Verg. Discografieën

STRAVINSKY: SUITE ITALIENNE

STRAVINSKY: SUITE ITALIENNE

 

De Suite italienne uit 1932 maakt deel uit van de samenwerking die Stravinsky vanaf 1931 een poos had met de violist Samuel Dushkin (1891-1976). Beide musici, die hun eerste optreden in maart 1932 hielden hadden hun Russische achtergrond gemeen en introduceerden toen meteen een Pulcinella suite die later dat jaar met het ‘Scherzino’ uitgebreid de naam Suite italienne kreeg. 

 

Achtergronden

 

De sterk gereduceerde toonzettingen van Pulcinella (zie aldaar), vonden hun oorsprong toen Stravinsky in 1925 de eerste Pulcinella suite  aanvankelijk bestaande arrangeerde voor de violist Paul Kochanski (1887-1934). Aanvankelijk bestond deze door samenwerking met de cellist Gregor Piatigorsky (1903-1976) uit vier deeltjes; later in 1932  werd het werk uitgebreid tot zes deeltjes (Introduzione, Serenata, Tarantella, Gavotta con due variazioni, Scherzino, Minuetto e finale) voor viool en piano door de componist en Samuel Dushkin uit Pulcinella en had de Suite italienne zijn definitieve vorm gevonden en is zo als het ware van een herherschepping sprake. 

Het werk toont enige verwantschap met de achttiende eeuwse partita, maar hierbij is sprake van een dubbel gespiegeld beeld. De ‘Serenata’, het ‘Scherzino’ en het ‘Menuet’ stammen uit komedies van Pergolesi, maar de triosonates waaraan Stravinsky  de ‘Introduzione’, de ‘Tarantella’ en de ‘Finale’ ontleende zijn waarschijnlijk van Gallo en de ‘Gavotta’ is erfenis van een onbekende componist. De transcripties zijn getrouw de orkestvorm.

Tot een vrij minimale bezetting gereduceerd blijft de muziek natuurlijk in wezen hetzelfde. Grappig dat hiervan soms nog weer een herleiding voor  viool met cello, cello en harp of cello en accordeon of zelfs voor trombone werd gemaakt.

 

De opnamen

 

Tal van hier meest onbekende strijkers hebben zich over deze leuke muziek ontfermd en lang niet alle stonden ter beschikking; sommige (zoals Van Keulen/Mustonen helaas) zullen moeilijk verkrijgbaar zijn.

Het lijkt – hoe onrechtvaardig misschien ook – verstandig zich aan de vertrouwde, bekende namen te houden. Voor de vioolversie valt dan vooral te denken aan Spivakov/Bechterev en Mullova/Labèque en Kavakos/Nagy, voor de celloversie aan Mørk/Vogt, Jerie/Klansky en Djokic/Jalbert.

 

Conclusie

 

De bovengenoemde selectie kan meteen goed als conclusie fungeren.

 

Discografie

 

Suite italienne voor cello en piano (1932) (arrangement Piatigorsky)

 

1952. Pierre Fournier en Francis Poulenc. Tahra TAH 566.

 

1965. Pierre Fournier en Ernest Lush. DG 477.5939 (6 cd’s).

 

1983. Mari Fujiwara en Jacques Rouvier. Denon 33C37-7563.

 

1986.Torleif Thedéen en Roland Pöntinen. BIS CD 336.

 

1988. Marek Jerie en Ivan Klansky. Bayer 100126. 

 

1993. Andrzej Bauer en Ewa Kupiec. Schwann 31462. 

 

1993. Adalbert Skocic en Walter Delahunt. Lotos LT 0006-131.

 

1994. Michaela Fukacova en Ivan Klansky. Kontrapunkt 32216.

 

1995. Leonid Gorokhof en Alexander Melnikov. Supraphon 3243-2. 

 

1996. Trols Mörk en Lars Vogt. Virgin 545.274-2, 482.067-2 (2 cd’s). 

 

2000. Tatjana Vassilieva en Yumiko Urabe. Naxos 8.555762.

 

2002. Michal Kanka en Jaromir Klepác. Praga PRD 250.195.

 

2003. Tatjana Vassilieva en Pascal Godart. Accord 476.1297.

 

2004. Mischa Maisky en Martha Argerich. DG 477.5323.

 

2005. Denise Djodic en David Jalbert. Endeavour END 1013.

 

2005. Yegor Dyachkov en Jean Saulnier. Analekta AN 29900.

 

2009. Maximilian Hornung en Gerhard Vielhaber. Classic Clips CLCL 114.

 

Suite italienne voor viool en piano (1933) (arrangement Stravinsky/Dushkin)

 

1974 Itzhak Perlman en Bruno Canino. EMI 749.322-2, 566.061-2, 764.617-2, 483.194-2. 

 

1984 Vladimir Spivakov en Boris Bechterev. Praga PR 250073. 

 

1985. Cho-Liang Lin en André-Michel Schub. Sony MK 42101.

 

1988 Isabelle van Keulen en Olli Mustonen. Philips 420.953-2 (2 cd’s).  

 

1997. Dora Bratchkova en Andreas Meyer-Hermann. CPO 999.941-2.

 

1998 Lydia Mordkovitch en Julian Milford. Chandos CHAN 9756. 

 

2001. Graf Mourja en Natalia Gous. Harmonia Mundi HMC 90.1769.

 

2002. Leonidas Kavakos en Péter Nagy. ECM 472.767-2.

 

2002. Daniel Rubenstein en Mihiddin Dürrüoglu. Talent DOM 2910.125.

 

2004. Anne-Sophie Mutter en Lambert Orkis. DG 477.9464 (40 cd’s).

 

2005. Jasper Wood en David Riley. Endeavour END 1010.

 

2005. Maya Koch en Julian Milford. Orchid ORC 10003.

 

2005 Viktoria Mullova en Katia Labèque. Onyx ONYX 4015.

 

2006 Daniel Rubenstein en Muhiddin Dürrüoglu-Demiriz. Talent DOM 2910.125.

 

2008 Mayuko Kamio en Vadim Gladkov. RCA 88697-30100-2, Sony 88697-30100-2.

 

2010 Augustin Hadelich en Robert Kulek. Avie AV 2216 (arrangement Stravinsky/Kochansky).

 

Suite italienne voor viool en cello 

 

1963. Jascha Heifetz en Gregor Piatigorsky. RCA 09026-61762-2.  (arrangement Heifetz/Piatigorsky).

 

1997. Eleonora Turovsky en Yuli Turovsky. Chandos CHAN 8652. (arrangement Rife).

 

Voor cello en harp 

 

2006. Sophie en Marie Hallynck. Fuga Libera FUG 519.

 

Voor cello en accordeon

 

2007. Nicolas Altstädt en Elsbeth Moser. Genuin GEN 88109.