STRAVINSKY: PSALMENSYMFONIE
De Symphonie de psaumes (Psalmensymfonie) is slechts in de ruimste betekenis een symfonie wan in de behandeling van koor en orkest kijkt Stravinsky in 1930 eerder terug op de koorwerken uit de baroktijd dan op de archetypische klassieke modellen.
Achtergronden
Het werk werd geschreven niet lang nadat de componist zich opnieuw tot het Christendom bekeerde en is opgedragen aan “De glorie van God”. Het werk is geladen met de intensiteit van de eerste geloofsstroom.
Het werk is zowel tot de hemel als op de mensheid daaronder gericht. Stravinsky was opgegroeid in de rijke traditie van de Oosterse orthodoxe kerk, maar verliet die wereld als jongeman omdat hij de riten en feesten niet meer accepteerde.
Later keerde hij terug tot het geloof en vond daarin niet alleen persoonlijke troost, maar ook kunstzinnige inspiratie. Hij schreef zijn Pater noster (1926/1946) als een nieuw soort geloofsbelijdenis, maar bleef zich zijn leven lang met religieuze muziek bezig houden, getuige werken als de Mis (1944/8), Canticum sacrum (1955) en Threni (1957/8).
De Latijnse teksten van de drie delen zijn, zoals de titel van het werk aangeeft, ontleend aan psalmen (nr. 38 ‘Exaudi oriatonem meam, Domine’, 40 ‘Exspectans exsectavi Dominum’ en 150 ‘Alleluia, laudate Dominum’) die de componist beschouwde als ‘gedichten van verrukking, maar tevens van boosheid en oordeel’. Hij reageerde daarop met muziek waarin de zelfexpressie is verdwenen ten gunste van nederige devotie. Het werk is opgedragen aan het Boston symfonie orkest ter ere van de vijftigste verjaardag daarvan.
De klankwereld van de Symphonie de psaumes is streng omdat hij alle sensuele kleuren van het orkestpalet weghaalde wat in hoge mate is toe te schreven aan het gemis van de ‘warme’ klanken van de viool, de altviool en de klarinet. Dat maakt de orkestklank donker en glanzend in plaats van helder en glinsterend. De teksten worden gezongen in het onbewogen Latijn van de Vulgata in plaats van in een moderne taal.
Het gebruik van een koor zonder solostemmen maakt het werk eerder tot een algemeen dan tot een persoonlijke expressie. De oude kerktraditie volgend gaf de componist aan dat de hoge stemmen voor de rekening van jongens in plaats van vrouwenstemmen moeten komen. Maar daarvan wordt (en werd ook door hemzelf) vaak afgeweken. De vocale partijen worden haast net zo emotieloos behandeld als in het Gregoriaans. En de strengste muziekvorm, de fuga (hier zelfs een dubbelfuga) wordt in het middendeel toegepast; de hoekdelen zijn eerder op motorische ostinati gebaseerd dan op romantische vormen.
De opnamen
De eerste die de psalmensymfonie opnam, was niet onlogisch Stravinsky zelf. Dat reliek uit 1931 heeft intussen niet meer dan beperkte historische waarde. Wie beslist is gesteld op de authenticiteit van de componist in eigen persoon, kan het best kiezen voor zijn Canadese opname.
De Zwitser Ansermet was het die het werk in Brussel en niet in Genève ten doop hield, jaren later maakte hij er in Londen en in Genève alsnog een opname van die enige geldigheid heeft uit historisch belang.
Karajan, Monteux (2x), Fricsay komen tot mooie, maar geen superlatieve resultaten. Vervolgens passeert een ware falanx van grote en minder grote beroemdheden die allen min of meer respectabele prestaties leveren, totdat we in 1996 bij Boulez komen. Hij is altijd helder, koel en soms zelfs zakelijk. Maar dat past heel goed bij deze compositie. Temeer omdat hij geen moment het gewicht en de plechtigheid van het werk tekort doet. Iedere klank en polyfonische draad wordt duidelijk weergeven en de opnamebalans is zeer goed.
Ook Gardiner kan er natuurlijk weer zeer goed mee door en is nu zelfs goedkoop verkrijgbaar. Bij de afgelopen ruim tien jaar uitgebrachte versies, zijn het merkwaardig genoeg niet Rattle, Nelsons en Herreweghe die de diepste indrukken nalaten, maar is dat – mogelijk niet toevallig - Stravinsky discipel Craft als deel 6 het complete oeuvre van Stravinsky heeft opgenomen. Als weinig anderen heeft hij in de loop der jaren Stravinsky’s ideeën en opvattingen geabsorbeerd en lijkt hij degeen die momenteel het beste weet deze te realiseren wanneer hij over geschikte, eveneens geëngageerde uitvoerenden beschikt. Dat is gelukkig met deze Engelsen het geval.
Van de twee dvd opnamen is die van Markevitch, cool als Boulez, het mooist. De opname werd gemaakt in een studio van de Franse omroep in Parijs.
Conclusie
Als gelukkig toeval is een der meer recente, prachtig vastgelegde interpretaties, namelijk die van Craft eigenlijk het fijnst en daarbij nog prettig goedkoop. Boulez blijft het dichtst in de buurt.
Discografie
1931. Aexis Vlassof koor en Walther Straram orkest Parijs o.l.v. Igor Stravinsky. Andante SC-A 1100 (3 cd’s).
1945. New York filharmonisch orkest met ? koor o.l.v. Igor Stravinsky. Dante Lys LYS 271/3 (3 cd’s).
1947. Londens filharmonisch orkest en –koor o.l.v. Ernest Ansermet. Dutton CDBP 9700, Dante LYS 451/2 (2 cd’s).
1947. Suisse romande orkest en Omroepkoor Lausanne o.l.v. Ernest Ansermet. Decca 467.818-2 (8 cd’s).
1948. Koor van de Duitse Opera Berlijn en Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Herbert von Karajan. DG 423.252-2.
1960. RIAS Symfonie orkest en –kamerkoor o.l.v. Ferenc Fricsay. DG 447.354-2 (2 cd’s).
1961. BBC Symfonie orkest en –koor o.l.v. Pierre Monteux. BBC Legends BBCL 4096-2.
1963. Toronto Festival Singers en CBC Symfonie orkest o.l.v. Igor Stravinsky. CBS MK 42434, Sony MS 6548, SM2K 46294, SX2K 46290 (2 cd’s), SXK 46321, 88697-10311-2.
1966. Tsjechisch filharmonisch orkest en –koor o.l.v. Karel Ancerl. Supraphon SU 111947-2211.
1967. Frans nationaal orkest en –koor o.l.v. Igor Markevitch. Montaigne TCE 8811.
1973. Christ Church kathedraalkoor Oxford, London Sinfonietta en Philip Jones koperensemble o.l.v. Simon Preston. Decca 430.346-2.
1976. Engels Bach Festival koor en Londens symfonie orkest o.l.v. Leonard Bernstein. CBS MK 44710.
1982. Omroeporkest en –koor Stuttgart o.l.v. Gary Bertini. Orfeo C 015821 A.
1983. Atlanta symfonie orkest en –koor o.l.v. Robert Shaw. Telarc CD 80254, CD 80105.
1984. Radio Symfonie orkest en –koor Berlijn o.l.v. Riccardo Chailly. Decca 414.078-2.
1987. Orchestre de Paris en –koor o.l.v. Daniel Barenboim. Erato ECD 75494.
1988. Zweeds omroeporkest en –koor o.l.v. Sixten Ehrling. BIS CD 400.
1990. Westminster kathedraal koor en City of London Sinfonia o.l.v. James O’Donnell. Hyperion CDA 66437.
1991. Londens symfonie orkest en –koor o.l.v. Michael Tilson Thomas. Sony SK 53275.
1992. Radio filharmonisch orkest Hannover en Jongenskoor o.l.v. Heinz Henning. Calig CAL 50918.
1993. Suisse romande orkest en -koor, Pro Arte koor Lausanne o.l.v. Neeme Järvi. Chandos CHAN 9239.
1994. The Sixteen en BBC filharmonisch orkest o.l.v. Harry Christophers. Collins 14462.
1994. Praags fiharmonisch koor en Tsjechisch filharmonisch orkest o.l.v. Gennady Rozhdestvensky. Praga PR 250.063.
1996. Berlijns filharmonisch orkest en Berlijns Omroepkoor o.l.v. Pierre Boulez. DG 457.616-2.
1997. Koor en orkest van de Beierse omroep o.l.v. Lorin Maazel. RCA 09026-68470-2.
1997. Chicago symfonie orkest en –koor o.l.v. Georg Solti. Decca 458.898-2.
1999. Monteverdi koor en Londens symfonie orkest o.l.v. John Eliot Gardiner. DG 463.789-2, Brilliant Classics 9015.
2001. Gregg Smith Singers, Simon Jolly chorale en Philharmonia orkest o.l.v. Robert Craft. Naxos 8.557504.
2006. WDR Omroepkoor Keulen en SWR Symfonie orkest Baden-Baden en Freiburg o.l.v. Michael Gielen. Hänssler 93.183.
2007. Berlijns Omroepkoor en –Filharmonisch orkest o.l.v. Simon Rattle. EMI 207.630-0.
2009. Birmingham symfonie orkest en –koor o.l.v. Andris Nelsons. Orfeo C 804.101 A.
2009. Collegium vocale Gent en De Filharmonie o.l.v. Philippe Herreweghe. Pentatone PTC 5186-349.
Video
1963. Nationaal orkest en –koor van de Franse omroep o.l.v. Igor Markevitch. EMI 490.110-9 (dvd).
2003. Koor en orkest van Teatro La Fenice, Venetië o.l.v. Riccardo Muti. TDK DVW-CORLF (dvd).