sfeer. De in Hertford College gemaakte opname klinkt helder en is aangevuld met motetten en psalmzettingen.
Met de Weihnachtshistorie waagt La petite bande van Sigiswald Kuijken zich op ongewoon terrein, maar hij slaagt erin om het werk goed recht te doen. Dat gebeurt met heel competente zang en een stijlvol instrumentaal gedeelte, alles steeds keurig in evenwicht en in een stijl die eerder lyrisch dan dramatisch is. De muziek verloopt met een aangename souplesse. Een liedzanger als Stephan Ganz is heel geschikt als evangelist; ook de heldere bijdragen van Elisabeth Scholl en de stoïcijnse Herodus van Harry van der Kamp treffen aangenaam.
Het bevredigendst voor het moment is echter de interpretatie van Paul McCreesh. Hij plaatst het kerstverhaal in de kathedraal in het Deense Roskilde in de context van de kerstvespers uit de Dresdense kapel waar Schütz kapelmeester was. Doel was om zo goed mogelijk de sfeer van de eerste uitvoering daar op te roepen. Het resultaat is een rijk klankweefsel met heel gevarieerde vocale en instrumentale inbreng. Deel daarvan maakt de kerkgemeente bijdrage uit. Charles Daniels is een eerder lyrische dan dramatische evangelist. De overige solisten komen uit het Gabrieli Consort; natuurlijk horen we aan instrumentale kant ook cornetten en oude trombones plus een gevarieerde stel continuo instrumenten. De kathedraal akoestiek draagt het zijne bij aan een gewijde sfeer.
Conclusie
In feitelijk alle wezenlijke aspecten zorgt McCreesh voor een verdiende eerste positie.
Discografie
1970. Ian Patridge (t), Heinrich Schütz koor, Symphoniae sacrae kamerensemble en Philip Jones koperensemble o.l.v. Roger Norrington. Decca 430.632-2.
1981. Rachel Yakar (s), Heiner Hopfner (t), Harald Stamm (b) met het Motettenkkoor en het Residentieorkest München o.l.v. Hans Rudolf Zöbeley. Orfeo C 002811 A.
1983. Bernadette Degelin (s), Kurt Widmer (b), Dirk van Croonenborgh (bs) met de Schola cantorum Bruxellensis en Musica polyphonica o.l.v. Louis Devos. Erato ECD 88155.
1985. Emma Kirkby (s), Nigel Rogers (t), David Thomas (bs) met het Taverner Consort – koor en spelers o.l.v. Andrew Parrott. EMI 747.633-2.
1986. Musicalische Compagney. MDG LCD 3229.
1989. Martin Hummel (b) met Concerto vocale o.l.v. René Jacobs. Harmonia Mundi HMC 90.1310.
1990. Stuttgarts kamerkoor, Musica Fiata Keulen en Stuttgarts barokorkest o.l.v. Frieder Bernius. Sony SK 45943, 88697-96450-2 (5 cd’s).
1992. Sagittarius en Ensemble La Fenice o.l.v. Michel Laplénie. Ades 20236-2.
1992. Mona Spägele (s), Wifried Jochens (t) met de Schütz Akademie o.l.v. Howard Arman. Capri 10.508.
1994. Mona Spägele (s), Elisabeth Graf (a), Bernhard Hirtreiter (t), Michael Schopper (b), Michael Mantaj (bs) met het Heinrich Schütz ensemble en het Monteverdi orkest München o.l.v. Wolfgang Kelber. Profil Medien PH 06028, Calig CAL 50941.
1995. Anna Crookes (s), Paul Agnew (t), Michael MacCarthy (b) met Oxford Camerata o.l.v. Jeremy Summerly. Naxos 8.553514.
1998. La petite bande o.l.v. Sigiswald Kuijken. Duitse Harmonia Mundi 05472-77511-2.
1999. Charles Daniels (t) met het jongenskoor van de kathedraal Roskilde en het Gabrieli Consort & Players o.l.v. Paul McCreesh. Archiv 463.046-2.
2003. Claire Lefilliâtre (s), Hans Jörg Mammel (t) met het Kamerkoor Namen en La Fenice o.l.v. Jean Tubéry. K617 K617158.
2004. Jan van Elsacker (t) met Akademia o.l.v. Françoise Lasserre. Zig Zag Territoires ZZT 041101.
2007. Susanne Rydén (s), Christoph Prégardien (t) met Capella Angelica en Lautten Compagney o.l.v. Wolfgang Katschner. Berlin Classics BC 1623-2.
2010. Else Torp (s), Adam Riis (t), Jakob Bloch Jespersen (bs) met Ars Nova Kopenhagen o.l.v. Paul Hillier. Dacapo 8.204035, 8.226058.
2011. Akademia. Ricercar RIC 329 (3 cd’s).